De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 24 februari pagina 7

24 februari 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

P K A M S T E R DAM MER \V E :E KB LA D VOOR N E O K R L A N l). Tentoonstelling bjj Buffa vaa werken van Mevr. v. Dtiyl-Schwartze. Twee cuqea (latere t\jd). Familie-portre^ (leer laat werk.) Portret van de moeder der schilderes (vroegere tijd). im Heepwkerck, die dwera door 't ys en 't yser '-'?I- dorste-streven Liet d' eer aen 't Landt, hier 't Igf, voor ' " ~' Gibraltar het leven, sneuvelde ia een tijd, toen rijkdom deftig heid gebracht had, toen pruiken gedragen werden, tóén het verguldsel, dat men latfll voor zuiver goud aanzag, van de 17dèeeuw begon af te vallen. lijn Huygens heeft, als stokoud , achter De Ruyters lijk mede. Heeft hij er met" aan gedacht, umi iMB|trlnn'iTni'h grafschrift voor den held te' maken P Als hij het vervaardigd An% dan is het toch niet waardig ge ep de tombe te worden gebeiteld. Bfl Buffa Poe tentoonstelling mag Volstrekt niet een ongèwttMcbte ' heeten. Alleen de jarenlange reputatie fa* den naam Thérèse Schwartze, kan drt pliate vinden reeds wettigen. Wel 4» 4èb$f«I 4ie de» schilderes in wijde kringen geniet, tang niet allerwege als weiver. dl«a4 .erkend; «elfs is er bq velen een ba*' 'ft .ontriflnding van waardeering. Maar het Qièerf 4len aard van baai overvloedige t^^ da«rb8 tóldèn«pden weegdtr;miBSerw»at. -' bW8t<»e(h go*d ie felle oordè«l in n.«rsiening te nemen, moet deze tentoon» itejtinf ons welkom z$n als een duidelijk ovenrfeht van heel haar arbeid. Ontegenitagr geMJtk is Thérèae Schwartie een verschijning^ die «Ie11 d»8* g*}den- Züis ia staat een groote werkzaamheid te ont wikkelen en met klaarblflkelijk Vaste en rappe band, dus, met een volslagen kunnen van wat gewild wordt. Zy schildert en paatelleert met de gemakkelijk beid die de bedoeling vaardig doet blgken in d*ta aaad, *aartt£ alle zwarigheden der BK voistted^e zijn. Zjj is er met haar ,H«t zekere laiSse-ilier ' ja haar van olieverf of pafiielfcrgt, «toet ien- de beojj tènswaardige eigenschap ,anschpk*>aat zeUyertrouwen om ggeJi' zelfgenoegzaamheid. Niet ?ehte* d«:tn drift «u» zich self ontschietende stoutheid v» JfraiM Hals, maar de lucht hartig» ve«rtv#reii4h«ii ia' hand-vaardiee yan ?iet De a$R$M^sed«rt ons vorig communiqué, heelt fiïU» zy'n schokken vertoond in onze vaderland«ch« richting. Er weid (en onzent een votledig, wereldprogramma a-grandipect acLe,, aft gevoerd. Er wa*. «u is een regeerinizscrisis, welke nog dft térgchillendate gevolgen na zich kan slepen. Een, er van is, dat negen bekwame mannen pp straat zufien komen te staan op een oogenblik, dat rondom reeds zwrveel werkeloosheid heerscht. Een gevolg'daarvan ie weer, dat veel vruchtdra gende Arbeid onafgedaan blijft liggen. Zoo dreigt Ai» . de Zuiderzee nog ongedempt te zullen blijven; wordt de Grondwetsherziening en 'V zooveel wetahertiening meer, weer op de lange baan Tiov«n en blgft de Kollewijniaansche beweging van Van der Helst. (D vergelijking doelt hier op soorfcgelükhei t van nitingswy'ze, niet van gehalte.) Hiermee valt das te constateeren dat in bet doen van deze schilders veerkracht levend is, die de werk zaamheid gaande hofldt aU een raderwerk. Toch is deze geestkracht in streven van lagere orde (als bij v. d. Helst), want ze ontwijkt om tot daad te komen, alle ongewisse onder neming tot stijging, zich vergenoegend met de uitkomsten van het hand vermogen. Ze is van de verstandige stelregel: maak het je zelf niet moeilijk, en kent niet het standhonden tegen de golven van inpertflke vertwijfelinir, noch de uiterste geegtesspanning in het tasten naar de immer ontglippende waarheid. 't Is de flinkheid van aanpakken, on vermoeid in aarzelloosheid, die echter nader beschouwd de onbezonnen aanvaarding van des hulp der werktnigeljjk ageeeende routine zon blijken te zijn ^- aldus de "tot deugd verkeerde lichtzinnigheid. Voor dezillken ts het lichter het evenwicht te- vinden als voor anderen, gelijk Vincent van Gogh om de meest krasse tegenstelling met Thérèse Schw,artze te noemen. De eigenschappen naar het uiterlijk waarneembaar in dit portret werk zijn in,'t algemeen aan te duiden als klaar heid van uitzegiing, aangename kleur ook glerljjkheid van factuur. Daarbüirj "kitiderportPetten vobrar^B'degéliJkenfg-'betei'gezegtf de herkenbaarheid, in den aanValligaten vorm gegeven. Uit de voorgaande opmerkingen moet nu echter duidelijk worden, dat deze eigenschappen, hoezeer ftle verdienstelijk aan te rekenen, in het uiterlijk gelegen zijn, dus in wezen oppervlakkig. uit de voordracht is hier- de gefaeele «waartetoacht der waarde gelegen j die is siqrüjk lan vorm, vlot van beweging soms met ajüagt» en geestige wen dingen (zie b. v. ineJpesjS&tret 21). Maar ze is vrijwef iernjooa «n, gevolg der afwezigheid van «ftOige' jjiepere bedoeling, is, dat alle portrejt^p e«j opvallende over eenkomst hebben, w ajrttwiik niet in ,de plaatselijke geateidlvgf* tW> bet vormwezen in zooveel verechfllaöde aangezichten, paar in de uitdrukking vftJ» d« vteeschsubstantie. Voor ielejr mod«^ '||i$t 4e kop vaneen man jdt eer^ vreu*, »^BI*Vóud of een jong mensen, is. dezetföe 1^»irzettiDi; -aangewend van een - «varen j*n«ffelvoering. Kent«i^kenend i», haar, .voorftefcfcs lot het pagtelprocédé;, ,'* laat gemakkelgk behaftdereHFVoei* sneller don de olieverf tot een behageljjke kleor-opperlaag. Maait die «mgëRg ""^ kleur getoetste oppervlakte geeft slechts een schijnbeeld van wat ce vooor wendt v uit te drukken: de stoffelijkheid - van bat fjyjl$ssca. Onder dit schijnsel van ^taascho '»,;jgeen beenderenstel; ook onder, ae' klMderen la^t zich niet tl «>* ? U j_<k jk«k^* -a-Jiitu^- I*S ' <JCLiJ4i.i"i* v V . " * . . ' -net Hcuaam twieti.., . t . , . . . ? Ben' der best^w^rk^n. rat r^dg genoemde meisjesportret, ib fcenoeHidT'Sehete ; waarom? .. i:"s 'iooj r* r> ??;?,' . ? ', Omdat de kleeren in hun hoofdkleuren nog slechts zijn aangeduid? Toch zou in eersten aanleg, by een inniger bedoeling, het in de verf zetten der hoofdpartijen by de kleeren reeds dringen oaar de aanduiding vau een het lichaam omhullende stof; en bij verdere uitvoering is slechts de toeleg de hoofdkleur te verrijken met fijne schakeeringen in losse smakelijke behandeling. De taktiek die het voordeeligste leidt tot gelijkenis in portretteeren ligt hier vooral in het behendig schil deren van pogen, neus en mond, vooral van de oogfn; maar men moet niet willen door gronden de ligging van het oog in den kas, rnoch, hoe rdeze weer jn zjjn bouw zich verhoudt tot de gehéele constructie van een kop. Merk ook op hoe ieder glazen oogbolletje glimt door toepassing van het tipje wit als hooglicbt. Zoo zou büverdere ontleding aan te toonen zy'n, dat deze oos;-gtreelende peinture weinig onderbouw heeft en van gering ex pressief vermogen. Toch ia Thérèse Schwartze een verschijning en haar elegant opgemaakte kunst een niet dood te zwijgen verschijnsel, vooral in betrekking tot de mondaine schoon heidsbegrippen van onzen tijd. Haar talent steekt in het smaakvol over nemen ran wat er aan de buitenste zijde blinkt in de kunst, aan welke haar aard sich te 't voordeeligst kan aanpassen. In den aanvang even onder bekoring van Lenbacb,'s portretten, is in haar volgende werk 't meest een coqnetten weerschijn te vinden van de teedere fierheid der 18de eeuwscbe Engelsche kunst, waardoor ook de bekoring van haar portretwerk zoo grif tot den smaak de- beschaafde burgerq doordringt. De kunstuiting van verschillende tijden laat naar zijn wisselend aanschijn zich in even zoo ruime verscheidenheid van orden rangschikken. Bij een overzicht daarvan moet het oordeel onafhankelijk zyn van alle vóórof tegen-ingenomenheid. Eet is kortzichtig bijv. de kunst van een tijdvak als de 18e eeuw lager te schatten (in den zin van verwerpelijk) dan die der 16e of L 7e eeuw. In het totaal van het eenwenverloop hebben alle kunst richtingen gelijke beteekenis, als getuigenis van het leven zpoals het zyn houding nam naar de verschuivingen- of verwisselingen in de wereldcnltnnr. Het komt er slechts op aan na te speuren, of de van hun tijdgeest getuigenis afleggende individuen waarachtig in hun uitzegging waren; m. a. w. of de kunstenaars een menschelykheid bloot legden in hun werk, of soms de welgemanierde waardigheidsbekleders waren van het een maal . in de beschaafde wereld onontbeerlijk Kei aak te kunstambt. Tot deze laatste behoort Therèse Schwartze en al vervult zij het konctambt ontegenzeggelijk op niet talentlooze wijze, de waarde van haar kunst be paalt zich slechts tot. voldoening aan den smaak der wereld in een locaal tijdkringetje, maar zal vergaan in den tyd. W.- STEENHOEF. IIHHIIIIIIMHIMMimitllllllllllllimilllHIIIIIUUtlMHmillllllHIIIIIHIIIIttlllllll IIIIIMIIIIUIIIIIIIMIIIIIIIIIIIttllHIMIIIIIIIHHMIIIMIHHIIHHIHIIIIIIIIIIIIHUilllMMIII ?pelling roorloopig pnuitgevoerd. .-Dit zy'n voorbeelden uit vele. Voor de crisis, die dus bestaat,weet niemand een oplossing te. vinden. De een wil de Tweede Kamer ' ? " ? ? - : naar huis-toe zenden, of door een Grond wetsherziening de heele pan. Een ander wil de Eerste Kamer, die zich zelf blijkbaar overleefd h»eft, eindelijk een eervolle begrafenis bezorgen. Ben derde wil de Prov. Staten n beentje lichten. En een vierde wil zelfs de meest-onschuldige slachtoffers van de crisis uit het staatsverband verwijderen ; ging, in een vlaag van influenza, uit schyfschieten op een der excel'entgte ex-excellenties. Ein delijk wil de Sta > daar d alle gezag naar huis zenden, om vervolgens ' Derhalve oefent de Prjna-Gemaal «ch, m,et het oog op de dingen,,,j ., die komen kunnen, in het geheim in de wapeuleer. * Dus schijnt weer eens het vaderland red deloos, de regeering radeloos, het volk redeloos. Het 'peate ware in deze omstandigheden een militaire dictatuur het vaderland aan een nieuwe Kuyperbeproeving te onderwerpen. van generaal Staal.., hadde niet juist déze minister zich doen kennen als voorstander van de vredelievende ontwapening. CHE. KB. iiiiiiiMiiiHiiiiimiuiHiuimitlimitmHMMiiiiliiiuitiiiHiiimiiiiiHMimi Muziek in de Hoofdstad, Het is steeds interessant met verschijnin gen die in het buitenland een rol spelen, kennis te maken. Zoo hadden wy het aan het feit, dat de heer Mengelberg te Frankfort moest dirigeeren, te danken, dat de componisten Greorg Schumann en Hans Pfitzner, beiden te Berly'n woonachtig, eenige hunner compositieën kwamen leiden. Greorg Schumann schijnt mij van beiden de meer bezadigde, de academisch gevormde, ook de meer zelfbewuste muncus te zijn. Pfitzner daarentegen meer de zoekende, nu eens onstuimige, dan weer droomerige compo nist. Het is niet al tyd interessant wat hij te, zeggen heeft; is het dit echter wél, dan ver heft zich zy'n geest tot schoone gedachten, vol gloed en warmte. Beiden hebben geen eigen physionomie. Schumanc's muziek is wel niet zóó dat er een bepaald componist als model voor gediend heeft, maar hij be treedt toch geen nieuwe wegen. Zyn ouver ture Liebesfrühling" is niettemin een frisch gedacht, klankschoon werk, van goede vor men. De instrumentatie maakt een levendigen indruk; het geheel doet bijzonder aangenaam aan; alleen zou men het tweede thema grooter beteekenis toegewenscht hebben.. "De Variationen und Doppetfuga ber ein lustiges Thema" hebben mij als geheel niet zoo kunnen bekoren. De humor ligt er naar mijn gevoel te veel buiten op. Men krijgt zoo den indrnk dat de componist met dat thema, dat waarlijk wel van fldelen aard is, expres grappig heeft willen doen. Het leuke, aardige is niet gegroeid uit het werk. Vergelijk daarmee den Butenspiegel" van Strangg! Het is waar, dut is een geniaal werk; maar ook de aanleg, d3 groei en ontwik keling van Strauss' compositie hoe logisch. natuurlijk en... humoristisch in hooge matei Een zekere gemoedelijkheid kan men aan Schumann's thema niet ontzeggen; maar ook in die richting hebben de variatiën zich niet gehouden aan wat het thema beloofde. Het hoofdthema van het tweede .deel uit Zweere' symphonie Aan mijn Vaderland" is eveneens gemoedelijk; maar Zweers heeft die eigen schap in zijn bewerking ook in hooge mate laten doorklinken. Met de instrumentatie van Schumann's opus 30 is het niet zoo goed gesteld als niet die zijner ouverture. In de beschrijving van het programmaboek, ontleend aan een artikel Van Paul Hielscher, leest men van een entzückenden Tanz', en van zwitschern, pfeifen, schnattern, gackern" der blaasintrumenten. De verwachtingen die by' het lezen van het stuk worden opgewekt, komen niet in ver vulling. Veel oudere componisten, als Mendelssohn in zyn Sooamernacbt gtraurn" en Berlioz in zyn Pee Mab" hebben nog wel mooiere, pitterige effecten bereikt. Het opus 30 van Schumann komt my' voor, meer gemaakt dan gerot ld te zy'n en als ik aan hem terug denk dan haal ik my' liever zijn Liebesfrühling-ouverture voor den geest, dan zyn variatiën ber ein lustiges Thema". Hans Pfltzner stelde zich voor aan het publiek met een fragment uit zyn muziek drama Der arme Heinrich". Nu is een tragment uit een werk niet b u'zonder gunstig voor den componist, om als introductie te dienen. Men kent den inhoud van het drama niet, men is niet op de hoogte van het milieu, waarin het fragment voorkomt, enz. Bij de beoordeeling van zoo'n brokstuk kan men dan ook alleen nagaan in hoeverre de componist, er in geslaagd is de techniek der compositiekunst te beheerscnen. Zeide ik straks dat Schumann geen nieuwe wegen betreedt, ook van Pfitzner kan men dat niet beweren. Leent Schumann zijne ge dachten echter niet speciaal van een of anderen componist, Pfitzner staat in zijn armen Heinrich" geheel onder den invloed van den Bayrenther meester. Dit moge nu misschien van minder zelfstandigheid getuigen ik vind het niet zoo erg, wanneer de componist er slechts in slaagt, gelijk werkelijk het geval was, ons treffende muziek te laten booren. Af en toe had hy meer illustreerend kunnen te werk gaan. Bij de woorden: nnd Orgel rauschte und Glocke klang" en later. Wenn eine Jungfran tugendrein" «az., bad men kleuren in het orcbest geweroscht, die meer verwantschap konden aan.w§8eïr met de be schreven momenten; daareptSgen wie zóó instrumentaal natuurbeschrijvingen weet te schilderen als Pfltzner, met de Alpenriesen die ragten znr Wolkeahöh" en met den Wonneglanz Italiens Fluren" en met de Abendsonnenpracht" die zich over Salerno uitstrekte, moet een man van groot talent zyn. De partituurbladzijden die daaraan ge wijd zijn, hebben mij het meest genot ge schonken. Pfitzner heeft zich zei ven later niet ower overtroffen. De bekende en vaak gecomponeerde ballade van Herder Herr Oluf" staat, n wat op vatting van den tekst n wat instrumentale illustreerkunst aangaat, niet op de hoogte van het arme Heinrich-fragment". Vooral aan het slot, als de Hochzeitschar" nadert, grenst het muzikale uitdrukkingsvermogen aan het banale. De heer Hermann Gausche, die beide ge zangen vertolkte, mist bekoorlijkheid en glans in zy'n stem. Tamelijk vooraan zittende, kon ik hem vrij goed volgen; maar tevens moest ik observeeren dat, by zyn wy'ze van zingen, het orgaan onmogelijk tot achter in de zaal kon dragen. Wel zij echter geconstateerd, dat de heer Gausche my' muzikaal toeschijnt en in menig geval er naar streelde de vereischte expressie in zyn voordracht te leggen. Twee orchestwerken van Pfitzner voltooiden het programma; n.l. de ouverture voor het kerstsprookje Das Christ-Elflein" en muziek voor Kleist's Katchen von Heilbroin". In deze zuiver instrumentale muziek heeft Pfitzner zyn afhankelijkheid van Wagner wel eenigszins afgeschud; maar zyn eigene gedachte» zijn veel minder belangrijk dan die, welke, door den meester van het muziek drama zijn geïnfluenceerd en daarin kan ik nu onmogelyk een voordeel zien. Ten slótte is het voor den toehoorder toch van grooter belang, dat hij gepakt wordt door moote mnziek, al is die nu niet geheel oorspronkelijk, dan dat hy minder beteekenende muziek moe; aanhooren, waarvan men alleen kan zeggen dat zy geen bepaalde gelijkenissen vertoont met compositiën van oudere meesters. Nu komen er in Pfitzner's orchest- muziek ook wel eenige treffende stemmingsvolle momenten voor; zoo b.v. het voorspel 3e acte voor Katchen von Heilbronn" en de marseh aan het slot, waar, door de mede werking van bet orgel, een pompeus geheel verkregen wordt. Het kerstsprookje ig mij niet interessant genoeg van gedachten, om daardoor de monotonie van kleur te doen vergeten. Het orchest'kweet zich in de compositiën van Pfitzner op\portreffeiyke wy'ze van zna taak. Óók de oiiverfare van Scha me nn slaagde zeer goed; de variatiën, waarin enkele zeer moeilijke passages voorkomen, hadden best wjg 'B-sai flinke repetitie kunnen verdragen. Schnmann is 'niet zoo'», .goed dirigent als Pfitzner. De eerste heeft iets masaiefs in zijn bewegingen; van den tweedgn echter, met zyn nerveus temperament, gaat meer sugges tieve kracht uit. Het was -zeer interessant beide kunstenaars hier aan het werk te zien. Zeker hebben zy' veel talent; geïmponeerd hebben zy on4 echter niet. Zaterdag 1.1. heeft onze vroegere stadgenoot Bram Eldering het quartet-gezelschaj) waar-van hij aanvoerder is, by ons geïntroduceerd. Onder zyn leiding hebben de heeren Körner, Schwartz 'en Grützmacher met hem een ensemble weten te verkrijgen, dat müver raste door eenheid van styl en opvatting, en door volkomen ineensmelten van geluid. Behalve Eldering «elf, beschikken de kunste naars niet zoozeer over een schoonen toon; hunne instrumenten zyn dan ook niet allen van even groote charme; maar toch is hun. onderling assimilatievermogen zoo groot, en hunne rhythmiek zoo straf, dat men "hem gerust als een eerste rangs quartet mag be schouwen. Vooral het Bes dur qnartet van Beethoven (het was een Beethovenprogramma

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl