Historisch Archief 1877-1940
r
D E A M ^ T K R P A M M E R t W K EK B-fc A-D V O O R N E D E R ^ A N D.
No. 1050
Onder de buitengewoon talrijke categoriën
van ambtenaren, beambten, onderwijzers,
?irerklieden, komt in sterke mate de, be
hoefte aan allerlei vrije ontwikkeling en
lectuur tot uiting, en daarvoor bestond
weinig of geen gelegenheid. De Volks
bibliotheek van het Nut voldoet op verre
na niet aan die behoefte aan wetenschap
pelijke, sociale en belletristische literatuur,
?n Anders bestoqd er, voor een groote stad
als deze, hoegenaamd geen gelegenheid.
Bovendien die volksbibliotheken", met
'n eigenaardig, eigenlijk minderwaardig
?oort literatuur voor de onbemiddelden, is
.noch in overeenstemming met de aspiratiën
van de besten dezer categoriën, noch met
de moderne opvattingen in onze dagen
over de hooge roeping der literatuur, noch
met de meening van de beste schrijvers over
hst wezen en dael der openbare bibliotheken.
De eeiiige openbare bibliotheek", te
Rotterdam, die zeer ernstige, zij het ook
onvolledige literatuur van dezen aard be
vatte, was die der gemeente, die, vereenigd
vet het archief, in de beneden-verdieping
?win het museum Boymans was gevestigd.
Maar ach daar was de bibliotheek steeds
let stiefkind geweest! Zeker - het
Rotterdamsche archief werd zeer terecht geroemd
? als een mo lel van zorgzame bewerking en
volledigheid, maar noch Mr. Ssheffer, nog
fo^er, die zooveel jaren al hun krachten
«an het Rutterdamsche archief besteedden,
"feyoelden iets roar de bibliotheek, althans
, ie Meeden ei- niets voor. Jaarlijks mocht
voor He" emeentebibliotheefc ?300 worden
nitgegaven -r- een belachelijke som sêar een
;«fa3sbibliotheek! Het beUngrijks^tental
' toeken werd present s- geven, rt^iar het
' gavolg was dan eók dat elk der afdwingen
«w vèals 't maar k m van vollecKgheid
«w'actualiteit verwijderd bleef.
' fieels in het laatst der 90er jaren
vermeerderden zi>'h de klachten van de toch
?«Og velen, die van de onvolledige bibliotheek
gebru'k maakten. En die klachten golden
B«* «Meende onvolledigheid. Als leeszaal"
was he.t zeer primitief ingericht, omdat er
*e» «vond» s«én licht mocht branden, en
débïbïiolheok slechts 2 dagen per week
geopend was. Zaodat die inrichting den
nratn -van openbare genteenïbibliotheek"
slechts zeer ten deele verdiende!
' Tfcfoi ia. 1302 het archief o-verging van
.het Muséum Boymans naar zijn nieuw tehuis
taan de Mathenesserka", was.wijlen de heer
l tlngèr wel «K» vriendelijk, nog tal 'van
boekwerken :uit de ubriek geschiedenis,
welke tot dan toe nog het meest volledig
r-lnto geweest, er uit mee te nemen, op da*
.?en op zi«h zelf was zulks natuurlijk
zfnswaardig het 't archief toeh ^poral
Diets zou ontbreken! Maar d«
open>" bibltottóeek werd er nog weer door
.geplunderd?en zóó kwam het ten slotte,
? w*ar de behoefte al groot er werd, en de
voor->*Éd. bepauwcnd geringer, dat de toestand
onmogelijk werd.. Er moest wat gebeuren:
:M de bibliotheek, aldus verwaarloosd en
jJeegffOptunderd, maar liever sluiten, óf...
Vreorganiseeren.
'.'?; En ziedaar als de nood het hoogst is,
1901 werd er in den gemeenteraad
?j i waim ijdefoat?'« gtwerd : otêr jieze zaak,
«net het gpeda gevofa, dat débibliotheek
? *0ertaaa alle dagen (óók des Zondaga)
ge? «pend zou zijn, en tweedens, van -bet
ge? weentebestuur de toezegging ^ werd
ontt vangen, te aul|e»a.oyerw«?en,,,w&t «r gedaan
,*oo kunnen worden om .de bibliotheek mér
?,»an- zijn xloei .te: kunnen beantwoorden, en
: wat" er voor dit eminente volksbelang
gedaan zou kunnen worden! .
? En het toenemende bezoek aan;de
ge. recente-bibliotheek^ hoe ook onvolledig, en
hoezeer ook missende actualiteit in
tijl- »ohrifi*n-, roman- en dagblad-Eteratuur,
.was voor 't gemeentebestuur en voor de
eom,missie van Bijstand e»n voortdurende
?:Aansporing, .toch.niet.de zaak blauw-blauw
te laten, of op de lange baan te schuiven.
? 6»iurende het jaar 1905 bedroeg hetraantal
btóoeken niet minder dan 39638. Van deze
-warer) 'er 11851 werklieden en 6001
kantoor. en winkelbediende, en 5263 onderwijzers.
S)6 toenarnej sedert de meerdere opanstelling
t in. 1901, was enorm. . .
I>at heeft het genaeesfebestuijr dan ook
. ,gfrw.aardeerd. - ' ?
' )lSbaedig na de straks vernielde toezegsing
-^'rd onderhandeling aangeknoopt met het
' jïlestaür van 't Leeskabinet, om de beneden
zaal van deze stichting, die thans slechts
?* ;1ge<ï.areiSdl8 'erikëtó sehbonmaakdagen per
1 -jjaar -in ^bruife'i'a, en voor 't overige vrijwel
I IEL
ATaar het Frannch van J MICIIELI.
[ Arme oude Pélagie I
' Ze was al ouder dan de knotwilgen in
'wier schaduw zy, terwijl ze df koeien hoedde,
'kousen zat te stoppen. Haar gezicht was
.om er medelijden mee te krijgen: zoo klein
,en verschrompeld als een gedroogde pruim.
jüet voorhoofd, van rimpels doorgroefd,
iwas niet meer dan twee vingers hoog;
'de tandelooze mond kletfde om de kaken,
holde daardoor de wangen uit, endeed neus
«n kin echtrper naar voren springen.
En de oogen?
Och, die a'me o ogen l Stdsrt jaren waren
ze al ziek. De geneesheer v.an het dorp hal
haar al voor niets willen behandelen, m mr
Pélagie had het niet aangenomen. Onont
wikkeld vrouw'je uit een tijd die vooibij is,
had ze zichzelf willen genezen door middel
ran natte omslagen, met aftreksel van kruiden
die ze zelf zocht, en met een hamer
fijninaakte. lederen dag moest een harer.oogen,
om en om, de kuur ondergaan : het rechter
op de evi n, het linker op de oneven dagen.
ilen zag het oadje nooit zonder een zwarten
doek, dwars om haar hoofd geknoopt. In
plaats van haar te gemezen scheen dit middel
haar k waal nog te verergeren, want haar oogen
Verden hoe langer hoe rooder en zóó
ilfctn, dat de mensshen dachten dat ze gin
gen toegroeien. , ;
Haar lichaam wasil even misvormd als haar
gezicht,, zoo had zg zich vroeger gebukt en
jrekratnd ooa, koperen ketels vol voer van
den eenen -slaïnaar den anderen te brengen,
, «r allerlei vrachten 'te dragen en zwaar werk.
te doen. Zij had:een bochel onder den linker
gébonder eu dat maakte dat ze heelemaal
icheef liep. .
hol en leeg u aangaapt, voor volksleeszaal
in te richten. Dit liep echter op niets uit.
Waarom niet, is me niet bekend, en doet
op dit oogenblik ook niets meer ter zake.
Toen besloot de gemeenteraad, een vrij
komend schoollokaal aan de Boymansstraat,
een der drukste, ja het drukste punt van
de stad, voor bibliotheek en leeszaal in te
richten. Een crediet van f 21,000 werd
daarvcor toegestaan, en zóó is thans deze
gemeente-instelling tot stand gekomen, en
reeds door hét publiek in gebruik genomen.
* *
Nu, 'n mooi begin.
Er zijn geen kosten gespaard om de be
trekkelijk geringe ruimte zoo voordeelig
mogelijk in te richten.
Neen, er is nog geen front! 't Is 'n
gevel die men tusschen de drukke
winkelhuizen daar nauwelijks terug vindt. Maar...
het begin is er toch, en dat doet hopen
op meer!
Beneden is het boekenmagazijo, van waar
de boeken met een lift naar boven getrans
porteerd kunnen worden. Daar boven, de
eerste etage, is ingericht als bibliotVaefe en
leeszaal tegelijk, 't Is slechts 'n 6 meter
breed en ruim 18 meter diep. Zér, zeer
klein. Maar het is er zoo modern mogelijk
ingericht. Leestafels met 's avonds vooral,
prachtige verlichting, catalogiseering naar
de nieuwste methodes. Een vriendelijke
bibliothecaris, de heer G. "van Rijn, die
eindelijk, na zooveel jaren, het stiefkind
wat beter behandeld ziet, en 'n schoone
toekomst tegemoet ziet gaan, helpt de
cogzoekenden op den goeden weg, en is aldus
een belangrijke factor tot nuttige ontwik
keling dezer stichting.
Ja, 't moet me wél ? an 't hart': het ziet
er nog wat al te schaarsch uit met de
lectuur l Slechts weinige tijdschriften zijn
nog maar aanwezig, en de lange leestafels
met hun monteering van koperen rekken
staan zoo leeg, zoo leeg! Er zijn geen dag
en weekbladen, wat voor een leeszaal al
zeer primitief mag heeten. Maar waar de
rekken of standers er voor al reeds aan
wezig zijn, daar mag men vertrouwen, dat
daarin toch spoedig voorzien zal worden.
Zóó is het voor een stads-leeszaal, toch al
te primitief!
Er is'echter slechts ongeveer ?12.?per
week disponibel voor aankoop, en dat is
al ie weinig!
En als 't 'n beetje druk loopt, lieve tijd,
waar moeten de mensehen heen! Vergeet
niet: het is ook Zondags, en in den winter
tijd ook des avonds open r Verme TJert het
bezoek zich, dan zal zich onmildelijk het
te kort aan 'ruimte cioen gevoeleril
Maar... da't is allemaal een kwestie
voor later.
Des téeerder zegt de heer van R;jn
zal de gemeente er toe overgaan, ook in andere
stadsgedeelten bibliotheken te sticatep.
't Is te hoopen. In elk geval men zal
begrijpen, dat wij, Rutterdam-ners, niet
weinig verheugd zijn we zijn ook zoo
weinig gewend! dat we 't zoover hebben!
- H. S.
MBHtllMlIIUIIHIMIIIUiUlllllnmmiJMIIHtllltmtltlmmimfHIHMIItllllUt
Iml in ie' fluofMail,
Op het vierde concert dat door het Resi
dent ie-orchest'! inden Stad'schouwburg weid
gegeven,' trad de ten onzent reeds bekende
componist-dirigent Gabriël Piercéuil Parijs
op, als leider van het orchest.
Behoudens n uitzondering, was het pro
gramma saamgesteld geheel uit compostiën
.van' Fransche meestere.
De ouverture van Cbabrier's opera
G^en.doline" opende de rij.
Men weet dat deze ouverture eeniajsjins
grof van inhoud en instrumentatie is; het
melodische gehalte is van dien aard, dat de
uiterste grens van het voeg^aine wordt geraakt.
Nog n stap, en men zou het woord banaal
er op in toepassing moeten brengen. Toch
zit er temperament in, al wordt dan ook het
.koper wel wat veel gebruikt als uiting daar van.
De dirigent had er blijkbaar behagen in de
koperen blazers aan te wakkeren, zoodat
-deze de volle schoonheid hutnerinstrumenten
en hunner speelwijze ten toon
spreidUlllllllllltHIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIII
's Zomers ging ze heel vroeg al achter haar
ku ide vee aan, gewapend met een grooten
stok, om de beesten aan te porren die langs
den weg bleven staan grazen; ze bracht ze
zpe jes aan naar hun plekje in de weiden
ginds ver.
Daar, gezeten onder een boom, haalde zij
een of ander kleedingstuk te ?oor.-chijn dat
hersteld moest worden; ze bracht het tot op
een paar duim afstauds van haar vrije oog
en begon, het hoofd scheef gebogen, de naai l
te hanteeren, och, met welke pijnlijk
bevende beweginkjes!
Zoo bleef ze lang, lang zitten, tot dat de
schaduw der heggen hot uur van naar huis
gaan aanwees. 's M ddags kwam zij nog eens
weer, van drie uur tot aan 't vesperluiJen.
Pólagie was geen brompot; maar een
vroolijk menschje was '.ij evenmin; en geen
sterveling bemoeide zich met haar; alleen
een toegefelijk glim'achju had men voor haar
over wanneer, men haar met iieti zelf hoorde
piaten. De ouwe koeiehoed-ter wordt
kindsch," zeidsn de menfchen dan.
Inderdaad, het senten dat zij niet het
minste belang stelde in hetgeen er in het
dorp gebeurde; en zij vergenoegde zich met
iedeieen goeden dag te zeggen, zonder met
iemand te praten. En als de kw»jmgens
haar eens wat nariepen, dan antwooidde zij
niet een-i; ze maakte zich niet boos, zooals
andere oude vrouwtjes wel eens.
Maar sommige menschen merkten toch op
dat Pélagie dol was op kleine meii-jps. K ken
dag, na schooltijd, had ze er een heeltroepje
om zich heen ; en om ze bij zich te houden
vertelde zij haar sprookjes, en liet se aard
appelen poffen in .de asch van een vuurtjs
van sprokkelhout. Meer was er niet upodig
orn dat kleins goed' te lokken; ze bleven tot
den avond, en kibbelden dan om de pret, de
koeien, die hier en daar bjj een groen koren
veldje bleven treuzelen, weer naar de kudde
te drijven. Soms liepen ze allemaal tezamen
zoo 'n ongehoorzame ,koe na, bleven een
kwartier lang rollebollen in de wei, en kwa
den, echter niet zonder het evenwicht met
de andere instrumentengroepen eenigszins
in gevaar te brengen.
De tweede symphonie van Siint Saëns u
veel meer gentlemanlike" dan Chabrier's
ouvertnrp. De gedacbte aan banaliteit 'kan
zelfs niet by den hoorder opkomen, vooral
n;et bij het eenigszins deftige gefuseerde
eerste gedeelte. Overigens staat die deftigheid
den Fran.-chman niet blonder goei; veel
beter gaat het hem af in het Adagio warme
tonen aan te slaan, die wel niet tot in li*t
diepst der ziel treffen, maar toch getuigen
van de sympathieke goedhartigheid des com
ponisten. Rn nog beter is Saint Saëns in zijn
element als hij geestig kan causeeren, zooals
in het Scherzo, mat het ondeugend synco
pisch zwevende motiefje van de obore (in
het trio) of als hij zijn geest en vetnuft kan
laten fonkelen ec schitteren, zooals in het
PreMisiiuao van het Finale.
Met groote virtuositeit werden de verschil
lende tcbakeeringen der symphonie door
het orchest weergfgeven ; zijn grootste troef
spee'de het echter uit met de vertolking van
Franck's , Chasseur maudu".
Reeds vroeger heeft Piercéd.'t werk
hier gedirigeerd en er een waar
entbousiastoae mede verwekt.
Vooral tegen het slot, als de Ryngraaf
s'enfuit, toujours, toujourg plus vite,
poursuivi par nne meute de dérnoos1', dan weet
de dirigent een vigueur ' te ontwikkelen,
ten gevolge waarvan men in hooge rnate
moet medeleven mét hft stuk.
Ook in dit werk wist liet orchest zyn
vurigen leidsman met groot entra n ;e
volgen.
De overige orcbestrunmers van het pro
gramma waren het prachtige Ferv<U-voorspel
van dln!y, dat om zijn stylverwan'sohap
met Wagnei'ij zwanenzang door spotters wei
eens het Parsi ferval-voorspel wordt genoemd,
maar dit toch door zijn beerlijken
orehtstklank, zijn teedere melodik en in-voornime
stemrnitjg steeds een grooten indrus maikt.
Dan een intermezzo uit de eerste Suue van
-Pieiné,zelven; een mooi stulr, waarin de
hoorn een hoofdrol speelt en de instrumen
tatie, eerst met harp en hout, later ook met
de andere iustiumenten, veel stemming
verwekt.
Een Shy'ofk-Suite, van Gabriël Fauré,
waarvan wij vier deelen te hooren kregen
wel aangename nm/.iek, maar zondereenige
motiveering van den titel en daarom mis
schien ietwat tam van inhoud comple
teerde het fransche materiaal van het pro
gramma,
Piernéhad tot^lotnutnraer.gekoien Stenka
Razine" Poême symphonique van den rus
sïschen componist Glazouaow. Wilde hij
daarmede een bewijs leveren van de over
eenkomst t us c hen de tegenwoordige fransche
en de russitche kunst? Of zou hij de politiek
in de samenstelling van zijn programma
hebben willen mengen?
Zeker is het dat Gla^ounow met dit werk
zijn roem niet heffe verhoogd en dat dit
toongedicht hoegenaamd niet op n lijn
kan gesteld worden met de mooie
-symphoniën, die wij- van hem kennen. VVel
bespeuit men dat een meesterhand het heeft
vervaardigd, maa» ? de gedachte is zoozeer
opgeofferd . aan ote i leur, dat dit Poe me
fymphonique de randacht op den duur niet
kon gaande houden.
Ook in dit werk volgde het orchest, met
groote intelligentie zijn dirigent.
Van Piernékan getuig l worden dat hij
een bezielend aanvoerder i's, maar dat hij
het blijkbaar versmaadt minutieuse zorg te
besteden'aan de inach neming der dynamische
schakeeringen. Te dien opuchtB moeten de
praestaties van zij a voorgangers Weingartner
en Kes hooger wotden aangeslagen.
Mevrouw Nina FaUerc-IJalcroze verleende
haar medewerking ah zangeres. Tot mijo
leedwezen kan ik thans mijn van vroeger
dïigteekenende min gunstige meening, o?er
baar stem en wijze van voordragen, niet
wij/.igen. In geen e.ikel register bespeurt
men dat voorname'in de toongeving, dat het
kenmerk is van een hoogstaande
kuns'.eaaaisnatuur. De hooge toonen k!oiiken bovendien
n >g schril. Voorts mSakte mevrouw alcroze
misbruik van het portamentu' en wel op
heele toonsafstanden, iets wat een weinig
smaakvollen indruk teweeg brengt. Voegt
men daar nog bij dat de uitspraak van het
Fransch niet onberispelijk was en dat mevrouw
Dalcroze het met de maat in haar eerste
stuk l/acnotir, J'ardenleflinint;", uit Ber i >z'
Damnation de Fanst," niet al tenau^nam.
dat echter in hare liederen Claire de livre '
van Fauré, Renouveau' van de Castillon
men weer h\jgend en blazend terug bij Pélagie,
die dan een liedje uit de oude doos m-jest
zingen voor het kleine volkje.
Och, dat arme o-ile steni'neije, dat de hjoge
tonen heel niet meer ha'.tn kon!
't Waren broks'.ukjes van ou.le romances
en klagelijke d uiltjes. En de kinderen zaten
er naar te luisteren met droomoogen en
ernstig geplooide lipjes. Soms ook was't een
grapp'g liedje dat ze zong; zoo komiek dat
de kleinen er vau schaterden ; en d ia zongen
ze de laatste regels van een couplet, ot 't
laatste couplet heelgmaiil, in kuor mee.
Waar heb je toch al die aardige deuutjes
geleerl, Pélagie ?'' \roegen de kleine meisjes.
J)jn riciitte Pélagie den buk naar de
vruchtbare streek van ilesbaye, daar
gindf, aan den overkant van de heldere rivier
die Uissche-n de rotsen stroomt; eu haar ziek
oog, met d i roode oogleden, schitterde bij
de rn-rincering aau de dagen harer jeugd, door
gebracht op de groote hoe/en vau die streek.
Dat waren de hardste jaren van haar leven
geweest, maar toch de beste. Vooral in den
oogsttijd, met Fcuovcnbiiiden eu het op- en
allaJen der vrachten, haddea de knechts en
meiden aU lastdieren moeten werken. Soms,
als er een onweer dreigdt», naaien /e inet
hun vyleu hetzelfde veld on Ier handen. I'at
moes", gered worden, het kostte wat he.t wilde,
andere liuddtn de stormwinden, de
hageljich'en en de stortregens het in minder dun
een paar uur in. een tro iten mesthoop ver
anderd. Dan werd er wat gesjou-vd! Als ze
eea poo-jj gewerkt halden, met ontzaglijke
in-panning, in die heete drukkende
ouweersluc-:tt, . .trokken de knechts auu hemd so;ns
uit om t r het zweet uit te wrngea. Dan
lachten 26 allemaal .luid op. Eu als 't werk
gedaan was dan gingen ze welgf-mued naar
huis, blij dat ze de dreigende zwarte wolken.
vóór waren geweest, waaruit nu en dan reeds
een felle verre bliksemstraal te voorschijn
schoot, en die onophoudelijk gromiuelden.
Maar 'de vreugde die deze herinneringen
bjj Pélagie opwekten, was slechts van korten
en sur l'Alpe voisine" van Jaquei Dalcroze
de bovengenoemde ongunstige eigenschappen
minder op den voorgrond traden, dan heb
ik den indiuk weergegeven, dien het zingen
van mevrouw Dalcroze op m\j gemaakt heeft.
Dat nu op dezen avond van het
Residentieorchest de aandacht even sterk is gespannen
geweest a's op de vorige avonden, gel(^fik
niet. Op den duur kunnen wfl het toch niet
goed stellen zonder ten minste n weik
met een inken ruggegraat.
Als men de pianisten van beteekenis noemt,
die in den laatsten tijd ten onz nt van zich
hebben doen spreken, dan mag men Leopold
Godow«ky niet overslaan.
Wat hem van vele zyner kunstbroeders
onderscheidt, dat is zijn schoone toon.
Waarlijk de klanken, die hy uit zijn
Bechstein" weet te tooveren, hebben een charme,
zooala men zelden aan een vleugel hoort,
ontlokken. In alle 8tt rktegrad'en bluft ziyn
toon even mooi. En Godowsky geniet zelf
van den klaviertoon. Hij wordt daardoor
tot dichter en droomer aan de pian > en dan
uit zich zyn talent op de gunstigste wijze.
Men beeft Beethoveu's heerlyke klavier
concert in Ef, inajestueuser hooren voordra
gen ; men heeft er door anderen meer climax
in hooren leggen, maar zeker heeft men het
niet klackschooner hooren spelen, dm
Gjdowsky het deed. Onao^dig te zeggen dat
het langzame gedethe het maest geschikt
was om de bijzondere qualileiten van den
vinu;oi het meest te doen uitkomen
D<J virtuoos die was ia het tweede diel
aan het woord met het twee- en twin'.igste
srerk van Cnopiu: Andante Spianato en
Polomiss in E-t. Ii mag Chopin liever in
zyu werken zonder orchest ; niet dat ik iets
tegen .de orchestbewerking van Scharwenka
zou hebben, maar Chopiu, inet zijn weekf,
dwecpende natuur, kaa lich slechts geheel
geven, wannter hij zijn ziel uitzingt in de
mooie klaviergedichten, die ons zoo sym
pathiek zijn. Gebru'kt hij het orchest er bij
bii, dan is hel of zijn gee.st daarvan belem
mering ondervindt. Hoewel ik dus alle
recht laat wedervaren aan de vertolking
van 's meesters opus 2:', had ik toch liever
Goiowtky gehoord in een paar werken voor
klavier-solo.
Het orehest spee'.de het derde
Brandenburgsc ie concert van Bach onder de
rychmisch vaste leiding van den heer
Mengelberg en de ouverture Fantasie Rji-éo et
Juliette", van Tschaikowsky.
-Het mooi «e wat het orchest ons echter ge
boden heeft was de begeleiding van
Beet.hovenV concert. Dat was van het begin tot
het eiade een genot, voor het oor zoowel
als het gemoed. Overigens heb ik ook met
genoegen het werk van den Russischen com
ponist weer eens gehoord. Het is een zijner
pchoonste composltiën en, behou leng een paar
brutale efl'ec'en, ook hoogst interessant van
vinding en thematische bewerking.
ANT. AVERKAMP.
iiHHiiiiHimiiiiMiiiiHiMtniiiiiiiiiuiiiiiiiiMitiiiiiiiHiii
door JAN FEITH. Amsterdam,
Schellens & Giltay.
liet is doorgaans wat gewaagd omde
óadag- vlinders, die zoo vol leven en beweging
zijn tijdens hun kortstondig bestaan :n het
dagblad, op te prikken en dan in het glazen
kastje van een boek te pronk te stellen. \Vant
als uien ze nu van heel nabij en in rust
beschouwt, ver iezen de di^rljes vél van
't geen ze toch eigenlyk mooi maakte
het wufte, drukke van den afwisselenden glans,
het verra.-sende, grillige van 'i leven. De
drieen twintig dagblad schetsen die Jan Feith
ouder den titel Kostwinners" publiceert,
behooren tob de uitstekende journalistiek.
's Avonds afgedrukt in de courant hebben
zij iet i van dat frntche, vlugge, zóó zonder
moeite, neergeschrevene van talenl volle
dagb!a I-schrijf kunsf. 't Ziju niet bepaald
zwaar*ealistische studie's, maar vaardige impro
visaties», en wanneer ook een < een paar tonen
.er iiaast zijn, een accoord niet zuiver klinkt,
een handig ingelaschte mordant, een
buaioristische opeenvolging van trillers redt de
conpositie als geheel,
Maar nu its de improvisatie tot een blij
vend werk gemaakt en dan wordt de maat
staf, waarmede men 't wei k beoordeelt,
anderp.
Ji-.n Feith is iemand, wiens virtuosi'eit
zoo groot is, dat zij zijn waarachtig,
dieperscuiülend kunstenaars gemoed iu den weg
staat. Hij zou een uitstekend schrijver kun
nen zijn wanneer hij, zooals Brusse, het ge
makkelijke elf^ct beneden zich achtte. Ea
het klinkt paradox, maar 't is toch waar
hij z.u ook geestiger zijn, indien hij e-n
grcoduur; weldra was haar gerimpeld gesicht
Weder als van droefheid doordrenkt, en als
ze dan op zoo'n oogenblik haar lieveling
Juultje bij zich had dan begon ze te builen;
het oudje, en veeg Ie haar tranen af met haar
mouw. Dan liepen de kinderen weg want
kinderen houden niet van snikken, en van
tranen; en ou.lePcl.igie bleef alleen met haar
verdriet, alleen met den on/.ichlbaren leeu
werik, wiens aandoenlijk avondgetriller hoog
uit de verre luchten weerklonk.
Eens, in den winter, werd het oudje ziek;
en haar kleine vriendinnetj-s, die haar waren
komen opzoeken zo J lang zij L og beet woii els
iijnhaktf iu het bakhuis, lieten zich niet meer
zit u. Alleen Juulije, haar lieveling, kwam
haar nu en dan gezelschap houien.
Kromgebogen op haar stroozak, achter in
den fctal, in een afgeschoten ruimte omringd
door stapels stroobossen, ha i het oudje er
plfizi r in te kijken naar heïkind, dat
ernstig aan 't voeteneinde van haar be i zat,
en dat, .zonder er zichzelf reienschap van te
kannen geven, gelukkig \vasomdatzij 't arme
oudje eenig genoegen deed in helpen kon.
Veel pijn had Télagie anders niet, maar
oin onoverwinnelijke stijfheid kwam overal
haar leden en maakte dat zij zich niet meer
loeren ko'n;... ze stieif langzaam weg, het
oudje, gebroken door den onverpoosden har
den arbeid van heel haar leven. Haar hersens
waren o< k versleten door altoos te denken
aan het ce grjote verdriet van haar leven:
vijfiig jaren geleden was Pélagie vrouw en
moeder geweest. Man en eeuig kind had de
dood hair ontnomen. Het dochtertje had
Juulije geheeten, en 'c was daarom dat het
ou.le- hart zich zoo innig gehecht had aan
baar vriendinnetje.
Terwijl de baas en de bazin, in hun voor
kamer opgesloten door de sneeuw die een
voet hoog lag, 's avonds den tijd verdreven
met kaartspelen pn luid lachten; terwijl de
stalknecht Joseph danswijsjes speelde op zijn
harmonica, en onia, de -iikke melkriield,
hem met oogen vol domme bewondering
teren ernst beza*'. Oppervlakkigheid in jour
nalistiek werk schaadt niet men wee*,
dat de omstandigheden waaronder de
joarnalist werkt, een doorwrochten arbeid on
mogelijk maken. Reeds het feit, dat meu
gedwongen is veel en velerlei te
produceeren, dwingt tot haast en tot oppervlakkig
heid. Ook de mepst diepzinnige en ernstige
schrijvers zijn niet in staat op den duur, eea
dagblad gestadig van copie te voorzien, dia
op de hoogte van hun beste kunnen staan.
Het is daarom onrechtvaardig, wanneer de
hooge heeren van de litteratuur, die een
ha'f jaar aan een schets of een no felle of
een critiek werken, laatdunkend neerzien op
den journalist, die in eY'n maand zoovtel
schryft als zij in een jaar. Van Looy heeft
f"en oranje-iee-t beschreven en het is een
magistraal werk geworden. Maar tien jaar
achtereen een Hartjesdag in een dagblad te
sc'iilderen dit is weer een ander soort
kunst, die ook zijn verdienste heeft.
De schetsen van Feitb dus, in de courant
staande en in de courant geleze-n, vormen
een uitstekend soort journalistenkunst Maar
nu, in 't boek, wordt het werk te on-af, te
vluchtig. De gemeenzame toon hindert. De
redeneerin? tot jan-en alleman van 'c cou
ranten abonnement stoot ar. Iets wordt geen
boek-lectuur om lat het in boekvorm gedrukt
wordt en iets wordt geen couranten lectuur
omdat het in couran.en vorm wordt uitga
geven. Feith's werk is kranten-lectuur van
'de uit steken Ie soort, miar toch krani<n
lectuur. Er is te weinig in zijn boek, dat
men, na 't eenmaal te hebben gelezen, 'nog
maals opslaat en nogmaals. eenmaal ge
lezen is voldoetde. Ge kunt het boek
weg'leggen zooals gij een eenmaal gelezen courant
weglegt niet wellicht hier en daar een
stukje met een blausv potlood omhaild, dat
van al dat vele gedrukte, de Lerlezing u
waard blijft.
Tot de beste schetsen behooren: De orgel
trapper?. Hier is de humor, van de orgel
trappers, die een strijd voeren tegen 'Ie
muizen, die gaatjes in de blaasbalgen knager,
waardoor de wind ontsnapt en de orgel
trappers vergeefschen arbeid verrichten on
gezocht. Daarentegen i t het opzettelijk
gtappig-z'ijn in De slang, de boer en de
kruier" wat opdringerig. In Arth-menschen
begaat ook Jan Feith (ei het verwondert
mij t'üzoo'n gevoelig mensch) leze'.fde fout
die humoristen van lageren rang, z.g.
g«inpórems," van de soort als Herman He
ermans Jr. tol in het eindelooze herhalen
altoos met den kleinen burgerstand sjotten.
Alles wat de kleine burgerman doet, is b£
deze soort monschen belachelijk. Heijermans
beschouwt den klein» n burgerstand met
harteloo e, treiterige ironie. In zijn
ArtiaMenschen beziet 'Feith de burgerluidjes ata
door een monocle ik bedoel als een dandy,
die op ,5miBdere" menschen neerziet. Dat
isjammer,' want Feith voelt toch h el zuiver
het w&arliijk humorvolle vaa de dieren, vaa
den onbewege-lijken arend, van het luie
bison-kalf, van de giraff n, die maar niet
kijken Willen, u vooral ook" van den zee
hond, die over de menschen heenkijlct en
doet, alsof de onpasser er aan komt. Zó»
ziet alleen iemind dieren, die vin d e dieren
'houdt, die fantasie heefc en zin voor den
humor der natuur. Maar de grappigheid van
de menschen op zoo'n Artis-dag is veel ge
ringer dan ons de monocle-heeren wel willen
doen gelooven. Als je er op uit gaat 000.
grappige dingen te zoeken voor een moppia;
ar.iêel jp, nu ja, dan vindt je wel wat en
anders (zooals dat broertje," t welk van groot
moe bij de u len zegt dat ze cl'r best bij
kon zitten") bedenk je maar wat grappigs.
Maar anders is juist zoo'n Artis dig in 't
geheel meer ergerlij t dan grappig al
ware 't alleen door 't feit, dat zoo'n instel
ling, zoo'n groote, mooie tuin in 't hart van
een volkrijke ouurt, slechts vo >r gegoede
lieden toegankelijk is die, al behoeven ze
dan ook niet in massa's op te trekken, waar
lijk ook niet zonder groleske zijJe zijn
ja n'et minier dan de apen, op hun manier,
grappig eijn kooi rondkuieren, door een groot
tuinhek afgescheiden van 't o rerige
menschdom.
Maar ploeriig toch zooals Heijer nans, wordt
deze humorist nooit. Een dindy, .. . goed!
maar toch een gentleman, iemand, die eea
eerlyk. eenvoudig, goed hart heeft al houdt
hij ook van 't ophoulen van staud en voor
name vormen.
Knap volgehouden, die tocht vafi
Clodius Diomedus naar de Utrechtsche Maske
rade, alleen wij, vakliede", kunnen eigenlijk
ten volle waardeeren hoevee! flair er i;Oodii<
is, om zoo'n maskeradefeest eens te
beschiijaanstaarle, lag Pélaiie weg te > t9:ven op haar
etroozak. Met d) handen, die nog niet bevan
gen waren door de steeds erger wordende
stijfheid, streelde zij zj.chtkens het blonde
hoofdje van het voor haar bed knielende
kiüd. Even grabbelde zij met onnoemelijke
inspanning onder haar hoofdkussen en t aaide
er eindelijk x&* onder uit: een opgerold vO'ij",
dat ze met de grootste omzichügheid open
deed Dat was haar schut;?een pulden wel
licht aan dubbel'je?. Eén dubbeltje nam zij
er ai' en stak het Juulije toe, niet een glim
lach van verstandhou liiïg: dat wasvoor
snikerba! eijes. .. En Juul,je bedanite, met den
gelukkig verlegen lach van alle kinderen dij
men een ge^ehenkje in geld geeft.
lederen da£ nam Pélagie een bee'j-i meer
af. Dat merk e zelfs de dikke Tonia, die haar
allüdajen haar eten bracht. Züverwittigd»
er bair meesters van met du woorden: Kr
is niet veel olie m?er in 't lampje ! ' f>e b .uu
antwoordde met een schouderophalen ; ila
boerin schudde het hoofd 021 haar mede'ijdeu
te toonen.
Niet lang daarna was de olie heel maal
aan 't opbranden. Dat voelde de oude
stutnperj we! ; en vast hield zij, in haar laatste
oogeriblikken, het hoofdje van Juuïtje tegen
zich aangedrukt ; van de nigo wier
vrien Isc'aap haar gesteund had, waar nie
mand, ni-rnand zich om haar bekommerd^.
Kjn paar dagen, .later werd het lijk van
Pélagie naar de kerk gebracht en tusschen vier
brandende kaarsen gezut. De priester aan den
eenen en de koorzanger aan den anderea
kant prevelden een JJe Prufundit voor haar.
Vijf minuten daarna werd de kist haasUsj
in het graf gestopt, hél haastig, mi'ri
hoordj ze beuken tegen de wanden van da
groeve. Xiet ve!e ineiisc'ien had Jen haar
uitgeleide gedaan. Maar onder die weinigen.
was er n lie bitter schreide van oprecht
verdriet: kleine Julia.
NKLI.IK, O :t Oud j ai in hun IJef-cn Leeii,
bij Masereeu.v eu I!o.iten te Rjli^rdaui.