De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 10 februari pagina 7

10 februari 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1546 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VUUR NE D KR LAN I). Ik was geen tijdgenoot van Rosier Faassen. Ik heb 'm pas leeren kennen toen 'k aan 't Neerlandsch kwam, Rott. afd. Toen pas kwam 'k in de gelegenheid hem te observeeren gedurende zeven jaar en kan'k ook wel zeggen, dat wij hem hebben leeren kennen als 'n degelijk confrater, die liefde had voor z'n kunst en zijn gezin. Dat hij in 't laatst wel wat teveel opging in zijn gezin is misschien niet zoo goed geweest. Als je'n vrouw en 'n zoon aan 't zelfde tooneel hebt, waar je mededirecteur bent, dan is je positie allesbehalve aangenaam. Wat heb 'k hem dikwijls op weg naar 't kantoor gezien ruziemakende, en alles wat i van plan was te zeggen, in z'n eigen repeteerende met leelijke gezichten, scheld woorden uitbtootende, maar op 't kantoor zijnde, kwam er weinig van terecht, en zei i heel andere dingen dan i gedacht had, en in den zachtsten -orm. Ik heb den overgang van het Neerlandsch op de vennootschap meegemaakt, maar constateer, dat hij de eenige was die dezelfde bleef, geen directeur speelde. Daar was i ook te eenvoudig voor. We vonden 't altijd erg lollig 'n stuk van hem te «pelen, dan fristen we dat 't gefuif begon want er zijn jaren geweest dat alleen de stukken van Faassen 't 'm deden van qe 25e opvoering waren we altijd zeker, dan begonnen de soupers, ook 'n bewijs dat hij geen egoïst was, en alles maar voor zich opstreek. Na 'n jaar van de Vennootschap verlieten m'n vrouw en ik de zaak, en was Faassen de eenige, die bij ons afscheid hoopte ons gauw terug te zien. Wij hebben gelukkig den tijd, dat de zaken slecht gingen niet meegemaakt, en toen de geldzorgen kwamen, bleek i voor dien strijd niet opgewassen, en moest i voor eenigen tijd naar'n gesticht, Toen i daar uit kwam, moest i 'n vrijgezellen leven beginnen, want z'n vrouw was in dien tijd gestorven. Hij heeft zich daar heel goed in weten te schikken, kwam bij Vic, zijn zoon, inwonen, en wist dat voor hem goed gezorgd werd. Niet meer zooveel hoeven op te bren gen als er voor 'n groot gezin noodig is, natuurlijk, omdat i 't niet meer kon, kal meerde hem en hij werd weer zoo flink als 't maar hoeft. Hij heeft ieder jaar den wensch gemaakt in Kloris, coupletten voor 't kermisstuk, en stukken vertaald. Hij was bijzonder vlijtig, en als i nikste werken had, klaagde i steen en been. Voor 'n paar maanden kreeg i 'n wondje aan den duim van z'n rechter hand, waarom i de pen niet kon hanteeren. Om er gauw af te zijn, liet i 't opereeren, 't bleek beenvliesontsteeking te zijn, en als 't niet zóó wou genezen moest 't been er uitgenomen worden. Dat kon 'm niks sehelen, als i maar weer gauw kon werken. Nu heeft men be grepen, dat dit 'n voorbode was en bederf in t bloed. Van comedie had i nooit genoeg hij leefde als i in de zaal 'n voorstelling bij woonde. Geen première sloeg i over, en als 'r 'n vreemd gezelschap kwam, zat i al vooruit te snoepen. Na afloop zaten we gezamentlijk na te praten, en hoorde 'k graag z'n oordeel, dat heel juist was, en geestig, vooral, als er wat aftebreken viel, en steeds onder 'n glaasje punsch : eentje maar . ..J'1 'n tweede kreeg je et niet in, en dan tribest 't heet zijn, hij wa* nog al kouwelijk uit gevallen. Hij zat altijd met de handen in elkaar, en of 't vroor of niet, 't topje van z'n neus zag altijd blauw. Juist zou er eerdaagsch 'n vergadering worden belegd omdat't kapitaaltje wat voor hem bij elkaar gebracht was, opraakte. Ja, dat moet toch geapprecieerd worden in de Rotterdammers, dat ze 'n oud akteur niet van gebrek laten omkomen. Weetje waarom z'n oudste zoon Victor heet? Toen Faassen trouwde was i in den Haag aan 't gezel schap met Victor Driessen, en die zei: jawel ou eerste jongen moet naar mij heeten, Victor Driessen was lastig, dus wel 'n bewijs alweer voor Faassen hoe 'n goed confrater hu was. De laatste jaren, dat z'n zoon alleen op reis ging, al was 't maar voor n dag zei i bij 't groeten nou jongen tot over twee dagen, als 'k dan nog leef.1'Sinds 14 dagen viel 't Vic op. dat i daarmee was uitgescheden. In de laatste nieuw.jaarwensch merkte 'k op, dat i zooveel dooden herdacht, en vond 't noodig er eenige wegtelaten wou 't begin geen lijkenhuis geleken hebben. De wensch voor 1908 zal 'n ander moeten maken, en zal l aassen-zelf herdacht worden, maar dat kan niet anders dan met den grootsten eerbied voor hem, als kunstenaar en als mensch. Rotterdam. HENKI PIKU.M \.\. * * ->:Schijnbaar een wat ruw man, maar iu werkelijkheid van een groote. bijna sentimenteele gevoeligheid; helpend met woord en daad ieder, die tot hem kwam om voor lichting en steun. Toevend in zijn huis, kwam men al heel gauw onder de bekoring van zijn speelsch vernuft. Als tooneelspeler vóór alles zoekend naar waarheid in de kunst, scherp typeerend als weinigen. Ken man met fijnen geest, voornamen humor en heerlijke fantasie, eigenschappen, die al zijn creaties iets zeer persoonlijks gaven, i. a. w. een kunstenaar van goeden huizo. MAKI J. TKRNOOV Ari:i,. Watergraafsmeer. * Ik had het voorrecht eenige jaren te midden van die groote artisten, waarvan Piet Faassen nu de laatst heengegane is, te mogen comedie spelen of' liever er naar te trachten. Vreemd, liet leek toen zoo gewoon hé, op tooneel te staan tusschen een Heersmans, Faassen en zooveel anderen, eerst nu, nu ze allen voor goed weg zijn, niet alleen van de planken afscheid namen, maar van het leven zelf, nu voel ik eerst het goddelijke van die verdwenen jaren. Rosier Faassen met zijn interessanten scherpen kop, meestal de bovenlip sterk opgetrokken, wat er niet toe bijdroeg het gelaat te vervriendelijken; men dacht hem zoo ziende een echten Marécat (uit Sardou's Vrienden van ons") voor zich te hebben, maar toch kon diezelfde man zoo teergevoelig en zoo hoffelijk zijn. Hij was een zonderling mengsel van teerhartigheid en onnoodige rulheid. Bijzonder gastvrij was hij op verjaar dagen van hem of een der zijnen. Men kon hem en zijne vrouw niet biijder stem men dan in zoo groot mogelijk aantal op te komen dagen. Daar werd dan ook ruimschoots gebruik van gemaakt, men werd er dan overladen met taarten en allerlei lekker nijen en het ging er in die groote voorkamer op de Kruiskade vroolijfc toe. Faassen zelf stapte meestal door de kamer heen en weer, met elk een praatje makende en Fransche liedjes neuriënde. Stil zitten kon hij niet lang, zeker een gevolg van zijn enorm werkzamen geest. Gewoonlijk zag men na ver loop van eenigen tijd de heeren meer afge zonderd zitten en hoorde men aan den eenen kant van de kamer het gekakel der dames en aan den anieren kant het gelach van de heeren, wier gesprekken wel eens gekruid waren. Wijselijk kozen zij zich daarom een apart hoekje van de kamer voor hunne kinderlijke genoegens uit. Eén huis genoot was er echter, die alle conventie over boord gooide en zich niet stoorde aan de preutsche ooren van zijne gasten, dat was Lorretje de papegaai. Totdat het den oaden heer Faassen te bar werd en hij wer kelijk kwaad wordende, zei: Nou is 't ge noeg, hou je smoel," en lorretje werd gedekt met een donker gordijn, wat hem direct verontwaardigd deed zwijgen. En de jongens kregen dan een verwijtenden blik, want hun schuld was het, dat lorretje in gezelschap van dames niet meer presentabel was. De heer Faassen was, vooral te midden van zijn huisgezin, een allerbeminnelijkst man, geestig en onderhoudend. Werkelijk benijdenswaardig om zoo'n werk zaam en nuttig leven geleid te hebben. R. TEUNOOY-APÈI.?HASPELS. Watergraafsmeer. Daar ik niet het voorrecht had in de vier eerste jaren van mijn loopbaan, die door mij te Rotterdam werden doorgebracht, met den heer Rosier Faassen aan n ge zelschap verbonden te zijn, heb ik tot mijn leedwezen geen bizondere persoonlijke herinneringen aan dien terecht zoo ge waar deerden tooneelspeler. De enkele malen, dat het tooneel ons, beginnelingen, in dien tijd tezamenbracht met de groote'' Rotterdammers, tegen wie, je als jongeren huizenhoog opzag, kwam Rosier Faassen, in tegenstelling met de andere leden der oude garde, die afstand hielden, ons dadelijk op z'n bekenden vertrouwelijken toon tegemoet en deed je minder op 'n eiland staan", zooals 't in de tooneeltaal heet 'n Geluk voor onze tooneelspeelkunst, dat hij in den tijd niet bij het Fransche tooneel is overgegaan! Wat zouden wij veel juweel tjes van zuivere Hollandsche kunst gemist hebben! Voor mij was Kosier Kaassen het type van den echten Hollamlxchen tooneelspeler, wars van gedoe en mode-maniertjes, eenvoitdiij en wuar, tot op 't laatst van zijn loopbaan, ons jongere?/ ten roorbeeld! Watergraafsmeer1. A. VAN HEK HoKsT. Kosier Faassen was een goedig mensch, met fouten. Was hij niet in zijn humeur en, vroeg je belangstellend naar zijn gezond heid dan kreeg je geregeld ten antwoord, miserabel!" In den grond deed het hem pleizier als je attenties voor hem had. Hij heeft zorgen gekend, maar wie heeft die niet:1 Hij mocht zich verheugen in de sympathie van het publiek, zoodat zijn laatste levensjaren voor hem de kalmste waren, die hij heeft gekend. Tot zijn dood toe was hij krachtig en taai, en te midden van zijn familie is hij zacht ingeslapen. Is dat niet benijdbaar? Ik wa* te jong om een juist oordeel als kunstenaar over hem te kunnen vellen en daarom zeg ik liever niets. Ik vond hem goed als confrater en ah mensch. Rotterdam. Al.UIA T MM Al II?Kl,KIN. Wij, mijn man en ik, zijn 14 jaar met Rosier Faassen confrater geweest aan den Rott. Schouwburg en hebben altijd best met hem geharmonieerd. Als mensch was hij een braaf man, zér bescheiden en over gevoelig; een aardig causeur over oude herinneringen. \Vat kon hij met ons in geestdrift b.v. over Victor Driessens praten. Als auteur kende hij zijn Pappenheimers. Wat sloegen zijn stukken in, vooral bij het volk. Wat wist hij aardige typen te schep pen. Ook verstond hij de kunst zijne akten een goed slot te geven: in de kermisstukken die hij arrangeerde en waarin hij met zoo veel vuur meespeelde, wat aardige zetten bracht hij er in, die altijd insloegen! < >ok de melodiën voor coupletten enz. gaf hij zelf op, rot zelfs de hoofdrollen kregen voor hun costuum een plaatje, door hem zei!' geteekend en gekleurd. Ook zijn vertalingen waren zeer vloten in gemakkelijke s preek t aal. Als acteur vonden wij hem liet grootste i u /.ijn eigen stukken, en wat ons immer zal bijblijven is: de onnavolgbare creatie van ..llaspelstok". A m s t e r d a m. Pmi.n.MKNT. VAN |VI.I;KIIH\ I.N ,lnNki,i;-. * * * Wie Piet faassen in zijn besten tij l aan het Rotterdamsch Tooneel van nabij leerde kennen, moet, zelfs na vele jaren, de pret tigste herinnering aan zijn persoon, zijn karakter en zijn tulent hebben bewaard. Als mensch van eene haast naieve ge voeligheid voor andersmans leed, de eerste op bezoek bij een zieken kameraad, hem verheugend door een bemoedigend woord, een onderhoudend boek of een versnapering. Als artist ons telkens verrassend door zijn naar het leven werkend typeeeren; toch ook altijd weer 't bust als hij een goed mensch mocht voorstellen. Daarom zullen zijn Rebbe David, zijn Izaae Stern, zijn Michel l'errin en /.i) n I'oirier ons onvergetelijk blijven. Onvergetelijk ook die eene rol, waarin hij zich wel eens, achter de coulissen, wilde vertoonen, als de jeugd wat al te wild en vrij om hem rumoerde, de rol van den streng-en-gewichtig-doener, een pogen dat hij, na enkele oogenblikkeii met vreugd weer opgaf. Piet Faassen was, hoewel melancholisch als vele humoristen, nooit een kniesoor ge weest en hij misgunde den levenslust ook anderen niet. LOES en Wn.i.KM VAN Kom,AAK. A m s t e r d a m. Rosier Faassen is voor mij wel de sym pathiekste mensch geweest, dien ik tot heden aan het tooneel heb aangetroffen. Eerlijk, oprecht en hulpvaardig. Als hij kwaad was, kon hij razen en vloeken, maar ... met tranen in de oogen, hij had er op 't zelfde oogenblik berouw over. Met onze kermisstukken was Faassen mijn toevlucht voor coupletten enz. Ik gaf hem dan de muziek en verzocht hem daar coupletten op te maken, geen kunst, maar 'n lastig werkje. Omgekeerd gaat gemakkelijker Verleden jaar Aug. had ik coupletten van 'n ander. Op 't laatst werden die toch afgekeurd ik verzocht den heer Faassen om half een 's middags bij mij op kantoor vertelde hem de zaak en vroeg hem nieuwe coupletten te maken, maar met spoed ... Faassen trok een zeer ernstig gezicht, wreef zich met den wijsvinger over het voorhoofd en achter de ooren, z'n gewone beweging bij ernstige zaken", zuchtte en zuchtte, en zei dat hij daartoe geen kans meer zag, het was onmogelijk... ik geef daarop ten ant woord, dat in twee dagen tijd genoeg was ... neen zei Faassen, dat is onmogelijk voor me, dat kan ik niet meer, hij staat op en wil ver trekken ... komt nog even terug en vraagt: heb jij soms 'H paar idee's? ik noem enkele dingen .. . maar hij vertrekt en zegt nog eens, neen dat zal niet gaan" het was ruim l uur geworden. Om drie uur s'middags wordt er heel bescheiden geklopt en onzo oude Heer Faassen stapt angstig bescheiden mijn kantoor binnen, en geeft mij 'n vel letje papier en zegt... hier vent, zou dat gaan ?" ... ineens begint hij heel zachtjes en moeilijk het eerste couplet te zingen, ik knik hem lachend toe, hij begint het tweede al flinker, en zoo vervolgens zong hij mij zeven of' acht coupletten voor, met vol am bitie, en op de hem eigenaardige manier, De coupletten waren goed en hadden groot succes. Rotterdam. P. D. VAN EIJSHE.V. * # Met Rosier Faassen is wel de sympat hiekste van onze ouden directeuren heengogegaan, voor ons was hij een vriend en persoonlijk heb ik niets dan prettige en lieve herinneringen aan den goeden direc teur en braven man. Tal v;in aardige en vvaardecrende kattebelletjes van zijne hand zullen mij een waardig souvenir zijn. want ik hechtte veel aan zijn kundig oordeel ovor mijn spel. On/e laatste feestelijke bijeen komst was op mijn zilver jubileiiiiifeest, waarbij ik hem aan ons souper als tafel heer koos. Hij, de eenig overgeblevene van de oude garde mocht daar niet ont breken, d^ guitige speech door hem bij die gelegenheid gehouden laat ik hierbij volgen: OP 12 MAART 1904. Speech gehouden door Rosier /''inumen min liet fremnianl ran mei-r. M. r. Rijxden- l'ïiik Waarde beer en mevrouw v. Eijsden, U die mij aan uw tafel spijsde En ruim voorzag van frissche drank Ontvang daarvoor mijn warme dank, Als voor vijt'-en-twintig jaren De gouden in piaa's zilvren b!;iren U beiden sieren met huu glans, Denk dan eens aau het ,,toe-n en thans". De oude zal er niet meer wezen Om u een versje voor te lezen, Maar al is hij er dan niet, Denk nog eens aan den ouden l'iet! Hij kende uw vrouw in al baar glorie Door haar kraaide n w haan victorie!... Bij vrouw Fortuin staat g' in de gunst Eerst 't koperfeest, nu 't feest der kunst, Haast weer het feest van vrouw's verjaren, De Hemel m oog u zamen sparen! Want jullie krijtst in Rotterdam Al de koek op n boterham. Zaterdagochtend, 2 Febr. half twaalf, waren wij nog bij hem, wij moesten om 12 uur op reis, 'siivonds is hij overleden hij kende ons toen nog goed, en kustte mijn hand van twee uur ai' was hij buiten kennis. Rosier Faassen's nagedachtenis zal als kunstenaar en niet minder als mcnscli steeds door mij hoog gehouden worden en met innig verdriet nam ik Zaterdagmiddag afscheid van mijn goeien ouden vriend. Rotterdam. MAKIK v. IM.ISHKN VINK. ECU de Rnyier-borf. Ter gelegenheid van >ie u.s De Kuyterfeesten is door de Kaycncefabriek ,,.\luminia" te Kopenhagen een gedenkbord vervaardigd. liet is in de bekende kunstzaal der linua ('babot en AlVers. Singel iti4, te bezichtigen. IV uitvoering ervan munt niet alleen uit door schoonheid van lijnen, maar ook door fraaie, diepe en warme tinten. Het geheel bestaat hoofdzakelijk uit blauw in verschil lende nuances, en komt hierin veel overeen met ons Delftsch blauw". Bovenaan prijkt eikenloof als symbool van burgerdeugd. De rand in lichter blauw, waardoor eenige takjes liruin l >of, gestrengeld zijn. wordt verder gevormd door een rij van dolfijnen in zeegroen. Het middenvlak is wit niet een blauwen boogrand. In bet midden «laarvan is de mast van een schip afgebeeld met den IVenschen vlag in top, uitgevoerd in fraaie blauwen nuanceerin->, met het opschrift De Kuvler HiliT 1!K)7". Niet alleen als heriïiierina. maar ook als, voorwerp van kunst waarde heeft dit bord beteekenis. Doilsche tast in Arti, Kene ongewone tentoonstelling in Arti, met Werken vervaardigd door Muncbener kunstenaars.'' 't Is wel een seusatiewekkende afwisseling van de gemeenzame ledententoorjJ. van Hasselt, afgetreden Directeur van Publieke Werken te Amsterdam. stellingen, maar of deze in gewichtigheid daarbij zooveel ten achter staan, mag be twijfeld worden, 't Komt me vo:>r, dat, wie zijn oordeel opschort met het gezegde: onze Hollandsche oogen zijn niet aan deze kunst gewend, onder excuus een negatieve afkeuring uitspreekt. In kunstuiting is er geen taalverscheidenheid, hoogstens verschil van dialect, waarmee toch ieder, die begeerig om te hooren is, zich spoedig vertrouwd kan maken. Deze Duitsche kunstproductie geeft echter nogal uiteenloopende werken te aanechonwen, waardoor bet wat lastig is over het totaal zijn gedachten te verzamelen en te rangschikken tot een oordeel. Mijn hoofdiudruk over het geheel ig, dat het by deze vreemde schilders vooral gaat om vertoon van technische bedrevenheid; dat zij daarbij de houding aannemen van vrijzinnigen, die de kunst willen ontheffen van disciplinaireu druk, om de hedendaagsche kunstrichting over alle liniën te kunnen vertegenwoordigen. Maar al hebben zij zich losgemaakt van de verleden traditiën, ook in de ve.rjongde gedaante heeft de kunstbeoefening zich weer geschikt naar de voorschriften eener aca demische vorming. Eeti malerische" natuurnavolging is de leus gewoideu en niet de kundige teekenaar maar de vaardige schilder zal nu de ware kunstenaar zijn. En de inspanning wordt daartoe vof ral gericht op de zekere jjenseelbebandeling, zooals een huisschilder zich kan toelegden op het, specia eeren in het marmerschilderen. Het is de knapheid van een gelukkigen slag in het handwerk, maar in kunst is zulke kreukeloosheid van een vaste uitvoering van zeer geringe belangrijkheid. Ik denk hier aan de schilderijen van Thor, die met hun gladde methodische afwerking wel cliché's lijken voor den drukker. Ook anderen als Georgi, Bartels vertoonen wel met groote behendig heid een verlokkende artisticiteit, maar de waarde is alleen in het uiterlijk gelegen. Een enkele loopt er wel tusschen door: Willaiann, die althans op deugdelijker grond slag 'treeft naar technische bekwaamheid en precieuser uitvoerigheid, hij heeft daartoe met kennelijken ernst de soliede, gepolijste schildertrant der oude meesters bestudeerd en, met waardig succes. Maar het werk, waarin hij tens meer zijn eigen persoonlijkheid wilde uitzetten, Kalkoen, doet inzien, dat ook bij hem dr) waarde tocti vooral in de geoefend heid van band moet gezocht worden. Toch is dit stuk respectabel naast het pronkende werk van Kunz, die het model is van een Duitsch schilderprofessor. Zoo is ook het stilleven van (.Trützner van 'n onberispelijke behandeling, nergends uit den plooi rakende, zóó, dat het hem op glansrijke wijze het einddiploma eener schilderschool zou doen verwerven. De aangesneden ham, a's het belangrijkste brok in de compositie, is zoo natuurgetrouw dat ze haast echt lijkt; maar aan een schilderij mogen andere eischen gesteld worden, dan den eetlust op te wekken. Het is kunstmatige kunst, welker beoefe naars alle het oilicieele gewaad dragen van knristeLaar. Die menschen vormen een corps, dat altijd eenig op/.i en baart in de burger gemeenschap De geest der bekende Duitsche tucht beheerscht er ook het leven der kunst en dank zij de gereglemei teerde oefeningen, doorgezet met de taaie vasthoudendheid, net Duitsche ras eigen, zijn d'- schilders daar rnisschit-n meer dan ergends anders danig afgericht op de ban Igrepen van bun vak. De kunstbeoefening is een veel inspanning en doorzettende studie eischende onderneming, met bel «loei slagvaardig te geraken tot den roemrijken kamp om den voorrang van het meesterschap. Deze opmerkingen betreden het karakter der beeldende kunst ginds, en in 't bij/,oniler de werken uit deze verzamelhig. ik geloof echter wel dat ze kunnen blijven -uu de Duitsche schilderkunst in 't algemeen te karakteriseeren, die der vorige en dt-r liedene generatie. Want bet staat te bezien wat als kunst voort brems-el van meer beteekenis ntot-t geacht worden, het werk van Defregger die van zijn schilderijen anecdoten maakt met een burgerlijke naturalistische gezindheid, (.-iabriel Max met zijn gekunstelde veredeling van vorm en bloedeloos idealisme, of de vooruitstr. veulen langs nanen door de moderne kunstbeweging geopend, als Georgi met zijn ,.D;ime in 't wit ', Xügel met zijn ! wel meer eigene maar toch al te gure kleur! impressie's en ook Kranz von Stiick met zijn i aanmatigende houding van ultra moderniteit. j Indien het dan toch iu schilderkunst een i ten tooneele voeren moet wezen, zijn misschien j de e<-rsten zelfs te prefereeren.als consequenter l een verhaal is meer dan een gebaar. j Er is er een, in wiens werk meer van zenuwen te bespeuren valt, l'hilip Klein; er zijn noten in zijn kleurzetting die in zijn tiguurstuk wel wat valsch uitklinken door die groene japon vooral, maar in zijn stilleven helderder samenstemmen. Het zwaartepunt der tentoonstellng ligt in de vrij ruime ver tegenwoordiging van den vermaarden Lenbach. Of de'.e serie portretten voldoet aan de verwachting van velen, die hem alleen door reproductie's kennen? of gedeeltelijk dan? Achter zijn kunstuiting is er ook veel voorwenden en berekenende stelselmatigheid en het is bekend, dat bij het materiaal voor zijn praktijk grootendeels overgenomen heeft uit de handen der Vecetiaansche grootDokter Hk. de Vries, f meesters; maar hij heeft het toch zeer be kwaam ten eigen dienste vervormd. Ik hoorde van hem eens de verklaring. dat een schilder voor zijn vorming aan een academie weinig kan winnen, wél door copieeren van oude meesters.Er moet in Lenbach evenwel een gewichtig talent van portret-schilderen erkend worden, al is de juiste schatting daarvan niet zoo makkelijk. Zijn vrouwe-portretten vallen daarbij wat uit den lijn. Ze zijn behaagziek van opzet en factuur, zelis banaal vanteekening. In de mansportretten openbaart zich meer zijn beteekenis; zij ligt in het concipieeren van een portret waarbij het pakken der gelijkenis" eerder geschiedt uit de macht der plastische uitbeelding van den eigenaardigen gelaatsbouw, dan uit een scherpen speurzin naar de verborgenheden achter den uiterlijken vorm. De breed in vormen gehouwen, kloeken regelmatigen kop van Gladstone, de scherpe typeering van Moltke'a grillig gevormd gelaat. de kop van Strauss met zijn vast saamgeknepen trekken en strak turende oogen, 't zijn alle drie uitbeeldingen, minder van de individuen in hun afgescheiden leven, dan van deze menfchen in hun onderscheiden levenspositie: de engelsche staatsman, de duitsche strateeg, de moderne componist. Ook het styleerend afbeelden van een menschengelaat bij de italiaansche portrettisten, schijnt Lenbach'sontwikkeling beïnvloed te hebbtn. Kr is een macht achter Lenbach's kunstuiting. maar ze beweegt zich niet zonder gekunsteld heid, ze dringt haar kwaliteiten op met behulp van technische vindingen. Het portret door Kaulbach van zijn vader is een zeer achtenswaardig werk, de linkerhand is het top punt van voorbeeldig kannen, datdit werk ten toon spreidt. In zijn portret van mej. Waldeck echter is alleen het hondje opmerkenswaardig. Von Uhde ie een schilder, die in Duitschlan<l nog al opgang maakte met bijbelsche tafe reelen, gedacht in het gebeuren en de kleederdracit van het hedendaagsche leven. Breughe! deed dat ook, maar naïver dan deze moderne diiitsche schilder, met zijn stokpaardje van realistisch historie schilderen. In het aan wezige stuk heeft hij blijkbaar bedoeld voor te stellen de vlucht naar Egypte; in den catalogus heet het echter heel alledaagsch : Op den tervAjweg. Dit ftit op zich zelf levert genoegzaam critiek op zijn opvatting van historie-schilderen. Toch is Von Uhde onder de hier tegenwoordigen een dergenen, die 't zuiverst schilder zijn; er is zelfs stemming in zijn landschap. Zoo mocht ik ook oprechter zin, achter schuchterder uiting ontdekken in het ietwat ydillisch landschapje van Hengeler, eenander hierop sterk trekkend, schil derijtje van Stadier; deze hebben althans minder het kille van vaardig atelierwei k : ook in een, echter lang niet goedgeelaagde berastudie No. 139, zijn er partijen, die wer kelijk gtzien blijken te zijn. (ietieken leverde, en 't voordeeligst in Romeo, een genietbare weerspiegeling van de dartele i8e eeuwsche kunst, en van achetto vielen mij op twee kleine doch levendige maueschijnfantasiën. De werken van Katiael Schuster-Woldan vragen we! dringend om de aandacht; hij stelt zich voor als do schilder van monumentale werken, iu 't bijzonder met, Op rrije heuvelen Als de gedachte het als fresco bedoeld schilders) uk steeds moet leiden in optrek en volvoering. dan mogen we bij deze schepping niet anders spreken als van een bedenksel, al werd het op nog zoo academisch-volleerde wijze in vorm en kleur gebracht. De dingetjes vaii Harburger om van het verhevene tot het boertige neer te vallen (edoch niet KIK, steil als men zou meeneni zijn als in oliet erf overgebrachte prenten uit de Flitgende Blatler: met gepaste inachtname der eischen van het ernstiger werk, dat schilderen onweer spreekbaar is. Als illustratie genomen, zijn die H:cne'tjes wel behagelijk te zien, niet echh r langdurig of bij herhaalde beschouwing ; daarvoor dragen hun kwaliteiten niet ver ge noeg. Ik weet waarlijk niet welke grepen er meer te doen zijn uit deze collectie, onverschil lig in welken richting. Er kan noch ge we/.en worden op de rauwe uitspatting van ten belenkelijk stoutmoedigen voo'uitstrever als l'arin, in tegenstelling met de grauwe con ventie in den Christus van Zimmerman. of de romantische landschappen van Kowalski. de zwijmelende verhevenheid in Fita Jiumm/'i van Kaulbach. (Jof kan nog worden over wogen in hoever het streven van Eichler (^ckemerhifl) naar decoratieve kunst, den ge lijker grond heeft dan dat vanSchusler- Woli lan. Ma?.r resumeerende, kan besloten worden met de opmerking, dat, en in zin en in methode er wel een veranderden trant met de kunst uiting der vorige generatie is waar te nemen, maar dat zij in grondaard zich gelijk is gegeblezen. W. STEENHOEF. W. fie Zw aiyiecte, Rolteriam. Niet dan een K^ft bericht over deze ten toonstelling. Ze bevat een aantal reeds geziene schilderijen en aquarellen met enkele die 'k in den laatt-ten tijd niet zag. Tot de besten behooren : Marktdag; een aan' al kramen; er achter een stuk stad, nog studie achtig aangeduid. Er is in de vooruitbanJ

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl