De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 10 februari pagina 1

10 februari 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1546 DE AMSTERDAMMER A°. 1907 WEEKBLAD VOOE NEDERLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Oin-dLer recLacti© -van. J". 3D IE IEC O O. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1681 (Staatsblad No. 121). Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.05 Voor Indiëper jaar B mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrygbaar 0.12'/J Dit blad is verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs. Zondag 10 Februari. Advertontiën van 1?5 regels / 1.25, elke regel meer f 0.-25 Reclames per regel 0.40 Anmmers uit Duitscliland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend nargeriomen door de flnua KUDOLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen Jezer firma. De prijs «er regel is 35 l't'cunig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Grond wetsherziening. Vóór den slag. Maas bode-manieren, H, (slot), door Henri H. v. Calker. FEUILLETON: odo". Oor spronkelijke schets, door Ben-Ravo, II,(slot). KUNST EN LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp. Kunstverkooping in de De Brakke Grond, Amst." Een idealist in Indië, door Piet Brooshooft Levenslust, door dr. F. W. Foerster, beoordeeld door W. A. W. Moll. VOOR DAME«: Bij de kaartlegster, I, door S. Kalff. Pensions voor dames te Parijs. INGEZON EN. ALLERLEI, d. Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Heimans. Het landschap in de schilderkunst, door A. Bre?dius, met afb. Rosier Faassen, fi niet portret en afb. Duitsche kunst in Arti. door W. Steenhofi'. Portret van J. van Hasselt. Portret van Dokter H k. de Vries, W. de Zwart. Reekers, Rotterdam, .Tohan Thorn. Prikker, Rotterdam. Kunst kring en Gabriël. Teekeningen (Schüller, Den Haag), door Plasschaert. Het Intel lectualisme, II, door mr. J. A. Levy. Kunstzaal Reekers te Rotterdam, met afb. FINANCIEELE EN O ECONOMISCHE KRO NIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Filosofo-fldeele beschouwingen, van prof. Hans Nar. DAMRUBRIEK. SCHAAK SPEL. ADVERTENTIEN. iiimiliiiliiiiimiiiiimiiiiililliiiitimiiiiiimiiimmimtiitmiu De Grondwetsherziening, De Grondwetsherzienings-commissie heeft verslag uitgebracht van de slot sommen, waartoe zij gekomen is, hetzij met algemeene, hetzij bij meerderheid ?van stemmen en de leden hebben bovendien ieder afzonderlijk ten opzichte van eenige bijzondere wenschen hun meening doen kennen. Een rapport alzoo met'ze ven nota's. Dat men deze stukken met ongeduld verbeid heeft, kan niet gezegd worden. Daarvoor was en is de belangstelling te weinig opgewekt of liever werd zij te zeer gedrukt door drie omstandigheden. lo. Is deze grondwetsherziening, met den eisch van het blaneo-artikel, als een politieke partijzaak, te kunstmatig, vooral met te veel frases tot dekking van eigen begineelzwakheid, op den voorgrond ge schoven. 2o. Was desamenstelling der commissie van dien aard, dat zij meer deed denken aan een clubje heeren, die nu eens erg sub tiel zouden overleggen, waarover zij 't met elkaar eens konden worden ? dan eon stel mannen, die ten volle met het natio nale leven, vertrouwd, zouden te voor schijn brengen wat er in het hart van het volk omgaat. Een zeer duidelijke toe lichting tot deze stelling, mag wel ge vonden worden in het voorstel om de Eerste Kamer recht van amendement te verleenen; de Tweede Kamer het recht te geven over het al of niet aan vaarden dier amendementen te beslissen, maar het eind oordeel daarna aan de Eerste Kamer te laten. Wij zullen thans dit punt niet verder bespreken, doch waarom was het moge lijk, dat zulk een reactionaire hervor ming" als eene der grondwetsherzienings commissie kon worden aanbevolen ? Men heeft de namen harer leden slechts af' te schrijven, om daarvan een verklaring te geven: W. H. de Beaufort, voorz., E. Fokker, W. H. de Savornin Lohman, J. de Louter, J. Oppenheim, Ruys de Beerenbroeck, J. J. Willinge, terwijl nu uit de afzonderlijke nota's blijkt, wat men ook zonder de nota's zou kunnen weten, dat Fokker, Oppenheim en Wil linge zich tegen deze reactionaire her vorming"'verzetten, blijven de heeren de Beaufort, de Savornin Lohman, de Louter en Ruys de Beerenbroeck als de voor stellers en verdedigers daarvan over. Ware echter de samenstelling niet op zettelijk in haar meerderheid anti-democratisch gemaakt, door en dat nogal bij een Commissie ter herziening van de Orondwet! ? elk democratisch element onder de anti-revolutionairen, en boven dien de socialistische groep uit te sluiten, en daarentegen niet minder dan twee conservatieve liberalen, inplaats van n, er in op te nemen, we zouden zulk een onmogelijk voorstel zeker hebben gemist. Maar wat 3e niet minder elke warme belangstelling doovend moest zijn, bet was de dubbelzinnige rede, die minister Rink voor de op deze wijs ontstane en door hare vorming zoo expressclijk van geest, in den zin van eenig hartstochtelijk verlangen, ontbloote commissie hield, ten einde haar haar arbeidsveld aan te wijzen, d. w. z. haar arbeidsveld te beperken. Men zal zich herinneren, hoe, nadat er bij de benoeming van de commis sie van eene algemeene Grondwets herziening sprake was geweest, bij de installatie dier commissie al het mogelijke d. i. zooveel als men maar durfde is gezegd, om die herzieningswerkzaamheid van een inderdaad alge meene herziening verwijderd te houden, waarom dan ook tien punten werden genoemd, waartoe de beraadslagingen zich in hoofdzaak zouden bepalen. Ie de Eerste Kamer; 2e de vereischten voor de benoembaarheid harer leden; 3e het kiesrecht voor de Eerste Kamer; 4e de ontbindbaarheid der Provin ciale Staten; 5e het al dan niet toe kennen van het recht van amendement aan de Eerste Kamer; Oe de evenredige vertegenwoordiging; 7e de verdeeling van het Rijk in kiesdistricten; 8e de zittingsduur der leden van de StatenGeneraal; 9e de schadeloosstelling van de leden der Staten-Generaal; 10e de vereeniging van het lidmaatschap van een der beide Kamers met andere ambten, of bedieningen en tot datgene wat verder met die onderwerpen kan geacht worden in verband te staan of uit de daarom trent te formuleeren voorstellen voort te vloeien". Zeker had de Minister zeer gaarne duidelijk gezegd van welke onderwerpen de heeren liefst zouden moeten afblijven maar dat ging niet. Hij diende zich nu maar te gedragen, alsof hij er op rekende, dat een goede verstaander slechts een half woord noodig heeft. En zoo legde hij er den nadruk op, dat de Commissie aan die tien punten, bij voorkeur", ? en dan nog eens: voor alles"; en opdat er geen vergis sing kon plaats hebben in hoofdzaak" haar aandacht zou wijden. Wel gaf hij blijk nog gezocht te hebben naar een omschrijving van den verboden weg, edoch het gelukte hem niet, althans hij vond niets beter dan den leden voor te schrijven, dat zij zich hadden te ont houden van onderwerpen in 1887 be handeld, en waarover sinds dien geen wijziging der meening zich had voor gedaan. Toen wij in 1905 overwogen welk punt de Regeering door de Commissie gaarne gepasseerd zou zien en het ons in het bijzonder trof, dat het voornaamste van alle punten, waaraan bij een grond wetsherziening in dezen tijd behoort te worden gedacht in het geheel niet ge noemd was : schreven wij o. a.: In afwachting van een nadere ver klaring dezer installatie-woorden, waarin misschien veel diepere wijsheid schuilt, dan wij vermoeden kunnen willen we thans alleen verzekeren, dat de ulganeene grondwetsherziening ons vooral nuttig en noodig schijnt, om dat ne punt. ton opzichte, waarvan de bestaande regeling eene hoogst gebrekkige en voor ons vaderland allergevaarlijkste is: wij be doelen de troonsopvolging. Welk staats man, die zijn land liefheeft, zou in 1905 de troonsopvolging hebbon vastgesteld, gelijk dit in IS87 is geschied-' En zouden wij nu, bij het dreigend gevaar, dat te eeniger tijd het Kuis van Oranje uit sterft, miarrnn niemand liet tijdstip kan voorzeggen, een grondwetsherziening tot stand mogen brengen, zonder dit onder werp alle recht te hebben doen weder varen ? Naar onze meening en naar wiens meeniug niet? zou dit verzuim een onherstelbare schade voor de natie kunnen zijn, en zou het hun, die, om welke reden dan ook, voor zoo iets zich verant woordelijk moesten stellen, niet anders kunnen worden toegerekend dan als een schandelijke plichtsverzaking. Bij deze grondwetsherziening ... wake het volk van Nederland. Er staan hier hooger belangen op het spel dan die van eenige partij!" En indien nu eens deze beweging tot Grondwetsherziening van een nutionaleii drang ware uitgegaan, de samenstelling der commissie niet de vrucht moest heeten van een ergerlijke politieke knoeierij, en ook niet de meest dringende, de het geheele publiek interesseerende vraag, die omtrent regeeringsvorm en dynastie, in een onoprechte openingsspeech ware verzwegen, maar gelijk het behoorde, op den voorgrond geplaatst zou men dan dit rapport ook hebben ontvangen met een kille stilheid, als ware het een verslag aangaande de verrich tingen, van den een of anderen tak van dienst ? * * * Wij zullen thans de onderdeelen van dit rapport niet behandelen, Alleen in verband met hetgeen we hier 't laatst bespraken, willen wij er nog even op wijzen, dat dit tamme beestje van een commissie toch nog iets minder stramstijf zich heeft betoond, dan de Regeeiing, die haar, zii'ijgende over de toekomst onzer dynastie, in het leven riep. Het zevental komt zoo waar en het heeft voor zulk een commissie iets van een capriool, met het voorstel ook de Kamer meerderheid, bij indiening van een wets ontwerp door 40 leden, recht te geven tot wijziging van de troonsopvolging. Opmerkelijk, ten bewijze, dat zij toch nog geen hekkespringer is geworden! heeft zij blijkbaar het niet aangedurfd, het eerste punt, dat bij die aangelegen heid zich voordoet, aan te roeren. Im mers het allereerste wat het Nederi tndsche Volk te vorderen heeft, wanneer, onverhoopt, het Huis van Oranje hier te lande mocht zijn uitgestorven, is toch zeker het recht om te bepalen welken regeeringscontt het dan wenschr. /al het dan terugkeeren tot het Gemeenebest, de Republiek, thans reeds het beproefde deel van verscheiden be schaafde volken, of zal het geneigd zijn den een of anderen bui teuland-tehen prins als vorst in te halen en als Majesteit te bejubelen ? Wij denken er niet aan te dezen op zichte voorspellingen te doen, maar wij zijn er zeker van, dat een zeer groot deel uit de verschillende lagen van het Nederlandsche Volk, zij het ook op hec eerste niet te zeer belust, van het laatste be slist af keerig zich zal betoonen. Het recht nu tot het doen van een keuze ten opzichte van den refje-triittisconn gelijk het Noorsche Volk nog onlangs het heeft uitgeoefend, mag men het Nederlandsehe Volk niet onth mden. En bepaalt dan onze natie zich in zijn keus tot het stichten eener nieuwe dynastie, eerst dan zullen de maatregelen voor troons opvolging moeten worden genomen, welke de Grondwet bij herziening thans heeft voor te schrijven; want dit over te laten aan den tijd van spanning, vol gende op het kinderloos overlijden der Koningin, het kan niet anders zijn dan een gevaarlijke leemte in de wetgeving. Nu valt hierover ongetwijfeld veel te zeggen, voorafgegaan door velerlei ern stige overweging. Voorloop!» echter spreken wij de hoop uit dat het tikje durf, door de gehalsterde, van oogkleppen en beenijzers voorziene Commissie aan den dag gelegd, eenige werking op het Regeeringsros moge oefenen, zoodat het zelf nu ook een sprongetje neemt, als ware het heele maal niet meer vervaard zich op het kroondomein te wagen. Hoe dit zij hoe eer hoe beter kome er een eind aan het voor Nederland en het geheele beschaafde buitenland ? zotte schouwspel, dat in 1Ü7 de Regee ring te 's-1 lage een grondwetsherziening voorbereidt, als bestond de groote kwestie der troonsopvolging, die bij tijd en wijle hut diplomatiek ee d\nastiek Europa bezighoudt, voor haar alleen juist niet. Vóór den slag. Foei, welk eon spectakel! Men heeft slechts het voorloopig verslag over Hoofdstuk VIII dor Staatsbegrooting te lezen om te zien, dat het op het ministerieel leven vau minister Staal ge munt is. Een verslag zoo venijnig, zoo grof, zóó buiten den parlementairen toon, welken men van een lichaam als de Eerste Kamer gewoon is, dat men het, en dat volkomen terecht, als ploertig" heeft gebrandmerkt. Eu waarom nu deze hartstochtelijkheid ?* Naar het heet, omdat minister Staal, door een blijvend gedeelte der miliciens naar huis te zenden het leger te zeer zou verzwakken om een mobilisatie te dekken. Welk een onverlaat dan deze Staal, die de landsverdediging in gevaar zou brengen eenvoudig om een bezuiniging in te voeren. Hoe kan hij zoo lichtzinnig, en wat voor een minister haast nog erger is, zoo dom zijn! Nu zijn er twee gevallen denkbaar, Er kan een oorlog met Duitschland ontstaan, voorafgegaan door een korter of langer tijdperk van spanning. Mocht of moest dit aldus wezen welnu dan zal het toch zeker mogelijk zijn, dat onmisbaar gedeelte tijdig naar de garnizoensplaatseu voor oefeningen terug te roepen. Maar er kan zich nog een ander geval voordoen, en eigenlijk het geval, dat men hier te vreezen heeft, en ook werkelijk vreest. Duitschland kan zijn groepen, zonder dat wij gewaarschuwd werden, onze grenzen doen overtrekken; ons plotseling overvallen in het Noorden, in het Oosten en in het Zuiden; en wat er onder zulke omstandigheden van de mobilisatie, met en zonder dat blijvend gedeelte zal terecht komen, dit weet iedereen wel. De vele" leden der Eerste Kamer waren van oordeel en de Japansch-Russische oorlog was daar om het te bewijzen dat er veel meer grond was, om als normaal geval aan te nemen, dat een eventueele oorlog zich zal aandienen door een plotselingen inval, door een plotseling bezetten van onze havens en grenzen. 1) En men vroeg of het dan geen onhoudbare toe stand is, dat bij een dergelijk onverhoedsch optreden van een vijandelijke macht de bediening van het geschut totaal onmogelijk zal blijken." Zoo zien we: de bestrijders van Staal denken aan een plotseling bezetten van onze havens en grenzen" en dat door een macht minstens tienmaal zoo sterk als de onze bij een onverhoedsch optreden." Juist, hoe meer zij daaraan denken, hoe beter; maar wie vindt het nu nog noodig met het oog op zulk een toestand o ver een blijvend gedeelte te redeueeren, en dat bij een legerorganisatie, welke alleen te verdedigen is, als men een plotseliugen inval, en een plotseling bezetten onzer Ooster-grenzen, en zeker nog wel van terreinen, die uren ver binnenwaarts ge legen zijn, voor ondenkbaar houdt!! 't Is ons veelal moeilijk een ernstig gezicht te blij ven zetten, als we onze mili taire woordvoerders over de verdediging van Nederland en zijn Koloniën, te land en ter zee, hooren spreken; en dan de verdediging met defensiemiddelen, zooals die ten onzent reeds tientallen vanjaren worden verslechterd en verbeterd, al naar de man van het oogenblik, dat wil; inderdaad een stelselloos stelsel, gewor den uit kastegeest, traditioneele begrip pen, en niet het minst tot kracht ge komen en bij kracht gehouden door inartiale oogendienerij. En hoe dikwijls wordt men daarbij, ook in onze dagen, onthaald op het hocus pocus van patri ottisch militarisme, alsof al dat gebrek aan frisschen geest, aan ruim inzicht, aan zedehjken moed, nu de schitterend ste openbaring was van vaderlands liefde en dynastieken zin. Maar bij alles wat wij op dit gebied tot dusverre beleefd hebben, is de felheid der oppositie tegen Staal's onschuldigen maatregel,zonder voor beeld. En dat is te begrijpen. Niet immers wijl uien, zoolang reeds vertrouwd met den allerellendigsten, volstrekt onvoldoenden toestand on/er weermiddelen, zou vreezen, dat orue zelfstandigheid iets meer gevaar kon loopen bij een inkrimping of af schaffing van het blijvend gedeelte! in dit opzicht bestaat evenmin voor den man van de warmste drukte als voor dien van de koudste drukte eenig geheim. Neen, oorzaak der woede is : daar komt nu eindelijk toch eens iemand, die zij 't ook maar voor een klein deel ? ons leger wil hervormen in ietwat democra tische richting en bezuinigend wenscht te werkte gaan ; die de misbruiken met mili ciens ten bate van hoogeren en minderen gepleegd, verlangt af te schaffen en den dienst te verheffen; iemand, die zich niet laat bedotten, zich niet laatverbidden, niet zich laat intimideeren ? die door zal zetten wat hij als noodig en mogelijk zich ten plicht heeft gesteld en nu treedt, men behoeft maar op de sprekers en het gesprokene te lethen, het Conservatisme in aandoenlijke een dracht uit alle hoeken te voorschijn, om dien man het veld te doen ruimen. Natuurlijk openbaren zich bij de in voering van een nieuwen maatregel ver schillende inzichten. Wie, zelf' geen technicus, zal de meening voorstaan, dat Staal de beste methode heeft gekozen, om zijn stelsel in practijk te brengen r1 .Maar deze geschillen zijn het niet, die aan den strijd zulk een bitter karakter verleenen. Het minder juiste, indien dat er is, zal blijken bij de toepassing Dit be gin kan niet anders dan leerzaam zijn. Worden er fouten gemaakt, ja ware bet geheele plan ten opzichte van het blijvend gedeelte n fout ze zou dan toch in al zeer korten tijd te herstellen zijn. Maar hierover geen woord. Daar heeft men nu een bekwaam man, een minister, die het leger durft kritiseeren en zijn naam er aan waagt, om het te verbete ren en nu, bij zijn eerste poging, zegt men niet: zeker laat ons eens zien wat zijn theorie waard is ... neen, men heeft het eenvoudig over monsterachtige ge varen, alsof onze onafhankelijkheid daar mede op het spel werd gezet, en als ware Nederland weerloos overgeleverd aan het eerste het beate oproer!! Daar ontbreekt alle verhouding tusschen de bezwaren tegen Staal's stelsel en de 1) Wij cursiveeren. middelen, waarmee men hem ten val wil brengen. Dit is de zaak. Het militairisme, dat sedert zeventig vooral iu duitsche richting zich ont wikkeld heeft, staat tegenover alles wat den democratischen weg op wil. Het heeft een groot deel van het leger bestuur op zijn hand, en natuurlijk zal het nergens beter zijn pleitbezorgers vinden dan in een Eerste Kamer. Een Eerste Kamer zóó conservatief als deze thans is samen gesteld ... want men moge nog zooveel over het blijvend gedeelte redeneeren deze zoogenaamde owfor/squaestie is er een van sociale politiek. Nu is er in de pers een bericht ver schenen, dat, gesteund door geruchten, aan deze beweging van het conservatisme tegen Staal, een nog bedenkelijker karak ter schijnt te verleenen. Men kon Zondag ,'! Febr., 4e kolom, in de Telegraaf het volgende lezen. Hedenochtend ksvam prins Hendrik onver wacht aan den achteringang van het bureau van den generalen staf op de Kalvermarkt en had ruim een haif uur een conferentie met generaal Kool. Gisteren kwam ook minister Staal bij generaal Kool. Geruimen tijd confereerden toen deze hooge militairen. Ik verneem, dat een en ander in verband staat met de waarschijnlijke afstemming van de oorlogsbegrooting in de Eerste Kamer benevens met de brochure generaal Smeding. Mocht minister Staal vallen, dan is het zeker, dat generaal Kool aangezocht wordt voor het ministerschap". Hieruit zou dus blijken, dat het Hof?? nog al door bemiddeling van den Prinsgemaal pas uit Berlijn, als Johannitenridder, van keizer WTilhelm terugge keerd, reeds vóór den val van Staal zich met diens aanstaanden opvolger over diens plannen is gaan onderhouden, onverwachts binnenkomende aan den achteringang van het bureau van den generalen staf." Deze met zooveel schijn van echtheid vermelde inmenging durven wij voor alsnog niet als een feit aannemen, maar voor de richtige verhouding van Hof en Ministerie in onzen Constitutieoneelen staat is het zeker alleszins wcnschelijk, dat op dit bericht een afdoende tegen spraak volge. Gelijk wij hierboven schreven, ook afgescheiden van dit onderstelde incident, werd de veldslag voorbereid, die heden in de Eerste Kamer wordt gevoerd. Begrijpelijk derhalve dat het ministerie in zijn geheel zich naast den Minister van Oorlog heeft geschaard; hoe zou het kunnen voorbijzien, dat de strijd een politieke is, gericht tegen de democra tische inzichten der partijen, waaruit dit kabinet is voorgekomen ? Maasbode-manieren. IL. tsl?t>. Met een enkel woord memoreerden wij reeds de verkettering die Meer, Van Cooth in Augustus 'UG ten deel viel. Dü/e bpkwame redacteur-secretaris van De Kulltoliek schreef in de Aug.-aflev. van dat tijdschrift p. m. de/.e woorden : Voor niets is onze tijd, met al zijn goed en kwaad, zoo fataal als voor rustige rust". het ideaal van alle doenieten. Ken machtige drang naar vernit u ving is overal aan het werk. Het feit is ni 't te loochenen. Wie er de oogen voor sluit, loopt gevaar op ge voelige wijze wakker geschud te worden. Daarom is het een tijd van velerlei ver wachting, maar ook vau velerlei gevaar. Kn dat is tevens de scheiding der geesten. Do een ziet hoopvol uit naar de verwach tingen, de ander deinst ontzet terug voor de gevaren. Dat ligt in den aard der zaak. Maar het ongeluk is, dat zoo dikwerf met veel toeleg en goede bedoeling alles in het werk wordt gesteld om die twee tot ver bitterde vijanden te maken." Dit noemde de Maasbode een waan voorstelling" vau zeer bedenkelijken aard, waaraan zoo spoedig mogelijk een einde moet komen". Merkwaardig nu is wat J/et Centrum van dit Maasbode-orakel schrijft en met opzet citeeren wij thans dit blad, om daardoor aan te toonen dat niet alleen wij de Maasbode van verkettering beschul digen, maar er ook nog andere katholieken zijn die precies oordeelen als wij. Het Centrinn dan schrijft: -,De Maasbode, trekt dan ook van leer, om dat zoo spoedig mogelijk eind" te verhaasten, en wij zouden haar daarbij rustig haren gang kunnen laten gaan, ware 't niet, dat zij iceer haar bekend systeem toepaste. Tot tweemalen toe beroept zij zich op de encycliek van Z. II. den paus aan de Italiaansche geestelijkheid, alsof de waanvoor stelling" van mgr. Van Cooth daardoor getroffen werd! 't Is niet de eerste maal, dat de Maasbode. aldus den staf tracht te breken over den goed-roomschen zin van anderen. Wat dr. Schaepwan van haar te verduren had, is nog lang niet tergi'ten. En zij handhaaft dan ook haar traditie door nu weer tegen een man als mgr. Van Cooth op laatdunkende wijzo op te treden J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl