De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 24 februari pagina 11

24 februari 1907 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

Na 1548 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD Y OORNEDERLAND. 11 De roode haan. (Kladderadatich)Van Houten's bedreiging in de Eerste Kamer. De kippen pikken niet. De str{jd tegen het Hoogerhuis. (The Tribune.) Tolstoï. (Lvs ige Sluiter.) HET DIENSTMEISJE VAN DE NED. MAAGD (lot Van Houten): Dit schildery heeft Mevrouw voor U bestemd als een verjaargeschenk. \Mevroaw zei, ze had nooit gedacht, dat U tot zoo iets in staat zou zyn." De walvischvanger. Na den slag. (Lustige Sluiter.) f De positie van Bülow is niet zoo schitterend l als men aanneemt. Hq heeft den kolos een i*liarpoen in het lichaam geslingerd, maar geen i edele dötelen geraakt. Nu wordt hij zelf op het sleeptouw genomen. DE SOCIAAL DEMOCRATIE : En nu zullen wij eens in alle kalmte onder zoeken, waaraan het gelegen heeft." Op! Leo Nicolajew.tch! Het volk verbloedt in dan strijd tegen oppermachtige misdadigers. Hm, ja, mijn beste! Maar eerst moet ik aan de wcre'd bewijzen, dat Shakespeare zijn roem niet heeft verdiend en een onredelijk dichter ij. ? IIINmiMINNIèllimtimilllllllilllltlllllllMIINIMimNIIIIHINIMIimiimiINIIIIHimiNmMIIIIHimillimillll MmilllUimillMimiMMlIIIIIMIIMIIIMIIMIIHIIIMHIUI e te ?sn Baüoyer Hoog Sjel." In de Februari-aflevering van De Gids komt ?een bespreking voor dts heeren Van Hall ?over mijn laatste tooneelstuk Hoog Spel," ?die om den beleefden en geesti^en toon een dodel mag geacht worden. Men hoore: Van hetgeen hij (v.R.) vroeger schreef en deed vertoonen (Mea Culpa en Se non vero...) hoorde ik van bevo'gde beoordeelaars t) zoo weinig goeds, dat ik meende mijn tijd ^jeter kunnen besteden, dan met het aan«ctouwen van deze producten zijner Muze. Jfu idj tchter niet ophoudt i) maar telkens "weer een drama voortbrengt en ook telkens ??weer een geuhchap vindt., dat het wil vertnonen 1) heb ik do stoute echoe.i>en .) aangetrokken en <r etn avond aan gewaagd." 1) Dit is het begin niet van een stukske uit «en derde klassa plaitfelijk blaadje, maar van het letterkundig o verzicht, het d, amatisch over «ebt in De Oid», Maar laat ons niet oordeelen. De heer Fan Hall wett wat de le,:ers van zyn tijd schrift noodig hebben Het is voor den intellectutelfn Gidslezer zeker heel aardig otn te weten, dat de heer Van Hall g.'en verlakte laar sj es maar de stoute schoenen heeft aan getrokken'om Hoog Spel" te gaan zien; dat iijj er verder een heelen avond aan heeft gewaagd is niet minder oelangwekkend. Maar Joch nog interessanter ware 't geweest wan neer de heer Van Hall z\jne belaag wekkende inededeelingen nog wat had voortgezet en ?ons had verteld dat liy b v. na de voorstelling nog juist cU t na ui. heeft kunnen halen en b v. van aandoening bijna geslipt is bij 't instappen. Op deze wyze ware hij althans in de'littf raire Ign gebleven en zóó leeft de letterkundige lezer toch ook mee De beer Van Hall zijne litteraire be spreking voortzettend zegt, naar MeaCulpa" «n Se non vero... ben ik niet geweest. Het was geen diner, dat mij' belette, maar bevoegde beoordeelaars hadden me weinig goeds gezegd. Dit is ontegenzeggelijk een juist standpunt van dezen Gidsredacteur. Ik voel er ook hoegenaamd niets voor, dat een criticus zelf gaat zien, zelf oordeelt. De heer Van Hall is waarschijnlijk iemand tegengekomen en heeft hem terloops gevraagd naar die twee oorspronkelijke IloUandgche stukken Mea Culpa en Se non vero... waarvan het eene, een eersteling in een seizoen, meer dan 50 maal werd venoonl?het t veede, waarin Bouwmeester afscheid nam vóór zijn eerste vertrek naar Indië. Het antwoord luidde: Zoo zoo,... reelemaal ^een Shakespeare, De heer Van Hall verder vragend: Is 't heusch ioo? Antwoord. Ja! De heer Van Hall. Meen je 't? Je moet er mij niet in laten vliegen hoor l? Antwoord: Xee, op m n woord, werkelijk, 't was maar zoo zoo! Dan grj[pt de letterkundige heer Van Hall naar de pen en zegt aan de Gidslezers. Menechen, ilie twee oorspronkelijke Hollandsche stukken zijn maar zo > zoo; ik heb 't wel van hooren zeggen, maar 't is en blijft zoo ? zoo; ik zal er dus maar over zwijgen! l Voor een auteur, die zoo'n stuk, zooals de heer Van Hall weet, in een half uur schrijft, is dit wel de meest flleee wijze om te -worden bejegend. By zoo welwiltende opmerkingen in den aanhef, zal het den lezer niet verbazen, dat ook de staart van hè: stukje des heeren Van Hall over Hoog Spei" eveneens de meest vriendelijke kronkelingen vertoont. Denkt hij," aldus schrijft de heer Van Hall, dat .deze gebeurtenissen door de wijze waarop 'zij door, hem worden voorgesteld in staat zijn, de menschen in spanning te brengen en te schokken?" En dan verder, en dit is de slotapotheose: In elk geval voor een her haling van een inlrigestuk als Hoog Spel" begare hij ons en zich zei yen." Dit is nu toch. de litteraire beleefdheid ten spits gedreven. Maar, WelKdelG-estrenge Heer, laat om nog even verder keucelen. Gij noch ik behoeven de stoule schoenen aan te doen, noch ons wijders aan te gorden. Neem aan, dat ik uw oordeel n oogenblik au serieux wil nemen, dan zou ik u een moment met eenige andere oordeelvellingen over Hoog Spel" willen verrassen. Laat ons den heer Frans Coenen eens nemen. Hij bekijkt velerlei zaken door een donkeren bril, is bijna niet te coutenteeren. Hij heeft mij met Mea Culpa" o.a. in Groot Nederland indertijd heel erg de les gelezen. Laat ons nu eens zien wat hy schrijft. En dan lezen we in de Oprechte: Want Let is toch maar geen kleinigheid twee op zich zelf aannemelijke intriges als arabesken door elkaar te strengelen tot er in geregelde belangwekkende voort gang een verrassend hoogtepunt verkregen wordt, juist,... als men 't niet meer ver *acht: in het laatste bedrijf l" En dan verder: Men kan ten slotte den auteur geluk wenschen met zoo aanmerkelijken vooruitgang en hem zijn resultaten benijden . .. Liet het minst waarschijnlijk de flnantieele." Laat ons nu eens kijken, wat de heer BerckenhofF zegt, die zijn oordeel over ge deelten van myn werk, allerminst onder stoelen of banken heeft gestoken. Na een lange kritfek Hoog Spel", waarin h\j menige juiste opmerking maakt, zegt hij o a. dit: Wieeen bedrijf als het vierde waarin het drama zijn hoogste punt bereikt (ook hierin geeft v. R. blijk, dat hij een stuk aan de eisenen van een goed drama weet te doen beantwoorden, dat in het 4e der 5 bedrijven het culminatie punt is aangebracht). Wie een bedryf als het 4e, met zooveel ver nuft en zoo onderhoudend weet tecomposeeren toont talent." En laat ons nu, WelEdelGestr. Heer, nog even den heer Rüssing nemen. Hij schrijft: In de drie tot heden van v. H vertoonde to jneelwerken ontwaart men den oui^n, goelen tooneelbouw, handeling, actie, korton dra matisch leven. Van Riemsdijk heeft, het valt niet te ontkennen, den dramatischen knobbei", en verder na de bespreking van oog Spel": van v. R., is voor 't tjoneel nog veel te verwachten." Nu ja, zal de heer Vaa Hall zeggen. Wat zijn dat nu voor beoord elaars bij... mijl vergeleken. Ik geef toe, ik ho >r 't den heer Van Hall zeggen, het zijn menschen van eeiiig talent, want in principe b--n ik 't eens met u, meneer v. Riemsdijk, dat een beooideelaar zelf talent moet hebben, maar ik ik heb ik dan som? gén talent? Heb ik rn'n sporen niet verdiend met venalingen van de viool van Cremona ? Het is waar, ik hèo de oorspronkelijke bedoeling v *n den s hrijver wel-weggedaan, men moet 't zo/> nauw niet nemen, maar ik heb 't dan toch vertaald! En vraag maar eens aan v. Deyssel wat ik ben. De heer Van Hall mo t zijn gemis aan talent, dat, hoe hij 't ook bekijkt, een leemte blijft, niet willen aanvullen, dour een dosis.;. pedanterie en brutaliteit. Mij op deze, laat ik het maar zeggen, on heb el ij ke en onge paste wijze in de Gids te tracieeren, geeft. geen pas. En werkelijk: mededeelingen, dat hij! de stoute schoenen het-fs aangetrokken, dat hy! 'n avoiid heeft gewdagd, dat hij! van bevoegde beoordeelaars iets hetfc gehoord, zijn eigenlijk zóó absurd, zóó komisch, dat daarbij iemand de tranen over de wangen rollen van 't lachen. En verder nog dit. Niet Ternooy Apel, de Heer I Ternooy ik zou er toch maar liever de heer voor zetten ('n acteur is toch ook 'n mensch) heeft in mijn etuk ge speeld. De heer Van Hall wil dat wel doen voorkomen, maar 't is toch niet juist. De heer Post (Faassen) -peelde de hoofdrol en zeer goei. Die heeft de heer Van Hall zoo heelemaal over 't hoofl gezien en vergeten te noeoien. Die ge/,ette meneer in belrijf 3 was de heer van der Does, door zijn collega'J ook wel Does genoemd. Verder tieet het gezelschap de Nederlandsche Tooneelvereeniging en niet de Holland;che Tooneelvereeniging. Tot slot dit. De heer Van Hall zegt in den aanhef, dat ik telkens weer 'n gezelschap vind, dat mijn werk wil vertoonen. Allercharmantst de*e opmerking. Hoe 't komt, meneer Van Hall, ik weet 't, niet. Ver moedelijk omdat mijn stukken nantieel ook wt;l eens sucurf* hebban gehad. Mocht ik ooit weer een stuk scarijren, dan verplicht de heer Van Hall mij met gén avond er aan te wagen, vooral dus de stoute schoenen niet weer aan te trekken, maar... thuis te blijven bij moeder de vrouw. Ik geef hoegenaamd nie om zij i oordeel. Deze mijne meenini vin It niet haar oorsprong in zijn onvriendelijke, onbeleetde handelwijze, wat betreft Lloo> Sper , maar ik heb zelf zeer veel voor het tooneel ge ^e kt en kan du3 het soms wanhopend geploeter en de slappe napraat des heeren Van Ha l in De Oi'l.x eenig-zins beoorieelen. Toch denk ik er niet aan driftig als wijlen Winkler Prins uit te roepen: Van Hall is een domkop!' 2) want, hoezeer ook zonder talent, tiet bevattingsvermogen des heeren Van Hall- is niet beneden den middenmaat. 4. W. G. VAK RIEMSDIJK, Schrijver van Hoog Spel'. l) Ik cursiveerv. R. 2) Uit de bespreking van Reddingius, voorkomende In het Boekhuis" laatste afl. naar aanleidiny ven Winkler Prins' dood. iiMiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiimiiiiiimiimMiiiiiiiuiiiiMipimimft BERICHT. Het Schaakspel uit Londen werd dtze week niet o .tvangen. Waarschijn lijk mede verongelukt.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl