De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 maart pagina 2

17 maart 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D E A M "3 T K R D ;A M M E.K WE E K B L AsD V,O O il NEDERLAND. No. 1051 ?verdreven te zijn en in dat geval is het een zeer ernstige zaak l » * * In de derde plaats het Maastrichtsehe geval. : De heer Baart deelde mede, dat vroeger meernnlen de kinderen die uit 4e e omliggende dorpen te Maastricht komen ?werken, op de glas- en aardewerkfabrieken, weer naar hun dorp terug liepen, omdat ze de fabriekslucht en'-discipline niet konden verdragen. Ten einde dat naar huis loopen te voor komen, h«eft nu de directeur van de Sphinx," de groote pot t en fabriek, een communicatie ingericht, waarbij deze kin deren direct van uit hun kosthuis door een tuimel onder de straat door, in de fabriek komen. Zoo .kruipen . die kinderen van hun tehuis naar de .fabriek en omgekeerd, zonder 'n heele week in de buitenlucht te komen! Alleen dei Zondags komen ze de straat op, als ze onder toe zicht naar de kerk gaan, en ns in de zes maanden mogen ze naar huis. ? Ja, 't is waarlijk geen wonder, dat er kreten van ontzetting uit het congres opgiagen, toen dit werl meegedeeld. Het herinnert aan de weeshuiskinderen uit het jaüddeu der vorige eeuw in Engeland, die jék des nachts in de weverijen verbleven, adog en nacht, en als kleine slaven aan den ?cbeid werden gedreven. Het herinnert «?n- de earusi van Italië.... tin het verslag der Arbeidsinspectie over 1899 e a 1900 dot t ,de heer Kuyper, van de 1ste inspectie, daarover reeds raededeelingen. ?Dreèzijn niet bijzonder ongunstig, maar *,daarin wordt ook van dat kosthuis'', niet igezegd, dat de jongens met een tunnel de .ivbriek moeten ?? bereiken, en in de week ,*ocd op straat -komen! .>. Indien dit laatste juist is, zijn ze toch .letterlijk gevangenen. ; En al moge de voeding en het bed ook iooad zijn kinderen als gevangenen te be-hmdplen, dat -druiseht toch tegen alle ««Bnschelijke gevoel in! i ? Daaromtrent moge zoo spoedig en ernstig (mogelijk meer licht verschaft worden! ,'".':- . ? ? ' S« J ?Hen nuttige -instelling te Rotterdam, die nog maar in haar aanvankelijke ontwik keling' is" en die «r hard naar verlangt, haar ta»k*e.kannenuttbreiden,vraa<*tdeelhebt)er8. Kn zulke deelhebbers kan Rotterdam ^EJaiBchoüts leveren! - "-Ik;bedael: de Vereeniging voor het Tehuis joor schoolgaande kinderen. ? ,. ? ? . .D«zer -dagen heeft ze^haar jaar reraktg uitgebracht over haat tehuis aau-de Croos1 wjjkschen Singel, waarover ik reeds vroeger -h'ef «en «n ander jne3edeelde. Hoe nuttig "« "'tóch dit'tehuis, waar de weduwen, die den hefilen dag uit werken moeten, hun .Irindèrea ,kun»ea brengen; waar de kinderen dea morgens, als' ze komen, brood en melk, des nutUags eea goede uaaaltyd en des namiddags uit school weer boterhammen krjjgeh f Waar de kinderea, die anders aan ver.iHtarloozirig zijn prys gegeven, worden .gevoel en des'oópdig van kleeren voorzien, «iet alleen, maar o>fc wórden opgevoed: bazig gehouden metiaangoriaaaa gpel, dar telen in den tuin en, loeren aam nuttige hedghtód! . ?-', ^-; Met trots wijst het verslag ter-op, dat Ae kinderen er spoedig, na de opnime, beter beginnen uit te zien en'dat ook de meest ver w Werden spoedig tot" betere kin. deren worden gemaakt l Maar ach hoe klein is het aantal: ge woonlijk een 25 per 'dag! Steunende op de .ondervinding," zegt .het verslag, zouden '.wjj. zoo gaarne onzen werkkring uitbreiden ^eii ook In andere deelen der stad een inrich ting doen verrijzen waaraan zoo groote "Behoefte bestaat. Wie helpt ons door het .toezeggen van- een jaarlijksche bijdrage of /gjjftaP in eens?" [ ~Ja, inderdaad, daar is voor zulke kinderen .100 enorm veel goeds nog te doen! Dit cListaxxae". -Én, vertelling in brieven, door MAKG. STADLER. I. Dr. Friedrich Lorbeck, rechter te B, aan »ée redactie van de Tagi.ivhe NachrichtmtéK. Zeer jreachte Heer! : Ik vraag beleefd excuus, dat ik de vrijheid .nee» de geachte redactie met een verzoek lastig te vallen, toch hoop ik dat ze, waaneer 'üj er niet op ingaat, ze mij tóch begrijpten Jd«-beweegreden, die mij noopt te schrijven, billijken -zal. Ik heb zooeren in 't Zottdagsnummer van. 'uw geacht blad 't schetsje Vtaartsche Lucht" ? van Marianne Herwig gelezen. In de omgeving, 'die 'daarin beschreven wordt, ben ik opgevoed ;en zeker geloof ik beslist te moeten aanneimen, met denzelfden Heinrich van den pro"fös&or, 'den held van d-s kleine idylle, die, -stooaH de schrijfster zegt van een slanke a 'jongtlin? vol idealen tot een zeer gezellen .kapitein werd, die in de keuze van zijn schoon vader zeer voorzichtig is geweest en den tijd -,toen hg boeketjes violen plukte en verzen ten geschenke gaf, reeds laug vergat!'' Begrijpelijkerwijxe was ik bij 't lezen der idylle, die plaats en tijd zoo aanschouwelijk ?voorstelt, weer geheel en al verdiept in het ?verleden, evenals mevrouw Marianne Herwig, toen zij in de victoria langzaam door haar geboortenlaats reed, die ook de mijne is: onze kinjerjaren stonden mij duidelijk voor d«B geest! De reiactie zou mij bizonder verplichten .-wanneer zij mij den jongemeipjesnaam van de «ehrijfster zou wi'len meedeelen, want ik ver moed, dat ik haar ken Wanneer ik gelijk heb met myne veronderstelling, dan heeft zich de geschiedenis dezer jonge liefde, die door gel delijke omstandigheden eene ongelukkige werd, onder myne oogen afgespeeld; en Heinrielv van' den professor, de held van 't schetsje, was mijn boezemvriend. Ik geef toe, dat myn vraag u, geachte heer " redacteur, vreemd voor moet komen. Maar de Maartsehe Lucht" zit nu ieder in 't blped en heeft niet alleen op mevr. Marianne Her wig invloed uitgeoefend. Uw antwoord tegemoet ziende, teeken ik nou ' Uw dienstwillige Dr. Friedrich Lprbeck, Rtcliter te B. tehuis is slechts voor ne huurt, toevallig, omdat men daar een geschikte woning vond. Maar andere gedeelten der stad hebben het even noodig; hoeveel kinderen zouden er op deze wijze voor verwildering, die een gevolg is van de onmogelijkheid voor de moeders om ze te verzorgen, bewaard worden! Er is thans een batig slut geweest van ?356. "Wanneer dit ?1200 bedraagt, kan men aan het 2e tehuis beginnjei. Kom, Rotterdammers, dames, vooral, neemt daaraan deel ! S. (Ingezonden >. Een enkel woord in verband met het artikel van den heer Zaalberg in het nummer van 2 Maart j J. zou ondergeteekende gaarne nog in de kolommen der Amste dammer op genomen zien, waartoe hy beleefd het ver zoek in dezen richt. Had de geachte inzender kennis genomen van de wordingsgeschiedenis onzer vereeniginsf voor de Nederland-che Tentoonstelling van Huisindustrie, dan zou hem de moeite bespaard kunnen gebleven zijn een opsom ming van gegevens te doen in genoemd artikel, omdat reeds in de eerste vergadering, uitgeschreven door bet A. N. W. V., d3or ondergeteekende verscheidene dier gegevens als broünèn werden vermeld. Ook de Werkmambode van l Fêbr., 15 Febr. en l Maart baalt de vf rslagen van inspecteurs van arbeid, stenografisch . ver 'laf, congres kinderbe scherming en mr. Mey'ers aan. Maar al die gegevens z:jn zóó onvoldoende voor onze actie, dat een beroep daarop toch inderdaad doet Vermoeden een betrekkelijk bekrompen begrip over de dcor ons in 't leven geroepen organisatie. Hét is ondergeteekende niet bekend, wat natuurlijk aan hem wel zal liggen, welke sporen de heer Zaalber? rfeda verdiende in het organisaüeleven, waarom by zich dan ook verbaast over d«» ironische, tevens nietszeggende beoordeeling over het al of niet goede verloop der zaak en den omvang van bureau-arbeid. Het ligt niet in de bedoeling van onder geteekende meerder twistgeschrijf over deze aangelegenheid aan te gaan, omdat wij onzen ty'd zeer goed gebruiken kunnen voor het door óns beoogde doel, en de resultaten d critici in de gelegenheid zullen stellen met kennis van zaken een oordeel daarover uit te spreken. Onder beleefde dankzegging voor de tPn tweede male verleende gastvrijheid, heeft by de eer te zyn, hoogichtend, Utrecht, 7 Mrt '07. N. G. BROUWER Jr. Uzfeïin ie flooffttai. Niet veel Nederlanders sullen den naam Grrelinger gehoord hebben, -vóórdat Zaterdag 1.1. het muziekdrama Op hoop van Zeg»n" is uitgevoerd, of liever, vcór dat de gerucht makende weigering van den Stadsschouwburg, voor dat doel, m de couranten besproken is. Het verdient a priori reeds waardeeriog dat een Hollander, en nog wel a die in den vreemde woont, een nederlandsche opera componeert en die durft opvoeren, niet met medewerking van een of ander vast gesel schap, maar alleen «leunende op eigen krach ten en onder eigen verantwoordelijkheid voor het welslagen der opvoering. Grelinger is echter ook een man van talent. -Hij heeft bewezen dat hij de gegevens bezit om een opera.te coinponeeren en nog meer, hu heeft zich doen kennen als een dirigent van groote bekwaamheid. Een groot aantal der aanwezigen, Zaterdag De redactie der Tiigliche Kachrichten te K. aau mevr. Marianne Her wig te S. Wy' veroorloven ons u ingesloten brief over te zenden met beleefd verzoek daarmee naar goedviriding te hande'en Hoogachtend, de Redactie der Tayliche Nachrichten. Mevrouw Marianne Her wigaan Dr.F. Lorbeck. L. Maart. Zeer geachte Doder l Van de redactie der Tagiic'.e Nachrichten ontving ik een schrijven oin daarmede naar goedvinden te handelen, 't Deed mij veel genosgen, zoowel a.s recensie van mijn schetsje, als ook als levécsteeken vin e-en lieve kennis uit mijn jtugJ. Want cal uu lijk h eft de scherpe buk van den jurist juist gezien. Ik was werkelijk eens M.irianne Volkhardt en wij beid? waren werkelijk temnaal jong te samen. En wannér uok rni-schien de redactie der Tayliche Nac'trichttn uwe stemming ciet recht be_'rij"en kan ik des tébiterl Vergeef dtf banale u'tdrukking ja ji, de tijd gaat voorbij. Hij maakte niet alleen uit Heinrich van den professor, den s'aiiken gymnasiast, tien dikken kapitein, maar ook uit zijn vriend, den ijverigen student, een gestreng rechter. En ik ze'f ben door den ernst des levens, waarvan ik in 't schetsje uiting gaf, langzamerhand , óó on l geworden, dat ik, zooals u geilen hebt, re ds jeugd herinneringen begin op te halen, waarin u\v ouderlijk huis met den tuin, waar wij tuss hen vlierstruiken en hagedoorn onder verheven gesprekken over Goethe's lyriek en de romans van Spielhagen wandelden, een grooten rol speelden. Wat verheugt het mij, dat 't mij gelukt is ook van u de.se dierbare herinneringen uit den tyd onzer gemeenschappelijke jeugd terug .te roepen. Maar wat is bovenal de voorjaaislucht heerlijk, die eea streng man van de wet er toe brengt zulk een hartelyken brief te schrijven, z'jodat we elkander nog eenmaal aU 't ware een groet der geesten over de wateren" kunnen toe roepen. Met den wen»ch dat het u, geachte doctor, sedert' dien tijd goed is gegaan ik zou zoo gaarne daarover eens iets van u hooren veroorloof ik mij u in ge lachten krachtig de hand te drukken, en têeken ik mij Uw.zeer toegenegehe Marianne Jlerwig, .geb. Volkbardt. , 1.1., zal met Heyerman's Spel van de Zee, bekend geweest zyn. Voor hen is dit in zekeren zin een voordeel geweest, want zij wisten wat er gezongen werd, en moesten zij zich iets laten ontgaan, omdat de zang stemmen door het orchest werden over stemd : dan, kon hun geheugen hen hierin te hulp komen. " In anderen zin zullen zij echter veel eemist hebben. Hoe rijk is Heijerman's, drama niet. aan allerlei speelnnances! Welken indruk kan een plotseling gebaar, een oogopslag niet maken? Een intonatie der vrij zich gevende stem,'niet gebonden aan des rhythmus der muziek of aan de toonhoogte der intervallen? En diïalles moest in Grelinger's muziek drama op den achtergrond treden. Thaus is wederom bewezen dat een muziek drama dan eerst een complete uitwerking zal bereiken, wanneer dichter en componist in n persoon vereenigd zijn, of wanneer beiden zoodanig onder den invloed van dezelfde geegtesstrooming ver keer en, dat zij elkander aanvullen, ja completeeren. Als voorbseld van bet eerste geval, denkt men natuurlijk aan Wagner, Doch ook wan neer de componist niet zy'n eigen tekstdichter is, behoeft men niet lang te zoeken naar goede voorbeelden ; en wenscht men een stuk, dat zich bezig houdt met een episode uit het volksleven, dan vindt men in Weber's Frehchütz' een bijna ideaal model. De tekst van Friedrich Kind is vol strekt niet mooi; maar hy' is natuur! g k, een voudig en met dat romantisch poëtische waa« overtogen, dat zoo overeenkomstig den Duitechen^gemoedgaard i». Voorts ook isde tekst zóó ingericht, dat hij by na voortdurend naar musiek vraagt. Naar mijn meening is Heijermans' spel van de z-e een op zichzelf compleet drama. Het is niet geschreven om door muziek nog een verhoogde uitwerking te verkrijgen. Daarbij is het een echt Höllandsch stuk, uit het volksleven. Komt er nu muziek bij die afgeluisterd is aan de taal, aan de z el, van het Hollandsche volk, dan zou miss hien de muziek toch nog er toe kunnen bijdragen, aan enkele seenes een grooter relief te verleenen. Dat is echter niet het geval naet Grelinger's muziek, Grelinger is een talent vol componist. H.ij beschikt in hooge mate over déga've der melodie. Maar de aard zijner melodie is verwant aan de jongItalianen. Een voorspel gelijk dat van de tweede acte zou een Puccini of Leo; cavallo niet tot oneer et-rekken. Maar houden dan de gloeiende klanken en de, breed golvende lijnen zy'ner melodiek verband met de een voudige visschersgeiinnen, va,n het Hollandsche dorp aan de zee ? Zou men zich kunnen voorstellen dat een Maecagni of een Leoncovallo of andere ver tegenwoordigers der veristen" een passende m u'lek konden schrijden bij Heijermans' drama? Voortdurend vroeg ik mij af : hoe komt toch deze muziek verdwaald by zulk een echt Höllandsch onderwerp? Ik zou dus willen beweren: Heijermans' drama Op hoop vau zegen" wint er in belangrykheid niet op, wanneer het gecom poneerd is. Meent men echter toch hiermede een proef te kunnen wagen, dan zal de muziek zooveel saogelijk in o vereenstemming dienen te zijn, met het karakter van het stuk en vooral geen herinneringen of voor stellingen moeten opwekken, die ons naar het zonnige aaiden verplaatsen. Daarom kan ik, ondanks mijn appreciatie van het talent des neeren Grelinger, het muziekdrama Op hoop van zegen" niet als geslaagd beschouwen. Ik wensch den compo nist toe een tekst en een onderwerp, over eenkomstig dericii ing van zijn talent en ik ben overtuigd, dat hij een boeiend draina tisch werk zal scheppen. Uit den aard der zaak zijn er echter wel momenten in de partituur aan te wijzen, die men met veel belangstelling aanhoort; zoo b v. het grootste gedeel'e van da eerste acte, het begin der tweede acte, waar een losse, levendige dialoog aanvankelijk verwachtingen opwekt, die later echtei niet vervuld worden. Voorts het door Geert gezonden lied Iteizen, B. April. Zeer geachte Mewouw! Vooreerst hartelyk dank voor uw vrien delijk schrijven, dat ik graag met interessante mededeeliugen zou willen beantwoor len, doch tot mijn spijt kan ik weinig belichten uit het leven van een jurist die te kens in even wicht wordt gehouden door 't eeuwig loopende uurwerk van den dienst. Mijn leven is sinds mijn jeugd als een programma verloopen ; eenige jaren aan de universiteit, hard werken in groote en kleine steden, tot ik hier in de fabrieksstad B. als rechter ben aangesteld. Het is hier geen prettig veiblijf voor iemand, die hier niet geboren is, zooveel tf minder, wanneer hij geen kolenmijnen of ijïerfabrieken ten toon kansteilen. Eu ik kan mij rnoeielijk in de toestanden zóó inle7en, dat ik u van 't laad en ds inenschen zulk een interes<aute schildering kan geïen, waarop u als schrijfster eenig recht zoudt kunnen doen gelden. Des te meer verheugde mij hier in mijn eenzaau:heid u iv sc'het^jp, dat mij onze jeugd zoo levendig voor oogen bracht, zooveel te meer zou 't mij genoegen doen iets omtrent u en uw leven te vet nemen. Uit de Maartsche Lucht" vernam ik nu, dat u na een kort huist lijk geluk weduwe zijt geworden en nu deu zegen van den arbeid voor machtiger verklaart dan geluk en letd 1< stel veel belang in uw levensloop en hoop, dat er vele bloemen op uw pad mogen staan. Wanneer uw tijd u toestaat mij een en andi-r van uw leven te vertellen, zuuikzeer drukbaar zijn. Ik voel in de inij vieeuid gebleven omgeving zeer sterk het gemis aan ge^achtenverwi^eling inet menscheu, die mij begrijpen, iets wat mij eigenlijk, wanneer ik er goei o^er nadenk, steeds ontbroken heeft. Met vele groeten Uw dienstwillige Friedrich Lorbeck. Zeer geachte Doctor ! De meuschen zijn toch een vreemd geslacht. Innerlijk eenzaam, vol verlangen naar hen, die ons begrijpen, gaan wij over de dikwijls zeer dorre en nuchtere levenspaden. Waunter ons echter eens de gelegenheid gegeven wordt om als meosca tot muusch te spreken, dan hebben wij ous door ten eindeloozen berg van konventie en belet fdheidsvormen te worstelen, tot de tijd voorbij is, tot men uit vrees van op de een yf andere wijze tegen den vorm te zondigen den inhoud verbergt l De;en indruk kreeg ik door usv vriende!yk"n brief. Uit uw schrijven aan de redactie, dat reizen1'; dan het slot ven de vierde acte, dat door het expressief spel van mej. Lo:in een groote beteekenis verkreeg. Het meest had bet derde bedrijf te lijden van de muziek. De verhalen der vroawen, wier mannen en andere familiebetrekkingen door de zee als offers waren opgeëischt, kon men door het luid klinkende ofchest niet verstaan. Ook in het begin der vierde acte werden geheele volzinnen, door een orgaan als dat van Orelio gezongen, toch door het orchest overstemd. Grelinger gebruikt het orchest hoofdzake lijk om zijne melodieën te exposeeren «n al is zijn orchostratie niet poiyphoon, zooah men zulks in onzen tijd verlangt, het denk beeld om de psychologie van het stuk, voor een > root gedeelte in het orchest te leggen en ook dr kleur van het orchest z^'n toch modern. Met uitzondering van het lied Reizen' dat door een goei gevonden refrein wordt afgesloten en een of anderen aanhef eener phraae, zijn de zangstemmen declameerend behandeld. Hier had de componist echter meer kunnen bereiken. Hij had hierby nat er het natuurlijke rijzen tn dalen der spreekstetn moeten volgen. Er zyn nu te veel lettergre pen die op denzelfden toon worden gezongen en dat werkt monotoon. 0>k maken uit drukkingen, als: Wat zal ik Zaterdag een standje krg'fen' of Laten we wat gezellig praten, dan denk je aan niets" of Doe het hekkie achter je dichi" op d i e wy'ze gezongen, licht een banalen itdruk. Over de opvoering valt veel goeds te zeggen. Het orchest wil ik in de eerste plaats noemen, omdat de invloed van den componist hierop net meest individueel U. Het was het orchest der I'aliaansche opera. Het beschikt over uitmuntende krachten en bleek ook goed geschoold te zijn. De solisten hebben al het mogelijke gedaan om het werk van Grelinger een groot eucces te verschaffen. Dat dit mogelijke echter bij ten paar der meiewerkenden tekort echoot is n ettemin te betreuren. In de eerste plaats dan de vertolkster van een der hoofdper sonen. Mejuffrouw Fredy Gronetnan moge in spel ten vrij losse houding kunnen aan nemen, haar stem is in alle liggingen bepaald te zwak en te mat; dat was jammer, want bij een betere bezetting dier belangrijkepai tij ware menige episode beter tot haar recht gekomen. Ook (Je heer Paul de BIaër, die de partij van Barend zong, was hoofdzakelijk door zijn vlaamsche uitspra .k on voldoende. De da nes Wibbels, Van den tloeck, Van Hulzen-Bakels en Bierlee waren uitstekend. -Indien het orchest niet te veel gedomineerd had. zouden zij stellig het derde bedryf pakkender gemaakt hebben. Geert werd gezongen door den heer Pierre de. Meijer. Deze zanger beschikt over een tenorstem van groote kracht. Hij was in de opvatting zijner partij wat forsch. en ook bij hem hinderde het Vlaameche taaU-igen wel wat te zeer; maar anders had hij voor treffelijke momenten aan te wijzen en zijn stem werd, ondanks alle krachtsontwikkeling, nooit ruw. De heer Orelio was Bos. Het is niet wat men noemt een dankbare partij, die bij te vervullen bad; maar toch zou hier en daar meer vastheid niet geschaad hebben; overi gens had hij verdienstelijke momenten aan te wijzen. De heeren Van den Hoeck, Van der Ploeg, Alexanders en de Vos waren zeer goed op hun plaats. Maar mej Lozin overtrof allen. Inderdaad, zij heeft Kniertje gezongen en gespeeld op een ^yse, die een schitterend getuigenis aflegt van haar creatievermogen. Dat de componist bijzonder met haar inge nomen was hij toonde dat ain het slot der opvoering is licht te begrijpen. De heer v. d. Hoeck bad de regie in han den en de componist lei 1de het geheel met grooten tact. Hij heeft bewezen een u'tstekeud kapelmeester te zijn, want hij was steeds meester van de situatie. liet werk heeft veel bijval gevonden. Na de eente acte was het applau-i het sterkst; uit een opwelling voortvloeide, waa 't mij of ik in onze jeugd verplaatst werd, juist zooals 't u ging met mijne schets. Waarom schrijft u een als rechter zoo dienstwillig aan eene zeer geachte mevrouw?' Alleen maar uit eerbied voor de beleef Iheids vormen. Wan neer u die wilt afschaffen, schrijf ik u graag. Ons arme schrijfsters blijft in de :e aan vormen gehechte wereld, waarin ieder rnensch op zich ze'f gedurende zijn geheele leven slechts er mee be/.ig is op uiterlijkheden te letten, bovendien niets anders over dan de toevlucht tot de openbaarheid, wanneer wij gevoelens willen vertolken die wij pries'ers van de kunst misschien in hoogere mate bezitten dan andere stervelingen. Wat ik u van mijn leven zou kunnen vertelim hebt u in de schets ?e ezen : dat ik in dien tijd menig jaar noodig had om o?er de jongemeisjesliefde heen te komen en het uwen vriend niet kon vergeven, dat hij niet om mijnentwil degen en epauletten aan den kapstok hing. Door hard werken is het mij ten slot te gelukt, den indruk der eerste teleurstel ing, die zooals men weet de grootste , te boven te komen, te meer, daar ik in den jarenlangen vriend des huizes eenen goeden euhtgeno'jt vond En toen ik hem na een kort huwelijk weder verloor, moest de arbeid mij weer helden vrede met het leven te hebben. En hij heeft mij geleerd, dat ons streven ons tot moester van ons nood lot kan maken. Van dit standpunt uit heb ik de wereld en de menscheri met een heel anderen blik bezien. Niet alleen uit bloote nieuwsgierigheid verzoek ik u daarom in uwe volgende brieven mij meer van inner lijke dan uiterlijke gebeurtenissen te vertellen, maai' omdat wij, fotografen van de pen, de ziel even duidelijk moeten zien als andere menschen de geiaatsïrekken, om elkaar te leeren kennen. Wees hartelijk gegroet door Marianne- H er wig. B. Mei. Waarde Mevrouw l U ziet, ik ben gehoorzaam en zie af van het zeer geachte". Ook verder zal ik gehoor zaam zijn en wil u, aan de innerlijke gebeur tenissen denkend, eer-it een kleine geschiedenis vertelleu: er waren eens twee vrienden, de eene. slank en lenig, bracht alle meisjes het hoofd op hol door zijne vroolijkheid, wiens gelaatskleur niet de bleekheid door denken veroorzaakt verried. De andere, niet mooi en hoekig, een boekenworm, hielp den vriend gaarne jaet sommen en meetkunde, daar hij ook na de tweede akte was het levendig; na het derde bèlrijf het minst. Aan het slot der voorstelling werd de componist, ten tooneele geroepen en geestdriftig toegejuicht. Indien men tegenwoordig een der liederenalbums opslaat van Schubert of Schumann, welke door de wereldflrma C. F. Peters te Leipz g, in honderden en duizenden handen zijn gebracht, dan ontmoet men meestal onder de inleidende voorrede den naam van dr. Max Frielliinder Dese geleerde professor was Dinsdag 1.'. de gast van den Deutschen Verein" alhier e.n hield in de kleine zaal van het Concert gebouw een lezing over das Deutsche Volkslied'. Allereerst begon hy te wijzen op den kern van h'et volkslied ; nl, het VolkstümHche" dat door de eeuwen heen steeds ongerept blijft voortleven; in tegenstelling met den Gassenhauer" of straatdeun, die aan mode of ty Igeest onderhevig is . Prof. Friediander droeg met zeer goed klinkende, geschoolde stem en door mevrouw Röntgen voortreffelijk begeleid, eenige liede ren voor uit vervlogen eeuwen, om te wijzen, op het onvergankelijk schoone dezer oude melodieën. Voorts wees hy op de waarheid van uit latingen van mannen als Herder en andere dichters zöoals b.v volksliederen worden niet gedicht, zy dichten .zich zelf, zij vallen uit de lucht. Dan werd gewezen op de verwantschap tusschen de Duitsche en oud-Nederlaadsche liederen. De verdiensten van Fl. van Duyse werden in het licht «este'd en .de opmer king gemaakt dat, >n den zoo juist op last van den Duitschen Keizer verschenen bundel van mannenkoren, bijna op iedere bladzijde verwezen wordt naar v. Duyse's Het oude Nederlandeche Lied " Aangetoond werd dat herhaaldelijk volks liederen zyn ontstaan, door kerkelijke melo dieën van wereldlijke woorden te voorzien. Het omgekeerde deed zich echter ook voor. Isaiic's lonspruck ich mussdich lassen" ging later ovtr in de evangelische gezangboeken op de woordep Nun ruhen alle Walder" en Hassler's Mein G'mut ist mir verwirret' vindt men terug in de door Bach met zooVcel voorliefde bewerkte toraalmelodie O, Haupt, voll B'ut und Wunden". Uitvoerig werd stil gestaan bij de ontaar ding van het lie l, door de toepassing van den 7. g. eleganten Stil". Merkwaardige staaltjes van BacVs tijdgenoot Telemann, deed de heer Fried'ander hooren. Later toen Herder, Büger, Göthe, Uhland, e.a. hunne lyrrscbe gedichten zongen, braken er, weder betere tijden aan. De voordracht van Prof. Friedlander was zeer interessant; niet alleen door de uitne mende en boeiende rele, maar ook d )or de wy'ze waarop de spreker met medewerking van mevrouw Röntgen, het gesprokene wi-t teillmireeren, door een aantal fraaie liederen. Velen onzer zingende inwoners zullen met genoegen hebben kennis gemaakt met den man, wiens i aam zy zoo vaak in hunne Schubert- en Schumann-atbums hebben zien staan. Het bestuur van den Deutschen Verein" verdient onzen dank voor de kennismaking met Prof. Fiied'ander. AKT. AVERKAMP. Quia Absurdum, Roman door Nico VAN FUCHTELEN, versierd door G. BRENTDER A BRANDIS, uitgegeven in 19(M te Amsterdam bij Maas & van Suchtelen. II. (Slot). Quia Absurdu-n" van Nico van Suchtelen is een zeer uitgebreide studie overwaard. Meesterlij k zijn alle vrouwen figuren,Martha, die zoo de weerschijn van Minka is, dat Odo haar later zoekt en liefheeft, daarom, Lora, EUie ; maar het meest schrijnend juist, en schoon, is de creatie van Minka, Mioka, die wij, in on.-.e herinnering, zien met kristal heldere oogen, de zoete en onbewogene, die Odo's zwaren en onheilspellenden hartstocht afweert met zacht gebaar, als was het iets reeds student was toen de andere nog op 't gymnasium ging. Zij waren onafscheidelijk en werden beiden verliefd op hetzelfde zwartlokiige, zwartooiige mei^'e, dat toen ook nog met de boekentasch onder den arm naar school ging. De niet knappe was verstandig genoeg orn het natuurlijk te vinden dat zij slechts oogen ha i voor zijnen vriend, dat zij voor hem bloosde tot onder de krulletjes op 't voor hoofd, wanneer zij beid. n bet kiene mooie meisje ontmoetten, en dat zij tenslotte zijne vurige, hoogi avende liefdesverklaring niet ernstig opnam. Hij vond dat dit van zelf sprak, maar het deed he-n zeer l En de eenige troost, dat zij zich met hem veel meer en zoo ernstig onderhield als het haar hoofdja toeliet, hield op den duur niet goei stan'l. Zoo gingen de jaren voorbij en het noodlot scheidde de drie. De twee geliefden namen met veel mooie woorden afscheid van elkaar, en ieder van hen zocht op zijne wijze gelukkig te worden. Zij" ontmoette spoedig iemand, diezij liefkreeg, en hij" deed een rijk huwelijk, en de derde zag hare donkere oogen nog jarenlang in droomen van geluk en jeugd, zonder haar daarvan meer te verraden dan. hij in een klein gedicht dfed. Wilt u het hooren? Het was een gelukwensch bij eeu verjaardag, die met de volgende woorden eindigde : Ik ben ver af, alleen, Ernstig en stil is mijn streven; Maar denk ik aan u, Dan stroomt iets als zonneschijn Door mijn eenzaam leren. Een antwoord ontving hij niet, wel las hij kort daarop hare verlovingakaart. Hij heeft verder geleefd zooals ieder ander. U kent zeker wel de parabel van den levensbeker met goeden wijn en 'roesem hij het-fc hem ook geledigd. Hij heeft menige fchoone vrouw in de oogen gezien en heeft ?.ijn bloed dikwijls sneller voelen vloeien bij 't begeeren en geni ten ; zijn hart heeft hij tchter aan geene enkele geschonken ! En wanneer ik er nog aan tosvoeg, dat de knappe, slanke jonge inan Heinrich van den Professor'' was, zoo kunt u gemakkelijk raden wie de beide anderen waren. l.' moogt mij mijne openhartigheid niet kwalijk nemen. Uw toegenegen Friedrich Lorbeck. (Slot voljt.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl