De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 3 maart pagina 2

3 maart 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

?£(£> '"*"? " DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1549 weuwste snuifje van de anti-revolutio naire Medische Wetenschap! En hierbij dient ook nog opgemerkt ie worden, dat de schrandere StandaardBchrijyer niet eens een onderscheid weet te maken tusachen den blinden darmen iet wormvormig aanhangsel (de appen dix), waarover in het onderschrifc van de plaat sprake was!! De Standaard moest zulke nonsens niet tappen, ook niet over de radicalen en het Eenkamër-stelsel, als waren 'bijna alle deskundigen" tot het resultaat gekomen dat men een Senaat niet kan missen. Zooveel zal ze toch wel weten dat het groote radicale? Duitsche Rijk het totdusver met een Rijksdag alleen afdoet, en moesten de Staten in het alge meen zich nog inrichten ten opzichte van de wetgevende lichamen ... hoevelen zouden een Eerste Kamer instellen .... waarvan men even als van de appendix, wel het Jiaieel ondervinden, maar het nut slechts fenweden kan? Scciak ' De tefitoteiliiig m MmMm is niet gufieel op den peilen w«, .!. Tegen het schrijven van den heer Brouwer, voorzitter der Vereeniging voor de Ten toonstelling van Huisindustrie heb ik helaas jpoovéle bedenkingen, dat ik me zal bepalen tot do allergewichtigste, daar hierdoor reeds Wijken zal, dat een bevestigend antwoord ge'jreven w op de vraag, die mijn artikel in ifa 1908 lot opschrift droeg. i H§sohrgft: H«< bafeaa, heeft geen enkel f geven over de huisindustrie hier te landt', omdat ?*$;*r nitt zijn, maar juut daardoor is-hei voor tem een tijttroovende, een tcfieppende arbeid " .Dit schrijft de voorzitter van het bureau. TBn nog wel in het blad, dat een jaar geleden belangrijke artikelen gaf, ontleend aan de !f*rslagen der arbeidsinspectie, over erwtenTtezen enz. en dat kort geleden een 'o verzicht jgaf ' van den inhoud van het keurige werk jran mr. Meijers over de rol mattenindustrie. i Geen enkel gegeten omiat ze er niet zijn! . Is het den voorzitter niet bekeud dat .(ik (a spoedshalve alleen my'n geheugen na) er Ut Amsterdam een gemeentelijke commissie teen onderzoek heeft gepubliceerd over de >aktoestanclen in het confectiebedrijf, dat de %choenen huisindustrie omstreeks 1898 werd «itgebeeld in het Tweemaandelijktch Tijdschrift ca deaer dagen in Het Volk, dat eveneens ja .Hel folk verleden jaar een uitstekende keaciru'ving heeft gestaan van de ziiverAtnederij in huiaindustr.ie te Schoonhoven MI van de werkwyie der breitnachinemaat'vebappij Li Bneha' ; dat de Tilburgsche ^tutierhmshKhistrie onlangs in Het Volk en %wd«r m een inepectieverslag beschreven h«m de inspeel iwetsUgea ge. jboekew ge Weven «n sreet hy xbwrdoor . dat , «tft^bwjlp, ja $£QOH votleè^e, «nquêtes naar v«rtchiltóadeV iruisiada»trieën . j$p. «aiunidsn ? Ik no«m : maehtaale breréry' 3n Groningen, gipar«nnrttherjj in Kampen, ;*érwtenl»ïen in Zeeland, Friesland, Groningen; tabakstiippen in Wageningen, Druten, Val burg, Wamel; gamalftopellea in Amsterdam; kan t mak en in Brabant; matten vlechten in Bra.bajJt.; ? stoelenmatten in Culemborg ; knjoopenmak en in Zalt- Bommel? Is hem jwfgemerkt voorbijgegaan al wat op het Congres v.eor Kinderbescherüoing door Dr. Kleere koper en Ketelaar is medegedeeld uit eigen er?arin'g en onderwjjzersenquêe»? Heeft hij niet gehoord van "een loonactie «Ier oonfectiewerkstarg in Amsterdam en ook Biet van een loonkwestie orer jute, waarbij 4>ver huisindustrie een en ander aan het licht i* gekomen? Ik zal de vraagteekens hier niét met nog «eerdere aanvullen. Wie thuis is in het vraagt uk der huisindustrie weet dat de taak fan de tentoonstelling minder ligt in het «oeken dan in het publiceeren van wat reeds in beperkte k rit g bekend is. Dat sy de -? gelegenheid tevens aangrijpt om een volledige enquête naar de geheele huisindustrie te houden is de verwezenlijking van een stille verwachting van my. De plaatselijke cominissieszyn de aangewezen onderzoekers ook daarvoor, en nooit kan het verslag dier be vindingen op levendige belangstelling hopen, dan wanneer de tentoonstelling door haar plastisch verslag de gemoederen hè. ft ont vankelijk gemaakt. imiiiiiiiiitiiiHiiiiiHiMiiii 't CTa.egeria.iiys, DOOR KEES MEEKEL. De Vrede" is het on 1ste huis van het hele gehucht. Het moet al gjstaan hebben toen de straatweg nog niet gelegd, en de iepen, die nu zoo krom-oud zyn, nog piet waren geplant. In de oude oorkonden van het dorp staat, dat dj weg gelegd werd langs het outs befaeni ie huys, genaemd 't jagerhuys, 't welck is herrebergh ende gasthuys, geleechen jn da groete heyde".,. Maar hoe oud het huis ook is doet aan de geschiedenis weinig af. Het.hetft eea stro-dak dat groen is van jaren-gewassen mos, en de vensters zyn klein met nog enkele groene ruitjes. Maar het lood waarin de ruitjes gezet waren, heeft Dirk Tymezoon vervangen door hout, zoals de vensterroéden tegenwoordig zijn. Dirk ymezoon heeft veel aan het huis veranderd. Hij was de herberg zat, heeft de oude. toonbank er uit gebroken en er een kast van gemaakt. Het rek werk met de zwarte flessen en tinne .maten is verdwenen. Thans staat op-tafel geen kopere snotlamp meer, de oude haard met glimmende plaat en hangijzer heeft hy weggesloopt, en onder de schouw met nog dezelfde blauwe tegels van vroeger, brandt een ovenkachel. £n. Dirk- heeft deuren en luiken groen g^TCifd. en det,pude, gotbieke latters 't Jaegerhpys" weggëstrekan, en de Vrede" ge^breven. _ ' '"; _, v" Dat alles had in September kunnen ge beuren, als de tyd goed besteed was geweest en de schat van voorhanden gegevens als wegwijzer ware gebezigd. Nu evenwel de voorzitter van het bureau nog niet bekomen schijnt van alle bemoeie nissen met het in elkaar zetten vansta'uten en commissies en over de huisindustrie zelve nog niet meer medegedeeld heeft, d in dat er hier te lande nog geen enkel gegeven -over bestaat, .nu begin ik het met hem als een utopie te beschouwen nog dit jaar ge reed te. zy'n. Alle andere kwesties, als die betreffende financiën, plaatselijke commissies zinken hierbij in het niet en kan ik daarom nu onbesproken laten. Zoo bewijs noodig ware voor het fatale der taktiek door den heer Brouwer voor gestaan om de leiding in handen te geven van uitsluitend organisatieveitegenwoordigers en de deskundige werkkrachten buiten de deur te laten staan om de resultaten van hun bereid willig aanvaarde taak alshelperszwijgendaan de leiders over te reiken, dan is dat op de duidelijkst mogelijke wy'ie geleverd door dit artikel van den heer Bron war, die als voor zitter eener vereeniging, waarvan n.b. met hem Ketelaar en Dr. Kleerekoper bestuur ders zy'n, kan beweren, dat de taak van het bureau geregeld wordt o. a. door het niet voorhanden zyn Tan een enkel gegeven hier te lande. Arnhem, Febr. '07. C. J. P. ZAALBERG ??tiiiiHimiiiiiiiiiiiiiiiiMimiiiittiHiitMmiMiiiiiMiiiiMiiiiiiitiiiiiiiiiiimn L OTB Met in de Hoofdstaf, Onder de violisten van den tegenwoordigen tijd neemt Jacques Thibaud een der eerste plaatsen in. Naar my'n meening terecht. Met anderen heeft hy' gemeen een onfeilbare techniek, een wonder vollen toon en een elegante stokvoering. Ware dat niet het geval, dan zou hy' niet in aanmerking komen om met Burmeste'', Petschnikoff, Marteau, Flesch e. a. in n adem genoemd te worden. Maar wat hem onderscheidt van vele zijner collega's, dat is het fijne gevoel, waarmede hij de ver schillende stijlen heheerscht. De groote standaardwerken op het gebied der vioolliteratuur zijn nog steeds de con certen van Beethoven, Mendelssohn, Bruch (g-mol) en Br ah ma. Zij hebben hun plaats In het vioolrepertoire veroverd en zullen die wel behouden. Misschien mag men daarbij voegen een paar concerten van den ouderen Bach. De concerten van Viotti, Spohr, e. a. beginnen reed» aanmerkelijk te verbleeken. Of de compositiëa van Saint Saënc, Lalo, Tscbaikoweky, ent zich zullen handhaven, zal de tijjd moeten leeren. De wijze nu waarop Thibaud, de geboren Franschman, het concert van Mondelssohn speelde, geeft hem aanspraak op onbeperkte waardeering. Een wpnderzoete toon, gelijk hy aan zyn prachtig instrument ontlokte, een gekuischten smaak ten opzichte van de dynamiek en rhythrmiek, daarbij een elegince die den Franschman van nature eigen is ziedaar eigenschappen die men niet steeds bij de voordracht van Mendelssohn's vioolconcert mag waardeeren En het concert zelf nog steeds staat het daar als een magistraal werk, in de hoogste mate vollendet" ran vorm en inhoud. In b< t. tweede deel speelde Tiibaud een nojj ei b«': <nde compositie van Eugene Isaye, Chant u iver", een werk dat wel wat pre tentieus is, maar dat toch in zijn instrumen tatie en barmoniseering, de degelijke meesterhand verraadt en zich in ieder geval verre verheft boven het genre virtuosen compositiën, zooals men menigwerf in bet tweede deel van etn programma te hooien krijgt. Het opus 28 van Saint-Saëns Introduction et Ronlo capriccioso" ij n dier virtuosen stukken. Natuurlijk speel Je Tnibaud het prachtig. H-»t Concertgebouw orchest voer Je de be geleidingen even artistiek ala bescheiden uit. Het concert had ook nog daarom beteekenis, wijl do heer Joh Wagenaar uit Utrecht ons zy'n ouverture Cyrano de Bergerac deed hooren. Sedert de heer Wagenaar ons in Novem ber 190? voor het eerst deed kennis maken met dit werk, is het op een muziekfeest der Duitsche toonkunstecaars te Essen uitgevoerd Mensen op-jaren vertellen dat er vroeger dikwyls grote heren kwamen om te jagen; nu is dat zo niet meer. Hui-" en omgeving is helemaal veranderd, maar de kelder is nog dezelfle van vroeger. En nu is het juist de kelder die d« Vrede" heeft gemaakt! Niet dat de kelder op zich ietsbizotdersis het is een gat, gewoonweg uitgegraven in de grond, met grote stenen op de bodem en een slechte houte trap onder de ingang. De ingang is een luik mijlen in het vertrek waar vroeger was herrebergh ende gasthuys". Toen Dirk Tijmezoon in 't Jaegerhuys" kwam wonen was het goei beklant, en "zat er brood in, zoals het heet. Geen reiziger of varen i gezel zou langs 't Jaegerhuys" gaan zonder 'n kroes bier te drinken ot een pintje van de goed belegen jenever. En geen jager durfde zeggen op jacht te zy'n gewekt als hy 't Jaegerhuys niet had gezien. Ze liepen er dikwyls uren voor l Eigelyk was Dirk Tijmezoon in't geheel de man niet voor een herberg; hij was 't liefst in het vrye veld, jaagde of viste, of werkte op een hoekje grond achter zjjn huis. Maar Maertje, zijn vrouw, was 'n dubbele, zoals de boeren zeggen, en geknipt voor de nering. Zij kon met eenieder praten en lachen, was geduldig by bezopen geleuter, en kon met grote rust en zelfbeheersing de dronkenlui aanhoren, en met hen medollen zover nodig was en in alle neiheid ging... Dirk Tymezoon moest zelf toegeven dat ze weergaasduchtig was en by de-pinkenl... n ding mocht bij echter niet: dat zij maar met ieder kon praten en lachen Hy zelf was een eigenaardige, kei el met oprecht hart en de waarheid op zijn tong ... en daarom' deugde hy' niet voor de herberg. door het Utrechtsche stedelijke orchest en he;ft daar veel bijval gevonden. My'n vroeger uitgesproken gunstige mee ning vond ik ditmaal bevestigd. Het is een frisch werk inet mooie motieven, liet melo disch element speelt, vooral in het mo ief der Liefde en Poe ie," een groote rol en de instrumentatie is effectvol, zonder o erladen te zijn. Reeds dadelijk trekt de aanvang met zijn scherpe rhythmiek de belangstelling; en deze blijft voortduren tot het einde toe. Wagenaar dirigeerde met groote beslist heid. Weiiig nieuwere compositiën, die in den laatsten tijd in het Conceitgebouw zijn uitgevoerd, heb oen zooveel bijval gevonden bj het publiek als deze ouverture. Mozart's Es-dur pymphonie opende het conceit en Weber's Oberon-ouverture be sloot het. Gaarne had ik het concert bij ze woond van de heeren Rontgen Casals en Fiesch ; helaas was ik daartoe verhinderd. Een byzonder genot is het Casals Bach te hooren sjelen. Oulangi mocht ik hierop wy ;en. Maar ook de nieuw- sonate voor violoncel en pianj van Röntgen had ik gaarne gehojrd. Spoedig hoop ik het werk te leeren kennen en den lezers van het Weekblad mijn indruk er over mede te deelen. AST. AVERKAMP. Internationale Zangwedstrjjd. Aan den intercatio ;alen zangwedstryd voor mannen- en gemengde koren, uitgeschreven door de liedertafel Onlerlinge Oefening", directeur J. A. Presburg, alhier, zullen deel nemen 55 vereenigiögen (met ongeveer 5000 zangeressen en zangers) w.o. behalve uit ons land, uit België, Duitsohland, Frankrijk, En geland en Spanji. Een resultaat nog nooit hier te lande bereikt. Qnia Absurdum,' Roman door Nico VAN ut'HTEi-EN, versierd door G. BRE.VDER A BÜAXDIS, uitgegeven in 1908 te Ansterdam bij Maas & van Suchtelen. L Het leven van een jongen man, dat n krampachtig, rusteloos dringen geweest is naar harmonie met het bestaande, het onbegrepene, waar hy z\jn plaats niet wist en dat ook bèin niet scheen te vatten in zijn verband, die in zijn jongenstijd aan menschen vreemd en vijandig, een tigen leven leidde, vol vage verlangens naar onbestemde heerlijkheid, die van de se hooi en van het muflögezin, waar hij in eindelooze saaiheid werd opgevoed, wegvluchtte, uit de oude, triestige stad de verre oergen in, zonder te vinden wat hy verlangde toen, in de natuur, zijn-blijheid in weemoed verkeerde, toen hij een matelooze schoonheid voor zich zag en haar al even weinig als het leelyke begreep", het leven van een jongen man die, haast nog fcind, zyn geest, gespannen, richtte op wijsheid, en wetenschap, en de geschreven schoonheid aanvaardde met een onstuimig hart, tot hij, studeeren en redeneeren moede, verbijsterd en uitgeput door de abstracties, de werkelijkheid en altijd de werkelijkheid begeereud van zijn gedroom, weer onverhoeds wég-vlood, nu ondjr het volk, maar hy ook hiervandaan, omdat hij zijn plaats in da werkelijkheid n;et verkreeg, zijn gemeenzaamheid met het volk niet werd geboren, ook hiervandaan keei de, misnoegd en machteloos het leven van den armen jongen, groot geworden in ontbering, saai heid en kürige vreugde, die, na dit alles, binnengeleid werd in het witte huis aan 't meer, waar kinderstemmen klonken, waar muziek en bloemen waren en glimlach van vrouwen, waar Minka was... de zachte redster in al zijn verlegenheden, vol warmte en lieftalligheid, voor h^m. die nooit te voren de oprechte haiteljjkheid van een jong meisje had ondervonden," zoo bedwelmend zoet het te pletter geloopen leven van den jongen man, dat daarna u wanhoopsworsteling werd, tot hij zy'n wezen ook in de heftigste begeerte niet kon real«zeeren, toen Minka hem niet ontvangen wilde, en verbijsterde door haar genadeloo?e teederheid, het te pletter geloojen leven der onstui mige, der fiere en onmachtige persoonlijkLeid, die, uitgestegen boven liefde en smart, die, schynbaar triumpheeiend over alle v-rtwyfeling van het leven", zijn heiligste geluksmomenten zag vergaan, zijn stoerste scheppingskracht zich voelde ontzinken, het wezen van zichzelf, zooals dit leefde in eenzame begeerte, niet tot een rust en werVelijkht-id kon brengen door het te objektiveeren in de wereld hoe langer zoo meer een groote, dolle mallemulen wordend voor zijn geestes oog, het te pletter geloopen leven van de persoonlijkheid, die Ondergir g, omdat zijn wezen tot den 'ider^ang was voorbestemd, zonder eigen'ijk treurnis te wekken over zijn verscheiden, ge vindt Dit wist Dirk zelf ook zeer goed. Hij hal immer woorden en ru-.ie en kon met de stamgasten helemaal niet overweg.... Die wilden altijd gelijk hebben; al hadden ze een stuk in de kraag en al sloegen ze door dit het einde ervan weg was l Da i werd Dirk Tijnaezoon vuur en vlam... Dolle praatjes aanhoren en nog ge'ijk geven op de koop toe... Daar had Dirk geen slag van! Het esrste half uur verlroeg hij ze lijdelyk, maar wat later sloeg hij ze allemaal 't gasthuys" uit. En zonder dat ze betaald hadden meestal ! Dit koa natuurlijk niet gaan, want't werd ten laatste zo sterk dat de s'arngasten bin nenkwamen en niefeen weer ging-n als ze Dirk zagen staan. Anders werden ze er toch uitgesmeten dachten allen, tot zelfs Schout en Schepenen) Was Maertje achter de toonbank dan ble ven ze plakken tot middernacht, spiaken van ha?er tot klaver, dronken dit ze er dik van werden en gingen j ilig naar hun woningen, omdat ze de hele avend ernstig hadden ge sproken, en eenieder voor zich er op zijne wij se, van Maertje gelijk had gehad.... Met lëe ogen zag Dirk Tij nezoon toe, werd woelend als ze zolang bleven zitten en schold en schimpte op zijn vrouw omdat zij die laoime ezelmelkero" gelijk gaf en met hen mekletste al beweerden ze ook dat een berg van suiker was .... Dan liet Maertje hem altijd de verdienste zien van zo'n a?end tn lachte schalkjes en hij moest toegeven dat zij meer verdiende dan hij .... En dit was de voornaamste reden dat hy' de herberg niet opdoekte, al had hij. volgens zijn zeggen, er nog zo het land aan gpzien l Dat moest hij toegeven: Mierlje kon kwiek met de gasten omspringen, hoewel, zoals hy dit, Odo's leven in den minnebrief van zijn vriend Arthur, geschreven aan Minka tot wie hij hem bracht, maar die haar gewonnen heeft als zijn geliefde. 1) Het bezwaar, niet een bezwaar tegen de psyche van bet boek, maar tegen de wyae, waarop Odo's geschiedenis is voorgedragen, ligt, onzes inziens, hierin dat het aan Odo niet gelukken kan, voor ons als ne persoon te verschijnen De feitelijke hoofdzaak van Odo's leven gebeurt om Casa Bianca" heen ; het is zyn leven in Ca-a Bianca'', en in Harmonie", de kolonie van geëxalteerde en havelooze communistische stakkerds, waartus?chen hij zonder communis, ische o vertuigi n g verkeerde, alleen maar omdat hij daar dicht by Casa Bianca, bij Minka was. Aan dezen levenstijd van Odo gaat vooraf zijn studentenschap en zijn vlucht, als krullejongen onder het ?olk. In den aanvang van het verhaal wordt Odo ons door zijn vriend Arthur voorgesteld. Wij ontvangen daar den indruk van een zeer subtiel en zper trötseh mensch, dat schroomt, uit fierheid, zich in genegenheid weg 't« geven, en by' het lezen van zy'n brief aan Arthur, achtergelaten op zijn kamer, waarin hij meê-deelt, plotseling te zijn ver trokken, voelen wij den stillen trots van den mensch die, de pijnlijkheid eener te intieme verstandhouding en het bloot komen zijner persoonlijkheid ontvliedend, de rechtmatige eenzaamheid zyner eigene persoonlijkheid herneemt. Wij gevoelen dit, op die plaats wanneer het boek nog niet geëindigd ie, lezende, Hehalve en als ondergroni Tan het feitelijk meegedeelde dit het leven iiieene maatschappij die bij veroordeeld zag ten ondergang, de dagelijksche aanraking 'met menschen van wier dorre en stupiede onbewustheid hij walgde, hem revolteerde, meer dan 't (Arthur) ooit had gedaan". Wij beschouwen, in den aanvang lezende, Odo als eeii, ook uiterlijk meer mysterieuze, natu«r, en krijgen, rneer dan van het tegen gestelde, een vermoeden, dat Odo's persoon lijkheid zich in de volgende bladzijden eerder door symbolische uitingen dan door hare expansiviteit aan ons zal openbaren. Ofschoon wij evenmin begeeren te zeggen, dat de elementen waaruit de latere persoon lijkheid van Odo it opgebouwd, in de, aan het verblijf op Ca^a Bianca" voorafgaande, inleiding, zouden ontbreken, als dat het ortveilioeduche van Oio's natuur niet verderop vaak tol duidelijkheid zou zijn gekomen, blijftbet waar, niettegenstaande een, min of meer sym bolisch karakter,eenialeidiugquatalis tigen is, niettegenstaande wij eerst Odo van buiten af, later van hem zelf uit bescbou ven, blijft het waar, dat zijne ontplooiing als expansieve persoonlijkheid ons verrast, en dit verrast zijn kan door de lezing en overdenking van het geheel niet af laten van onsen geest. Voorwaar, in iien <vy' door het verhaal zelf er toe gooracht worden, Odo's ongeneigd neid zyn vrieni Arthur te herkennen, toen deze hem, na veel reizen en trekken om hem te vinden, eindelijk toevallig als krullejongen op een steiger ontdekte, indien wy noor het verhaal zelf er toe gebracht worden deze ongeneigdheid als een pijnlijk en onaange naam getroffen zy'n, te begrijpen, moet dan 1) T«;r completeering dazer kleine karakteriotiek, volge hier Odo's laatste lyrische gedicht. Eens hail ik bloemen lief en was om 't springen Van beekjes blij z'»oals een eenzaam kiud; Kn droomend zocht, en onder spel en zinden Ik 't leven door naar wat ik nimmer vind, Mijn waarheid zocht ik en ik dro >mJe een logen, Uin 't ei^en zeil', heb ik mij zelf bedrogen. Ik heb verlangd naai' lippen die mij ku^tt-n, Naai' 't lachen van een dit]) geliefden mond; Aan 't hart der vreugde wilde, ik eens rusten }>eu lust mijn leven en n enkle stond ^\a;irin een vivugde-god zijn eeuvvge dronnen Vcrnerklijktc tot-levende phantomen. Ik heb \erlangd t« Hjdrn en mijn dagen Met rouwend wccncn om mijn leed vervuld; Een gtinseh lu'eUl van wee lom moest ik dragen; ]k was ci;n god van SMiarten die zieb hult Tu 't rood geuaad van menschelijke zonden En 'l tu-erlijk hoofd nut doornen heeft omwonden. Ik heb verlangd, en was van liefde dronken, J)cr et'uw'ge schoonheid wist ik mij gewijd; Mijn hun lm beeflen en mijn blikkrn blokken Wanneer ik bad tot uw almogendheid Mijn M ize, die mijn doodziek hart het leven En 'L leven st-h jonheijs weerschijn hebt gegeven. O hart dat nu van allen troost verlaten Noch trots, n'ch deemoc.1, noch devotie voelt; Dat niet meer liefliebt en niet meer kunt haten, Noch weet waarheen d t eenzaam druomen doelt; Uw zin (n waanzin bei hebt ge verloren Wat ge verlangt 13 duod of ongebor.-n. steels herhaalde, hij het niet graag zag... zij kletste teveel en deed hem te lief tegen die sikkei'aars. Maar herrebergh ende gast'iuys" had er nog wel gestaan en de stamga-uen zouden ni:uiner zijn weggebleven als Maertje niet op eenmaal alles bedorven had in een pretje! En dat kwam dx>r de kelder onder de herberg. Het was nog in de goede, oude tijd, toen de menschen drie geslachten lang met n en 'c zelfde lakens pak liepen, en een vark^nlje mestten.'. . Ouk Diik Tijmezoon had 'n varkentje gekocht. M dar 'i was in de goede oude tijd en er kwam een jaar d;it de belasting op het s achten van zo'ii beestje buitensporig hoog was. IS'u waren in die disjeii alle mengchen zuinig en op-d-i-kleintjes en niemand zou een stuivertje over de balk gooien zonder het twetnaal te keren. Daar Dirk nu wist dat de belasting zo hoog was, besloot hij en Maertje het dier in 'i geheim te mesten... . Daar zou geen haan naar kraaien! Met z'n t ween sleepten ze op 'n nacht het gillend dier naar de kelder onder de herberg. Daar werd het eemest in het donker en niemand wist er iets van. E'ke avend laat of 's morgens vroeg kreeg het varken zijn voeder en daar het vet moest worden stond het d.er in een kotje als een kooi, want hoe kleiner ruimte, hoe beter niesten! Het varken was al geruime tijd in de kelder, en er was niemand gefeest die iets bemerkte. Daardoor had Dirk gezorgd. Hij had tegen het luik, dat de ingang wa», zakken en dekken gespijkerd, zodat elk geluid de plotselinge, tweede brief van Odo aan Arthur, het plotseling M uiting gebracht ver langen ons niet bevreemden? Maar anders! Ge kunt hier ondervinden, waartoe eene roman, in zijn heele wezen tegengesteld aan de bearbeide naar exacte methode, volgens welke.veel van het beste kunstwerk ontstond,dat onzen kunstrijken tijd inhoud geeft, een roman waarin enkel vage typeeringen zijn te vinden, waaraan, schijn baar, systematiek ontbreekt, een roman die zich niet belast gevoelt door zeer algemeene opmerkingen als deze, dat men niet weet welke diepe teleurstelling er achter schijnbaar cynisme kan zy'n verborgen, maar die, in waarheid, een zeer veste compositie doet ont dekken, die, in waarheid, zonder nauwkeurige persoonstypesring, een zoo feilen indruk in onzen geest achterlaat, dat wij de personen zouden kunnen beschrijven zooals ze lichame lijk hebben geleefd, terwijl onze herinnering bewogen wordt door de daden en gebeurte nissen die van hen uitgingen of hen beroer den, en wij, f en slotte, wat de bedoeling des schrijver* moet zijn, al het gezegde en a! de, zoomaar neèr-^eschreven, oppervlakkigheden, het soms wat jongensachtig cynisme leeren begrijpen als uitingen vanden zoojammerly'k onstuimigen jongen Odo of den, eigenlijk tammen, Arthur,?waarachter deschry' ver van het boek, die ook Arthur maar voor zich ver halen laat, koel-zwijgend is te vinden ge kunt hier bewonderen waartoe een roman in dagboekvorm, vol onbeheerschtheid, een laten uitvloeien der persoinlijkheid, een roman waarin orer de ziel, over heilige stemming of 't zoo niets is wordt gesproken, zonder dat de schroom, aan andere con "essips eigen, de pijnlijkste ontboezeming beveiligt, gekant hier bewonderen waai toe een zoo geschreven roman in juist onzen tijd, met zijn diepste schoonheid in descriptieve kunst gevat, tot welke prachtige, uiterst subtiele werkingen, tot welk groot levensbegrip, een zoo geschre ven roman, als zy geschreden wordt door den grootec kunstenaar Nico van Suchtelen, bij machte is. (Slat volgt.} P. H. RITTER JR. H;tf(GtZ;lie 30 jaar gezwegen? De Bru^selsche correspondent der N. R. Ct. schrijft : De vraag, in de Januari-aflevering van De Nieuwe iiidi nogal onhandig gesteld door den heer Jan van Nijlen een jong Antwerpscb. dichter, die onlangs een bundeltje verzen uitgaf, zonder personaliteit, zoo niet zonder talent heeft, gij kunt het wel denken, de Vlaamsche letterkundige tongen in-baweging gebracht. De N. R. Ct. vroeg 't oordeel van Stijn Streuvels; de andere Gezelle-neef, Caesar, gaf antwoprd op wat Leoncedu Catillon over de zaak dacht; en ook dat antwoord hebt ge overgedrukt. Ik had het g luk, voor een paar d.tgen prof. dr G. V«rriest te ontmoeten, den welgekenden broeder van Hugo Verriest, zelf een onzer grootste medici, voorzitter der Académie royale Me iicine, maar vooral on .e beste Gezelle-kenner : oud-leerling, oud-vriend en voornaamste vertrouweling van den Meester. En van dat geluk heb ik gebruikgemaakt om hem over de zaak zyn oordeel te vragen. Die meening, ik geef ze u hier zoo niet woordelijk dan toch naar den geest terug. Of Gezelle dertig jaren lang gezwegen" heeft? Neen, eigenlijk niet. Zelf niet als dichter, vermits hy in 1878 zijn liederen, eeredichten en Eeliqua, in 1879 zyndriemral XXXIII kleengedichtjes en in 1886 zijn Hiawatha's vertaling uitgaf: bet beste ant woord overigens aan wie beweren, dat er een bisschoppelijk verbod-t ot- uitgeven opGezelle's werk zou hebben gewogen. Zeis zy'n van dien tijd een aantal gelegenheidsgedichten: zeker het beste niet van zy'n dichterlijken arbeid, maar toch een bewijs, dat hij zy'ne pen niet had neergeleid. De waarheid is dat de geestelijke werking van Gezelle een ander pad gekozen had. De dichter, uit het midden gescheurd; waar zijn, beminnende ziel hare hoogste en reins'.e ininspiratie vond, zag ineens de bronnen van zijn zang gedempt. Was het de ongenade" zelf, welke hem van zijne leerlingen scheidde, die hem tot zwijgen doemde ? Maar is er een beter ingevingsmotief dan eene dergelijke ongenade" ?... Neen, het was de verwijde ring als reden niet, het was het gevolg der verwijdering, dat het dichtwerk van Gezellj in den ainvang dezer stillere dichtperiode verslapte. Er was iets anders no^ : de dich'.er, hoe rijp, hoe klassie'i-vormenschoon veel van zijn aanvangsvreik de erkhof bloemen o.a. wezen mocht, voelde wel dat het nog.... aanvangswerk was. Hij, die met de rhetoricale, bloedarme taal der na-Bilderdijkianen had afgebroken, besefte en onlervond dat de IIIMIIIIUIIIIIUIIIIIIIIMIIIIMIIIIinilllllllllllllllllMHIIIilllMlllllllllllltlllll hetzij knorren of gillen gedempt bleef en verdoofd in de kelder tussen de muffe muren.... Ten laatste was het varken vet en zwaar en Dirk Tijmezoon begon te denken aan de slacht. De kommie/ien kwamen rond en by Dirk Tijmezoon lag geen vaiken op 't hok.. . . Hy' had er anders elk jaar n, zoals eenieler. Ja, zei Maerlje, maar om de dure, slechte tijden was er niets van gekomen... en omdat de belasting zo hoog was.. . Nu was het zaak om het varken te slachten zonder dat iemand wat zou merken. Op 'nd>nkere, nevele a^ond in de slacht maand daalde Dirk met mts en hakbijl en snotlarnp de keldertrap af om het varken te kelen. Maertje zou deur en luiken sluiten en hem volgen. De gasten zoulen ze voor de deur laten staan... Maar Dirk Tymezoon was ternauwernood in Ie kelder en Maertje ha i nog geen blind gesloten, of er kwamen gas en. Ja, nu moest Dirk wel wachten, want als het varken soms giMe zou ailes zijn verraden. Wat voor gasten binnen waren gekomen kon hij niet horen, maar hy was doodsbang voor kommiez-n. Hij legde mes en hakbijl neer en zette de suotiairjp op een biervat. Er k wamen meer dere gasten in de herberg. Hy klom het trapje op en luisterde met zijn oor tegen Let luik. Goeje God l het waren de stamgasten, de stamgasten. .. Hoe rpkbaar dat enkele woord was kwam niet dadelijk in zyn denken op maar hij voelde iets binnen zich als een oude pijn of een opschietende haat. Of Derk niet thuis was, vroeg iemand. Het was de stem van schrpen Tuy.eise,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl