Historisch Archief 1877-1940
1551'
D'E A M S T ETTITA M M E ft W E E'K B T/A 'D 'V O O R N E D E R L'^'N :D.:
louter verdrid'fff, dat het Ieren, het zoo
zorgïloozj leren niet mag verontrusten, dte
Odo trof ten doode, en daarna en onderwijl
streelend met hem verkeeide, als met een
zoete o vriend, Minka, de meer dan wreede,
d7èOdo koelbloedig aan Arthur, aan haar
liefde offert aU ware 't iets natuurlijk», die
zond ar deernis Odo'a genegenheid wil ver
dragen, en die w\j toch, in den nacht
toen Odo, krankzinnig van wanhoop, naar
haar slaapkamer werd gedreven, erbarmelijk
en hulpeloos zien liggen als een gewond klein
vogeltje.
, Hoe anders is Elsi, het meisje dat zich
aan Odo's voeten werpt, als hy al lang door
Mink» is vergt oo ten en dat bij, in hang
naar teederheid, aanhaalt en tot zich neemt
die arme Elsi, die altyd heeft geweteii : Odo
houdt van een ander," die voelde dat hu haar
^schreef omdat hjj die andere niet schrijven
kón," en hem toch aanhing, en bedelde oin
8$n koestering.
Ge kunt baar kennen uit de volgende
citaten : BI». 169. El.-i spreekt :
.Eindelijk bleef hjj (Odo) voor mij staan en
«?i: Elvi laten we geen gekheid beginnen.
Ik houd wel van je, maar ik heb je niet
noodig, ik wil je eenvoudig niet hebben, dat
i» de zaak. Ik jon wél'' zei ik: en hy weer:
'Int ia juist zoo verdomd lastig."
We hebben toen nog gelachen ook, omdat
't er alles zoo gek uit k tram; maar is 't
niet verschrikkelijk? Ik kan niet buiten
b*m. Ja, hg heelt me daarna een lieven
brief geschreven en ik dacht dat alles weer
?Ou terecht komen, maar toen ik, nu net een
week geleden, naar hem toeging, zond hij
Kift gewoon terug. Hij heeft gevloekt en
«wgd d»t bq wel wat beters te doen had
du met mg te speten. Hij was zoo grof en
beleedigde mjj altijd opzettelijk. Hy zei, dat
by zich wachten zou voor idyllische ver
houdingen, die eindigden maar met kinder
moord en tuchthuis en dan kon bij nogla*t
krjjgen van bebouw op den koop toe Ik
heb heqa laten uitrazen eii toen kalm gevraagd
Of Jk iets voor hem doen kon Ja," zei hij,
'; WJfly maken." Dat heb ik toen gedaan.
En toen ik klaar was en de koffie binnen
bracht zat h (j te echrjjven en keek niet op
..'óf om. Ik zette een kop naast hem en ging
zelf in de keuken zitten huilen. Na een
kwartiertje deed hy de deur open, hg dacht
" misschien, dat ik al weg wae. Ik had net
zgn pan aitgegchuard en. vroeg daarom of er
cog iets schoon te maken was.
Hy zei: Ik heb melk gemorst op mg n
petsol a»*»»' el, dat kan je afkrabben
Asschepsëefer." Tóeo ging by weer aan zy'n werk.
il beb 't stel schoongemaakt en ben daarna
stilletjes heengegaan, te$ Mfzoo te werken . . ."
i Iets *erder, op blz. 171, vraagt Odo : wat
kgk. je mij zoo aan, Elsi?" Zij boog verlegen
't hoofd zonder te antwoorden en toen legde
Irf eten zijn band op haar schouder. Maar
daar fi a sten d b\j plotseling op en zei grim
mig tegen (Artbut): porta via; porta via!"'1
"'Een erm waarmede '(zÖ)8an (dé)"
studententafel de kelnerin gelastten de gerechten te
verwijderen die (riun) niet aanstonden.
Wat teg je. . . S 'EJöver mö?** vroeg;.El»i
hulpeloos. " '-..;
Dat je... me dol. maakt" zei Odo ... en
dat je 't «poortje zult missejrate je nu niet
weggaat J* ' ' *? ?
En 8» ilt '*t taisteT* A ;-;-? "*? ; '
Dan had je geeni ondetdjift. VS1' v x
Dan k«am ik by jdn sftpJÖJ;. .^ jaVi .;«t
't brandWoffeahok." Zg fegde-fcfet er werke^k
op toe te laat te komen, maar ik kreeg Kaar
toch '''''" '' ""' ~ ' '"' '
De snperienre awd van dit boek, ge kunt
haar b«peuren . ia de meesteil^ke psycho
logie, l).bg voorbeeld ovei1 Lora in het ver
haal van Albertuo' dood, m de methode van
bes chry ving, die ook 'het einde- van het botk
zoo aangrijpend doet zqn, maar die het ver
baal y*& Alberttu' dood veel onzer beste
realistische geschriften doet evenaren, zoo
niet overtreffen in de wij se waarop de
groot e tragiscue smartelijkheïd van Odo's
persoon is aangeraakt in zyn
goedbartigmedelijdend cynisme over de kolonisten, de
arme stakkerd?, diehq, van een hooger plan, als
'. deerwswmardig vermag te zien, waardoor juist
bet aopcricur erbarmen jegens Odo, dte voor
erbafraeB te groot Eéhynt, in ons wordt op
gewekt en dttn in de kleine, haast ver
scholen, plaatsen van het boek, waar zijn
diepste wezen even, schuchter beweegt. 2)
v Meesterlijk is de beschrijving van Albertus'
dood.
1 Albertcs ia een der kolonisten, de
dweepeieke, verdwaasde stakkerd, onmachtig om te
even, onmachtig om te bereiken, die rijme
larijen en langdradige, in geaffe-kteerden stijl
gpbrachte bespiegelingen naliet over vriend
schap en liefde, van beide bad hij zelfs
geen weerschijn gekend de ongelukkige,
die zich doodschoot met het pistool, dat Odo
later meenam, de ongelukkige, die in Odo's
gedachten, kort voor zijn einde, verscheen.
Het buitengemeen echoone in de beschrij
ving van Albertus' dood, is hét voorvoelen,"
en het langzaam, onmerkbaar voortschrijden.
van het verhaal naar de vreeselijke gebeur
tenis. Dékolonisten zitten genoegelijk 'sTavondff
byeen, alleen Albertus is er niet; ze hadden
hem den heelen dag niet gezien. Niemand
spreekt eerst over hem, tot opeens n naar
hem vraagt. Een van de vrouwen spreekt over
1) De lezer van Quia Absurdum" geve,
ook acht op de prachtige ironie van den
leslezenden Arthur, blz. 171 laatste alinea. Op
weg naar 't spoortje nam ik El ?i onder han
den. Ik sprak als een verstandig
tooneelvriend over het dwaze en zelfs onpassende
van haar verhouding met Odo, en ik kreeg
haar zoover dat zij onder hevig snikken be
loofde niet meer bij hem terug te zullen
komen. Zij zag in dat bij haar niet genoeg
lief had en verweet zich nu plotseling dat
zÜhem lastig viel en hinderde bij zijn werk.
Ik liet niet na de gewichtigheid van dit
werk" wat aan te dikken en daardoor haar
pasgeboren slechtheidsgevoel en berouw wat
werkzamer te maken. Het viel my zwaar het
arme kind zoo te bedriegen.
Toen ik Odo den volgenden morgen mijn
gesprok met Elsi vertelde, dankte hij mij voor
mijn diplomatieke tusschenkomst en ik ging
heen in de overtuiging dat ik handig en
taktvol was opgetreden."
2) Blz. 83 onderaan 103 regr. 3 en 4 v. b.
104, 2e reg. v. o. laatste 2 woorden. Prachtig
Rudolf gegeven, blz. 134, reg. 4 en 5 v. o.,
bl«. 150, ieg. 2, 3 en 4 v. o., blz. 171, reg.
17 v. b. dwaze verlegenheid, blz. 194, 2, 11
en 12 v, b Wij doelen, over Odo's deernis
met de kolonisten sprekend, in hoofdzaak
op Albertus, wiens leven, in de laagte, aan
;het ijjne evenwijdig loipt.
hem op meewarigen toon, of hy al dood was,
terwijl niemand dit nog weet. En als de
mannen weggaan om het slot van Albertus
kamer te forceeren, en Artbur met Lora
alleen achterblijft, dan kan zij de stilte
uiet meer uithouden en vertelt op een?, zon
der eenige aanleiding haar eigen levens
geschiedenis.
Niet echter om datgene, waarin het boek
zoo ongemeen is. om zy'n wezen zelf wil het
bestaan, zvjtt ongemeen wezen, waar, als van
zelf, wat ongemeen is aan ontppiuit.
Want, indien men, by' het n-al isme (in
engeren zin) van een oni'eilbaar-zuivere en,
als zoodanig, superieure methode ppreken kan,
daar alleen de nauwkeurigste en treffendste
observaties worden meegedeeld, dan kan
men bij kunst als deze, oveituigdzijn van de
superionteit, den geest die het schiep
kenmerkeEile, zoodra het weik, het spontaan-en
vlot geschreven werk, zich als iets edéls in
onzen geest qualificeeit.
Op den weg naar het begrip van dit boek,
ontmoeten wy de figuren van Arttinr en Odo.
Is het waar, dat, terwy'l wy' in den
onterzettelijk-hartstochtelyken Odo, den
manneIJjken geest ontdekken, wy' het vrouwelijke
van zyn natuur zullen vinden in zyn non
chalante expansiviteit ? dat wij het vrou
welijke van Arthur ontdekken in een soort
dweepery", die zijn verzekerd" karakter, zijn
in diepsten aanleg aanwezige
onaandoenljjkheid een beetje verzoet? Neen, het
vrouwelijke, het zoet vrouwelijke omgeeft als
een spheer, een spheer van bloemen en
zachte en schoone, poëzie, dit smartelijk en
deernisloos gebeuren.
Voorwaar, dit boek ii zonder erbarmen,
en het zou een groote gedachte zy'n, indien
.de geest van Odo, vaa den groeten en
mannely'ken Odo, die zich de berusting
voortoovert in den drang zyner persoonlijk
heid, die tot be;ef komt van de schoonheid
der f mar t, als hadde hy' zich voor immer in
deze scl.oonheid verloren het ware een
groote gedachte, indien de geest van Odo,
zegevierend over Artaur, Arthur die koele,
wel-overwogene, in esEentiifleemige
gevoelsiinltator de zielige man, zonder de grofote
intuitiê, wiens wezen ten opzichte van OJo,
zoo duidelyk uitkomt in den stijl der ver
slagen in vtrgelyking met Odo's
dagboekfragmenten, indien de geest van Od»,
zegevierend over allen die zyn wezen willen
beklagen, dit: eigen weien hiermee
poeitiveeread, bet boek, als een geboi tot mee
dogenloosheid, hadde gewild.
Dit boek is zonder erbarmen; het leven
zooals het gegaan is, dat in Arthur met Minka,
OJo zonder klacht neeft vermoord.
Want ze Ijjkt ons een dwaling, de
meening als zou Arthurs brief aan Minka,
zooals inen, oppervlakkig, vermoedt, een daad
van toswijdiiig, van berustende toewijding
aan Odo's gedachtenis beduiden.
P. H. EITTEK JE.
door dr. K.
KUIP^K. PMlologHchëherinneringen
aan «ten,-afch'aèolog ische reis. Tjeeok
Willi&k. Kaarlem 1906. (?3.50 geb)
Gum dub idem faciunt non eet iéem'.
Als twee hetzelfde doen, dan is het niet
Jietzerfile. Cr/. span Gils gaf de indrukken
van een arenaeologische reis paar Hellas in
een boekryi*,opgedragen aan zyn leef meesier
prof. K; Kuiper, dat eerstdaags door mij in
.ditzelfde; Weekblad zal: worden besproken.
Zeer lolt daarop zond prof. dr. K. Kuiper z\jn
Griekscbe Landschappen" de wereld in.
l)ëleermeester volgde den leerling. \)
Terwyl ik bij de bespreking van het bof k
van dr. van'Öil8 er over klaag dat naar
nayn zin te- weinig afbeell'ngen in zijn
werk voorkomen en dat de luttele
pliotographiëa die er in gevonden worden als
algemeen bekend, overbodig zijn, komt
thans prof. Kuiper ons verrassen met zijne
geïllustreerde reisherinneringen. Een veer
tiental reproducties naar aquarellen van
John Fulleylove (Bd. London A. O. Black
and Ca. 1906) verluchten dit werk; zij schen
ken wel geen minutieuze bijzonderheden,
maar verschaffen van het landschap een
algemeenen indruk en ge ven de lokale kleur
uitnemend weer. De atmosfeer, de tint der
bergen, het van zonlicht en bloemenkleur
gloeiende landschap, hetpaars-blauwe water,
.de zwart-oppiekende cypressen, het ge
bruinde marmer alles heefc zijn kleur en
aanzien, zooals de werkelijkheid ons die doet
aanschouwen. Een goede gedachte was het
van schrij rer en uitgever deze collectie kleu
rige verluchtingen toe te voegen aan het ge
schreven woord. Dat," zooals prof. Kuiper
in zijn vóór woord zegt, de voorgrond op
enkele der platen meer romantisch is, dan
de reiziger dien in 1905 of 1906 nog vermag
te zien" schaadt aan den geheelen indruk
niek De' aanblik der oude monumenten,
het^gezicht op de Acropolis, de indruk van
Atttca's nergen en kust is onveranderd
gebleven.". ,
Toch zou dat voor sommige plekken in
Griekenland wel eens na' een korten tijd
niet meer, he.t geval kunnen zijn. Op het
eiland, dat het eindpunt vormde zoowel van
dr. van Gils' reis als van die van prof.
Kuiper, op Thera (spreek uit: Pbira)of
aniorin (= Santa Irene) wandelt men op
gevaarlijk.vulkauisi>hen bodera. Voorloopig
veili». Voorloopig ; want nog heden gloeit
op de hoogte van het met lava overiekte
Neo-Kaïineni (= pas verschroeid, pas ver
brand) de bodera van inwendige hitte en
boven op Santorin, waar men ODS bij Thera
een^ rotsblok toonde, door de kokende zee
in '70 naar boven geslingerd, vergeet men
nooit dat men leeft op den rand van een
vulkaan."
Is het toeval dat beide reisbeschrijvingen
eindigen bij dat eiland? Is het, omdat deze
archaeologische uitstapjes daar haar einde
steeds nemen? Dr. van Gils laat ons op
Thera staan. Prof Kuiper brengt ons ten
minste nog aan boord van zijne Antigone
en laat ons van daar uit bet vuurwerk aan
schouwen (thans een feu d'artifice!) dat ter
eere van de vertrekkende leden van het
archaeologisch reisgezelschap wordt ont
stoken. Maar niet alleen ter hunner eere,
óók ter verheerlijking van den Varónoa
(den Baron) Freiherr Killer van Goertringen,
schertsend genoemd den Koning van
Thera", welks oudheden hij door eigen
kracht, met eigen middelen en gesteund
door even frissche als veelzijdige
geleerd
1) Eigenly'k ging de leermeester voor, die
(meen ik) deze schetsen eerst in Onze Eeuw
uitgaf.
heid op zoo uitnemende wijze aan het licht
heeft gebracht."
Tnera was het eindpunt in den
Grieksehen Archipel van beider archaeologische
reis. Beide Nederlanders sloten zich ann bij
een internationale wetenschappelijke
Cookpar(y", wier ziel en leven, stuwkracht ea
hart de nooit genoeg te waardeeren Wil
helm Dörpfeld mof t genoemd worden. Op
ieder gebied is Dörpfeld een vernieuwer'',
wiens schreden ieder vol vertrouwen volgt
en over wiens activiteit ieder verbaasd
staat, al wordt men ook reeds 's morgens
vijf uren door des soleerden hellere stem
uit den slaap gewekt en uit de enge
couchette van de passagiersboot opgetrommeld.
Mag men over dat vroegtijdig gewekt wor
den morren, wanneer men bespeurt dat de
geleerde leider den gansenen nacht in de
weer is geweest om bezwaren uit den weg
te ruimen en het aan zijn zorg toever
trouwde gezelschap verder te helpen ? Aan
hem; aan Curtius, den ontgraver van en
leven wekker in Olympta en zijn Altis; aan
Bötticher, den schrijver van het boeiende
werk over Olympia; aan Fürtwangler, den
gevierden directeur der Münchener
Glyptptheek, wiens huldiging op Aegina werd
bijgewoond; aan Horaolle, aan vele andere
mannen die zich vroeger of laler omtrent
het oude Hellas in het moderne Griekenland
verdienstelijk of s>ros onsterflijk nebben ge
maakt, worden, als het pas geeft, door den
schrijver eere-saluten gebracht maar óris
voegt het, na lezing en herlezing van Kui
pers boek een woord van bewondering ts
spreken over des schrijvers werk.
Kon er bij iemand, die zich op het ge
bied der klassieke studiën beweegt of bij
niet-klassicidie belang stellen in de oudheid
ook maar n oogenblik twrjM rijzen dat,
wanneer prof. Kuiper zich Zftten wilde tot
het neerschrijven zijner reislurinnuringen,
er een kunstwerk en tevens een
van_geleerdheid stralend boek zou te voorschijn komen ?
Van den voortzetter van Pierson's Hellas"
was niet anders te wachtea dan een kostelijk
en blijvend monument, dat zou voortgaan
te getuigen van zijn smaak, belezenheid,
geleerdheid en scherpzinnigheid.
Maar . behalve -\an gro^te geleerdheid,
behalve van den (ik zou haast zeggen
lomvattendeu) blik over de geheet
rieksche oudheid, op 't gebied van oude
philologie, mythologie, kunst, epigraphiek,
literatuur, getuigen pok déze .Grieksefr»
Landschappen van bijzonder fijnen snftaak
in ea kennis van nieuwe literatuur. OÖkr
van de eigenschappen, die dèsf gezelügen
causeur en scherpen waarneiieMaB moderne
zaken teekeneii. Voor iemand die hetlaeawe
Athene kent (of liever trachtte, te loeren
kennen) zooals schrijver dezer regelen, zijn
de beide eerste hoofdstukken van de
Grieksohe landschappen regel voor regel een
genot. Voor hem die 't land niét anders
kent dan uit boeken al4: Eastern Vaeantioa
inGreeee,vanSandys:uit?LentewarideltDgen
en Lente-verpozingen, Grieksche Lente
dagen*', zooals prof. Kuiper ze aanhaalt)
en van hooren zeggen, moet Kuipers be
schrijving léven wekkend zijn. De fijne
penseelstreekjes, die hij overal weet aan te
geven, dienen tot uitbeelding van de
voor. stelling, die hij in groote trekken schildert.
-Philoljgische herinnering aan een
arch«eoIpginche _reis", noemt Kuiper op bescheiden
wijze zijne bladen. Het zijn even goed:
aardige, geestige ethnpgraphisiihe
roniiniscerjsen, geschiedkundige uiteenzettingen,
inenschkundige opmerkingen, literarische
bespielingen, waardeeringen van en ver
handelingen over antieke beeldende kunst,
over vazen, o f er tempel-resten. Prof. Kuiper
behoort niet tot de durame Philologen",
zopals Dörpfeld gekscherend die eenzijdige
wezens, welke hij in zoo grooten getale
ontmoet, noemt, en wanneer Kuiper be
weert dat in zijn schetsen geen
archaeologtsche wetenschap wordt ontwikkeld,
dan zal ieder hem bij deze uiting te be
scheiden noemen en niemand hem, na 't
doorwerken van het boek, bij deze bewering
gelijk willen geven
Doorwerken ja! Want Grieksche land
schappen" is geen boek om 't ereis dóór
te l^zen." Het is geen boek voor het groote
publiek. Daartoe is het te degelijk, daartoe
bevat het een te groote schat van geleerdheid,
moet men een grondslag, een bevattelijkheid
voor 't klassicisme hebben, die men niet
bij den grooten hoop, zelfs niet bij den
ontwikkelden leek in 't algemeen ma? ver
wachten. Daartoe is ook de stijl niet ge
makkelijk genoeg. En toch, hoe suggestief
zullen vele bladzijden werken! Welk een
nieuw licht zal er voor velen opgaan bij
het lezen van het bezoek aan 't
Dionysustheater en de daarbij behandelde Theater
frage," óók alweer door Dörpfeld op het
tapijt gebracht. Welk een blik krijgt men
op de Mysteriën van Eleusis door Kuipers
grondige behandeling! Welk een kostelijk
hoofdstuk, waarin de drie heilige plaatsen
(Delphi, Olympia, Eleusis) wordun besproken!
Hoe duidelijk wordt daarin Olympia's
beteekenis voor de Grieksche cultuur geschetst.
Welk een kennis van zaken, (voor een
z)0genaarad niet arehaeoloog!) van de
gevelgroepen van den Zeustempel, van den Hermes
van Praxiteles, welke laatste den schrijver
zelfs afhoudt van een bespreking van de
Nike van Paionios.
Bijaeloovig is prof. Kuiper niet hij
zou anders bang zijn geweest, dat de godin
der overwinning hom zijn zege met dit
boek zou hebben betwist.
De wensch van den minister Carapanos,
die op den 13den April 1905 het
Archaeologisch congres in de Aula der Universiteit
te Athene sloot met de woorden: dat hij
aan de deelnemers der beide archaeologi«!he
expedities een voorspoedige reistoewenschte"
kwam in vervulling. Wij hooren in Kuipers
beschrijving geen dissonant. We bewon
deren onzen landgenoot in n historische, lite
rarische extase. Pindarus en Demosthenes, de
baai van (Aegina en de golf van Naupliaze
brengen en don schrijver, n dientengevolge
den lezer onder n en dezelfde bekoring.
Wrij hooren in Kuipers beschrijving van
geen wanklanken, we lezen slechts van
succes en genot. Althans wat ons verteld
wordt, geeft geen indruk van eenige teleur
stelling. Zelfs klaagt Kuiper niet over
onzindelijkhoid die gewone ellende van een
Grieksche reis. Ook niet over nimmer ont
brekend schaapsvleesch." Kuiper is geen
gastronoom, althans hij laat het niet merken
totdat op n der allerlaatste bladzijden
gesproken wordt van frisch gedekte tafels
en een gezonden, eenvpudigen maaltijd, gul
geschenk van den Basileus tès Théras, (den
Varónos, Freiherr Killer). Maar daarnaast,
niet m'nJer gul, een rijkelijke gave aan
kosMijken Thera-wijn. Deze wijn schenkt
u" zoo luidt daarbij 't bericht, de Demarch
van Kallisté" (de allerschoonste, d. i. het
eiland Thera)." Moeten wij uit deze een
voudige woor Jen, de dnige in het gansene
boek aan eten en drinken gewijd, als 't
ware terloops neergeschreven, opmaken, dat
prof. Kuiper op zijn reh elders wel eens
reine tafellakens heeft gemist, wel eens een
gezonden dtsch heeft ontbeerd, dat zijn
geharste" wijn hem niet altijd even aan
genaam heeft gesmaakt?
De beschrijving van Aegina, van de over
blijfsels, daar gevonden, van Aegina's
beteekenis voor Giiekenlands geschiedenis en
de verhouding van het eilancf tot Athene
behooren mét die van Delos tot de schoonste
gedeelten uit het boek. En toch ... wanneer
ik dan weer aan het doorbladeren ga, mijne
aanteekeningen herlees, de uitroepen Kxiüc,
en A in margine neergeschreven naga, dan
vind ik in anlere hoofdstukken weer zóó
talrijke passages die mij getroffen hebben,
dat ik niet weet wat ik als h:t meest
markante zou moeten aanduiden.
Ik kan niet anders dan dit boek warm
aanbevelen. Ik betreur het, dat de vraag
Itbaka-Leukas door den schrijver niet naar
eigen aanschouwing uitgebreider kon be
handeld worden. Dat is het eenige wat ik
gemist heb. Doch wij meeiien het te weten:
't was niet prof. Kuipers schuld die hem
dezen tocht deed missen.
De Grieksche landfchappen geven mij
(en vele anderen met mij, naar ik denk)
een vergoeding voor het' lang uitblijven
van Pergamon-Rome, de lang beloofde ver
volgen op P;erson's Hellas. Wij heeten dezen
arbeid van prof. Kuiper van harte welkom,
bevelen de lezing en bestudeering warm
aan. Wij hopen, dat het boek oenaansporing
moge zijn voor vele literatoren om onder
Dörpfelds bezielende leiding in het levende
Hellas het voorbijgegane terug te vinden."'
Wij roepen dezen Griekschen Land
schappen toe wat de jonge Myrmidoniërtjes
op den Molo van Aegina aan de
congresleden toeriepen :
Cbaerete, chaerete, kaló? orisate": ge
groet, gegroet, welkom!"
Utrecht, Dec. 1906. N. J. SINGELS.
NIEUWE UITGAVEN.
Eenige m^dedeMngen aan H.H. werkgevers
en aaa besturen vau vereenigiogen in zake het
pensionneeren van groepen van personen.
Ged'ichttn en verbeeldingen door JAN HOFKER,
met inleiding van L. VAN DEYSSKL. Amsterdam,
S. L. van Looy.
Diarum ia-i Arend van Buchell, uitgegeven
door dr. .G. BROM en dr. L. A VAN LANGEEAAD.
Amsterdam, Jphannes Mti Ier.
Kerk en Hecle. S. rie I, Xo. l, Dt
Remonstrant»elw b-cederscltap, door dr. J. A. BBYKRMAX.
No. 2, De Eranijdlsche richting, door W. F. K.
KLISKENBERO.
Moderne drukken en herdrukken", No. I.
G. VAN HULZEN, A-U.U Zee. \ otlerdain, Meindert
Boogaerdt J r.
La QuK*t'ion de H aier'oo Les Réponser.
De jaiihlien-l'syche. Inlei ting tot de studie
der occulte wetenschappen, door F. BEZEMER.
Amersfoort, P. M. VVinis.
Pio en Contra", No. 2, Stailierploilatie. »c,n
spoorwtgfn. Pro: U. (j. Sohilthnis. Contra:
jnr, mr. U. Sojissaut.
iniiiMiiHiMiiiiiiiiiMiiiiuimiiiiMiiiiiiiiiiiiiiHummtmmiiitimiiiiimmi
VOOR DAMES.
Bericlt m bel pors-comitéyan flen
Internationalen yronwtnrdail,
ii.
De stryd voor ds politieke ontvoogding
der vrouw is een strijd, waarin de vrouwen
van alle natiën thans schouder aan schouder
stian, in het levecdig besef, dat haar strijd
n en de/e.fde is, dat waar ne overwint,
allen winnen en dat, waar ue wordt terug
gezet, allen deelen in hare terugzetting. Met
afwisselenden uitslag wordt hier en ginds
die karnp gekampt. In Finland, waar de
vrouwen het kiesrecht en dt» verkiesbaar
heid tegelijkertijd verwierven, werden twee
vrouwen, Maike Friberg en de ook hier te
lande bjj velen welbekende barones Alexandra
van Gripenberg reeds candidaat gesteld voor
de volksvertegenwoordiging. In Oostenrijk
daarentegen waar dezer dagen eene nieuwe
kieswet, die allen mannelijken meerderjarigen
Oostenrijkers het kiesrecht verleent, door de
beide Kamers werd aangenomen, is by die
zelfde wet het kiesrecht ontnomen aan de
vrouwelijke grondbezitsters, die het reeds
bezaten, en verliezen de vrou iren, die in den
handel werkzaam zijn, haar kiesrecht voor
de Kamers van Koophandel. In afwachting
der keizerlijke handteekening, die der nieuwe
wet kracht moet geven, heeft men zich door
geheel Oostenrijk f oorbereid tot groot vreugde
veitoon. Op de toppen der bergen in Tyrol
zijn wacht v uren geplaatst, gereed om te
worden ontstoken, als blij signaal, dat iedere
minnelijke Oostenrijker i-i gekomen in het
bezit zijner burgerschapsrechten.
Met weemoedige gedachten vervuld zien
de vrouwen het aan" schrijft de symphatieke,
reeds bejaarde leidster der Oostenrijksche
vrouwenbeweging, Marianne Haniscb, wier
aristocratische verschijning, het type van
wat zij oik in werkelijkheid is, dat eener
vriendelijke grootmama, velen onzer nog
van het Berlijnsche congres in herinnering
is ; met weemoedige gedachten vervuld zien
de vrouwen het aan. Zij misgunnen haren
broeders, haren zonen, haren vaders, haren
echtgenooten het behaalde voordeel niet;
maar het grieft haar toch diep, dat intellect,
toewijding aan de openbare zaak, ervaring
op handels- en industrieel gebied, de behoefte
om op te komen voor veiligheid bij arbeid
en bedrijf als niets worden geacht, zoodra
die zaken het deel zijn der vrouw en dat
terwijl op statistische gegevens is aangetoond,
dat van hen, die i» Oostenrijk in den loon
arbeid werkzaam zijn, 43 pCt. vrouwen zijn."
Groot is ook de teleurstelling der
Oostenrijkeche vrouwen, dat al haar ijverig werken
gedurende de voor bereiding der nieuwe kies wet
vergeefsch is geweest; dat hare adressen aan de
regeering als waardeloos werden
terzydegelegd.dat de monsterpetitie voorzien van duizen
den handteekeningen van mannen en vrouwen
beiden het lot onderging, dat dergelijke
petities, die toch veel moeite en geld ver
slinden, plegen te ondergaan, namelyk van
onopgemerkt te bly'ven door hen tot wie zij
worden gericht. De Zweedsche vrouven
onderbinden h$t trouwens ook, dat het indie
nen van mocsterpeiities een tamelijk on
vruchtbaar werk is.
Tevergeefs hebben de OostemijkEche
MMMHUIHnillHIIHUUIItlMHIIMIIIHtllllimimitlllUIIMIIIIMIIIM*
iiimntoii
40 t «n» i per r«f«L
COGNAC J. & F. MARTELL
Vraagt Uwen Wijnhandelaar naar deze
absoluut zuivere Cognac, welke vanaf
? 3.5O tot J 8.5O p. flesch geleverd wordt.
Generale Agenten voor Nederland en Koloniën:
KOOPMAX* & BKUIMER,
A 31 ST K K I» » II.
Vraagt Stalen van onze
voorjaars- en zomër-nouveautés, voor
costumes en blouses: Echizen,
Taffetas lustre, Louisine, a jour,
Mousseline ISUcM.Weed, van acènt
per meter at, in zwart, wit. ^ff«n fin.??-?
kleurd.als ook ge Jorduurde blouses
en robes in batist.
Wij leveien allten gegarandeerd
solide Zijde stoffen direct aan par
ticulieren, franco vracht en
rechten aan hui».
SCHWFIZ«R&Ce., LuzernH25.
1(Zw tserland'.
Zijdestoff<Mi-Export Kon. Hofl.
V
Bitterwater
Emser Water (Kranchen
26 CENT PER HEELE KRUIK.
Emser Pa stil l es
50 CENT PER DOOS.
Noiiaal-Onderideedi
van
ProfDrG
Eenige l
Fabrikanten
r.BengerSöhne
Stuttgartl
Hoofddepót te AMSTERDAM: Kaiver-tr. 157
K. F. DECJSCHLE-BENGER.
Verkrijgbaar bj):
H. MEIJER, Hofl. Amsterdam.
RUU. HO f H (JI$. Old England, Amst.
J. (jQQ.>f,yv.v Jan... Haarlem.
Wen, n. K-iKKKR Wortnerveer.
v. At>^KLT A- HKOÜWERK, Zwolle.
b1. (J.
</KH<i(JM, Leeuwarden.
H ti U H M l VJV ea n. A. WREK8M 4 N,
Orronmgen.
JULIUS HUP. Den Helder.
Mag. HKi AtfKEH, Den Haag.
C' v. d. HKH.<T. Xjel. ~
A'. UK LlËW^.enEDW. TROE Arnhem.
BOUWT t, HUNSPEET
O/d.
VELUWE.
Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland t*
Nunspeet.