Historisch Archief 1877-1940
No. 1546
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VUUR NE D KR LAN I).
Ik was geen tijdgenoot van Rosier Faassen.
Ik heb 'm pas leeren kennen toen 'k aan
't Neerlandsch kwam, Rott. afd. Toen pas
kwam 'k in de gelegenheid hem te
observeeren gedurende zeven jaar en kan'k ook
wel zeggen, dat wij hem hebben leeren
kennen als 'n degelijk confrater, die liefde
had voor z'n kunst en zijn gezin. Dat hij
in 't laatst wel wat teveel opging in zijn gezin
is misschien niet zoo goed geweest. Als je'n
vrouw en 'n zoon aan 't zelfde tooneel hebt,
waar je mededirecteur bent, dan is je positie
allesbehalve aangenaam.
Wat heb 'k hem dikwijls op weg naar 't
kantoor gezien ruziemakende, en alles wat
i van plan was te zeggen, in z'n eigen
repeteerende met leelijke gezichten, scheld
woorden uitbtootende, maar op 't kantoor
zijnde, kwam er weinig van terecht, en zei
i heel andere dingen dan i gedacht had, en
in den zachtsten -orm.
Ik heb den overgang van het Neerlandsch
op de vennootschap meegemaakt, maar
constateer, dat hij de eenige was die dezelfde
bleef, geen directeur speelde. Daar was i
ook te eenvoudig voor.
We vonden 't altijd erg lollig 'n stuk van
hem te «pelen, dan fristen we dat 't gefuif
begon want er zijn jaren geweest dat
alleen de stukken van Faassen 't 'm deden
van qe 25e opvoering waren we altijd zeker,
dan begonnen de soupers, ook 'n bewijs dat
hij geen egoïst was, en alles maar voor zich
opstreek.
Na 'n jaar van de Vennootschap verlieten
m'n vrouw en ik de zaak, en was Faassen
de eenige, die bij ons afscheid hoopte ons
gauw terug te zien. Wij hebben gelukkig
den tijd, dat de zaken slecht gingen niet
meegemaakt, en toen de geldzorgen kwamen,
bleek i voor dien strijd niet opgewassen,
en moest i voor eenigen tijd naar'n gesticht,
Toen i daar uit kwam, moest i 'n vrijgezellen
leven beginnen, want z'n vrouw was in dien
tijd gestorven. Hij heeft zich daar heel goed
in weten te schikken, kwam bij Vic, zijn zoon,
inwonen, en wist dat voor hem goed gezorgd
werd. Niet meer zooveel hoeven op te bren
gen als er voor 'n groot gezin noodig is,
natuurlijk, omdat i 't niet meer kon, kal
meerde hem en hij werd weer zoo flink als 't
maar hoeft. Hij heeft ieder jaar den wensch
gemaakt in Kloris, coupletten voor 't
kermisstuk, en stukken vertaald. Hij was bijzonder
vlijtig, en als i nikste werken had, klaagde
i steen en been.
Voor 'n paar maanden kreeg i 'n wondje
aan den duim van z'n rechter hand, waarom
i de pen niet kon hanteeren. Om er gauw
af te zijn, liet i 't opereeren, 't bleek
beenvliesontsteeking te zijn, en als 't niet zóó
wou genezen moest 't been er uitgenomen
worden. Dat kon 'm niks sehelen, als i maar
weer gauw kon werken. Nu heeft men be
grepen, dat dit 'n voorbode was en bederf
in t bloed.
Van comedie had i nooit genoeg hij
leefde als i in de zaal 'n voorstelling bij
woonde. Geen première sloeg i over, en als
'r 'n vreemd gezelschap kwam, zat i al
vooruit te snoepen. Na afloop zaten we
gezamentlijk na te praten, en hoorde 'k graag
z'n oordeel, dat heel juist was, en geestig,
vooral, als er wat aftebreken viel, en steeds
onder 'n glaasje punsch : eentje maar . ..J'1 'n
tweede kreeg je et niet in, en dan tribest
't heet zijn, hij wa* nog al kouwelijk uit
gevallen. Hij zat altijd met de handen in
elkaar, en of 't vroor of niet, 't topje van
z'n neus zag altijd blauw.
Juist zou er eerdaagsch 'n vergadering
worden belegd omdat't kapitaaltje wat voor
hem bij elkaar gebracht was, opraakte. Ja,
dat moet toch geapprecieerd worden in de
Rotterdammers, dat ze 'n oud akteur niet
van gebrek laten omkomen. Weetje waarom
z'n oudste zoon Victor heet? Toen Faassen
trouwde was i in den Haag aan 't gezel
schap met Victor Driessen, en die zei:
jawel ou eerste jongen moet naar mij heeten,
Victor Driessen was lastig, dus wel 'n bewijs
alweer voor Faassen hoe 'n goed confrater
hu was.
De laatste jaren, dat z'n zoon alleen op
reis ging, al was 't maar voor n dag zei
i bij 't groeten nou jongen tot over twee
dagen, als 'k dan nog leef.1'Sinds 14 dagen
viel 't Vic op. dat i daarmee was
uitgescheden. In de laatste nieuw.jaarwensch
merkte 'k op, dat i zooveel dooden herdacht,
en vond 't noodig er eenige wegtelaten
wou 't begin geen lijkenhuis geleken hebben.
De wensch voor 1908 zal 'n ander moeten
maken, en zal l aassen-zelf herdacht worden,
maar dat kan niet anders dan met den
grootsten eerbied voor hem, als kunstenaar
en als mensch.
Rotterdam. HENKI PIKU.M \.\.
* *
->:Schijnbaar een wat ruw man, maar iu
werkelijkheid van een groote. bijna
sentimenteele gevoeligheid; helpend met woord
en daad ieder, die tot hem kwam om voor
lichting en steun. Toevend in zijn huis,
kwam men al heel gauw onder de bekoring
van zijn speelsch vernuft. Als tooneelspeler
vóór alles zoekend naar waarheid in de
kunst, scherp typeerend als weinigen. Ken
man met fijnen geest, voornamen humor en
heerlijke fantasie, eigenschappen, die al zijn
creaties iets zeer persoonlijks gaven, i. a. w.
een kunstenaar van goeden huizo.
MAKI J. TKRNOOV Ari:i,.
Watergraafsmeer.
*
Ik had het voorrecht eenige jaren te
midden van die groote artisten, waarvan
Piet Faassen nu de laatst heengegane is,
te mogen comedie spelen of' liever er naar
te trachten.
Vreemd, liet leek toen zoo gewoon hé, op
tooneel te staan tusschen een Heersmans,
Faassen en zooveel anderen, eerst nu, nu
ze allen voor goed weg zijn, niet alleen
van de planken afscheid namen, maar van
het leven zelf, nu voel ik eerst het goddelijke
van die verdwenen jaren.
Rosier Faassen met zijn interessanten
scherpen kop, meestal de bovenlip sterk
opgetrokken, wat er niet toe bijdroeg het
gelaat te vervriendelijken; men dacht hem
zoo ziende een echten Marécat (uit
Sardou's Vrienden van ons") voor zich te
hebben, maar toch kon diezelfde man zoo
teergevoelig en zoo hoffelijk zijn. Hij was
een zonderling mengsel van teerhartigheid
en onnoodige rulheid.
Bijzonder gastvrij was hij op verjaar
dagen van hem of een der zijnen. Men
kon hem en zijne vrouw niet biijder stem
men dan in zoo groot mogelijk aantal op
te komen dagen. Daar werd dan ook
ruimschoots gebruik van gemaakt, men werd er
dan overladen met taarten en allerlei lekker
nijen en het ging er in die groote voorkamer
op de Kruiskade vroolijfc toe. Faassen zelf
stapte meestal door de kamer heen en weer,
met elk een praatje makende en Fransche
liedjes neuriënde. Stil zitten kon hij niet
lang, zeker een gevolg van zijn enorm
werkzamen geest. Gewoonlijk zag men na ver
loop van eenigen tijd de heeren meer afge
zonderd zitten en hoorde men aan den
eenen kant van de kamer het gekakel der
dames en aan den anieren kant het gelach
van de heeren, wier gesprekken wel eens
gekruid waren. Wijselijk kozen zij zich
daarom een apart hoekje van de kamer voor
hunne kinderlijke genoegens uit. Eén huis
genoot was er echter, die alle conventie
over boord gooide en zich niet stoorde aan
de preutsche ooren van zijne gasten, dat
was Lorretje de papegaai. Totdat het den
oaden heer Faassen te bar werd en hij wer
kelijk kwaad wordende, zei: Nou is 't ge
noeg, hou je smoel," en lorretje werd gedekt
met een donker gordijn, wat hem direct
verontwaardigd deed zwijgen. En de jongens
kregen dan een verwijtenden blik, want hun
schuld was het, dat lorretje in gezelschap
van dames niet meer presentabel was.
De heer Faassen was, vooral te midden
van zijn huisgezin, een allerbeminnelijkst
man, geestig en onderhoudend.
Werkelijk benijdenswaardig om zoo'n werk
zaam en nuttig leven geleid te hebben.
R. TEUNOOY-APÈI.?HASPELS.
Watergraafsmeer.
Daar ik niet het voorrecht had in de
vier eerste jaren van mijn loopbaan, die
door mij te Rotterdam werden doorgebracht,
met den heer Rosier Faassen aan n ge
zelschap verbonden te zijn, heb ik tot mijn
leedwezen geen bizondere persoonlijke
herinneringen aan dien terecht zoo ge waar
deerden tooneelspeler.
De enkele malen, dat het tooneel ons,
beginnelingen, in dien tijd tezamenbracht
met de groote'' Rotterdammers, tegen wie,
je als jongeren huizenhoog opzag, kwam
Rosier Faassen, in tegenstelling met de
andere leden der oude garde, die afstand
hielden, ons dadelijk op z'n bekenden
vertrouwelijken toon tegemoet en deed je
minder op 'n eiland staan", zooals 't in de
tooneeltaal heet
'n Geluk voor onze tooneelspeelkunst, dat
hij in den tijd niet bij het Fransche tooneel
is overgegaan! Wat zouden wij veel juweel
tjes van zuivere Hollandsche kunst gemist
hebben!
Voor mij was Kosier Kaassen het type
van den echten Hollamlxchen tooneelspeler,
wars van gedoe en mode-maniertjes,
eenvoitdiij en wuar, tot op 't laatst van zijn
loopbaan, ons jongere?/ ten roorbeeld!
Watergraafsmeer1.
A. VAN HEK HoKsT.
Kosier Faassen was een goedig mensch,
met fouten. Was hij niet in zijn humeur en,
vroeg je belangstellend naar zijn gezond
heid dan kreeg je geregeld ten antwoord,
miserabel!" In den grond deed het hem
pleizier als je attenties voor hem had.
Hij heeft zorgen gekend, maar wie heeft
die niet:1 Hij mocht zich verheugen in de
sympathie van het publiek, zoodat zijn
laatste levensjaren voor hem de kalmste
waren, die hij heeft gekend. Tot zijn dood
toe was hij krachtig en taai, en te midden
van zijn familie is hij zacht ingeslapen.
Is dat niet benijdbaar?
Ik wa* te jong om een juist oordeel als
kunstenaar over hem te kunnen vellen en
daarom zeg ik liever niets.
Ik vond hem goed als confrater en ah
mensch.
Rotterdam.
Al.UIA T MM Al II?Kl,KIN.
Wij, mijn man en ik, zijn 14 jaar met
Rosier Faassen confrater geweest aan den
Rott. Schouwburg en hebben altijd best
met hem geharmonieerd. Als mensch was
hij een braaf man, zér bescheiden en over
gevoelig; een aardig causeur over oude
herinneringen. \Vat kon hij met ons in
geestdrift b.v. over Victor Driessens praten.
Als auteur kende hij zijn Pappenheimers.
Wat sloegen zijn stukken in, vooral bij het
volk. Wat wist hij aardige typen te schep
pen. Ook verstond hij de kunst zijne akten
een goed slot te geven: in de kermisstukken
die hij arrangeerde en waarin hij met zoo
veel vuur meespeelde, wat aardige zetten
bracht hij er in, die altijd insloegen! < >ok
de melodiën voor coupletten enz. gaf hij
zelf op, rot zelfs de hoofdrollen kregen voor
hun costuum een plaatje, door hem zei!'
geteekend en gekleurd. Ook zijn vertalingen
waren zeer vloten in gemakkelijke s preek t aal.
Als acteur vonden wij hem liet grootste
i u /.ijn eigen stukken, en wat ons immer
zal bijblijven is: de onnavolgbare creatie
van ..llaspelstok".
A m s t e r d a m.
Pmi.n.MKNT. VAN |VI.I;KIIH\ I.N ,lnNki,i;-.
* *
*
Wie Piet faassen in zijn besten tij l aan
het Rotterdamsch Tooneel van nabij leerde
kennen, moet, zelfs na vele jaren, de pret
tigste herinnering aan zijn persoon, zijn
karakter en zijn tulent hebben bewaard.
Als mensch van eene haast naieve ge
voeligheid voor andersmans leed, de eerste
op bezoek bij een zieken kameraad, hem
verheugend door een bemoedigend woord,
een onderhoudend boek of een versnapering.
Als artist ons telkens verrassend door
zijn naar het leven werkend typeeeren;
toch ook altijd weer 't bust als hij een goed
mensch mocht voorstellen.
Daarom zullen zijn Rebbe David, zijn
Izaae Stern, zijn Michel l'errin en /.i) n
I'oirier ons onvergetelijk blijven.
Onvergetelijk ook die eene rol, waarin
hij zich wel eens, achter de coulissen, wilde
vertoonen, als de jeugd wat al te wild en
vrij om hem rumoerde, de rol van den
streng-en-gewichtig-doener, een pogen dat
hij, na enkele oogenblikkeii met vreugd
weer opgaf.
Piet Faassen was, hoewel melancholisch
als vele humoristen, nooit een kniesoor ge
weest en hij misgunde den levenslust ook
anderen niet.
LOES en Wn.i.KM VAN Kom,AAK.
A m s t e r d a m.
Rosier Faassen is voor mij wel de sym
pathiekste mensch geweest, dien ik tot heden
aan het tooneel heb aangetroffen. Eerlijk,
oprecht en hulpvaardig.
Als hij kwaad was, kon hij razen en
vloeken, maar ... met tranen in de oogen,
hij had er op 't zelfde oogenblik berouw
over.
Met onze kermisstukken was Faassen mijn
toevlucht voor coupletten enz.
Ik gaf hem dan de muziek en verzocht
hem daar coupletten op te maken, geen
kunst, maar 'n lastig werkje. Omgekeerd
gaat gemakkelijker
Verleden jaar Aug. had ik coupletten
van 'n ander. Op 't laatst werden die toch
afgekeurd ik verzocht den heer Faassen
om half een 's middags bij mij op kantoor
vertelde hem de zaak en vroeg hem nieuwe
coupletten te maken, maar met spoed ...
Faassen trok een zeer ernstig gezicht, wreef
zich met den wijsvinger over het voorhoofd
en achter de ooren, z'n gewone beweging
bij ernstige zaken", zuchtte en zuchtte, en
zei dat hij daartoe geen kans meer zag, het
was onmogelijk... ik geef daarop ten ant
woord, dat in twee dagen tijd genoeg was ...
neen zei Faassen, dat is onmogelijk voor me,
dat kan ik niet meer, hij staat op en wil ver
trekken ... komt nog even terug en vraagt:
heb jij soms 'H paar idee's? ik noem enkele
dingen .. . maar hij vertrekt en zegt nog
eens, neen dat zal niet gaan" het was
ruim l uur geworden. Om drie uur s'middags
wordt er heel bescheiden geklopt en onzo
oude Heer Faassen stapt angstig bescheiden
mijn kantoor binnen, en geeft mij 'n vel
letje papier en zegt... hier vent, zou dat
gaan ?" ... ineens begint hij heel zachtjes
en moeilijk het eerste couplet te zingen, ik
knik hem lachend toe, hij begint het tweede
al flinker, en zoo vervolgens zong hij mij
zeven of' acht coupletten voor, met vol am
bitie, en op de hem eigenaardige manier,
De coupletten waren goed en hadden groot
succes.
Rotterdam. P. D. VAN EIJSHE.V.
* #
Met Rosier Faassen is wel de sympat
hiekste van onze ouden directeuren
heengogegaan, voor ons was hij een vriend en
persoonlijk heb ik niets dan prettige en
lieve herinneringen aan den goeden direc
teur en braven man. Tal v;in aardige en
vvaardecrende kattebelletjes van zijne hand
zullen mij een waardig souvenir zijn. want
ik hechtte veel aan zijn kundig oordeel ovor
mijn spel. On/e laatste feestelijke bijeen
komst was op mijn zilver jubileiiiiifeest,
waarbij ik hem aan ons souper als tafel
heer koos. Hij, de eenig overgeblevene
van de oude garde mocht daar niet ont
breken, d^ guitige speech door hem bij die
gelegenheid gehouden laat ik hierbij volgen:
OP 12 MAART 1904.
Speech gehouden door Rosier /''inumen min liet
fremnianl ran mei-r. M. r. Rijxden- l'ïiik
Waarde beer en mevrouw v. Eijsden,
U die mij aan uw tafel spijsde
En ruim voorzag van frissche drank
Ontvang daarvoor mijn warme dank,
Als voor vijt'-en-twintig jaren
De gouden in piaa's zilvren b!;iren
U beiden sieren met huu glans,
Denk dan eens aau het ,,toe-n en thans".
De oude zal er niet meer wezen
Om u een versje voor te lezen,
Maar al is hij er dan niet,
Denk nog eens aan den ouden l'iet!
Hij kende uw vrouw in al baar glorie
Door haar kraaide n w haan victorie!...
Bij vrouw Fortuin staat g' in de gunst
Eerst 't koperfeest, nu 't feest der kunst,
Haast weer het feest van vrouw's verjaren,
De Hemel m oog u zamen sparen!
Want jullie krijtst in Rotterdam
Al de koek op n boterham.
Zaterdagochtend, 2 Febr. half twaalf, waren
wij nog bij hem, wij moesten om 12 uur op
reis, 'siivonds is hij overleden hij kende
ons toen nog goed, en kustte mijn hand
van twee uur ai' was hij buiten kennis.
Rosier Faassen's nagedachtenis zal als
kunstenaar en niet minder als mcnscli steeds
door mij hoog gehouden worden en met
innig verdriet nam ik Zaterdagmiddag
afscheid van mijn goeien ouden vriend.
Rotterdam. MAKIK v. IM.ISHKN VINK.
ECU de Rnyier-borf.
Ter gelegenheid van >ie u.s De Kuyterfeesten
is door de Kaycncefabriek ,,.\luminia" te
Kopenhagen een gedenkbord vervaardigd.
liet is in de bekende kunstzaal der linua
('babot en AlVers. Singel iti4, te bezichtigen.
IV uitvoering ervan munt niet alleen uit
door schoonheid van lijnen, maar ook door
fraaie, diepe en warme tinten. Het geheel
bestaat hoofdzakelijk uit blauw in verschil
lende nuances, en komt hierin veel overeen
met ons Delftsch blauw". Bovenaan prijkt
eikenloof als symbool van burgerdeugd.
De rand in lichter blauw, waardoor eenige
takjes liruin l >of, gestrengeld zijn. wordt
verder gevormd door een rij van dolfijnen
in zeegroen. Het middenvlak is wit niet een
blauwen boogrand. In bet midden «laarvan
is de mast van een schip afgebeeld met den
IVenschen vlag in top, uitgevoerd in fraaie
blauwen nuanceerin->, met het opschrift De
Kuvler HiliT 1!K)7". Niet alleen als
heriïiierina. maar ook als, voorwerp van kunst
waarde heeft dit bord beteekenis.
Doilsche tast in Arti,
Kene ongewone tentoonstelling in Arti,
met Werken vervaardigd door Muncbener
kunstenaars.'' 't Is wel een seusatiewekkende
afwisseling van de gemeenzame
ledententoorjJ. van Hasselt, afgetreden Directeur van
Publieke Werken te Amsterdam.
stellingen, maar of deze in gewichtigheid
daarbij zooveel ten achter staan, mag be
twijfeld worden, 't Komt me vo:>r, dat, wie
zijn oordeel opschort met het gezegde:
onze Hollandsche oogen zijn niet aan deze
kunst gewend, onder excuus een negatieve
afkeuring uitspreekt. In kunstuiting is er
geen taalverscheidenheid, hoogstens verschil
van dialect, waarmee toch ieder, die begeerig
om te hooren is, zich spoedig vertrouwd kan
maken. Deze Duitsche kunstproductie geeft
echter nogal uiteenloopende werken te
aanechonwen, waardoor bet wat lastig is over
het totaal zijn gedachten te verzamelen en
te rangschikken tot een oordeel. Mijn
hoofdiudruk over het geheel ig, dat het by deze
vreemde schilders vooral gaat om vertoon van
technische bedrevenheid; dat zij daarbij de
houding aannemen van vrijzinnigen, die de
kunst willen ontheffen van disciplinaireu
druk, om de hedendaagsche kunstrichting
over alle liniën te kunnen vertegenwoordigen.
Maar al hebben zij zich losgemaakt van
de verleden traditiën, ook in de ve.rjongde
gedaante heeft de kunstbeoefening zich weer
geschikt naar de voorschriften eener aca
demische vorming. Eeti malerische"
natuurnavolging is de leus gewoideu en niet de
kundige teekenaar maar de vaardige
schilder zal nu de ware kunstenaar zijn. En
de inspanning wordt daartoe vof ral gericht
op de zekere jjenseelbebandeling, zooals
een huisschilder zich kan toelegden op het,
specia eeren in het marmerschilderen. Het
is de knapheid van een gelukkigen slag in
het handwerk, maar in kunst is zulke
kreukeloosheid van een vaste uitvoering van zeer
geringe belangrijkheid. Ik denk hier aan de
schilderijen van Thor, die met hun gladde
methodische afwerking wel cliché's lijken
voor den drukker. Ook anderen als Georgi,
Bartels vertoonen wel met groote behendig
heid een verlokkende artisticiteit, maar de
waarde is alleen in het uiterlijk gelegen.
Een enkele loopt er wel tusschen door:
Willaiann, die althans op deugdelijker grond
slag 'treeft naar technische bekwaamheid en
precieuser uitvoerigheid, hij heeft daartoe met
kennelijken ernst de soliede, gepolijste
schildertrant der oude meesters bestudeerd en,
met waardig succes. Maar het werk, waarin
hij tens meer zijn eigen persoonlijkheid
wilde uitzetten, Kalkoen, doet inzien, dat ook
bij hem dr) waarde tocti vooral in de geoefend
heid van band moet gezocht worden. Toch
is dit stuk respectabel naast het pronkende
werk van Kunz, die het model is van een
Duitsch schilderprofessor. Zoo is ook het
stilleven van (.Trützner van 'n onberispelijke
behandeling, nergends uit den plooi rakende,
zóó, dat het hem op glansrijke wijze het
einddiploma eener schilderschool zou doen
verwerven. De aangesneden ham, a's het
belangrijkste brok in de compositie, is zoo
natuurgetrouw dat ze haast echt lijkt; maar
aan een schilderij mogen andere eischen
gesteld worden, dan den eetlust op te wekken.
Het is kunstmatige kunst, welker beoefe
naars alle het oilicieele gewaad dragen van
knristeLaar. Die menschen vormen een corps,
dat altijd eenig op/.i en baart in de burger
gemeenschap De geest der bekende Duitsche
tucht beheerscht er ook het leven der kunst
en dank zij de gereglemei teerde oefeningen,
doorgezet met de taaie vasthoudendheid, net
Duitsche ras eigen, zijn d'- schilders daar
rnisschit-n meer dan ergends anders danig
afgericht op de ban Igrepen van bun vak. De
kunstbeoefening is een veel inspanning en
doorzettende studie eischende onderneming,
met bel «loei slagvaardig te geraken tot den
roemrijken kamp om den voorrang van het
meesterschap. Deze opmerkingen betreden
het karakter der beeldende kunst ginds, en
in 't bij/,oniler de werken uit deze
verzamelhig. ik geloof echter wel dat ze kunnen
blijven -uu de Duitsche schilderkunst in 't
algemeen te karakteriseeren, die der vorige
en dt-r liedene generatie. Want bet staat te
bezien wat als kunst voort brems-el van meer
beteekenis ntot-t geacht worden, het werk
van Defregger die van zijn schilderijen
anecdoten maakt met een burgerlijke naturalistische
gezindheid, (.-iabriel Max met zijn gekunstelde
veredeling van vorm en bloedeloos idealisme,
of de vooruitstr. veulen langs nanen door de
moderne kunstbeweging geopend, als Georgi
met zijn ,.D;ime in 't wit ', Xügel met zijn
! wel meer eigene maar toch al te gure
kleur! impressie's en ook Kranz von Stiick met zijn
i aanmatigende houding van ultra moderniteit.
j Indien het dan toch iu schilderkunst een
i ten tooneele voeren moet wezen, zijn misschien
j de e<-rsten zelfs te prefereeren.als consequenter
l een verhaal is meer dan een gebaar.
j Er is er een, in wiens werk meer van
zenuwen te bespeuren valt, l'hilip Klein; er
zijn noten in zijn kleurzetting die in zijn
tiguurstuk wel wat valsch uitklinken door
die groene japon vooral, maar in zijn stilleven
helderder samenstemmen. Het zwaartepunt
der tentoonstellng ligt in de vrij ruime ver
tegenwoordiging van den vermaarden
Lenbach. Of de'.e serie portretten voldoet aan
de verwachting van velen, die hem alleen
door reproductie's kennen? of gedeeltelijk
dan? Achter zijn kunstuiting is er ook veel
voorwenden en berekenende stelselmatigheid
en het is bekend, dat bij het materiaal voor
zijn praktijk grootendeels overgenomen heeft
uit de handen der Vecetiaansche
grootDokter Hk. de Vries, f
meesters; maar hij heeft het toch zeer be
kwaam ten eigen dienste vervormd.
Ik hoorde van hem eens de verklaring.
dat een schilder voor zijn vorming aan een
academie weinig kan winnen, wél door
copieeren van oude
meesters.Er moet in Lenbach evenwel een gewichtig
talent van portret-schilderen erkend worden,
al is de juiste schatting daarvan niet zoo
makkelijk. Zijn vrouwe-portretten vallen
daarbij wat uit den lijn. Ze zijn behaagziek
van opzet en factuur, zelis banaal
vanteekening. In de mansportretten openbaart zich
meer zijn beteekenis; zij ligt in het
concipieeren van een portret waarbij het pakken
der gelijkenis" eerder geschiedt uit de macht
der plastische uitbeelding van den
eigenaardigen gelaatsbouw, dan uit een scherpen
speurzin naar de verborgenheden achter den
uiterlijken vorm.
De breed in vormen gehouwen, kloeken
regelmatigen kop van Gladstone, de scherpe
typeering van Moltke'a grillig gevormd gelaat.
de kop van Strauss met zijn vast
saamgeknepen trekken en strak turende oogen, 't
zijn alle drie uitbeeldingen, minder van de
individuen in hun afgescheiden leven, dan
van deze menfchen in hun onderscheiden
levenspositie: de engelsche staatsman, de
duitsche strateeg, de moderne componist. Ook
het styleerend afbeelden van een
menschengelaat bij de italiaansche portrettisten, schijnt
Lenbach'sontwikkeling beïnvloed te hebbtn.
Kr is een macht achter Lenbach's kunstuiting.
maar ze beweegt zich niet zonder gekunsteld
heid, ze dringt haar kwaliteiten op met
behulp van technische vindingen. Het portret
door Kaulbach van zijn vader is een zeer
achtenswaardig werk, de linkerhand is het top
punt van voorbeeldig kannen, datdit werk ten
toon spreidt. In zijn portret van mej. Waldeck
echter is alleen het hondje opmerkenswaardig.
Von Uhde ie een schilder, die in Duitschlan<l
nog al opgang maakte met bijbelsche tafe
reelen, gedacht in het gebeuren en de
kleederdracit van het hedendaagsche leven. Breughe!
deed dat ook, maar naïver dan deze moderne
diiitsche schilder, met zijn stokpaardje van
realistisch historie schilderen. In het aan
wezige stuk heeft hij blijkbaar bedoeld voor
te stellen de vlucht naar Egypte; in den
catalogus heet het echter heel alledaagsch :
Op den tervAjweg. Dit ftit op zich zelf levert
genoegzaam critiek op zijn opvatting van
historie-schilderen. Toch is Von Uhde onder
de hier tegenwoordigen een dergenen, die 't
zuiverst schilder zijn; er is zelfs stemming in
zijn landschap. Zoo mocht ik ook oprechter
zin, achter schuchterder uiting ontdekken in
het ietwat ydillisch landschapje van
Hengeler, eenander hierop sterk trekkend, schil
derijtje van Stadier; deze hebben althans
minder het kille van vaardig atelierwei k :
ook in een, echter lang niet goedgeelaagde
berastudie No. 139, zijn er partijen, die wer
kelijk gtzien blijken te zijn.
(ietieken leverde, en 't voordeeligst in
Romeo, een genietbare weerspiegeling van
de dartele i8e eeuwsche kunst, en van
achetto vielen mij op twee kleine doch
levendige maueschijnfantasiën. De werken
van Katiael Schuster-Woldan vragen we!
dringend om de aandacht; hij stelt zich voor
als do schilder van monumentale werken, iu
't bijzonder met, Op rrije heuvelen Als de
gedachte het als fresco bedoeld schilders) uk
steeds moet leiden in optrek en volvoering.
dan mogen we bij deze schepping niet anders
spreken als van een bedenksel, al werd het
op nog zoo academisch-volleerde wijze in
vorm en kleur gebracht. De dingetjes vaii
Harburger om van het verhevene tot het
boertige neer te vallen (edoch niet KIK,
steil als men zou meeneni zijn als in oliet erf
overgebrachte prenten uit de Flitgende Blatler:
met gepaste inachtname der eischen van
het ernstiger werk, dat schilderen onweer
spreekbaar is. Als illustratie genomen, zijn
die H:cne'tjes wel behagelijk te zien, niet
echh r langdurig of bij herhaalde beschouwing ;
daarvoor dragen hun kwaliteiten niet ver ge
noeg. Ik weet waarlijk niet welke grepen er
meer te doen zijn uit deze collectie, onverschil
lig in welken richting. Er kan noch ge we/.en
worden op de rauwe uitspatting van ten
belenkelijk stoutmoedigen voo'uitstrever als
l'arin, in tegenstelling met de grauwe con
ventie in den Christus van Zimmerman. of
de romantische landschappen van Kowalski.
de zwijmelende verhevenheid in Fita Jiumm/'i
van Kaulbach. (Jof kan nog worden over
wogen in hoever het streven van Eichler
(^ckemerhifl) naar decoratieve kunst, den ge
lijker grond heeft dan dat vanSchusler- Woli lan.
Ma?.r resumeerende, kan besloten worden met
de opmerking, dat, en in zin en in methode
er wel een veranderden trant met de kunst
uiting der vorige generatie is waar te nemen,
maar dat zij in grondaard zich gelijk is
gegeblezen. W. STEENHOEF.
W. fie Zw aiyiecte, Rolteriam.
Niet dan een K^ft bericht over deze ten
toonstelling. Ze bevat een aantal reeds
geziene schilderijen en aquarellen met
enkele die 'k in den laatt-ten tijd niet zag.
Tot de besten behooren : Marktdag; een aan' al
kramen; er achter een stuk stad, nog studie
achtig aangeduid. Er is in de
vooruitbanJ