Historisch Archief 1877-1940
Na 1548
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD Y OORNEDERLAND.
11
De roode haan.
(Kladderadatich)Van Houten's bedreiging in de Eerste Kamer.
De kippen pikken niet.
De str{jd tegen het Hoogerhuis. (The Tribune.)
Tolstoï. (Lvs ige Sluiter.)
HET DIENSTMEISJE VAN DE NED. MAAGD (lot Van Houten): Dit schildery heeft Mevrouw voor U bestemd als een verjaargeschenk.
\Mevroaw zei, ze had nooit gedacht, dat U tot zoo iets in staat zou zyn."
De walvischvanger.
Na den slag. (Lustige Sluiter.)
f De positie van Bülow is niet zoo schitterend
l als men aanneemt. Hq heeft den kolos een
i*liarpoen in het lichaam geslingerd, maar geen
i edele dötelen geraakt. Nu wordt hij zelf op het
sleeptouw genomen.
DE SOCIAAL DEMOCRATIE : En nu zullen wij eens in alle kalmte onder
zoeken, waaraan het gelegen heeft."
Op! Leo Nicolajew.tch! Het volk verbloedt in dan strijd tegen
oppermachtige misdadigers.
Hm, ja, mijn beste! Maar eerst moet ik aan de wcre'd bewijzen,
dat Shakespeare zijn roem niet heeft verdiend en een onredelijk
dichter ij.
? IIINmiMINNIèllimtimilllllllilllltlllllllMIINIMimNIIIIHINIMIimiimiINIIIIHimiNmMIIIIHimillimillll
MmilllUimillMimiMMlIIIIIMIIMIIIMIIMIIHIIIMHIUI
e te ?sn Baüoyer Hoog Sjel."
In de Februari-aflevering van De Gids komt
?een bespreking voor dts heeren Van Hall
?over mijn laatste tooneelstuk Hoog Spel,"
?die om den beleefden en geesti^en toon een
dodel mag geacht worden. Men hoore:
Van hetgeen hij (v.R.) vroeger schreef en
deed vertoonen (Mea Culpa en Se non
vero...) hoorde ik van bevo'gde beoordeelaars t)
zoo weinig goeds, dat ik meende mijn tijd
^jeter kunnen besteden, dan met het
aan«ctouwen van deze producten zijner Muze.
Jfu idj tchter niet ophoudt i) maar telkens
"weer een drama voortbrengt en ook telkens
??weer een geuhchap vindt., dat het wil vertnonen 1)
heb ik do stoute echoe.i>en .) aangetrokken en
<r etn avond aan gewaagd." 1)
Dit is het begin niet van een stukske uit
«en derde klassa plaitfelijk blaadje, maar
van het letterkundig o verzicht, het d, amatisch
over «ebt in De Oid»,
Maar laat ons niet oordeelen. De heer
Fan Hall wett wat de le,:ers van zyn tijd
schrift noodig hebben Het is voor den
intellectutelfn Gidslezer zeker heel aardig otn te
weten, dat de heer Van Hall g.'en verlakte
laar sj es maar de stoute schoenen heeft aan
getrokken'om Hoog Spel" te gaan zien; dat
iijj er verder een heelen avond aan heeft
gewaagd is niet minder oelangwekkend. Maar
Joch nog interessanter ware 't geweest wan
neer de heer Van Hall z\jne belaag wekkende
inededeelingen nog wat had voortgezet en
?ons had verteld dat liy b v. na de voorstelling
nog juist cU t na ui. heeft kunnen halen en
b v. van aandoening bijna geslipt is bij
't instappen. Op deze wyze ware hij althans
in de'littf raire Ign gebleven en zóó leeft de
letterkundige lezer toch ook mee
De beer Van Hall zijne litteraire be
spreking voortzettend zegt, naar MeaCulpa"
«n Se non vero... ben ik niet geweest.
Het was geen diner, dat mij' belette, maar
bevoegde beoordeelaars hadden me weinig
goeds gezegd.
Dit is ontegenzeggelijk een juist standpunt
van dezen Gidsredacteur. Ik voel er ook
hoegenaamd niets voor, dat een criticus zelf
gaat zien, zelf oordeelt. De heer Van Hall
is waarschijnlijk iemand tegengekomen en
heeft hem terloops gevraagd naar die twee
oorspronkelijke IloUandgche stukken Mea
Culpa en Se non vero... waarvan het
eene, een eersteling in een seizoen, meer dan
50 maal werd venoonl?het t veede, waarin
Bouwmeester afscheid nam vóór zijn eerste
vertrek naar Indië. Het antwoord luidde:
Zoo zoo,... reelemaal ^een Shakespeare,
De heer Van Hall verder vragend: Is
't heusch ioo?
Antwoord. Ja!
De heer Van Hall. Meen je 't? Je moet
er mij niet in laten vliegen hoor l?
Antwoord: Xee, op m n woord, werkelijk,
't was maar zoo zoo!
Dan grj[pt de letterkundige heer Van Hall
naar de pen en zegt aan de Gidslezers.
Menechen, ilie twee oorspronkelijke
Hollandsche stukken zijn maar zo > zoo; ik
heb 't wel van hooren zeggen, maar 't is
en blijft zoo ? zoo; ik zal er dus maar
over zwijgen! l
Voor een auteur, die zoo'n stuk, zooals de
heer Van Hall weet, in een half uur schrijft,
is dit wel de meest flleee wijze om te
-worden bejegend.
By zoo welwiltende opmerkingen in den
aanhef, zal het den lezer niet verbazen, dat
ook de staart van hè: stukje des heeren
Van Hall over Hoog Spei" eveneens de
meest vriendelijke kronkelingen vertoont.
Denkt hij," aldus schrijft de heer Van Hall,
dat .deze gebeurtenissen door de wijze waarop
'zij door, hem worden voorgesteld in staat
zijn, de menschen in spanning te brengen en
te schokken?" En dan verder, en dit is de
slotapotheose: In elk geval voor een her
haling van een inlrigestuk als Hoog Spel"
begare hij ons en zich zei yen."
Dit is nu toch. de litteraire beleefdheid
ten spits gedreven.
Maar, WelKdelG-estrenge Heer, laat om
nog even verder keucelen. Gij noch ik
behoeven de stoule schoenen aan te doen,
noch ons wijders aan te gorden. Neem aan,
dat ik uw oordeel n oogenblik au serieux
wil nemen, dan zou ik u een moment met
eenige andere oordeelvellingen over Hoog
Spel" willen verrassen. Laat ons den heer
Frans Coenen eens nemen. Hij bekijkt velerlei
zaken door een donkeren bril, is bijna niet
te coutenteeren. Hij heeft mij met Mea
Culpa" o.a. in Groot Nederland indertijd
heel erg de les gelezen. Laat ons nu eens
zien wat hy schrijft. En dan lezen we in
de Oprechte: Want Let is toch maar geen
kleinigheid twee op zich zelf aannemelijke
intriges als arabesken door elkaar te strengelen
tot er in geregelde belangwekkende voort
gang een verrassend hoogtepunt verkregen
wordt, juist,... als men 't niet meer ver *acht:
in het laatste bedrijf l" En dan verder: Men
kan ten slotte den auteur geluk wenschen
met zoo aanmerkelijken vooruitgang en hem
zijn resultaten benijden . .. Liet het minst
waarschijnlijk de flnantieele."
Laat ons nu eens kijken, wat de heer
BerckenhofF zegt, die zijn oordeel over ge
deelten van myn werk, allerminst onder
stoelen of banken heeft gestoken. Na een
lange kritfek Hoog Spel", waarin h\j
menige juiste opmerking maakt, zegt hij
o a. dit: Wieeen bedrijf als het vierde waarin
het drama zijn hoogste punt bereikt (ook
hierin geeft v. R. blijk, dat hij een stuk aan
de eisenen van een goed drama weet te
doen beantwoorden, dat in het 4e der 5
bedrijven het culminatie punt is aangebracht).
Wie een bedryf als het 4e, met zooveel ver
nuft en zoo onderhoudend weet tecomposeeren
toont talent."
En laat ons nu, WelEdelGestr. Heer, nog
even den heer Rüssing nemen. Hij schrijft:
In de drie tot heden van v. H vertoonde to
jneelwerken ontwaart men den oui^n, goelen
tooneelbouw, handeling, actie, korton dra
matisch leven. Van Riemsdijk heeft, het valt
niet te ontkennen, den dramatischen knobbei",
en verder na de bespreking van oog
Spel": van v. R., is voor 't tjoneel nog veel
te verwachten."
Nu ja, zal de heer Vaa Hall zeggen. Wat
zijn dat nu voor beoord elaars bij... mijl
vergeleken. Ik geef toe, ik ho >r 't den heer
Van Hall zeggen, het zijn menschen van eeiiig
talent, want in principe b--n ik 't eens met
u, meneer v. Riemsdijk, dat een beooideelaar
zelf talent moet hebben, maar ik ik
heb ik dan som? gén talent? Heb ik rn'n
sporen niet verdiend met venalingen van
de viool van Cremona ? Het is waar, ik hèo
de oorspronkelijke bedoeling v *n den s hrijver
wel-weggedaan, men moet 't zo/> nauw niet
nemen, maar ik heb 't dan toch vertaald!
En vraag maar eens aan v. Deyssel wat ik ben.
De heer Van Hall mo t zijn gemis aan
talent, dat, hoe hij 't ook bekijkt, een leemte
blijft, niet willen aanvullen, dour een dosis.;.
pedanterie en brutaliteit. Mij op deze, laat
ik het maar zeggen, on heb el ij ke en onge
paste wijze in de Gids te tracieeren, geeft.
geen pas. En werkelijk: mededeelingen, dat
hij! de stoute schoenen het-fs aangetrokken,
dat hy! 'n avoiid heeft gewdagd, dat hij! van
bevoegde beoordeelaars iets hetfc gehoord,
zijn eigenlijk zóó absurd, zóó komisch, dat
daarbij iemand de tranen over de wangen
rollen van 't lachen.
En verder nog dit. Niet Ternooy Apel,
de Heer I Ternooy ik zou er toch maar
liever de heer voor zetten ('n acteur is toch
ook 'n mensch) heeft in mijn etuk ge
speeld. De heer Van Hall wil dat wel doen
voorkomen, maar 't is toch niet juist. De
heer Post (Faassen) -peelde de hoofdrol en
zeer goei. Die heeft de heer Van Hall zoo
heelemaal over 't hoofl gezien en vergeten
te noeoien. Die ge/,ette meneer in belrijf 3
was de heer van der Does, door zijn collega'J
ook wel Does genoemd. Verder tieet het
gezelschap de Nederlandsche
Tooneelvereeniging en niet de Holland;che
Tooneelvereeniging.
Tot slot dit. De heer Van Hall zegt in
den aanhef, dat ik telkens weer 'n gezelschap
vind, dat mijn werk wil vertoonen.
Allercharmantst de*e opmerking. Hoe 't komt,
meneer Van Hall, ik weet 't, niet. Ver
moedelijk omdat mijn stukken nantieel ook
wt;l eens sucurf* hebban gehad.
Mocht ik ooit weer een stuk scarijren,
dan verplicht de heer Van Hall mij met gén
avond er aan te wagen, vooral dus de stoute
schoenen niet weer aan te trekken, maar...
thuis te blijven bij moeder de vrouw. Ik
geef hoegenaamd nie om zij i oordeel. Deze
mijne meenini vin It niet haar oorsprong in
zijn onvriendelijke, onbeleetde handelwijze,
wat betreft Lloo> Sper , maar ik heb zelf
zeer veel voor het tooneel ge ^e kt en kan
du3 het soms wanhopend geploeter en de
slappe napraat des heeren Van Ha l in De
Oi'l.x eenig-zins beoorieelen.
Toch denk ik er niet aan driftig als wijlen
Winkler Prins uit te roepen: Van Hall is
een domkop!' 2) want, hoezeer ook zonder
talent, tiet bevattingsvermogen des heeren
Van Hall- is niet beneden den middenmaat.
4. W. G. VAK RIEMSDIJK,
Schrijver van Hoog Spel'.
l) Ik cursiveerv. R.
2) Uit de bespreking van Reddingius,
voorkomende In het Boekhuis" laatste afl.
naar aanleidiny ven Winkler Prins' dood.
iiMiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiHiiiimiiiiiiiimiiiiiimiimMiiiiiiiuiiiiMipimimft
BERICHT.
Het Schaakspel uit Londen werd
dtze week niet o .tvangen. Waarschijn
lijk mede verongelukt.