De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 februari pagina 7

17 februari 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1547 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Tentoonstelling bij Buffa van werken van Mevr. v. Duijl?Schwartze. Portret van Mevr. Thérèse v. Duijl?Schwartze door Lizie Amsingh. Portret van den Heer Wolmarai s Movr. Thérèse van Duijl Schwartze. Zelfportret. y?'t KOGGKBCHIP", Vereeniging Ier bevordering van Amsterdamsche belangen in het algemeen en ^ van f^reemdelingenverlceer in liet bizonder bestaat nu vyf jaren. Het heelt in dien tijd gedaan wat het vond om te doen, om pro vinciebewoners en vreemdelingen r.aar Am sterdam te lokken, om den provinciebewoners en vreemdelingen in ieder opzicht van voor lichting te dienen, om hen te wijzen op het schoone en goede der aeloude" stad, om den Amsterdammers zelven ten gerieve te zijn in alle belangrijke zaken de stad betreffende, en om hun genoegens en genietingen te ver schaffen, als orgelconcerten, openluchtsconcerten, lezingen, enz. en zich niet onbetuigd te laten bij tentoonstellingen, herdenkingen, kortom bij alles wat Amsterdam en het welzijn van Amsterdam beoogt, teeken van leven te geven. 't KOGGESCHIP" doet veel om bij gewichtige vraagstukken van stedelijk belang eminente mannen in de gelegenheid te stellen voor lichting te verstrekken. 't KOGGESCHIP" poogt zooveel mogelijk de Amsterdammers warm te maken voor de publieke zaak, en het gemeenteleven te be vorderen. 't KOGGESCHIP" heeft een informatie-bureau op het Damrak, No. 95, dat kosteloos aan stedeling, provinciebewoners en vreemdeling inlichting verstrekt, en geopend is van 's mor gens 9 tot 's middags uur. Op dat bureau is rijke voorraad aan reisgidsen en landkaarten, kortom alles aanwezig, wat den reiziger weten wil. Uit alle plaatsen des lands en uit alle landen der wereld wordt van KOGGESCHIP'S Informatie-bureau, bij toe neming, gebruik gemaakt. De gegeven inlichtingen omtrent Amster dam aan bewoners der pro 'incie en vreemde lingen hadden voor het meerendeel betrekking op de bezienswaardigheden en instellingen van kunst, musea en schouwburgen, uitstapjes naar Marken en Volendam, boottochtjes op Amstel en IJ, hotels en pensions, treinenloop enz., kortom op alles, wat een in Amsterdam vertoevenden vreemdeling kan interesseerec. Van de vreemdelingen werden de meeste inlichtingen verstrekt aan Engelsehen, ver volgens aan Amerikanen, Duitschers, Franschen, Oostenrijkers, Afri aanders, Belgen, Denen, Zweden, Portugtezen, enz. Als een paar curieuse staaltjes van de zaken waaromtrent men al niet bij 't Koggescbip zijn licht kwam opsteken, zij vermeld, dat een stadgenoot een omschrijving vroea; van de fuoctie van den Wethouder van Publieke Werken, een Amerikaan een stockfarm (modelboerderij) wenschte ie bezichtigen en een bekend Afrikaander, die tijdelijk hier vertoefde, het adres kwamV vragen van een goeden . .. tandarts. Deze heeren zijn op de beste wijze ingelicht. Ook bij schoolreisjes deed en doet 't KOGGE SCHIP" goede diensten, verstrekt reisclubs alle mogelijke inlichtingen, stelt den Amster dammer zelf in de gelegenheid allerlei in richtingen te bezoeken, die anders voor hem gesloten zouden blijven. Wie iets, wat ook, weten wil van Amsterdam, hij hebbe zich slechts te wenden tot den heer H. Tieks Koening, administrateur van 't KOGGESCHIP", Damrak 95. Het Bestuur der Vereeniging 't Koggeschip". Zittende. Van links naar rechts : Mr. Fr. A. Kokosky, G. Muller, M. H. G. Th. Fiedeldij Dop, A. J. van Laar, K. Vrugtman. Staande. Van links naar rechts: J. A. von Stein Callenfels. A. W. Zwaneveld, .1. de (irooth, .!. S. Meuwsen, M. Schuhmacher, H. Tieks Koening, .1. F. .1, Wülems, J. L. O. Kottinjr. Muziek in de Hoofdstad, Beethoven's Missa Solemnis" se ijnt inde laatste jaren tot het vaste repertoire te behooren van onze Toonfcunst-Zangve-eenifing. En dat is goed! Dergelijke werken, ie alleen bij een herhaald uitvoeren tot het publiek kunnen doordringen, moeten op gezette tijden ten gehoore worden gebracht; dan eerst zal het er mee gaan als vroeger met Beethoven's symphoniën en later met zijne quarteiten. Het is toch waarlijk nog niet zoo lang geleden dat Beethoven's quartetten in cis- en a-mol en Bes-dur werden beschouwd als onuitvoerbaar, en dus nog veel eer als onbegrijpelijk. En thans? Heb ben onze eigen quartet-gezelschappen en de reizende, zooals de Bohemers, het Schürg-, Rosé-, Hayot-quartet enz. ons niet intiem vertrouwd gemaakt met de verheven schoon heden dier compositiën en met de vlucht die het genie van Beethoven heeft genomen in de periode, waarin hij zijn laatste wer ken gecomponeerd heeft? Onder deze neemt de^?Missa Solemnis", zijn opus 123, wel de belangrijkste plaats in. De meester zelf' getuigt van dit werk dat hij het voor liet beste houdt van alles wat hij heeft gewrocht. De hoogste eiscben stelde hij zich zelven in deze mis. Nooit heeft Beethoven gemakkelijk en vlot gecomponeerd, maar in de Missa Solem nis" moest hij met reuzenkracht zijn ge dachten ontwortelen aan zijn brein en gedurende den tijd, dat hij arbeidde aan de mis, verkeerde hij in een toestand van groote opgewondenheid. Maar niet alleen aan zich zelven stelde Beethoven hooge eischen, ook van de uit voerenden vergde hij het mensclienmogelijke. Het praestatievermogen van het orchest is sedert Beethoven enorm gestegen, zoodat de moeilijkheden van toen thans spelenderwijs worden overwonnen. Met het vooale gedeelte van hot werk is dit niet het geval. De natuur van de stem toch gebiedt op een gegeven oogenblik een gestreng halt"; niet straffeloos kan men de grenzen van de natuur overschrijden". Men heeft het wel eens doen voorkomen alsof Beethoven zulks heeft gedaan. Hoewel ik die meening niet deel, moet ik toch erkennen dnt de uiterste grenzen wol zijn bereikt. Zeker, voor een koor van gewone capaciteiten is de .Missa Solemnis" niet geschreven ; maar met geoefende stemmen en onder bekwame U-idirig zijn de moeilijkheden niet onover komelijk. Dat heeft liet koor van Toon kunst reeds vroeger bewezen en Zaterdag 1.1. is ons dat wederom volkomen duidelijk geworden; hoewel het koor, vermoedelijk tengevolge van de heerschende ziekte, niet voltallig aanwezig was. Kr is echter weder prachtig gezongen en tot het einde toe klonken de stemmen frisch, hetgeen vooral voor de sopranen heel wat zeggen wil. Niet alleen echter voor het koor zijn de moeilijkheden groot; ook het solo-quartet moet aan hooge eischen kunnen voldoen. En dat is bij vroegere uitvoeringen lang niet altijd het geval geweest. Ik herinner mij b.v. een voortdurend detoneerenden tenor, een sopraan die moeite had met de hooge tonen en de adembeheersching, een bas die diepte miste, enz. enz. Thans was men zoo gelukkig geweest de denkbaar beste krachten te kunnen engageeren: Mevrouw Noordewier, mevrouw de Haan en de heeren Urlus en Messchaert. Wat steeds een belangrijke factor is voor het welslagen eener uit voering n.1. onberispelijke zuiverheid van intonatie, wordt bij het zingen van een quartet een gebiedende noodzakelijkheid. En aan dien eisch kon het quartet gemakkelijk voldoen; maar nog veel meer schonk het ons, n.l. prachtig ineensrnelten der stemmen. Wat mevrouw Noordewier Zaterdagavond ons heeft doen hooren mag men wel volmaakt noemen, voor zoover men dat woord mag gebruiken. Met een lichtheid, een ongedwongenheid, die voortdurend de grootste bewondering wekte, werden zelfs de hoogste tonen kristalklaar gezongen en ... welk een stijl! Hoe nobel en voornaam klonk alles! Mevrouw de Haan bleef haar niets schuldig. Haar vol altgeluid met sehoonen resonans, leent zich wonderwel voor den samenzang. Ook de heer Urlus bleek in het quartet een voortreffelijke kracht te zijn. Ken oogen blik slechts had de toon vaster kunnen staan. En Messchaert was weer zoo voortreffelijk en goed gedisponeerd als ooit. Moest dan, met een zoo uitmuntend viertal solisten, waarbij zich nog voegde het viool spel van den heer Timmner,het Benedictus" niet een wijdingsvollen indruk maken ? Dien indruk trouwens heb ik den geheelen avond gehad. Werd vroeger het mooie effect van het koor verstoord door de onbevredigende vertolking van het quartet, thans zorgde dit er voor dat de wissel zang van koor en quartet aun de hoogste eischen kon voldoen. Wel vond ik het jammer dat de heer Mengelberg het tempo van het (iloria zoo overdreven snel nam, zoodat er ten opzichte daarvan geen climax kon bereikt worden. Hij het poco piüAllegro" waar deallabrevemaat begint, was het quartet reeds in een woeste vaart terecht gekomen; liet Presto'' dat daarop volgde, kon dan ook geen vermeerdering van snelheid meer verdragen. Li de groote dubbolf'uga van het Credo" op de woorden Et vitam venturi" was het tempo daarentegen ietwat te langzaam: het geheel klinkt dan mat en bloedeloos. Wel von i ik deze tempo-afwijkingen jammer, j maar liet mooie en wijdingsvolle \vas /,óó i groot en zoo sterk aanwezig, dat ik den heer Mengelberg toch dankbaar ben voor het groote genot van den avond. Frederic Lanioml deed ons twee avonden later eveneens van Beethoven genieten. Het is bekend boe deze klaviertitan juist als Beethoven-vertolker hoog staat aange schreven; hoe de, natuur van Beethoven met de zijne schijnt overeen te komen; hoe hij vooral het grootsche, imponeerende, het hartstochtelijke van Beethoven's werken voelt on weergeeft. En toch heeft Lamond ons in de C-dur sonate opus 2, No. o en speciaal in het Scherzo en Finale daaruit, den humor van (ieu groetten meester niet minder mee doen voelen. De laatste der groote toongedichten voor het klavier, Somite opus 111 en de z.g. Appassionatii behoorun reeds lang tot Lanioiid's beste creaties. In de cis-inol sonate opus 27, No. 2 (Mondschein) had ik weekeron aanslag geiveuseht; het droomerigo karakter van het eerste deel had nog meer kunnen uitkomen; ook vond ik de opeenvolging der verschillende deelen ietwat schielijk. De variatiën over een Turkschen marsch op. 7t> en de caprice over ..die Wuth ber den verlorenen (iroschen,1' op. 12'J, voltooiden het programma, dat den gevierden kunste naar geestdriftige bijvalsbetuigingen van het publiek deed ten deel vallen. Niet minder enthousiast was het publiek den \olyenden avond, toen de Bohemers weer bij ons waren. Nedbal, de voortreffelijke altist hoeft het ge/elschap verlaten ; in zijn plaats is de heer (ieorg Herold getreden; laat mi j dadelijk er bijvoegen, dat het ensemble in het ge heel niets heeft geleden door deze mutatie. lu het quintet van Dvorak op. 97 heeft de altist meer bijzonder gelegenheid op den voorgrond te treden; hij kon zich daar door in zekeren zin aan het publiek voor stellen en beeft dadelijk den gunstigsten indruk gemaakt. Een zijdig rluweelen toon weet hij uit zijn instrument te halen en hij heeft zich reeds geheel met zijn partners ingespeeld. Evenzeer mag men onzen land genoot den heer E. Benedictus eeii woord van lof brengen voor zijn vertolking van de tweede altpartij. Het quintet van Dvorak, met zijn Slavisch karakter, moge misschien niet zoo strengklassiek van inhoud zijn als de grootmeesters Haydn, Mozart en Beethoven ons dien vorm hebben nagelaten, het is toch warm en gloedvol geschreven en onze kunstenaars hebben het met al hun temperament weerge zoven; daar zat ras in! Wanneer zij in de wedergave van die werken het grootst zijn, dan beteekent dit niet dat zij b.v. Mozart niet tot hun recht brengen, maar veeleer dat andere quartetgezelschappen hen, wat stijlgevoel aangaat daar i n op zijde kunnen streven, maar in werken van Czechische componisten beslist de vlag voor hen moeten strijken. Mozart was overigens ook zeer schoon. Tschaikowsky kon ik helaas niet van hen hooren. Van alle quartetgezelschappen die in ver loop van tijden hier zijn geweest, geloof ik toch wel dat de Bohemers nog steeds op een eenzame hoogte troonen. ANT. AVEKEAMP. Een man van zaken. E. (J. Verkade werd op 20 November 1835 geboren. In 1851!, toen hij dus 17 jaar was, kocht zijn voogd voor hem een onbe duidend patentolie-fabriekje, waarin hij op den l sten September van dat jaar, onder eigen naam, zaken begon te drijven. In I;s(j2 was dit fabriekje door zijne lig ging m het Westzijderveld, niet langer geschikt voor de zich langzamerhand uit breidende zaken en werd er in 1862 in de ((ostzijde van Zaandam een perceel gekocht, a;m de /aan gelegen. Het oude pakhuis, dut daarop stond werd gesloopt en een nieuw fabriekje gebouwd. In den loop van jaren werden nog eenige omliggende stukken grond bijgekocht voor vatenberging, kuiperij etc. In löb'8 werd een nieuwe stoommachine geplaatst on werd eene belangrijke verbete ring aan het drijfwerk, filters en pompen gebracht en steeg de productie tot 12.000 Kg. patentolie per dag, welke hoofdzakelijk in het buitenland w(rd verhandeld. ()p den 12en September 1875 brandde door een onbekende oorzaak de fabriek tot don grond toe af' en leidde de overweging, dat de petroleum en het gas, de patentolie meer en meer zouden verdringen, hem er roe de fabriek niet weder te herbouwen. Twee jaren daarna, in 1877 associeerde hij zich met xijn zwager, den Heer E. Smit Cz. onder de firma Verkade & Smit, handel drijvende als Commissionnairs in granen, zaden en olie. l lij achtte zich echter verplicht op l Janu ari 883 de/e vennootschap op te zeggen en de beide firmanten scheidden in volkomen vrede en vriendschap. Nog n jaar dreef hij zaken in olie, en gaf' toen dien handel geheel op. Op zekeren dag het boek der N. Y. van Nierop *!v; Baak inziende, trok de rubriek Meel- en Broodfabrieken" zijne bijzondere aandacht, en drong zich het denkbeeld bij hem op, dat wellicht te Zaandam zulk eene fabriek goede kans van slagen zou hebben. De plannen kwamen in 1885-gereed en op den 6en Mei van het daarop volgend jaar, dus op 50-jarigen leeftijd, opende hij op Zondag-avond, de tha'ns nog bloeiende brood- en beschuitfabriek onder den firma naam Verkade & Comp. Aan do Zaanl ('t. ontleenen wij het vol gende tot aanvulling van dezen staat van dienst. ;:, Krachtig gjfiweund door zijne zoons, wist hij aan, deze aak spoedig een flinke uit breiding te geven, waartoe niet weinig medewerkte de uitvoering van het denk beeld, van den overledene zelf afkomstig, om de beschuit in bussen te gaan ver pakken, waardoor aan den handel in dit oud-Zaansch artikel eene geheel nieuwe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl