Historisch Archief 1877-1940
No. 1543
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Of zou 't toch enkel onbekendheid zijn
met de vele schatten, hier opgetast, dat
er zoo weinigen begeerig naar blijken ?
Men moet het hartelijk wenschen, en
tevens hopen, dat dit artikel er dan toe
zal bijdragen de nevelen dier onbekend
heid met het museum Willet, zijn ver
zameling en boekerij, wat te verjagen.
FRANS COENEN.
Chineesche poppetjes.
itiiiimtttmiMmi
Emile fernaeren's nieuwe gedichten.
La multiple Spiendeur. Paris. Mereure
de France.
Wat in den bundel Les heures d'après-midi,
laatstelijk door mij hier aangekondigd, vooral
trof, was de harmonie. De harmonie in
innigheid. De dichter gaf er in uiting aan
een gevoel van groot geluk. Een terugslag
op Les heures claires, de verheerlijking van
jonge liefde, was het de verheerlijking der
beproefde, trouwe liefde, die het duurzame
geluk brengt in de intimiteit van het
dagelïjksche leven.
Maar voor een dichter-denker als
Verhaeren is er nog een andere harmonie noodig,
moet er ook een verband bestaan tusschen
zijn innerlijk leven en de wondervolle wereld
rondom.
Door zyn groote ziel heeft het gestormd.
Onzekerheid, twijfel, verzet tegen traditio
neel gelooven, onderling tegenstrijdige ver
langens ... hij heeft er de beroeringen van
doorleefd en er zijn bange uren geweest van
zich-eenzaam-voelen als mensch in den
onmetel ijken kosmos, waarin niet terug te vinden
was wat den mensch het onmisbare blijft,
geen weerklank van de warmste uitingen der
menschelijkheid. Een leege hemel boven
een aarde van strijd. Onoplosbare raadselen
aan alle zijden.
En toch hij moest ook daartuaschen
zich handhaven, alleen met zijn gedachten en
zijn gevoel. Een evenwicht móést er zijn.
Hadden anderen het niet gevonden groote
denkers '.'
Descarte et Spinoza, Leibnitz, Kant et Hegel,
V jus les cerveaux armés pour un oeuvre
ternel,
Dites, en quels taux de logique prof oude,
Vous enserriez Ie monde
Pour Ie ployer et Ie darder vers l'unité?
(Les Penseurs).
Hij vraagt het, maar met het weten in
zich, dat hun systeem toch niet het hém
bevredigende kan zijn. Hij is vol bewon
dering voor de genieën van het menschelijk
denken, al storten hun stelsels ook het een
na het ander onder de slagen van na hen
komenden ineen. Hij heeft bewondering
voor hun koppigen droom Ie grand rève
entêté," dat ze eens de eeuwigheid zullen
omvatten dans Ie gel blanc d'uue immobile
Y,érité."
Hij roeit evenzeer voor de kinderlijke
vroomheid, die als de Oostersche wijzen
geknield ligt aan de voeten van het Christus
kind. Maar vraag aan hem niet mede te
knielen:
...l'homme en qui l'audace aimprimésa loi,
Dont l'ample volontéest l'essor et la foi
Et qui part conquérir pour soi-mémele monde,
Admettra-t'-il jamais qu 'en son Ame profonde
Le règne d'un enfant fasse ployer i'orgueil?
(Les MagesJ.
verzen zelve. Het is of Verhaeren met
zichzelven geheel tot klaarheid wilde komen.
Hoe staat hij met zijn innigste voelen, zijn
krachtigste willen, zijn onafhankelijkste den
ken tegenover Wereld en Menschheid ?
Hij zal het uitze^gen en zijn bekentenis
geven aan de velen die naar hem luisteren
willen.
En al dadelijk treft in het eerste gedicht
Le Monde de verheerlijking van den mensch.
Het is wel een kenmerk van de poëzie der
laatste halve eeuw: het groote gevoel van
menschenwaarde. We hooren niet de taal
van den deemoedige tegenover God of Goden,
het is of we den mensch zien staan in een
heelal vol onkenbare raadselen, als een zelf
bewuste strever, die het naakte voorhoofd
opheft en zijn gedachten uitzendt in de
oneindigheid, onbevreesd, zich voelend de
drager van de Idee als de quintessens van
den Kosmos.
Oproerig als Lucifer soms: Swinburne;
dankbaar-vreugdevol als een
gestaag-beweldadigde : Whitman; de bevestiging van zijn
idealen met geestdriftig en geweldig gebaar
ontdrukkendaau de werkelijkheid : Verhaeren.
L'homme, dans Ie miroir de l'uuivers, s'est
apparu.
Il fut Ie maitre
Qui, tont il coup,
Avec son torse droit, avec son front debout,
S'affirmait tel
Daar stond hij na eeuwen van evolutie,
vertegenwoordiger der menschheid.
Uit haar kwamen voort de grooten, met
de wonderbare gave vaii zelf-scheppen: de
genieën.
Avec des coeurs de flamme et des lèvres
de miei,
lis diraient simplement Ie verbe esseiitiel...
Wat dit is, het volgend gedicht, dat men
een art pol'tiquf kon noemen als het syste
matische dezen dichter niet zoo geheel vreemd
was, en het niet zoo hoog vloog boven wat
we onder dien naam verstaan.
L e verbe essentie L.. dat is het woord
van den dichter.
De menschengeslachteu mogen aan de taal
gewerkt hebben van eeuw tot eeuw :
Les poètes seuls en tixèrent Ie chant.
Hoe? Luister nu vooral, 't is de openbaring
van het wonder.
C'est qu'en eux seuls survit araple, intacte
et profonde
L'ardeur
Dont s'enivrait, devant laterreet sa spiendeur,
L'homme naïf et clair aux premiers temps
du monde;
C'est que Ie rythme universel traverse encor
Comme aux temps pnmitifs leur corps;
II est mouvant en eux; ils en sont ivres:
Nul ne l'apprend aux feuillets morts d'un
l i vre;
Tel l'expritne sait-il comment?
EMILE VEHIIAEEEN.
Voor zich zei ven de wereld veroveren, op
z ij n wijze, naar zij n zielsbehoeften: ziedaar
wat hij wil.
En hij streeft er naar met zijn krachtige
individualiteit, die de buigende vroomheid
mist, evenzeer alb het rustige contemplatieve.
Hij streeft er naar als dichter, als geëxal
teerde en visionnair, als een onrustig strijder,
een baanbreker, een aanbidder van kracht
en vreugde en schoonheid. Hij is de dichter
van het geweldige, het stoutmoedige en niet
voor niets is zyn bundel Les farces
tumultueusis opgedragen aan den titanischen Auguste
Kodin!...
Wel verschilt al dadelijk de titel van zftn
jongste gedichten zeer van den laatstge
noemde: La, multiple Spiendeur. Is er niet
iets in als men ze na elkaar zegt van de
grootsche kalmte na een zwaar onweer?
En die indruk wordt bevestigd door de
Qui sent en lui si bellement
Passer, les vivantes idees
Avec leur pas sonore, avec leur geste clair
Qu'elles règlent. d'elles-mi'mes l'élan du vers
Et les jeux
Onduleux
De la rime assouplie ou fermement dardée.
Mocht ik niet spreken van art poétique in
den meest artistieken zin?
Het volgende ge licht heet Les vieux empirci.
In reusachtige trekken de geschiedenis der
menschheid; der oude rijken die allengs in
de schaduw der eeuwen zijn weggezonken ;
der machtigen, van wier macht en genie
alleen de gedenkteekenen getuigen.
Oh! que les bras, les maina, les doigts, Ie
front, les yeux
Des hommes de ce temps sont beaux dans
la lumiêre.
Verrukkelijk is de lofzang op het oude
Griekenland, met zijn kunsten en weten
schappen, zijn glorieus en heerlijk hoogmoedig
volk.
Dan Rome . ..
... Ce nom senl voque l'univers.
Er is een kracht van uitgegaan die de
wereld beheerscbte en beheerscht, en van
den apostel der kracht, die Verhaeren zich
telkens weer betoont, is de vereering verklaard.
Dan gaan zijn blikken omhoog: de pracht
der hemelen ligt voor hem open. Maar niet
hun geheim. Ontvolkt heeft de menschelijke
gedachte ze de goden zijn verdwenen...
waar is de oorsprong der kracht, die als een
bezieling vaart door het gansche universum?
Nil mortalibus arduum. ... De mensch
blijft pogen ook tot het meest mysterieuze
door te dringen.
. . . Aujourd-hui les yeux qui voient, scrutent
la-haut,
Non plus quelque ancien Dieu qui Vexile
lui-mème,
Mais l'embroussaillement des merveilleux
problèmes
Qui nou j voilent la force, en son rouge
berceau.
Op het volschoone Les Mages, waarin
plotseling even de toon tot
hetnaief-kinderlijkgeloovige omgestemd wordt, op Lef Penseurs,
hiervan de tegenhanger, wees ik reeds.
Eenige teleurstelling brengt La louange
du corps humaan, alleen geldend de vrouwen
...dont les corps nus brillent en ces jardins.
Hier moeten we wel denken aan The children
of Adam van Walt Whitman, zooveel breeder
in opvatting en uitwerking.
En we blijven aan dezen denken, bij het
lezen van Autour de ma maison. Dat is geheel
doorademd van Whitman's geest: een in
details verrukkelijke ui ing van
indentiteitsgevoel. We weten, dat dit de ziel van Whit
man's verzen is, het overal zich n voelen,
zich n wéten met alles.
Welnu: hoor Verhaeren:
Je ne distingue plus Ie monde de moi-mème,
Je suis l'ample feuillage et les rameaux
llottants,
Je suis Ie sol dont je foule les cailloux pales
Et l'herbe des fosgés oüsoudain je m'atl'ale
Ivre et fervent, hagard, beureux et sanglotant.
En ook zijn geest reist overal waar menschen
wonen, als hij luistert naar den wind, als ook
hij zich geeft aan den wind, die in zijn ruwe
kracht gansch de wereld omhelsd heeft.
Maar waartoe den dichter langer op deze
wiji'.e gevolgd? De bundel is zoo rijk, dat
er geen sprake is van op te noemen wat hij
bevat. Ku met een opsomming raakt uien
toch niet aan den rijkdom. Want die is er
bladzij na bladlij in <le verwoording van
gedachten en gevoelens, in rythrne on rijm, j
in woelde van beelden on gelijkenissen, 'c Is
eon schat van schoonheid, van grootschheid
en van kracht. Er is bijna geen onderwerp, dat
hij niet geheel onderwerpt en behandelt met
magistraal talent.
Geclaehte"-loos zijn deze verzen allerminst.
Maar de gedachte" is in onze letteren
en vooral in onze poëze in di-crediet geraakt,
doordat ze zich veeltijds niet anders wist te
uiten dan in conventioneel-redtneerende
gezond- verstand- woorden.
We bemerken voortdurend hoe de ideeën
elkaar als. verdringen in Verbaeren's brein,
hoe hij niet ophoudt zich ge lachten te
vormen over de grootsche problemen, waar
voor de wijsgeeren van alle tijden gestaan
hebben als kinderen vooreen ontzachlijk
voirhang, dat bun pogende handen niet vermochten j
weg te schuiven. |
Maar do ideeën van Verhaeren uiten zich
niet als de logische gevolgtrekkingen van
schoolsch geoefend denken, zij zetten zich in
zijn fantasie-rijken geest om tot wondervollo
vizies. Dat is zijn groote dichterschap. Want
we voelen voortdurend in zijn verzen het
contract met de kern der dingen. Niet do
ontroering alleen door de uiterlijke schoon
heid, vooral die door de innerlijke gewekt.
In het heilige verband van alles met alles
ligt de groote harmonie, die de dieper ziende
dichter als opperste schoonheid ervaart.
Dat voelen we als een wijding in dezen
bundel, 't Zij hij 'ie levenskracht verheerlijkt
in den boom die met zijn diepgravende
wortels en hoogstrevende takken tot machtig
symbool wordt, 't zij hij, alweer als Whitman,
de arbeiders als kameraden bezingt:
Je vous aime, gars des pays bionds . . .
Et vous, biicherons roux
Kt toi, paysan fruste...
of de denkers, de dichters, de genieën be
wondert, aldoor is er bot groote
verbandegevoel niet de gansche menschheid, met de
oneindige wereld van het onbekende de \
vcrherlende vrije religie voor wie zich
beeft losgerukt uit veel wat hem beklemde.
l',n staat bij tegenover don dood, dan moge
voor een oogenblik de terughuivering als
een instinctmatige bewoging zijn. weldra komt
hft krachtig bewustzijn van het onvernietig- |
baar-esseutiëele boven. De dood is iets van i
den tijd, on i
Le temps n'nst qu'un mensongo: il tuit;
rieul existe celui qui crée [
Emprisonnant l'ample duréo
Dans l'heure on sou génie crit.
Ik had nog zoo gaarne wat gezegd over
de schoonheid der verzen in dit boek. Niet l
alsof zij er zou zijn als iets afzondorlijks. Zij
is bet uiterlijke en innerlijke tevens, het licht
waarin deze verzen staan en de z<m waaraan
dat licht ontvloeit.
Daardoor kou de dichter zelf zooveel
nadruk loggen ook op de ethische beteekenis
van dezen arbeid. Hij vatte ze samen in
vier citaten ter inleiding van een
nieuwevangelie : de blijde boodschap van bewon
dering en energie.
Admirez vous les uns les autres.
\dmirez l'homme et admirez la terre,
Et vous vivrez ardents et clairs.
La vie est monter et non pas a descendre.
Nous apportons, ivres du monde et de
nous-mèmes,
Des coeurg d'hommes nouveaur, dans Ie vieil
univers.
W. G. VAN NOUIIUYS.
Sloppen en stegen.
Oude Amsterdamsche buurten, vooral de
sloppen en stegen, verdwijnen meer en meer.
Wenckebach heeft door zijne vermaarde
penteekeningen wel een paar honderd schil
derachtige oud-Amsterdamsche buurtjes voor
de herinnering behouden.
Uitsluitend van oud-Amsterdamsche
slopWittevrou wen -gang bij de St. Pieterssteeg
in de Nes.
pen en stegen hebben nu Huysen en Leenheer
een groot aantal gefotografeerd en bij B.
Groote A: Co. verkrijgbaar gesteld. Er zijn
sloppen bij, waar een mensch ternauwernood
door kan, en toch vindt menigeen daar, bijna
in volslagen duisternis, nog toegang tot zijn
woning, bereikbaar door een steilen, smerigen,
versleten en donkeren trap.
Weer andere sloppen en stegen komen
plotseling uit op een pleintje, wat tot hof
en buitenverblijf verstrekt van al de bewoners
der bijna onbewoonbare huizen. Die pleintjes
men vindt er nog veel zijn de vrij
havens voor de buurt, in het bizonder voor
de kinderen. De moeders beschouwen die als
keuken-, toilet- en huiskamer; zij maken er
hun eten gereed, verschoonen er hun kinderen,
vieren er bruiloft, en genieten er
zomernachtsdroomen.
J. Menige naam van gang. slop en steeg be
waart herinnering aan het verleden, en is
nog een stuk geschiedenis.
De Engelsche steeg b.v., die van een der
uithoeken van het Kembrandtsplein, achter
de voormalige Salon des Variétés, boihtig
loopt naar de Paardenstraat, en zoo nauw is,
dat twee menschen er elkaar niet kunnen
passeeren, herinnert door den naam aan de
Engelschen, die in de 17de eeuw naar Amster
dam de wijk namen het waren Kwakers
en in die verborgen steeg toegang hadden
tot een huis, waar zij kerk hielden.
De Suikerbakkerssteeg in den Duivelshoek
Engelfche steeg bij het Rembrandtplein.
spreekt van het groote gebouw er tegenover,
van de suikerbakkerij aan den Binnen-Amstel,
waar Kembrandt gewoond en gewerkt heeft.
En zoo zou men van al de 24 steegjes,
straatjes en slopjes, door Huysen en Leenheer
de drie hier tusschen gevoegde zijn repro
ducties naar de hunne door kunst-fotografie
behouden, een geschiedenis kunnen verhalen
van de groote, aeloude stad.
Kijk op een slop in de Willemstraat.
Manrits H. van Lee. t
Maurits 11. v. Lee, geb. te Arastenlam
'2'.} Nov. 1832, overleden 13 Januari l'.inïte
Brussel, heeft /icli vooral verdienstelijk
gemaakt door het vele wat hij godaan heeft
tot afschalling van het /.egel op de
Dagbladen. ()p het Letterkundig Congres te (Jent
?, prak hij vol vuur en overtuiging eeue
rede uit tot ophelting ilier belemmering,
eene reile die geweldig insloeg.
Morst had hij te weerleggen on te wraken
de /onderlinge en klein/iielige opvatting, die
zelfs van de zijde der Volksvertegenwoordi
ging aan de Hollandsche dagbladpers ten
deel viel. Weinig tijds vóór Maurits H. van
Lee zijne rede hield, had een li i der Kamer
verklaard: ,Ken dagblad moet strekken tot
algemeene beschaving der maatschappij, tot
intellectueele ontwikkeling, tot verspreiding
van deugd en zedelijkheid. Maar, wanneer
ik mij nu dat ideaal zóó voorstel, dan moet
ik wel tot het besluit komen, dat het voor
onze dagbladschrijvers voor geen verwezen
lijking vatbaar is."
Weinige minuten te voren, had een ander
Kamerlid zich aldus over de Dagbladpers
uitgelaten: Ik zeg het onbewimpeld, op
zeer enkele uitzonderingen na, is mij geen
land bekend, waar het standpunt der poli
tieke, periodieke pers zoo laag is als in
het onze."
Men derde Kamerlid had opgemerkt: De
dagbladpers is een tak van industrie, die
men moet beperken, eeu nijverheidsbedrijf,
welks bevrijding van de banden, die het
omklemmen, alleen de verspreiding van on
waarheid in de hand kan werken."
J)e/e uitspraken vormden den tekst voor
11. v. l.ee's vermaarde rede. Nergens
-zeide hij o.a. werd het Dagblad zwaarder
belast dan in Nederland. Voorbeeld: De
\teiiin- llotti'rduHiKi-he Courant kostte
boekverkoopersprijs, /'33.?en moest daarvan
voor het /egel niet minder dan /'16.58 be
talen, makende ongeveer 52 percent; de
I,n-/ticitrdi-r Canr<ti>t, die voor /''S.?geleverd
word, moest daarvan voor het rijk afstaan
.''5.07, /.ijnde (>3 percent.
..Men dure compagnon" merkte Van
Lee op die voor zijn mededeelgenoot 37
percent overlaat, om daarmede nog boven
dien opstellers, correspondenten, telegram
men, /etters, drukkers, papier, frankeering,
briefport, enz. heeft te betalen.
Vreesde men, dat de dagbladpers door
grooter vrijheid /icli /ou gaan verlagen tot
losbandigheid of lichtzinnigheid, men mocht
dan de overtuiging va u Kngelaiid's parle
ment niet voorbij/ien: het beste middel
om slechte bladen tegen te gaan bestaat
hierin, dat men de pers tot censor en
correctief van de Pers niake."
Reeds in 1S54 had hier tülande de heer
Van Bosse, als lid van de Tweede Kamer.
de merkwaardige woorden gesproken: De
Kegeering, die den werkkring der dagblad
pers beperkt, uit vrees voor het misbruik,
dat van haar gemaakt kan worden, mis
kent n onze instellingen n het geweten
der vrije drukpers, die zelve als de strengste
wreekster van hare misbruiken optreedt."
Even groot en onrechtmatig als de druk
van het zegel op de dagbladen, was
die op de advertentiën. De staat eischte
een vast recht van 35 cent voor iedere
advertentie, onverschillig of door die adver
tentie, in vier regels, arbeid van een be
hoeftig werkman gevraagd werd, of dat men,
in twee of drie kolommen, aandeelen zocht
voor een maatschappij, die over millioenen
liep; onverschillig oïhet blad met 500 of
5000 exemplaren verkocht werd.
Het zegel op de advertenties belemmerde
handel en nijverheid, onevenredig voor de
kleine luyden tegenover de groote.
H. v. Lee eindigde zyne goed gedocu
menteerde rede met de opmerking: De tijd
voor dergelijke afpersingen is voorbij!" en