De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 3 februari pagina 1

3 februari 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1545 DE AMSTERDAMMER A°. 1907. WEEKBLAD VOOE NEDEELAN Dit nummer bev-at een bijvoegsel. O :n. cL e 3? recLa.o-tie -van. «J. 33 IE IKI O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.05 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/» Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 3 Februari, Advertentiën van l?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.^5 Reclames per regel O.W Annonces uit Duitscbland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend nongenomcn door c!c fuiiii EUDOLF J10SSE te Keulen en duor alle filialen i!e/er liruia. ])e prijs [icr regel is 35 I'fcnui";. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ : De school commissie op een dwaalspoor, door H. Deel man. Naar aanleiding van de tuchtelooeLeid der Nederlandsche jeugd", door A. N. Maasbode-manieren, I, door Henri H. r. Walker. SOCIALE AANGELEGENHE DEN : Gemeente-armen te Rotterdam, door X. FEUILLETON : Dodo", Oorspronke lijke schets, door Ben- Kavo, J. KUNSTEN LETTEREN : Tentoonstelling van werken door Herman HeiJenbrock, door W. Steenhoff. Een panacee, d. P. H. Hugenholtz Jr. Een monument voor Jan Pieter Heye, door Frits van Raalte. De Krach" van Rens?woud, door F. de Sinclair, beoordeeld Hoor J. Steynen. VOOR DAMES. -- INGE ZONDEN. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. De Engelsche kerk op het Begijnhof te Amster dam, met af b. Wereldschokken, met af b., door Chris Kras Kzn Muziek in de Hoofd stad, door Ant. Averkarnp. Freierik Ernst Carel van der Hardt Aberson, }, door K. Bes. ? Studies uit het Burgtheater, door dr. R. Feenatra, De Tunnel onder het Kanaal, door H. W., met af b. Portret van F. C. P. Boterhoven de Haan, f, Het In tellectualisme, I, door mr. J. A. Levy. Portret van C. W. J. Ramann, t. FINANIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Eene accynszaak in drie bedrijven, III, (slot), do >r Conat. Marres. INGEZONDEN. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER TENTIËN. ?UMmillimimillllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUHIIIIIIIImMllimilllHIIIIIIII De schoolcommissie op een dwaalspoor. De schoolcommissie te Amsterdam heeft bij meerderheid van stemmen besloten aan burgemeester en wethouders te adviseeren op de gemengde scholen 3e en 4e kl. aan do jongens onderwijs in slöjd te doen geven in den tijd, dat de meisjes onderwijs in de handwerken ontvangen. De commissie heeft niet nagegaan, of haar besluit ook in strijd was met de wet. Een niet geringe fout voorwaar! In art. 2 der wet op het lager onderwijs wordt dui delijk gezegd, welke leervakken op de lagere school ui o e t e n en ook, welke daar kun nen ouder wezen wor-ien. Handenarbeid wordt in dit artikel echter niet genoemd. Sommige voorstanders van handenarbeid beweren, dat slöjd geen leervak, doch slechts een leervorm is, dienende om het onderwijs in rekenen, natuurkennis enz. te steunen. Als leervorm is handenarbeid hier en daar werkelijk de school binnengedron gen en wordt hij door de overheid geduld. Het voorstel der schoolcommissie heeft center zeer duidelijk ten doel een nieuw leervak in de school te brengen. Werd slc'ijd eleeht als leervorm ingevoerd, dan zouden de jongens rekenonderwijs, natuurkundig onderwijs enz. ontvangen, terwijl de meisjes handwerkenonderwijs genoten ; de slöjd zou moeten dienen om de jongens beter en helderder voorstellingen te geven van ge tallen, natuuryqorwerpen enz. Maar dan zouden de meisjes die juistere voorstellin gen onthouden worden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Als de meisjes handwerken onderwijs ontvangen, zullen ook de jongens iets met de handen doen, zij zullen ouderwijs in handenarbeid ontvangen, onver schillig of dit samenhangt met de overige leervakken of niet. Zoo wil het ongetwijfeld de schoolcommissie. Handenarbeid als leer vak mag echter niet onderwezen worden. Wij hebben hier dus het niet alledaagsche feit te constateeren, dat de school commissie in de hoofdstad des rijks, die mede geroepen is om voor de stipte nale ving der wet op het lager onderwijs te waken, handelt, alsof een der duidelijkste artikelen der wet niet bestaat. Afgezien van dit feit geeft naar onze meening het besluit der schoolcommissie geen hoogen dunk van de bekendheid dier commissie met do behoeften van ons lager onderwijs. Zij schijnt niet te weten, dat de groote meerderheid van de onderwijsmannen, wier meening gezag heeft in ons land, van de invoering van slöjd geen heil ver wacht. Het streven om in het lager onder wijs door toepassing van kinderlijken han denarbeid als een zoogenaamden nieuwen leervorm" een doortastende hervorming tot stand te brengen, vindt weinig steun. Niettegenstaande de propaganda voor dezen leervorm al jaren duurt, wordt op de lagere scholen te Amsterdam bijvoorbeeld nog bijna niet aan handenarbeid gedaan, omdat hoofden van scholen en onderwijzers er volstrekt geen voordeel van verwachten. Op de laatste tentoonstelling der Ver. t. b. v. H." in de Vondelschool, waren nog slechts inzendingen te zien van vier of vijf open bare scholen. Niemand bewere, dat vrees om de wet te overtreden de onderwijzers weerhoudt op school aan slöjd te doen. De overheid en de schoolautoriteiten zijn mee gaand genoeg en zullen het niet euvel duiden, als iemand bij zijn reken- of natuurkundig onderwijs een proef neemt met een nieuwen leervorm" In het buitenland staan de kansen van de slöjd evenmin gunstig. Op het in September teMilaan gehouden inter nationaal congres voor volksopvoeding liep volgens een verslag in Handelsblad het de zaal leeg, toen de heer Kraus uit Weenen over handenarbeid ging spreken. Men achtte de waarde van het onderwijs in dit vak zeer problematisch en beantwoordde de vraag, of de invoering er vau op de lagere school weiischelijk was, ontkennend. Dit alles schijnt de Amsterdamsche school commissie niet te weten. Misschien kan het nog nuttig zijn in het kort nog eens te zeggen, waarom allen, die de behoeften van het lager onderwijs ken nen, tegenstanders zijn van handenarbeid op de lagere school. Welnu, het volgende zal wel voldoende zijn. 1. De voorstanders van handenarbeid be weren, dat het van het grootste belang is, dat de scholieren bij het leeren hun handen gebruiken; door zelf doen alleen krijgen zij heldere voorstellingen. Afgezien van het feit, dat dit zelf doen slechts bij een deel van den leerarbeid te pas kan worden gebracht, moet men niet vergeten, dat het op velerlei wijzen, door nadenken, vertellen, schrijven, teekenen, rekenen, beter tot zijn recht komt dan dit door hout-, karton- of kleiarbeid mogelijk is. Dit zelf doen toch beoogt vooral toepassing van het geleerde; deze toepassing moet geschieden volgens de eischen van het vak en kan volstrekt niet altijd bestaan in eenig geknutsel met de handen. Aan de vervaardiging van de verschillende voorwerpjes van klei en hout, die wij op ten toonstellingen gezien hebben, kan onmogelijk als oefening ter toepassing van i et geleerde hooge waarde worden toegekend. 2. De handenarbeid wordt aangeprezen om de intellectueele en moreele gevolgen, die er van verwacht worden; nauwkeurig heid, vlugheid, vindingrijkheid, netheid,ach ting voor nuttigen handenarbeid enz. De ervaring heeft echter uitgemaakt, dat alle onderwijs, waarbij vaardigheid te pas komt, netheid en nauwkeurigheid kan aanbrengen, Het bereiken van dit resultaat hangt niet af van den aard van het vak, doch van dengene, die het onderwijst. De onderwijzer, wiens leerlingen slordig schrijven, zal even eens slordige handenarbeiders k weeken. Door scboolhandenarbeid zal de achting voor han denarbeid in bet algemeen ook volstrekt niet verhoogd worden. Alle vrouwen toch heb ben in haar kinderjaren onderwijs in hand werken ontvangen. Kn is nu het beroep van naaister en breivrouw zoo in eere? 3. Men vergist zich als men beweert, dat zich bij kinderen een duidelijk merkbare drang tot arbeid vertoont. Wat men zoo noemt, is zucht tot spelen, tot knutselen, om nu eens dit en dan weer wat anders te doen. Leerlingen,!die in do school liet bereid willigst zijn om kleine huishoudelijke dien sten te verrichten, hebbon meestal een af keer van ingespannen Jeeren. liet is juist de taak der school, de speelzucht lang zamerhand voor weet- en denklust te doen wijkeu. 4. De voorspiegelingen omtrent den steun, dien de verschillende leervakken van den handenarbeid kunnen ondervinden zijn in hooge mate onwaar. Alleen als toepassing van het reken- en teekenonderwijs zou de handenarbeid eenig nut kunnen opleveren, al knnnen voldoende oefeningen ter toe passing even goed zonder dezen arbeid plaats hebben. Voor vakken als geschie denis en aardrijkskunde kan de handen arbeid in 't geheel geen nut doen. .Men wijst op de reliëfs uit klei vervaardigd, die het onderwijs veraanschouwelijken kunnen. Doch reliëfs en vooral eigengomaakte reliëfs verdienen uit een oogpunt van aauschouwehjkheid volstrekt niet do voorkeur boven goede perspectievisehe afbeeldingen. Een relief lijdt altijd aan valsche verhou dingen en heeft bovendien het bezwaar, dat de besehouwer er steeds bovenop en niet als in de werkelijkheid tegen aan ziet. Onze prachtige schoolplaten geven beter aard rijkskundige en historische voorstellingen, dan polders, sluizen, bruggen, kasteelen of vestingen van klei. Bovendien kunnen zuike werkstukken ook niet van de leerlingen, doch alleen van den onderwijzer worden verwacht, 5. Een onderwijsstelsel, waarin de han denarbeid een belangrijke rol speelt, zou alleen zijn te volgen aan een school, waar aan men over zeer veel tijd to beschikken had. Wil men den klei- of karronarbeid, die veel tijd rooft, binnen do grenzen van den gewonen leertijd invoeren, dan ontstaat het gevaar, dat met het quantum algetneene kennis en vaardigheid, dat de lagere school moet aanbrengen, do hand gelicht wordt, zoodat het daalt tot een karig armehu's onderwijs. Ten slotte. Er zijn schoolmannen, die trots den krachtigon tegenstand, dien de handenarbeid als onderwijsmiddel in Ne derland steeds heeft ondervonden nog geen kamp geven en op invoering er van blijven aandringen. Laten echter do schoolcom missies, die toch voor een goed deel slechts bestaan uit leeken en dilettanten op het gebied der schoolopvoeding. zich buiten den strijd honden. Wij eindigen mot oen woord van C. II. den Hertog, die als weinig anderen de behoeften van ons lager onder wijs heeft gekend. In 11)00 schreef hij: Den handenarbeid te willen binnensmokkelen ten koste van het algemeen ontwikkelend onderwijs, dat de lagere school in de eerste plaats moet geven, is een lichtvaardig be drijf, waardoor aan dit onderwijs, dat in zeer veel scholen nog lang niet is, wat het zijn moest en zijn kan, groote schade zou worden toegebracht, 11. DliE'.MXX. De tuchteloosheid der Nederlandsche jeugd. J) In de beschouwing van den heer H. Deelman over dit onderwerp straalt zooveel optimisme door, dat ik het de moeite waard acht om in uw blad een plaatsje te vragen voor een nader kijkje. Het kwaad ligt n.l. niet zoo opper vlakkig als deze heer het wil doen voor komen, en dientengevolge is het middel voor redres alweer minder gemakkelijk te vinden. Laten wij eerlijk zijn en de vinger op de wonde plaatsen, dan zal het harde woord er uit moeten een Hollander is een geboren straatjongen." Wie wel eens het bestormen en veroveren van trams in Scheveningen heeft bijgewoond, zal zich toch wel wachten om diestootende, rukkende, bijna vechtende menigte uit te maken voor lieden, die op n lijn staan met de gamins" van wie de heer D. spreekt. Geen gamins" waren ook de lieden, die ik heb zien mee hossen" met den minderen man bij gelegenheid van volksfeesten. Wat een gekuischte genaak ! Hoe aangenaam zou een der heeren het gevonden hebben, wanneer zijn Javaansche jongen eens had kunnen zien hoe de toean zich in zijn eigen land amuseert! Vergelijkt nu eens een volksfeest bij ons niet een volksfeest in Indië, vergelijkt eens onze dronkenschap eii ons gebrul met de waardige houding van den Javaan met zijne gamelan. Men denke verder aan de beruchte tabaks veilingen e. t. q. Vraagt het oordeel eens aan bereisde landgenoüten en gij zult het vernemen, hoe zij na korter of langer afwezigheid meestal pijnlijk werden aangedaan bij terugkomst in hun eigen !and. Een mij van zeer nabij bekend heer, iemand met ten heel ge-voon uiterlijk, die zich ook in kleeding niet van den eersten den besten onderscheidt, komt terug van een buitenlandsche rei* en... wordt terstond in Amsterdam bespogen met uitgekouwde wortels. Zeer wijsgeerig mocht hij denken, ach ja, ik vergat het, jk ben weer in Holland." Op een bootreis maakte ik eens kennis met een beschaafd Duitscher, deze ver telde mij dat er voor hem redenen bestonden waarom hij steeds van ilollaiidsehe booten gebruik maakte; het moest hem echter van het hart, dat het verkeeren oud t-r Hollanders voor hem hare onaangename zijde had. De zoutelooze tafelgesprekken, doorspekt als zij voortdurend waren met allerlei dubbelzinnig heden, het ongegeneerde in het onderling verteer, het ontbreken van hoflelijkheid zooals mea die vindt onder reisgezelschap van andere nationaliteit, deden hem steeds onaan genaam aan. Met beschaamde kaken hoorde ik zijn boetpredikatie aan, maar het ergste was dat ik in mij zelf moest bekennen : de man heeft gelijk. Nogmaals, laten wij eerlijk zijn en een smet, die nu eenmaal op ons rnst, niet van ons zoeken af U> wentelen op het armste en laagste deel van ons volk, maar laten wij het ons steeds bewust zijn, dat de kiem van die straatjongsnatuur ook in ieder van ons sluimert en dat er o ,:oo weinig voor noodig is om die welig ie doen opschieten. Dit alles zoo zijnde, hoe het te verhelpen ? Niets gemakkelijker dan, dat men zorge slechts voor een uitmuntend corps onderwijzers en onderwijzeressen, leeraars en leeraressen ; aldus de oppervlakkige! Zeer zeker is het waar dat een hoog staand onderwijzer veel vermag, maar wil hij iets tot stand brengen, dan mag men gerust aannemen dat de omstandigheden hem moe ten helpen, anders stoot al zijn willen en wenschen af op een onvertweekbare muur. In het algemeen staat dan ook de onder wij'.er machteloos tegenover het kwaad van tuchteloosheid." Maar ais de onderwijzer niets vermag, dan vermogen de oudera mis schien nog wel wat. Deze gedacbtengang brengt ons als van zelf op het goede spoor; niet hij de onderwijzers toch, maar bij de ouders behoort in de eerste plaats de op voeding der kinderen, en (Jan niet bij den vader, maar bij de moeder. Hoe kwijt zich nu een Hollandsche moeder van die taak? Het staat een ieder vrij om deze vraag naar zijn in zicht te beantwoorden, maar dan vraag ik ook voor my zelf die vrijheid en dan moet ik er helaas op antwoorden in het algemeen treurig." Ik zal dan ook nooit, zelfs maar in de verste vert-1, den onderwijzer aansprakelijk stellen voor tuchteloosheid van aan zijne hoede toevertrouwde kinderen, wetende hoe hij bij al zijn pogen in allerlaatste in stantie bij de moeder terecht komt. Denkt eens aan het onlogische gekrijsch van de vrouwen uit het volk en gij gevoelt de machteloosheid van den onderwijzer. In beschaafdere gozinnen wordt er niet gekrijscht en is het niet de logica wel wat beter gesteld, maar ook daar stuit uien op kortzichtigheid, zwakheid, ijdelheid en wat dies meer zij. Staan in onzen tijd de huishoud en kook scholen, die lapmiddelen, niet daar als beschuldigingen tegeji ouzc vrouwen ? i Zou bij ernstigen wil van hare zijde de Hollandsche moeder niet in staat zijn om hare dochters te leeren wat daar geleerd wordt? Zij zou het kunnen, maar dan moest zij meer van haar tijd geven aan het gezin en minder aan al wat daar buiten ligt. Niet ieders positie brengt het mee dat hij in de gelegenheid verkeert om trap voor trap, en dan nog in vele gezinnen waar te nemen hoe een kind hij ons wordt opgevoed, ook heeft niet iedereen een open oog voor deze materie. Men zou echter zoo menigmaal kunnen opmerken hoe de moeder zich tot eene slavin maakt van haar kind, nop; geen maand oud oud, hoe zij die slavin blijfc totdat het 1) Zie het artikel o\ er ditzelfde onderwerp in het nr. van O Jan. de school zal gaan betreden, hoe zij dan door steeds toegeven aan alie luimen van het kind een weinig rust in haaj gezin koopt, hoe zij achter den rug van haar man het kind van alles toestopt en hos zij later voor den aankomen den lummal beeft. Dielummel, het moge dan al zijn schuld niet zija, gaat in menig opzicht onder min goede condities de maatschappij in, want hij heeft iets gemist, iets van het beste wat voor een ieder is weg gelegd, de verheven steun die moederrlijke opvoeding kan geven. Het jonge dametje dat zoo keurig viool gpeelt, dat zoo naïef schwiirmt voor dit en voor dat, maar dat haar vader een oude sok" en haar moeder een zeur" gelieft te noemen, het dienstmeisje dat om minder dan een niets een uitstekenden dienst ver laat, datzelfde meisje dat u telkens verbaasd doet staan over de organisatie harer hersenen, zijn de moeders en opvoedsters van morgen. Wee de kinderen wier eerste schreden door dezen zullen geleid worden, wee het volk dat uit zulke kinderen ontstaat. Zonder groote vrouwen zal een natie geen groote mannen hebben! A. N. Maasbode-manieren. i. Tiet verdaeht-maken, het aanklagen, het verketteren, zit den heer Thompson in het bloed", schreef de redactie van dit weekblad in haar nummer van 20 Jan. j.l. aan het adres der Alaasbnde. Voor een deel der lezers van de Groene. zal deze uitspraak misschien wat boud hebben geklonken, gewoon als ze niet zijn de producten van het afgestrafte blad dagelijks onder de oogen te zien. Voor degenen echter, dio wél kennisnemen van de journalistieke kunststukken der Maa->liot/e, zal de kenschetsing van dat blad door de Groene slechts de bevestiging zijn van eigen gevormde overtuiging, gebaseerd op de treurige werkelijkheid. Wat de Maasbode in haar nummer van 29 Dec. omtrent dit weekblad beweerde, is lang niet de eerste en nige verdacht making in hare kolommen! Jieeds jaren maakt dat blad/ichschuldigaan in?inueeren, verketteren on verdachtmaken, niet alleen van andersdenkenden, maar ook van de geloofsgenooten zelf. Dit is zelfs zóó sterk, dat liet Centrum van 6 Aug. '00, naar aanleiding der verdachtmaking door de Maaxbode van Mgr. A. M. C', van Cooth, hoofdredacteur van l)e Katholiek, schreef: dat zij (de Maasbode) v f er haar bekend si/atcem toepaste" en het slot van het Centrum-protest aldus luidde : Zij die de Maasbode van ouds kennen, mogen zich over dergelijk verketterend geschrijf niet verbazen, ergerlijk blijft het in hoo^e mate". In waarheid, ergerlijk blijft het in hooge mate! Of is het van de Maasbode niet ergerlijk, bij zulk in-pover bewijsmateriaal als de Groene duidelijk heeft aangetoond, te durven beweren, dat de <tronie zich op het stuk van advertenties een zoo groote schandelijk heid permitteert als in geen enkel liberaal blad voorkomt? Is dit niet schrijven tegen boter weten in, waar de Maasbode, in bladen harer eigen inwoning, dag aan dag advertenties kan vindon van heel wat gevaarlijker soort dan de gewraakte aankondiging in dit weekblad ? Wij kunnen ons dan ook niet voorstellen, dat het der Maasbode allén en uitsluitend te doen was, om te waarschuwen tegen de (ïroenc. Wij gelooven zelfs dat het verdacht maken van do Gr»e>ii',\ocir de Maasl>odea.\\eeii een min-edel middel was om haar doel te bereiken en dat de plompe aanval indopen zou zijn gebleven, indien er geen personen in het debat waren geweest. Niet het minst toch in hare letterkundige loopbaan heeft de Maasbode- getoond, geen personen van zaken to kunnen onderscheiden. Had do Maasbode dit wél gedaan, alvorens tegen de Groene te ageeror, zij zou wellicht gunstiger over dat blad geoordeeld hebben, al zou ze misschien niet zoo ruim vau opvatting zijn geweest als b.v. het bestuur der bekende vereeniging Geloof en Wetenschap" te Amsterdam is, dat liet Alijemeen Handels blad en het katholieke tijdschrift llorliland van zijne leestafel weert, maar de Groene er toch wekelijks een plaatsje op gunt! Uat ook nog in vele andere katholieke kringen Kunstiger over de Groene geoor deeld wordt, bewees do redactie reeds door te wijzen op de medewerking, jaren lang, van tal van katholieken, welk naamlijstje echter nog zeer onvolledig was. Eminente 'satholioke geestelijken en leeken toch als Dcrkinderen, Dr. G. lïrom, kapelaan Jos. van Veen, Anr. A verkam p, Jan Kalf, C. J{. de Klerk aarzelden niet eveneens hunne medewerking aan de Groene, te verleenen. En was het niet de vooral onder de katholieken zoo gunstig bekende en gezag hebbende Dr. Th. M. Vlaming, die in het jongste Jaarboekje van Jos. Alb. Thijm" schreef, dat hij de Grurne ten respecte van tal harer medewerkers, hoogstaand genoeg acht, om voor haar kritiek niet geheel ongevoelig te zijn)'" En is het niet doodend voor de verdacht making van de Mitaxlnide dat mgr. Bottemanue, in leven bisschop van Haarlem, zich gaarne bereid heeft getoond voor den heer Hart Nibbrii^ to poseeren, ten einde zijn portret in de G ritene te laten opnemen F Dit alles had de Maasbode moeten be denken, alvorens de Groene en daarmede hare medewerkers, zóó schandelijk verdacht to maken als nu gebeurd is. De Maasbode schijnt daarin echter niets ergs te zien. Wat kan het haar schelen, of een of' ander geestelijke of leek door hare insinuatie vau wie weet wat door de goegemeente verdacht wordt, wanneer zij, de Maasbode, oogenBchijnlijk maar gelijk heeft. Wat gaat het der Maasbode aan, of zulk een verdacht making iemand óók al kwetst en pijnigt in zijne heiligste gevoelens, wanneer zij, de Maasbode, haar bekend systeem" maar kan toepassen! Toen wij, vóór eenige maanden, in Tijd en Centrum protesteerden tegen enkele kwetsende advertentie in de Prinsen speciaal de geestelijken aanraadden, geen portretten of kiekjes, op kerkelijke zaken betrekking hebbende, aan genoemd weekblad af te staan zoolang die advertenties nog werden opge nomen, welke advertenties, 't zij den Prins ter eere, sindsdien niet meer voorkwamen meende de Maasbode getuige te zijn van een jammerlijke zelfverblinding' bij ons, omdat wij medewerkten aan de Groene, waarin do heer van Oalker ontuchtiger advertenties kan vinden dan dat hij ooit in do f'rins heeft ontdekt." Tegen deze krasse verdachtmaking te grover nog, daar wij als treurig voorbeeld moesten dienst doen voor de vooropgezette bewering, dat onze (d. i. der Katholieken) geest is vergiftigd en ons hart onrein gewordea door booze begeerten, die de slechte lectuur daarin heeft gewekt", enz. kwamen wij in verzet. Wij zonden een artikel ter zelf verdediging op dezen persoonlijken aanval aan de Maasbode, rnet beleefd verzoek dit zoo spoedig mogelijk te plaatsen of anders per omgaande, terug te zenden om het elders to kunnen publicecren. Wat gebeurt? Van plaatsing kwam niets en van spoedige terug zending evenmin! Dinsdagmiddag verzon den, kwam het artikel Zaterdagavond met de laatste bestelling terug, opgeluisterd door dit Jantje-van-Leiden van den heer hoofdredacteur: Een schrijver, die het aan mijn lezers poogt voor te redeneeren, dat een Katholiek gerustelijk zijne medewerking mag verleenen aan radicale of drie-kwart socialistische bladen, mag ik niet in Maas bode toelaten. Er zouden er misschien zijn, die bet in hun oppervlakkigheid gingen gelooven, en daartoe wil ik in geene deole medewerken". Maar, vragen wij nu, is de Maasbode dan niet jnans genoeg om ons in een naschrift of nalezing" waarin deze redactie vooral zeer sterk is! met kracht van argumen ten te verpletteren r1 Zou zij hare lezers in hun oppervlakkigheid" dan niet van het onzinnige onzer beweringen hebben kunnen overtuigen;' Voor oppervlakkige lezers moet zoo iets toch al heel gemakkelijk zijn! maar, en hierop komt het vooral aan, waarom liot de Maasbode aan een inzender toe, onzo katholiciteit verdacht te maken, terwijl ons zelf de gelegenheid tot zelfverdediging werd ontzegd r1 Hierop past slechts den antwoord: dat zijn zoo do J/</«sSoA;-mameren. Haar ge woon systeem", gelijk lL:t Centrum zich uitdrukte. Werkelijk is het der Maasbode een tweod;) natuur geworden om te insinueeren en ver dacht te maken. De voorbeelden liggen helaas voor het grijpen. Zonder nog al do kwesties op literair gebied van eenige jaren her te willen oprakelen, wenschen wij ons beweren toch door een paar feiten te staven, opdat de lezers van de Groene dan meteen weten, hoe zij over banvloeken, als tegen dit weekblad door de Maasbode, uitgespro ken, hebben te denken. H i l v., Jan. '07. ]b:sm H. v. CALKI;;;. (Slot voljt). Sociala ?HHIMltlllllllllllllIlltlllMIIIIIIUIIIIIMIIIIIIIIIIIIIMIIIII Gemeente-amen te Rotterdam, Het is een zér, zeer pijnlijke, ernstige klacht, die thans in den vorm eener brochure, over de Gemeentelijke Armenzorg verschenen is. 1) liet onderwerp: de Armenwet on hare onvoldoende werking, is al oud. Sedert liet nuts-rapport van 1WJ zijn vernietigend oordeel over de Armenwet heeft geveld en zijn soherpe critiek op de onvoldoende ge meentelijke Armenzorg hei ft geplaatst, is geen ernstige poging gedaan, noch om de wet te verdedigen, noch om de Armenzorg in bescherming te riemen. Maar de politieke omstandigheden hebben er toe geleid, dut het onderwerp ah punt van practische politiek eeriigszins op den achtergrond is geraakt, en uit de dagelijksche aandacht onzer pers en onzer volks vertegenwoordigers eenigszinsis verdwenen. De wijziging der Armenwet, gedurende de regeering van het Ministerie l'icrson Goeman Bprgesius al ilriinjend vooropge steld, schijnt geheel achteraan op het programma der Regeering geschoven to zijn, waarschijnlijk omdat dit onderwerp niet ligt binnen de neutrale zóue", waar binnen dezo regeering, die met 51?4'J werken moet, zich noodwendig heeft te bewegen. 1) Gerneente-arrnen. Wat zij krijgen. Wat zij noodlg hebbeu. Resultaten van een onder zoek naar den toestand en de bedeeling vau de huiszittende Gemeen te-armen te Rotterdam, door L. M. Hermans en H. Spiek man. . Wakker & Co., Kotterdam.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl