Historisch Archief 1877-1940
1549
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907
WEEKBLAD VOOÏNEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O :n. cL e r redactie -van. J". DD IE IK! O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Hcerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni IS 81 (Staatsblad No. 124).
.Abonnement per 3 maanden ...... ? 1.50, fr. p. post ? I.ü5
'Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/»
'IKt blad il Tirkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capuciues tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 3 Maart.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
BUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennis;.
Cue Redactie en Uitgevers van ,.De
Amsterdammer, Weekblad voor Neder
land" >maken bekend, dat voor
boven«taande Prijsvraag 50 ontwerpen in
gekomen zijn.
De >uitspaak der Jury zal nader wur
gen medegedeeld.
«tuuijiujiMiMMiiii'titiiiiMiiimiiitiiiuiiimiiiiiiiiiii
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ:
Heldenmoed. Crises en Grondwetsherziening.
JJederlaad en België. Het laatste medisch
nieuws. SOCIALE AANGELEGENHE
DEN:: De tentoonstelling van huisindustrie
ia aiet geheel op den goeden weg, -door C.
J. P. Zaalberg. FEUILLETON:
'tJaegerbays, door Kees Meekel. KUNST EN
LETÏDEREN: Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkamp. Quia Absurdum, Beman
door Nico van Snchtelen, beoordeeld door
E. H. Rittei Jr., (I, Slot volgt). Heeft
6eielle^0jjaar gezwegen? enz.
HELDENMOED.
D» iramp, <die meer dan negentig pro
cent wan de opvarenden der Berlin bet
levea .heeft teenomen, en dat op zoo
wreede wijs, -vervult nogaltjjd de gemoe
derea met schrik en medeleden, al mocht
het ' neddingSTbeldenwerk tot aftfidiag
strekfceaa, en .-ais olie op de golven een
kalnteasenden invloed oefenen op de ont
stelde gemoederen.
Toefa, <0ip een langdurige deelneming in
^het lot xvan zooveel ongelukkigen mag
niet gerekend worden. Daarvoor leven
vrij ia Anae 'dagen te snel. Wij
verfceeren," daaik zij de richting waarin, ea
de ^hewee^jkiachtea waardoor wij wor
den 'gedneron, min of meer in den toe
stand vaa 4e Berlin zelve, die, inplaafcs
van op eea heter getg te mogen wachten,
in toomlooee vaart zjja last van levenden
te pletter stootte. Zeker is deze verkla
ring voor de individuen niet naar de
letter op te watten:; maar in't algemeen,
wie zal 't oaÜbeainen, jjagen de woeste
-winden het maatschappelijk vaartuig
/onophoudelijk door de diqpste kolken en
'doof de aller wildste barenorchiën heen.
Doorvliegen wy de honderden tot
dui:Z6oden voorbij «gebrand,
doodgehon?sgSfd en verstikt in mfjugroeven de
?oprile spoorwegen veroagelukten,de
slacht?oiffisBs van den arbeid in de
anenschen«ay^Hndende nijverheid van aMe soort,
4e vermoorden in onlusten af krijg...
en #90 ook hen die in zeeramp het leven
verloren- Wie behoudt bij <de haaat, die
het geheel maatschappelijk leven steeds
meer .beheerscht, en bij de snejheid
waareoee Ae eindelooze reeks yan
bioedige en helsche tafereelen, die langs hem
heen ijlen, nog een zuiver gewei, tn*et
slecht» op id« oppervlakte, maar diep ia
het hart? Och, neen, grj arme stakkers
van de Berlw, hoe spoedig zult gy weer
zijn vergeten:? JSén nummer op de lijst,
welke iemand., die den tijd er voor heeft ==?
en hoe veleu zijjn dat ? een beetje
.nauwkeurig bijhoudt.
,Jets langer m*ar ook maar iets ?*
blijven de redders ia gedachtenis.
3Tatuurlijk. In zulk een daad van
plichtebesef en hoogen moed zien wij zoo
gaarne iets van onszelyeo. Zij wekt in
elk meosch, niet van alle verhevener
gevoel verstoken, het gevoel, dat hij
zelf ook zoo gaarne iets van gelijken
aard had willen doen, indien hij daartoe
maar bekwaam ware geweest. De redder
deed ni werk, en daarom is die held
waarlijk, in den striksten zin, een der
onzen. Hij roept het beste in ons wakker
en het beste geeft de liefste, dus ook
de langdurigste herinnering.
Gelukkige Prins, die door zijn positie,
in de gelegenheid was, dat schrikbare
schouwspel, dien heidens t r ij d onzer zee
robben tegen het woedend element, met
bet leven van ten doode opgesehrevenen
ten prijs, van het begin tot bet einde,
te mogen waarnemen.
Hoe velen die begeerig zouden geweest
zijn naar zulk een zielsemotie, zullen
niet naijverig op hem wezen! Maar het
mocht den prins-gemaal zijn gegund, hier
zijn gemalin te vervangen. Naar aller
getuigenis heeft hij H. M. waardig verte
genwoordigd, en zich betoond een man
te zijn, die, hartelijk en eenvoudig, voor
anderer ongeluk en ook voor anderer
zelfopoffering gevoelde.
Het is niet meer dan billijk, dat men
na de redders ook hem noemt als een,
die zelf gaarne redder zou geweest zijn,
zoo hij het maar gekund had.
Na de redders, zeggen wij en dit
met nadruk, omdat zelfs bij een zóó
treffend geval, men teekenen waarneemt
van een neiging om deze rangorde uit
het oog te verliezen.
Wij houden ons er van overtuigd, dat
Prins Hendrik, de hartelijke eenvoudige
man, dit zelf onaangenaam zal vinden.
Nooit, zegt men, het is wel niet
bewezen, maar men zegt hot werd
aan zee grooter heldenmoed door
Nederlandscbe redders betoond. In elk
geval, men is in de meest ongekun
stelde vervoering over hetgeen de
Nederlandsche zeelui hebben verricht. En nu,
terwijl de lijken daar nog liggen, de
geredden pas zijn binnengebracht, de
redders, door hun kloekheid en
menschenliefde, Europa verbaasd hebben; nu alles
nog vol is van de tragedie met zooveel
rouw,- zooveel schrik en medelijden
heeft daar een hofpoëet als Laurillard, niets
beters gevonden, niets wat hem dieper
heeft getroffen te berijmen, dan 's Prinsen
Hendrik's...deugd.
Maar niet alleen hier te lande heeft
men het verschijnsel waar ténemen, dat
de Prins wij zijn er zeker van, tegen zijn
eigen bedoelen vóór de redders wordt
geschoven. Zoo had men het Londensche
telegram door xden Engelschen minister
van Buitenlandsche Zaken aan den gezant
te 's-Hage verzonden: Ik verzoek u aan
'IL. K. H. den Prins-gemaal en aan de
'bemanning van de Nederlandsche
reddingsboot namens de Engelsche natie onze
innige waardeering vpor hun schitterend
?en ipïlaTïafdg gedjrag enz.... over te bren
gerif ^'Ettzfóo Beeft Z. M. Eduard (gis
teren besloten aan den Prins-gemaal het
grootkruis der Bathorde te verleenen...".
Hierop riep het lid van het Lagerhuis
Joyce uit: Vergeet Sperling" niet!
Suist: Vergeet Sperling niet!" Daar is
natuurlijk niets tegen den Prins-gemaal
een grootkruis der Bathorde te verleenen,
maar o. i. zou het gepast zijn geweest,
hiermede te wachten, tot dat Sperling c.s.
.als eerste in rangorde bij het leven- in
waagsohaalstellend pogen het hun toe
komend duitje.' of hun orde hadden
(Ontvangen.
Nu gaat er niets af van het feit, dat
«Se Prins zich als volijverig, hartelijk, deel
nemend man flink heeft gedragen, maar
laat de natie allereerst met de redders
zelve in het reine zijn, om dan daarna
verier aan ;Z. H. of aan anderen want
vele» hebben hun plicht gedaan haar
dank te betalen.
E a wa-t zal men dan wel voor de
redder* doen?
Wij zouden willen vragen: zijn deze
helden nu nog saiet goed genoeg voor een
Leeuw" ? Of kaa dat eerst wanneer zij
sigaren vaa de zooveel cents rooken, een
costuum dragen .of een huis bewonen,
van een dergelijken prijs als b. v. een
dominee, een arts .of een ontvange
rdaarvoor betaalt?
Hoeveel roem voor »ijn wik moet een
der kleine luiden behalen vóór hij voor
vol wordt aangezien, bij de bewakers
van de koninklijke lintjes-doos, die toch
welbeschouwd voorde groote luiden geen
waarde moest bezitten.
Zal men hun niet met een gratificatie
yoor het leven begiftigen ?
Aan onze kusten leeft een leger van
zulke helden, die honderden van deu
dood hebben gered. Hoe is hun
toekomsit en die der hunnen verzekerd ?
Za'l men aan onze kusten en havens
alles zoo in orde brengen, dat zij zoo wei
nig mogelijk hun leven hebben te wagen ?
Eu is er in de wetgeving niet eenig
tegenwicht te stellen, tegen de
roekelooze haast die Maatschappijen" en niet
alleen stoomboot-maatschappijen, vor
deren ?
Zou er thans, onder de algemeene ver
heerlijking van den reddersmoed niet
met Engeland en Duitschland in dit
opzicht iets internationaal» zijn te be
reiken als een begin zij 't dan
ook een pover begin, maar de eerste
erkenning van een beginsel ??van brei
deling van concurrentie-gewetenloosheid ?
Tragen, welker aantal zeker te ver
meerderen is.
Crisis en Grondwetsherziening.
Ach, die crisis!
De rechtschen denken er niet over met een
Tweede Kamer-meerderheid te regeeren,
die alles verwerpen kan, zoodat het liefste
wat zij mochten willen, niet eens de
Eerste Kamer zou bereiken, die een hun
goed-gezinde meerderheid heeft; en de
linkschen laten zich er ook niet toe
vinden met een Tweede Kamer-meerder
heid te regeeren, die hun goed-gezind is,
terwijl de Eerste Kamer alles kan ver
werpen, wat zij achten tot hun program
te behooren.
Aardig hoe de rechtschen er de link
schen toe willen pressen het toch maar
te doen!
Gelukkig echter bleek het demissionair
ministerie tot heden karakter genoeg te
bezitten, om weerstand te bieden aan
de verleiding op den verslapten bodem
van het moeras het nog maar eens te
wagen.
Intusschen komen er die vragen wat
in de oplossing dezer crisis de grondwets
herziening zal zijn. Wij bemerken, dat
het Huisgezin, in 't algemeen gesproken,
de grondwetsherziening ook voor het
vervolg aan de orde acht en Land
en Volk brengt in een artikel over de.
crisis de grondwetsherziening iets meer
op den voorgrond. Indien hejt kabinet
blijft, schrijft dat blad zal het: "
steun moeten hebben verkregen om krach
tiger nog met zjjn program tegenover de
volksvertegenwoordiging te staan dan tevoren.
Het hoofdpunt van dat program, Grondwets
herziening, zal nog meer naar voren moeten
worden geschoven. Er zal waarborg moeten
zijn, dat de beslissing hierover valle binnen
deze parlementaire periode.
Blykt dan, dat ook op dit hoofdpunt het
Kabinet zal stuiten op een afdoend verzet,
dan heeft men het alles beheeischende vraag
stuk zuiver gesteld.
Dan kan een Kamerontbinding volgen op
de finale regeling van de electorale quaestie.
Dan zal het dr. Kuyper moeite kosten, om dat
vraagpunt door de antithese te verdringen."
Hoe dat kabinet nu steun kan ver
krijgen om krachtiger nog" we zouden
liever zoggen: minder .zwak?met zijn
program? tegenover 4^" volksvef
genwoordiging te staan dan tevoren" is
ons niet duideljjk. Een' ministerie dat
eenmaal gevallen is, staat niet licht
krachtiger op, en dat te minder, als het
eigenlijk nooit vast op zijn beenen ge
staan heeft. Veeleer meenen wij de
woorden van het Huisgezin te moeten
onderschrij ven:
En de toestand van het heele Kabinet
blijft door zijn oorsprongsfout zóó precair,
dat het toch te avond of morgen zal uitglijden.
Daarom kunnen w\j in een eventueel aan
blijven van het ministerie De Meester moeilijk
iets meer zien dan een uitstel van executie
en een wat grooter pensioen voor de excel
lenties."
En nu is het zeker, dat er in de
Kamers heel wat afgevaardigden zijn
aan grondwetsherziening vijandig, en dat
deze er volstrekt niefrafkeerig van zullen
zijn, om haar vóór het einde der zittings
periode, met de hulp van de Eerste
Kamer, van de baan te schuiven.
Immers wat is eenvoudiger dan een
belastingontwerp, dat zelden op den bijval
van het publiek kan rekenen, te ver
werpen, zonder dat de tegenpartij eenig
gevaar loopt van daardoor voor haar
zelf de verkiezingsleus te bederven.
Daarom, zoo zouden wij willen herhalen,
is het u inderdaad om grondwetsherzie
ning te doen, duw deze niet iets maar
als het eenig noodige naar voren. Laat
de Regeering komen met den steun van
H. M.'s opdracht, om dit werk te voltooien
tot zuivering van den zoo door en door
bedorven toestand zoodat het onmoge
lijk wordt, door behandeling van daaraan
voorafgaande onderwerpen, de gelegen
heid te scheppen, dit programpunt niet
tot uitvoering te brengen. Een andere
waarborg" tegen uitstel en afstel be
staat er immers niet.
Met bijzonder genoegen lezen wij dan
ook verder in Land en Volk: Naar onze
meening is de opruiming van het wet
gevend schandaal" in de Grondwet zóó
urgent en een zóó allesbeheerschend
belang, dat daartegen de antithese niet
bestand zal zijn." Welnu, die urgentie
en dat allesbeheerschend belang van dadelijk
Grondwetsherziening, hebben wij in ] 905
reeds betoogd, en daarbij ten duidelijkste
in het licht trachten te stellen, dat het
dwaasheid was deze urgentie van dat
allesbeheerschend belang te verschuiven
tot het eind van het program eener vier
jarige zittingsperiode. Want het is en
blijft de groote fout bij Borgesius'
kabinets-formatie, dat men het wetgevend schan
daal nog wel heeft willen den tijd laten een
crisis te veroorzaken, zooals wij nu be
leven, en dat, onder voorgeven der leiders
van zoo belust te zijn op socialen arbeid!
En komt nu het Centrum bv. datzelfde
liedje zingen van wél grondwetsherziening
langzaam en later, maar nu eerst sociale
arbeid, thans hooren wij Land en Volk
volkomen in overstemming met ona advies
van 1905, verklaren: Deze exceptie heeft
uitgediend. Zij is versleten. Zy wordtal
even lang gebruikt als grondwetsher
ziening aan de lucht is.
De kiezers zullen zich door het aas
der gereedliggende sociale wetgeving
(zie de boekdeelen van Nederbragt) niet
laten verschalken.
De schade zal na beslechting van den
kiesrechtstrijd weldra zijn ingehaald."
Zoo ziet men ook hier weer het nut
der tegenspoeden!" Immers in 1905 was
het Centrum-st&ndpuni nog dat der
Vrijz.Democraten en Unieliberalen.
Indien het ontslag-nemend kabinet in
deze richting op steun" en waarborg"
bij H. M. heeft aangedrongen, schijnt
het dien nog niet verkregen te hebben,
althans nu komt weder het bericht, dat
na een bezoek van De Meester ten paleize,
de president der Eerste Kamer opnieuw
is ontboden. Gissingen te maken ten
opzichte van den weg, die thans wordt
ingeslagen, is te gevaarlijk. Opmerkelijk
echter dat thans liberale bladen den raad
geven een zaken-kabinet" te vormen,
met of zonder eenige leden van het af
tredend ministerie. Dit zou dus willen
zeggen, dat men den rotten toestand nog
eenige jaren wenscht te laten voortduren
en het wetgevend schandaal" te be
stendigen. Zoo luidt de laatste wijsheid.
Nederland en België.
De in ons vorig blad vermelde be
spreking, in de Vereeniging tot beoefening
van de Krijgswetenschappen, van een
militair verbond tusschen Nederland en
België, werd verleden Zaterdag te Breda
gehouden.
Daar trad als inleider op de heer
Tonnet, kapitein der Artillerie, en namen
aan het debat deel de heer Delforge,
luit.-kolonel van den s taf van het Belgische
leger (ministerie van Oorlog! Majoor
Wielemans, eveneens van den Belgischen
staf, en de Nederlanders Overste
Hoogeboom en luit. Diethof.
De heer Tonnet bestreed zulk een bond
genootschap, de Belgen verdedigden het,
Hoogeboom achtte een verbond niet noodig,
maar wel samenwerking, voorbereid door
de generale staven der beide landen, en
deze bevorderd door militaire attaché's;
terwijl Diethof de neutraliteit van Belgi
zou willen zien opgeheven, opdat men
zal kunnen komen tot een defensief ver
bond; luit. Diethof wist tevens te ver
zekeren, dat zulk een toenadering nergens
met booze oogen zou worden aanschouwd.
De Vereeniging tot Beoefening van
de krijgswetenschappen, zal zich, om de
algemeenheid der beoefening, nu, na de
nuttigheid van het militair verbond
tusschen Nederland en Belgiëte hebben
onderzocht,weldra, d.o.,ook moeten komen
met een avondje gewijd aan een militair
verbond tusschen Nederland en Duitsch
land, onzen anderen buurman. En pikant
zal het zijn dan tevens een paar
Duitsche stafofficieren als verdedigers van
zulk een toenadering" te mogen hooren,
en een tweetal Nederlandsche aandrin
gende op samenwerking" en voorbe
reiding door militaire attachés ...
De algemeene beoefening van de
krijgswetenschappen dwingt, wie ziet het niet
in ? tot dit en zoo veel meer. Toch rijst
bij ons de vraag of de beoefening der
vaderlandsliefde, onze officieren niet de
verplichting oplegt deze studie tot een
binnenkamersche te beperken, en den
tijd af te wachten om bescheidenlijk te
rapporteeren of te adviseeren, als eerst
de politieke zijde er van behoorlijk is
afgehandeld, en van hooger hand hun om
een oordeel wordt gevraagd. Zooals het
nu gaat, maken zij wel wat veel een
wantrouwen-wekkend gedruisch, en vooral
minder onschuldig, zoolang we de
BaieHennebicq-Commissie hebben, wijl deze
door 't buitenland geacht wordt zulk een
gegons te begeeren en haar oorsprong
te ontleenen aan een streven met een
bond tot einddoel.
De heer Tydeman, het kamerlid, heeft
bij deze gelegenheid verklaard, dat hij
behoort tot hen, die de commission
hollando-belge in het leven hebben ge
roepen. Een eer die niet al te groot is.
De Nederlanders zijn er blijkbaar
ingeloopen, volstrekt niet op de hoogte van
hetgeen Baie c. s. bedoelen. Aanstonds
toen de heer Baie met zijn propaganda
begon, hebben wij uiteengezet hoe op
pervlakkig hij dezen toenaderings-tocht
had ondernomen, waar hij er in 't ge
heel niet aan had gedacht, dat wij
Nederlanders onmogelijk iets voor een
entente met de Walen kunnen gevoelen,
zoolang deze onze taal- en
stamgenooten op de onbillijkste en grievendste
wrjs benadeelden, 't Zonderlinge van het
geval is, dat de Walen, zelfs als zij over
een Militairen Bond komen spreken, zich
in geen enkel opzicht lewust.schijnen, vaa
den afkeer, dien hun houding van zooveel
jaren brj ons Hollanders moet hebben
gewekt! Nu was de majoor Wielemans
aan rt eind van deze speech zoo vrij,
een beroep te doen op de broederlijke
genegenheid der beide volken", geheel
voorbijziende, dat wij Nederlanders, die
zeker veel voor de Vlamen gevoelen, wel
het karakterlooste volk vaa de wereld
zouden moeten zijn, om een broederlijke
enegenheid" te gevoelen voor de onder
rukkers onzer vrienden! De Walen en
de Franskiljons wij spreken hier
na1tuurlijk niet van de individuen, maar in
't algemeen zijn bij ons niets meer ge
liefd, dan de Franschen of de Spanjolen.
Veeleer, bij al onzen onaf
hankelrjkheidszin, zou men nog van broederlijke ge
negenheid" jegens de Duitschers kunnen
gewagen!
Daar zit nu Tydeman met zijn mede
stichters der Commission holland-belge
als in een val, waaruit hij moeilijk
weer op vrij terrein kan komen. Een
commissie van Franschen oorsprong met
een zoo sterk mogelijk anti-Vlaamsch
gevoelen. Eu of hij nu al verzekert: wij
willen geen miltair verbond; wij willen
geen tolunie; 't zal hem niet helpen,
want door den oorprong van deze commis
sie, aan welker bestaan hij schuld draagt,
is en blijft zij in het buitenland verdacht.
Daarom, nu de Walen eenmaal bewezen
hebben een anti-Nederlandsche commissie
te willen zijn, met politieke wenschen,
is er geen andere zuivering mogelijk, dam
haar eenvoudig te ontbinden; niet op een
verdere onderhandeling met het Belgisch
deel in te gaan; om dan later, mocht
men werkelijk een economische studie
verlangen, van hier uit zulk een beweging
op touw te zetten en voor de organisatie
mede eenige Vlamen en Walen uit te
noodigen opdat de zoo te vormen
commissie vrjj van alle politieke en
antiNederlandsche smet moge optreden.
Waarlijk,het gaat om een groot belang;
onze eer, onze gfoede naam staan op het
spel.
Het laatste medisch nieuws.
De Standaard bevat de volgende op
merkingen omtrent de appendix van den
blindendarm, welke wij in het belang
der wetenschap gaarne mededeelen.
't Is naar aanleiding van onze plaat,
waarop de Nederlandsche Maagd voor
komt, gereed om zich aan de operatie te
onderwerpen, ten einde de ontstoken
appendix (beeld voor de Eerste Kamer)
te laten verwijderen.
Nu weet men dat op medisch gebied jaren
lang de meening gebeerscbt heeft, dat de
blinde darm een doelloos lid in ons inge
wand was, 't welk men daarom, zoodra het
lastig werd, wegsneed.
Maar men weet ook, dat in het laatste
jaar die meening omging. Vooral uit Weenen
en Parijs kwamen hooggeleerden betoogen,
dat men zich vergist had. Dat het een dwaze
meening was, iets ook maar in ons lishaam
voor overtollig te houden. En dat het geraden
was, niet dan bij uiterste noodzakelijkheid
tot wegneming van den blinden darm over
te gaan.
Pas dit nu op het onderhavig geval toe.
Ook op politiek gebied heeft langen tijd
onder de radicalen het Een-Kamer-stelsel
zekere rol gespeeld; maar sinds zijn bijna
alle deskundigen tot het resultaat gekomen,
dat we een Senaat, of hoe 't ook heeten
moge, niet missen kunnen.
Braakensiek verkocht alzoo
antidiluviaansche wijsheid".
Inderdaad, dit is van treffende snedig
heid.
Een geleerde, door ons tot gerust
stelling geraadpleegd schrijft ons dien
aangaande :
Tot dusverre, dus ook niet in het laatste
jaar, is nooit voor den ruensch het nut van
het bezit en evenmin het nadeel van het
gemis van de appendix aangetoond of zelfs
maar waarschijnlijk gemaakt' Wel is her
haaldelijk het vermoeden uitgesproken, dat dat
aanhangssl voor den mensch van nut zon zijn.
Als vaststaand wordt wel aangenomen,
dat, zoo eene zelfs lichte ziektetoestand van
dat aanhangsel bestaat, wegname van den
appendix volkomen gerechtvaardigd is.
Welnu: die meening omtrent het
noodige of nuttige van het aanhangsel
ging" ..., voor de Standaard! verleden
jaar om" en als ge nu nog van dat
omgaan in het laatste jaar" niets gemerkt
hebt, dan verkondigt ge, niet
verledenjaarsche" maar anti(e) dilumaansehe wijs
heid". Voorts hebben, volgens den Stan
daardman, in 1906 vooral Hoogleeraren
uit Weenen en Parijs den raad gegeven
eerst te opereeren niet dan bij uiterste
noodzakelijkheid." Met deze waarheid
als een koe maken we nu kennis; het