De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 3 maart pagina 6

3 maart 1907 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE A M S T E R I) A M M K U WEEKBLAD V O O 11 NE D E II L A N D. IS'o. Iets over nieuw naaldwerk, tóof E. S. VAH KEESBMA en E. NIERSTRASZ. Et zijn een paar versregeltjes, die mij zoo dikwijls door 't hoofd gaan, als ik zie met hoeveel moeite men een voor werp zoogenaamd versiert. Slingers en grassen en allerlei onmogelijk getrokken lijnen, komen op de meeste fabrieksprodukten voor en willen dan nog iets als stijl beteekenen. Dan denk ik: Willst du immer Weiter Schweifen, Sieh' das Gute liegt «o nahl 6 1. Grondvorm werktasch . /(-^ ? . > ? l » ? ^ n -?«,, j V'f ,.j.< ? ?? ,/i ; * 2. Ruk gewerkte tasch. En dat is zoo. Wanneer de mensehen in 't algemeen, even stil wilden staan bij het te versieren voorwerp zelf, het eens goed bekeken en zich afvroegen, wat de meest logische, uit 't voorwerp zelf ont springende versiering zou zijn, dan was men al een eind op weg en kregen we waarschijnlijk geen opgeplakte versiering meer te zien. Men houdt zooveel van oud". Antiek is 't wachtwoord in dezen tijd, maar vraagt men zich ook af, waarin meestal die groote aantrekkingskracht der oude dingen ligt? Bekijk ze eens goed, en zeg mij dan, of er onder al dat oude wel veel is, dat opgeplakt of aange hecht er uit ziet neen, zult ge zeggen meestal ziet het er uit, alsof alles bij elkander hoorde en ik 't ornament niet van 't voorwerp zou kunnen scheiden. Juist, dat is het. Gij kunt het niet scheiden; gij kunt u die versiering niet denken op een ander voorwerp zonder eenige grondige wijzigingen. En zou het nu zoo heel moeieiyk zijn ook in onzen tijd na te gaan, wat het eene stuk werk wél behoeft en 't andere niet ? Ik geloof 't niet. Maar toch, wel wat tijd zal 't kosten, Want we hebben droevig afge leerd de dingen in onze omgeving met belangstelling te beschouwen. Gelukkig, dat er toch een kentering schijnt te komen en men genoeg gaat krijgen van al de eentonige dorheid. En als eenmaal belangstelling is gewekt, dan plotseling zien we voor ons een heerlijk rijk veld met ongedroomde schatten. Niet dor, niet eentonig is dat zoeken hoe 't dan toch moet zijn, om ons schoonheidsgevoel en onze rede te voldoen. Die gebonden heid door de rede is daarbij een prikkel te meer, om moeielijkheden, die zich allerwegen voordoen, te overwinnen. Men scherpt het verstand, men leert opmerken, waarnemen, men let er op, hoe de dieren werken en bouwen, hoe de planten groeien en de bloemen bloeien. Alles kan mee werken, als men er maar een geopend oog voor heeft. En de groei, die in zulk werken moet komen dat is nog 't beste van alles. Want geen dag gaat er voorbij, dat niet deze of gene kleine schoonheid of kleine waarheid ontdekt wordt. Wat nu begonnen wordt, langzaam voortschrijdend, stap voor stap, heeft een toekomst groot en heerlijk, een toekomst van bloei en groote schoonheid! Zullen wij er nog iets van zien? Wanneer wij nevensgaande plaatjes ter reproduktiégeven is het alleen om te zeggen welke gedachten en principes ons bij 't vervaardigen geleid hebben. a. Tafelkleed. (Zie blz. 7). Wij kregen eens de opdracht om van een zeer goedkoope waschbare stof een groot tafelkleed te maken. Goede raad was duur want goedkoope, breede waschechte stoffen zijn er weinig. Wij namen Kneipplinnen en verkregen de gewenschte breedte door het knippen der stof in ster vorm, waardoor tevens het ornament aan gegeven werd, omdat er acht hechtings naden ontstonden en bovendien het Kneipplinnen een streep weefsel is. Met groen glansgaren werden de hoeken in 't midden verbonden en tot een vierkant ingevuld met goudkleur en bruin, zoodat een krachtig midden-motief ontstond. Het goud en bruin breiden zich verder over het kleed uit en versieren de naden het groen komt hier en daar in de motieven even terug door 't gestreepte linnen zijn goudkleurige draden geregen. In een breeden rand onder aan 't kleed komen de kleuren goud en bruin weer samen en vormen dan met 't groen, dit evenwel zeer spaarzaam, een franje, die over de franje van het linnen heenvalt. Kussens en tea-cosies worden meestal vervaardigd uit twee gelijkgeknipte op elkaar liggende lappen, die, nadat ze tegen elkaar genaaid zijn, opgevuld worden. De soepele stoffen leenen zich hiertoe, maar bij 't behandelen op deze wijze worden bevattmgs- en omsluitingsprincipes geheel over't hoofd gezien. Wij beoogden bij het kussen, (zie blz. 7) dat bestaat uit een boven- en ondervlak, welke door een opstaanden rand verbonden zijn, de noodzakelijkheid van een te vullen ruimte uit te drukken. De rand met een ketting-motief geborduurd. grijpt in de evenzoo behandelde kettingen, die langs 't onder- en bovenvlakloopeo. d. De tea-cosy, uit panden geknipt, geeft 't idee van omsluiten en overdekken reeds van zelf aan. Het ornament van den top uitgaande langs de pandnaden, lost zich op in een omsluitenden rand. Eenigszins 't zelfde principe trachtten wij op te lossen in de werktasch. (61) Het dragende en bevattende werd ge vonden door 't aanbrengen van een aparten bodem van zwaarder materiaal welke aan de vier punten door koorden opgehouden wordt en als 't ware de rond uitstaande zak van dunnere stof steunt. b 2. De tweede tasch is uitvoeriger e. Rood kuesen met netwerk. f. Binocle-taschje. g. Rameti kleedje. behandeld. De in goudkleurige zijde ge borduurde plaat met het hooggekleurde milieu, waarin een edelsteentje is aan gebracht, 'versterkt met haar naar boven gaande kettingen, langs de uiteinden van den laken bodem, de idee van vasthouden en dragen. c. Bij dit kussen werd de overgang gemaakt van een hoogrood gekleurde stof naar fijne grjjs fluweelen banden door een grijs wol netwerk, waardoor het rood verzacht wordt. f. De ruimte voor 't zakje van het binocle taschje is verkregen door de stof te plooien waaraan de versiering herinnert zonder de plooien duidelijk te laten zien. De zigzag-lijnen die de plooitjes van boven verbinden, geven de in en uitgaande beweging aan, terwijl 't orna ment van den bodem eerst den vorm hiervan volgend, zich aansluit bij de opgaande lijnen van 't tascbje zelf. g. Toen wij de rameh ter bewerking kregen, meenden wij, dat dit mooie weefsel, zeer weinig versiering behoefde. Wij gebruiken dan ook op deze stof

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl