Historisch Archief 1877-1940
1546
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Oin-dLer recLacti© -van. J". 3D IE IEC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1681 (Staatsblad No. 121).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.05
Voor Indiëper jaar B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrygbaar 0.12'/J
Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 10 Februari.
Advertontiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.-25
Reclames per regel 0.40
Anmmers uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend nargeriomen door de flnua
KUDOLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen Jezer firma. De prijs «er regel is 35 l't'cunig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Grond
wetsherziening. Vóór den slag. Maas
bode-manieren, H, (slot), door Henri H. v.
Calker. FEUILLETON: odo". Oor
spronkelijke schets, door Ben-Ravo, II,(slot).
KUNST EN LETTEREN: Muziek in de
Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
Kunstverkooping in de De Brakke Grond, Amst."
Een idealist in Indië, door Piet
Brooshooft Levenslust, door dr. F. W. Foerster,
beoordeeld door W. A. W. Moll. VOOR
DAME«: Bij de kaartlegster, I, door S.
Kalff. Pensions voor dames te Parijs.
INGEZON EN. ALLERLEI, d. Caprice.
UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Het
landschap in de schilderkunst, door A.
Bre?dius, met afb. Rosier Faassen, fi niet
portret en afb. Duitsche kunst in Arti.
door W. Steenhofi'. Portret van J. van
Hasselt. Portret van Dokter H k. de
Vries, W. de Zwart. Reekers, Rotterdam,
.Tohan Thorn. Prikker, Rotterdam. Kunst
kring en Gabriël. Teekeningen (Schüller,
Den Haag), door Plasschaert. Het Intel
lectualisme, II, door mr. J. A. Levy.
Kunstzaal Reekers te Rotterdam, met afb.
FINANCIEELE EN O ECONOMISCHE KRO
NIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S.
Filosofo-fldeele beschouwingen, van prof.
Hans Nar. DAMRUBRIEK. SCHAAK
SPEL. ADVERTENTIEN.
iiimiliiiliiiiimiiiiimiiiiililliiiitimiiiiiimiiimmimtiitmiu
De Grondwetsherziening,
De Grondwetsherzienings-commissie
heeft verslag uitgebracht van de slot
sommen, waartoe zij gekomen is, hetzij
met algemeene, hetzij bij meerderheid
?van stemmen en de leden hebben
bovendien ieder afzonderlijk ten opzichte
van eenige bijzondere wenschen hun
meening doen kennen.
Een rapport alzoo met'ze ven nota's.
Dat men deze stukken met ongeduld
verbeid heeft, kan niet gezegd worden.
Daarvoor was en is de belangstelling te
weinig opgewekt of liever werd zij
te zeer gedrukt door drie omstandigheden.
lo. Is deze grondwetsherziening, met
den eisch van het blaneo-artikel, als een
politieke partijzaak, te kunstmatig, vooral
met te veel frases tot dekking van eigen
begineelzwakheid, op den voorgrond ge
schoven.
2o. Was desamenstelling der commissie
van dien aard, dat zij meer deed denken
aan een clubje heeren, die nu eens erg sub
tiel zouden overleggen, waarover zij 't met
elkaar eens konden worden ? dan eon
stel mannen, die ten volle met het natio
nale leven, vertrouwd, zouden te voor
schijn brengen wat er in het hart van
het volk omgaat. Een zeer duidelijke toe
lichting tot deze stelling, mag wel ge
vonden worden in het voorstel om de
Eerste Kamer recht van amendement te
verleenen; de Tweede Kamer het recht
te geven over het al of niet aan vaarden dier
amendementen te beslissen, maar het eind
oordeel daarna aan de Eerste Kamer te
laten. Wij zullen thans dit punt niet verder
bespreken, doch waarom was het moge
lijk, dat zulk een reactionaire hervor
ming" als eene der grondwetsherzienings
commissie kon worden aanbevolen ? Men
heeft de namen harer leden slechts af'
te schrijven, om daarvan een verklaring
te geven: W. H. de Beaufort, voorz.,
E. Fokker, W. H. de Savornin Lohman,
J. de Louter, J. Oppenheim, Ruys de
Beerenbroeck, J. J. Willinge, terwijl
nu uit de afzonderlijke nota's blijkt, wat
men ook zonder de nota's zou kunnen
weten, dat Fokker, Oppenheim en Wil
linge zich tegen deze reactionaire her
vorming"'verzetten, blijven de heeren de
Beaufort, de Savornin Lohman, de Louter
en Ruys de Beerenbroeck als de voor
stellers en verdedigers daarvan over.
Ware echter de samenstelling niet op
zettelijk in haar meerderheid
anti-democratisch gemaakt, door en dat nogal
bij een Commissie ter herziening van de
Orondwet! ? elk democratisch element
onder de anti-revolutionairen, en boven
dien de socialistische groep uit te sluiten,
en daarentegen niet minder dan twee
conservatieve liberalen, inplaats van n,
er in op te nemen, we zouden zulk een
onmogelijk voorstel zeker hebben gemist.
Maar wat 3e niet minder elke warme
belangstelling doovend moest zijn, bet
was de dubbelzinnige rede, die minister
Rink voor de op deze wijs ontstane en
door hare vorming zoo expressclijk van
geest, in den zin van eenig hartstochtelijk
verlangen, ontbloote commissie hield, ten
einde haar haar arbeidsveld aan te wijzen,
d. w. z. haar arbeidsveld te beperken.
Men zal zich herinneren, hoe, nadat
er bij de benoeming van de commis
sie van eene algemeene Grondwets
herziening sprake was geweest, bij
de installatie dier commissie al het
mogelijke d. i. zooveel als men maar
durfde is gezegd, om die
herzieningswerkzaamheid van een inderdaad alge
meene herziening verwijderd te houden,
waarom dan ook tien punten werden
genoemd, waartoe de beraadslagingen
zich in hoofdzaak zouden bepalen.
Ie de Eerste Kamer; 2e de
vereischten voor de benoembaarheid harer
leden; 3e het kiesrecht voor de Eerste
Kamer; 4e de ontbindbaarheid der Provin
ciale Staten; 5e het al dan niet toe
kennen van het recht van amendement
aan de Eerste Kamer; Oe de evenredige
vertegenwoordiging; 7e de verdeeling
van het Rijk in kiesdistricten; 8e de
zittingsduur der leden van de
StatenGeneraal; 9e de schadeloosstelling van
de leden der Staten-Generaal; 10e de
vereeniging van het lidmaatschap van
een der beide Kamers met andere ambten,
of bedieningen en tot datgene wat verder
met die onderwerpen kan geacht worden
in verband te staan of uit de daarom
trent te formuleeren voorstellen voort te
vloeien".
Zeker had de Minister zeer gaarne
duidelijk gezegd van welke onderwerpen
de heeren liefst zouden moeten afblijven
maar dat ging niet. Hij diende zich nu
maar te gedragen, alsof hij er op rekende,
dat een goede verstaander slechts een
half woord noodig heeft.
En zoo legde hij er den nadruk op,
dat de Commissie aan die tien punten,
bij voorkeur", ? en dan nog eens:
voor alles"; en opdat er geen vergis
sing kon plaats hebben in hoofdzaak"
haar aandacht zou wijden. Wel gaf hij
blijk nog gezocht te hebben naar een
omschrijving van den verboden weg,
edoch het gelukte hem niet, althans hij
vond niets beter dan den leden voor te
schrijven, dat zij zich hadden te ont
houden van onderwerpen in 1887 be
handeld, en waarover sinds dien geen
wijziging der meening zich had voor
gedaan.
Toen wij in 1905 overwogen welk
punt de Regeering door de Commissie
gaarne gepasseerd zou zien en het ons
in het bijzonder trof, dat het voornaamste
van alle punten, waaraan bij een grond
wetsherziening in dezen tijd behoort te
worden gedacht in het geheel niet ge
noemd was : schreven wij o. a.:
In afwachting van een nadere ver
klaring dezer installatie-woorden, waarin
misschien veel diepere wijsheid schuilt,
dan wij vermoeden kunnen willen we
thans alleen verzekeren, dat de ulganeene
grondwetsherziening ons vooral nuttig
en noodig schijnt, om dat ne punt. ton
opzichte, waarvan de bestaande regeling
eene hoogst gebrekkige en voor ons
vaderland allergevaarlijkste is: wij be
doelen de troonsopvolging. Welk staats
man, die zijn land liefheeft, zou in 1905
de troonsopvolging hebbon vastgesteld,
gelijk dit in IS87 is geschied-' En zouden
wij nu, bij het dreigend gevaar, dat te
eeniger tijd het Kuis van Oranje uit
sterft, miarrnn niemand liet tijdstip kan
voorzeggen, een grondwetsherziening tot
stand mogen brengen, zonder dit onder
werp alle recht te hebben doen weder
varen ? Naar onze meening en naar
wiens meeniug niet? zou dit verzuim
een onherstelbare schade voor de natie
kunnen zijn, en zou het hun, die, om welke
reden dan ook, voor zoo iets zich verant
woordelijk moesten stellen, niet anders
kunnen worden toegerekend dan als een
schandelijke plichtsverzaking.
Bij deze grondwetsherziening ... wake
het volk van Nederland. Er staan hier
hooger belangen op het spel dan die
van eenige partij!"
En indien nu eens deze beweging tot
Grondwetsherziening van een nutionaleii
drang ware uitgegaan, de samenstelling
der commissie niet de vrucht moest
heeten van een ergerlijke politieke
knoeierij, en ook niet de meest dringende,
de het geheele publiek interesseerende
vraag, die omtrent regeeringsvorm en
dynastie, in een onoprechte
openingsspeech ware verzwegen, maar gelijk
het behoorde, op den voorgrond geplaatst
zou men dan dit rapport ook hebben
ontvangen met een kille stilheid, als ware
het een verslag aangaande de verrich
tingen, van den een of anderen tak van
dienst ?
* *
*
Wij zullen thans de onderdeelen van
dit rapport niet behandelen, Alleen in
verband met hetgeen we hier 't laatst
bespraken, willen wij er nog even op
wijzen, dat dit tamme beestje van een
commissie toch nog iets minder
stramstijf zich heeft betoond, dan de Regeeiing,
die haar, zii'ijgende over de toekomst
onzer dynastie, in het leven riep. Het
zevental komt zoo waar en het heeft
voor zulk een commissie iets van een
capriool, met het voorstel ook de Kamer
meerderheid, bij indiening van een wets
ontwerp door 40 leden, recht te geven
tot wijziging van de troonsopvolging.
Opmerkelijk, ten bewijze, dat zij toch
nog geen hekkespringer is geworden!
heeft zij blijkbaar het niet aangedurfd,
het eerste punt, dat bij die aangelegen
heid zich voordoet, aan te roeren. Im
mers het allereerste wat het Nederi
tndsche Volk te vorderen heeft, wanneer,
onverhoopt, het Huis van Oranje hier
te lande mocht zijn uitgestorven, is toch
zeker het recht om te bepalen welken
regeeringscontt het dan wenschr. /al
het dan terugkeeren tot het
Gemeenebest, de Republiek, thans reeds het
beproefde deel van verscheiden be
schaafde volken, of zal het geneigd zijn
den een of anderen bui teuland-tehen prins
als vorst in te halen en als Majesteit te
bejubelen ?
Wij denken er niet aan te dezen op
zichte voorspellingen te doen, maar wij
zijn er zeker van, dat een zeer groot
deel uit de verschillende lagen van het
Nederlandsche Volk, zij het ook op hec
eerste niet te zeer belust, van het laatste be
slist af keerig zich zal betoonen. Het recht
nu tot het doen van een keuze ten opzichte
van den refje-triittisconn gelijk het
Noorsche Volk nog onlangs het heeft
uitgeoefend, mag men het Nederlandsehe
Volk niet onth mden. En bepaalt dan
onze natie zich in zijn keus tot het
stichten eener nieuwe dynastie, eerst
dan zullen de maatregelen voor troons
opvolging moeten worden genomen,
welke de Grondwet bij herziening thans
heeft voor te schrijven; want dit over
te laten aan den tijd van spanning, vol
gende op het kinderloos overlijden der
Koningin, het kan niet anders zijn dan
een gevaarlijke leemte in de wetgeving.
Nu valt hierover ongetwijfeld veel te
zeggen, voorafgegaan door velerlei ern
stige overweging.
Voorloop!» echter spreken wij de
hoop uit dat het tikje durf, door de
gehalsterde, van oogkleppen en
beenijzers voorziene Commissie aan den
dag gelegd, eenige werking op het
Regeeringsros moge oefenen, zoodat het
zelf nu ook een sprongetje neemt, als
ware het heele maal niet meer vervaard
zich op het kroondomein te wagen.
Hoe dit zij hoe eer hoe beter kome
er een eind aan het voor Nederland
en het geheele beschaafde buitenland ?
zotte schouwspel, dat in 1Ü7 de Regee
ring te 's-1 lage een grondwetsherziening
voorbereidt, als bestond de groote kwestie
der troonsopvolging, die bij tijd en
wijle hut diplomatiek ee d\nastiek
Europa bezighoudt, voor haar alleen
juist niet.
Vóór den slag.
Foei, welk eon spectakel!
Men heeft slechts het voorloopig verslag
over Hoofdstuk VIII dor
Staatsbegrooting te lezen om te zien, dat het op het
ministerieel leven vau minister Staal ge
munt is. Een verslag zoo venijnig, zoo
grof, zóó buiten den parlementairen toon,
welken men van een lichaam als de Eerste
Kamer gewoon is, dat men het, en dat
volkomen terecht, als ploertig" heeft
gebrandmerkt.
Eu waarom nu deze hartstochtelijkheid ?*
Naar het heet, omdat minister Staal,
door een blijvend gedeelte der miliciens
naar huis te zenden het leger te zeer
zou verzwakken om een mobilisatie te
dekken.
Welk een onverlaat dan deze Staal,
die de landsverdediging in gevaar zou
brengen eenvoudig om een bezuiniging
in te voeren. Hoe kan hij zoo lichtzinnig,
en wat voor een minister haast nog
erger is, zoo dom zijn!
Nu zijn er twee gevallen denkbaar,
Er kan een oorlog met Duitschland
ontstaan, voorafgegaan door een korter
of langer tijdperk van spanning.
Mocht of moest dit aldus wezen welnu
dan zal het toch zeker mogelijk zijn, dat
onmisbaar gedeelte tijdig naar de
garnizoensplaatseu voor oefeningen terug te
roepen.
Maar er kan zich nog een ander geval
voordoen, en eigenlijk het geval, dat men
hier te vreezen heeft, en ook werkelijk
vreest.
Duitschland kan zijn groepen, zonder
dat wij gewaarschuwd werden, onze
grenzen doen overtrekken; ons plotseling
overvallen in het Noorden, in het Oosten
en in het Zuiden; en wat er onder zulke
omstandigheden van de mobilisatie, met
en zonder dat blijvend gedeelte zal
terecht komen, dit weet iedereen wel.
De vele" leden der Eerste Kamer waren
van oordeel en de Japansch-Russische
oorlog was daar om het te bewijzen dat
er veel meer grond was, om als normaal
geval aan te nemen, dat een eventueele
oorlog zich zal aandienen door een
plotselingen inval, door een plotseling bezetten
van onze havens en grenzen. 1) En men
vroeg of het dan geen onhoudbare toe
stand is, dat bij een dergelijk
onverhoedsch optreden van een vijandelijke
macht de bediening van het geschut
totaal onmogelijk zal blijken."
Zoo zien we: de bestrijders van Staal
denken aan een plotseling bezetten van
onze havens en grenzen" en dat door een
macht minstens tienmaal zoo sterk als
de onze bij een onverhoedsch optreden."
Juist, hoe meer zij daaraan denken, hoe
beter; maar wie vindt het nu nog noodig
met het oog op zulk een toestand o ver een
blijvend gedeelte te redeueeren, en dat
bij een legerorganisatie, welke alleen te
verdedigen is, als men een plotseliugen
inval, en een plotseling bezetten onzer
Ooster-grenzen, en zeker nog wel van
terreinen, die uren ver binnenwaarts ge
legen zijn, voor ondenkbaar houdt!!
't Is ons veelal moeilijk een ernstig
gezicht te blij ven zetten, als we onze mili
taire woordvoerders over de verdediging
van Nederland en zijn Koloniën, te land
en ter zee, hooren spreken; en dan de
verdediging met defensiemiddelen, zooals
die ten onzent reeds tientallen vanjaren
worden verslechterd en verbeterd, al
naar de man van het oogenblik, dat wil;
inderdaad een stelselloos stelsel, gewor
den uit kastegeest, traditioneele begrip
pen, en niet het minst tot kracht ge
komen en bij kracht gehouden door
inartiale oogendienerij. En hoe dikwijls
wordt men daarbij, ook in onze dagen,
onthaald op het hocus pocus van patri
ottisch militarisme, alsof al dat gebrek
aan frisschen geest, aan ruim inzicht,
aan zedehjken moed, nu de schitterend
ste openbaring was van vaderlands
liefde en dynastieken zin. Maar bij alles
wat wij op dit gebied tot dusverre beleefd
hebben, is de felheid der oppositie tegen
Staal's onschuldigen maatregel,zonder voor
beeld. En dat is te begrijpen. Niet immers
wijl uien, zoolang reeds vertrouwd met den
allerellendigsten, volstrekt onvoldoenden
toestand on/er weermiddelen, zou vreezen,
dat orue zelfstandigheid iets meer gevaar
kon loopen bij een inkrimping of af
schaffing van het blijvend gedeelte!
in dit opzicht bestaat evenmin voor den
man van de warmste drukte als voor
dien van de koudste drukte eenig geheim.
Neen, oorzaak der woede is : daar komt
nu eindelijk toch eens iemand, die zij
't ook maar voor een klein deel ? ons
leger wil hervormen in ietwat democra
tische richting en bezuinigend wenscht te
werkte gaan ; die de misbruiken met mili
ciens ten bate van hoogeren en minderen
gepleegd, verlangt af te schaffen en den
dienst te verheffen; iemand, die zich
niet laat bedotten, zich niet
laatverbidden, niet zich laat intimideeren ? die
door zal zetten wat hij als noodig en
mogelijk zich ten plicht heeft gesteld
en nu treedt, men behoeft maar op de
sprekers en het gesprokene te lethen,
het Conservatisme in aandoenlijke een
dracht uit alle hoeken te voorschijn, om
dien man het veld te doen ruimen.
Natuurlijk openbaren zich bij de in
voering van een nieuwen maatregel ver
schillende inzichten.
Wie, zelf' geen technicus, zal de
meening voorstaan, dat Staal de beste
methode heeft gekozen, om zijn stelsel
in practijk te brengen r1
.Maar deze geschillen zijn het niet, die
aan den strijd zulk een bitter karakter
verleenen.
Het minder juiste, indien dat er is,
zal blijken bij de toepassing Dit be
gin kan niet anders dan leerzaam zijn.
Worden er fouten gemaakt, ja ware bet
geheele plan ten opzichte van het blijvend
gedeelte n fout ze zou dan toch in
al zeer korten tijd te herstellen zijn.
Maar hierover geen woord. Daar heeft
men nu een bekwaam man, een minister,
die het leger durft kritiseeren en zijn
naam er aan waagt, om het te verbete
ren en nu, bij zijn eerste poging, zegt
men niet: zeker laat ons eens zien wat
zijn theorie waard is ... neen, men heeft
het eenvoudig over monsterachtige ge
varen, alsof onze onafhankelijkheid daar
mede op het spel werd gezet, en als
ware Nederland weerloos overgeleverd
aan het eerste het beate oproer!!
Daar ontbreekt alle verhouding tusschen
de bezwaren tegen Staal's stelsel en de
1) Wij cursiveeren.
middelen, waarmee men hem ten val
wil brengen.
Dit is de zaak.
Het militairisme, dat sedert zeventig
vooral iu duitsche richting zich ont
wikkeld heeft, staat tegenover alles wat
den democratischen weg op wil. Het heeft
een groot deel van het leger bestuur op
zijn hand, en natuurlijk zal het nergens
beter zijn pleitbezorgers vinden dan in
een Eerste Kamer. Een Eerste Kamer
zóó conservatief als deze thans is samen
gesteld ... want men moge nog zooveel
over het blijvend gedeelte redeneeren
deze zoogenaamde owfor/squaestie is er
een van sociale politiek.
Nu is er in de pers een bericht ver
schenen, dat, gesteund door geruchten,
aan deze beweging van het conservatisme
tegen Staal, een nog bedenkelijker karak
ter schijnt te verleenen.
Men kon Zondag ,'! Febr., 4e kolom,
in de Telegraaf het volgende lezen.
Hedenochtend ksvam prins Hendrik onver
wacht aan den achteringang van het bureau
van den generalen staf op de Kalvermarkt
en had ruim een haif uur een conferentie
met generaal Kool. Gisteren kwam ook
minister Staal bij generaal Kool. Geruimen
tijd confereerden toen deze hooge militairen.
Ik verneem, dat een en ander in verband
staat met de waarschijnlijke afstemming van
de oorlogsbegrooting in de Eerste Kamer
benevens met de brochure generaal Smeding.
Mocht minister Staal vallen, dan is het zeker,
dat generaal Kool aangezocht wordt voor
het ministerschap".
Hieruit zou dus blijken, dat het Hof??
nog al door bemiddeling van den
Prinsgemaal pas uit Berlijn, als
Johannitenridder, van keizer WTilhelm terugge
keerd, reeds vóór den val van Staal
zich met diens aanstaanden opvolger over
diens plannen is gaan onderhouden,
onverwachts binnenkomende aan den
achteringang van het bureau van den
generalen staf."
Deze met zooveel schijn van echtheid
vermelde inmenging durven wij voor
alsnog niet als een feit aannemen, maar
voor de richtige verhouding van Hof en
Ministerie in onzen Constitutieoneelen
staat is het zeker alleszins wcnschelijk,
dat op dit bericht een afdoende tegen
spraak volge.
Gelijk wij hierboven schreven, ook
afgescheiden van dit onderstelde incident,
werd de veldslag voorbereid, die heden
in de Eerste Kamer wordt gevoerd.
Begrijpelijk derhalve dat het ministerie
in zijn geheel zich naast den Minister van
Oorlog heeft geschaard; hoe zou het
kunnen voorbijzien, dat de strijd een
politieke is, gericht tegen de democra
tische inzichten der partijen, waaruit dit
kabinet is voorgekomen ?
Maasbode-manieren.
IL. tsl?t>.
Met een enkel woord memoreerden wij
reeds de verkettering die Meer, Van Cooth
in Augustus 'UG ten deel viel.
Dü/e bpkwame redacteur-secretaris van
De Kulltoliek schreef in de Aug.-aflev. van
dat tijdschrift p. m. de/.e woorden :
Voor niets is onze tijd, met al zijn goed
en kwaad, zoo fataal als voor rustige rust".
het ideaal van alle doenieten. Ken machtige
drang naar vernit u ving is overal aan het
werk. Het feit is ni 't te loochenen. Wie er
de oogen voor sluit, loopt gevaar op ge
voelige wijze wakker geschud te worden.
Daarom is het een tijd van velerlei ver
wachting, maar ook vau velerlei gevaar.
Kn dat is tevens de scheiding der geesten.
Do een ziet hoopvol uit naar de verwach
tingen, de ander deinst ontzet terug voor
de gevaren. Dat ligt in den aard der zaak.
Maar het ongeluk is, dat zoo dikwerf met
veel toeleg en goede bedoeling alles in het
werk wordt gesteld om die twee tot ver
bitterde vijanden te maken."
Dit noemde de Maasbode een waan
voorstelling" vau zeer bedenkelijken aard,
waaraan zoo spoedig mogelijk een einde
moet komen". Merkwaardig nu is wat J/et
Centrum van dit Maasbode-orakel schrijft
en met opzet citeeren wij thans dit blad,
om daardoor aan te toonen dat niet alleen
wij de Maasbode van verkettering beschul
digen, maar er ook nog andere katholieken
zijn die precies oordeelen als wij. Het
Centrinn dan schrijft:
-,De Maasbode, trekt dan ook van leer,
om dat zoo spoedig mogelijk eind" te
verhaasten, en wij zouden haar daarbij
rustig haren gang kunnen laten gaan, ware
't niet, dat zij iceer haar bekend systeem
toepaste.
Tot tweemalen toe beroept zij zich op de
encycliek van Z. II. den paus aan de
Italiaansche geestelijkheid, alsof de waanvoor
stelling" van mgr. Van Cooth daardoor
getroffen werd!
't Is niet de eerste maal, dat de Maasbode.
aldus den staf tracht te breken over den
goed-roomschen zin van anderen.
Wat dr. Schaepwan van haar te verduren
had, is nog lang niet tergi'ten.
En zij handhaaft dan ook haar traditie
door nu weer tegen een man als mgr. Van
Cooth op laatdunkende wijzo op te treden
J