De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 maart pagina 3

17 maart 1907 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

1551' D'E A M S T ETTITA M M E ft W E E'K B T/A 'D 'V O O R N E D E R L'^'N :D.: louter verdrid'fff, dat het Ieren, het zoo zorgïloozj leren niet mag verontrusten, dte Odo trof ten doode, en daarna en onderwijl streelend met hem verkeeide, als met een zoete o vriend, Minka, de meer dan wreede, d7èOdo koelbloedig aan Arthur, aan haar liefde offert aU ware 't iets natuurlijk», die zond ar deernis Odo'a genegenheid wil ver dragen, en die w\j toch, in den nacht toen Odo, krankzinnig van wanhoop, naar haar slaapkamer werd gedreven, erbarmelijk en hulpeloos zien liggen als een gewond klein vogeltje. , Hoe anders is Elsi, het meisje dat zich aan Odo's voeten werpt, als hy al lang door Mink» is vergt oo ten en dat bij, in hang naar teederheid, aanhaalt en tot zich neemt die arme Elsi, die altyd heeft geweteii : Odo houdt van een ander," die voelde dat hu haar ^schreef omdat hjj die andere niet schrijven kón," en hem toch aanhing, en bedelde oin 8$n koestering. Ge kunt baar kennen uit de volgende citaten : BI». 169. El.-i spreekt : .Eindelijk bleef hjj (Odo) voor mij staan en «?i: Elvi laten we geen gekheid beginnen. Ik houd wel van je, maar ik heb je niet noodig, ik wil je eenvoudig niet hebben, dat i» de zaak. Ik jon wél'' zei ik: en hy weer: 'Int ia juist zoo verdomd lastig." We hebben toen nog gelachen ook, omdat 't er alles zoo gek uit k tram; maar is 't niet verschrikkelijk? Ik kan niet buiten b*m. Ja, hg heelt me daarna een lieven brief geschreven en ik dacht dat alles weer ?Ou terecht komen, maar toen ik, nu net een week geleden, naar hem toeging, zond hij Kift gewoon terug. Hij heeft gevloekt en «wgd d»t bq wel wat beters te doen had du met mg te speten. Hij was zoo grof en beleedigde mjj altijd opzettelijk. Hy zei, dat by zich wachten zou voor idyllische ver houdingen, die eindigden maar met kinder moord en tuchthuis en dan kon bij nogla*t krjjgen van bebouw op den koop toe Ik heb heqa laten uitrazen eii toen kalm gevraagd Of Jk iets voor hem doen kon Ja," zei hij, '; WJfly maken." Dat heb ik toen gedaan. En toen ik klaar was en de koffie binnen bracht zat h (j te echrjjven en keek niet op ..'óf om. Ik zette een kop naast hem en ging zelf in de keuken zitten huilen. Na een kwartiertje deed hy de deur open, hg dacht " misschien, dat ik al weg wae. Ik had net zgn pan aitgegchuard en. vroeg daarom of er cog iets schoon te maken was. Hy zei: Ik heb melk gemorst op mg n petsol a»*»»' el, dat kan je afkrabben Asschepsëefer." Tóeo ging by weer aan zy'n werk. il beb 't stel schoongemaakt en ben daarna stilletjes heengegaan, te$ Mfzoo te werken . . ." i Iets *erder, op blz. 171, vraagt Odo : wat kgk. je mij zoo aan, Elsi?" Zij boog verlegen 't hoofd zonder te antwoorden en toen legde Irf eten zijn band op haar schouder. Maar daar fi a sten d b\j plotseling op en zei grim mig tegen (Artbut): porta via; porta via!"'1 "'Een erm waarmede '(zÖ)8an (dé)" studententafel de kelnerin gelastten de gerechten te verwijderen die (riun) niet aanstonden. Wat teg je. . . S 'EJöver mö?** vroeg;.El»i hulpeloos. " '-..; Dat je... me dol. maakt" zei Odo ... en dat je 't «poortje zult missejrate je nu niet weggaat J* ' ' *? ? En 8» ilt '*t taisteT* A ;-;-? "*? ; ' Dan had je geeni ondetdjift. VS1' v x Dan k«am ik by jdn sftpJÖJ;. .^ jaVi .;«t 't brandWoffeahok." Zg fegde-fcfet er werke^k op toe te laat te komen, maar ik kreeg Kaar toch '''''" '' ""' ~ ' '"' ' De snperienre awd van dit boek, ge kunt haar b«peuren . ia de meesteil^ke psycho logie, l).bg voorbeeld ovei1 Lora in het ver haal van Albertuo' dood, m de methode van bes chry ving, die ook 'het einde- van het botk zoo aangrijpend doet zqn, maar die het ver baal y*& Alberttu' dood veel onzer beste realistische geschriften doet evenaren, zoo niet overtreffen in de wij se waarop de groot e tragiscue smartelijkheïd van Odo's persoon is aangeraakt in zyn goedbartigmedelijdend cynisme over de kolonisten, de arme stakkerd?, diehq, van een hooger plan, als '. deerwswmardig vermag te zien, waardoor juist bet aopcricur erbarmen jegens Odo, dte voor erbafraeB te groot Eéhynt, in ons wordt op gewekt en dttn in de kleine, haast ver scholen, plaatsen van het boek, waar zijn diepste wezen even, schuchter beweegt. 2) v Meesterlijk is de beschrijving van Albertus' dood. 1 Albertcs ia een der kolonisten, de dweepeieke, verdwaasde stakkerd, onmachtig om te even, onmachtig om te bereiken, die rijme larijen en langdradige, in geaffe-kteerden stijl gpbrachte bespiegelingen naliet over vriend schap en liefde, van beide bad hij zelfs geen weerschijn gekend de ongelukkige, die zich doodschoot met het pistool, dat Odo later meenam, de ongelukkige, die in Odo's gedachten, kort voor zijn einde, verscheen. Het buitengemeen echoone in de beschrij ving van Albertus' dood, is hét voorvoelen," en het langzaam, onmerkbaar voortschrijden. van het verhaal naar de vreeselijke gebeur tenis. Dékolonisten zitten genoegelijk 'sTavondff byeen, alleen Albertus is er niet; ze hadden hem den heelen dag niet gezien. Niemand spreekt eerst over hem, tot opeens n naar hem vraagt. Een van de vrouwen spreekt over 1) De lezer van Quia Absurdum" geve, ook acht op de prachtige ironie van den leslezenden Arthur, blz. 171 laatste alinea. Op weg naar 't spoortje nam ik El ?i onder han den. Ik sprak als een verstandig tooneelvriend over het dwaze en zelfs onpassende van haar verhouding met Odo, en ik kreeg haar zoover dat zij onder hevig snikken be loofde niet meer bij hem terug te zullen komen. Zij zag in dat bij haar niet genoeg lief had en verweet zich nu plotseling dat zÜhem lastig viel en hinderde bij zijn werk. Ik liet niet na de gewichtigheid van dit werk" wat aan te dikken en daardoor haar pasgeboren slechtheidsgevoel en berouw wat werkzamer te maken. Het viel my zwaar het arme kind zoo te bedriegen. Toen ik Odo den volgenden morgen mijn gesprok met Elsi vertelde, dankte hij mij voor mijn diplomatieke tusschenkomst en ik ging heen in de overtuiging dat ik handig en taktvol was opgetreden." 2) Blz. 83 onderaan 103 regr. 3 en 4 v. b. 104, 2e reg. v. o. laatste 2 woorden. Prachtig Rudolf gegeven, blz. 134, reg. 4 en 5 v. o., bl«. 150, ieg. 2, 3 en 4 v. o., blz. 171, reg. 17 v. b. dwaze verlegenheid, blz. 194, 2, 11 en 12 v, b Wij doelen, over Odo's deernis met de kolonisten sprekend, in hoofdzaak op Albertus, wiens leven, in de laagte, aan ;het ijjne evenwijdig loipt. hem op meewarigen toon, of hy al dood was, terwijl niemand dit nog weet. En als de mannen weggaan om het slot van Albertus kamer te forceeren, en Artbur met Lora alleen achterblijft, dan kan zij de stilte uiet meer uithouden en vertelt op een?, zon der eenige aanleiding haar eigen levens geschiedenis. Niet echter om datgene, waarin het boek zoo ongemeen is. om zy'n wezen zelf wil het bestaan, zvjtt ongemeen wezen, waar, als van zelf, wat ongemeen is aan ontppiuit. Want, indien men, by' het n-al isme (in engeren zin) van een oni'eilbaar-zuivere en, als zoodanig, superieure methode ppreken kan, daar alleen de nauwkeurigste en treffendste observaties worden meegedeeld, dan kan men bij kunst als deze, oveituigdzijn van de superionteit, den geest die het schiep kenmerkeEile, zoodra het weik, het spontaan-en vlot geschreven werk, zich als iets edéls in onzen geest qualificeeit. Op den weg naar het begrip van dit boek, ontmoeten wy de figuren van Arttinr en Odo. Is het waar, dat, terwy'l wy' in den onterzettelijk-hartstochtelyken Odo, den manneIJjken geest ontdekken, wy' het vrouwelijke van zyn natuur zullen vinden in zyn non chalante expansiviteit ? dat wij het vrou welijke van Arthur ontdekken in een soort dweepery", die zijn verzekerd" karakter, zijn in diepsten aanleg aanwezige onaandoenljjkheid een beetje verzoet? Neen, het vrouwelijke, het zoet vrouwelijke omgeeft als een spheer, een spheer van bloemen en zachte en schoone, poëzie, dit smartelijk en deernisloos gebeuren. Voorwaar, dit boek ii zonder erbarmen, en het zou een groote gedachte zy'n, indien .de geest van Odo, vaa den groeten en mannely'ken Odo, die zich de berusting voortoovert in den drang zyner persoonlijk heid, die tot be;ef komt van de schoonheid der f mar t, als hadde hy' zich voor immer in deze scl.oonheid verloren het ware een groote gedachte, indien de geest van Odo, zegevierend over Artaur, Arthur die koele, wel-overwogene, in esEentiifleemige gevoelsiinltator de zielige man, zonder de grofote intuitiê, wiens wezen ten opzichte van OJo, zoo duidelyk uitkomt in den stijl der ver slagen in vtrgelyking met Odo's dagboekfragmenten, indien de geest van Od», zegevierend over allen die zyn wezen willen beklagen, dit: eigen weien hiermee poeitiveeread, bet boek, als een geboi tot mee dogenloosheid, hadde gewild. Dit boek is zonder erbarmen; het leven zooals het gegaan is, dat in Arthur met Minka, OJo zonder klacht neeft vermoord. Want ze Ijjkt ons een dwaling, de meening als zou Arthurs brief aan Minka, zooals inen, oppervlakkig, vermoedt, een daad van toswijdiiig, van berustende toewijding aan Odo's gedachtenis beduiden. P. H. EITTEK JE. door dr. K. KUIP^K. PMlologHchëherinneringen aan «ten,-afch'aèolog ische reis. Tjeeok Willi&k. Kaarlem 1906. (?3.50 geb) Gum dub idem faciunt non eet iéem'. Als twee hetzelfde doen, dan is het niet Jietzerfile. Cr/. span Gils gaf de indrukken van een arenaeologische reis paar Hellas in een boekryi*,opgedragen aan zyn leef meesier prof. K; Kuiper, dat eerstdaags door mij in .ditzelfde; Weekblad zal: worden besproken. Zeer lolt daarop zond prof. dr. K. Kuiper z\jn Griekscbe Landschappen" de wereld in. l)ëleermeester volgde den leerling. \) Terwyl ik bij de bespreking van het bof k van dr. van'Öil8 er over klaag dat naar nayn zin te- weinig afbeell'ngen in zijn werk voorkomen en dat de luttele pliotographiëa die er in gevonden worden als algemeen bekend, overbodig zijn, komt thans prof. Kuiper ons verrassen met zijne geïllustreerde reisherinneringen. Een veer tiental reproducties naar aquarellen van John Fulleylove (Bd. London A. O. Black and Ca. 1906) verluchten dit werk; zij schen ken wel geen minutieuze bijzonderheden, maar verschaffen van het landschap een algemeenen indruk en ge ven de lokale kleur uitnemend weer. De atmosfeer, de tint der bergen, het van zonlicht en bloemenkleur gloeiende landschap, hetpaars-blauwe water, .de zwart-oppiekende cypressen, het ge bruinde marmer alles heefc zijn kleur en aanzien, zooals de werkelijkheid ons die doet aanschouwen. Een goede gedachte was het van schrij rer en uitgever deze collectie kleu rige verluchtingen toe te voegen aan het ge schreven woord. Dat," zooals prof. Kuiper in zijn vóór woord zegt, de voorgrond op enkele der platen meer romantisch is, dan de reiziger dien in 1905 of 1906 nog vermag te zien" schaadt aan den geheelen indruk niek De' aanblik der oude monumenten, het^gezicht op de Acropolis, de indruk van Atttca's nergen en kust is onveranderd gebleven.". , Toch zou dat voor sommige plekken in Griekenland wel eens na' een korten tijd niet meer, he.t geval kunnen zijn. Op het eiland, dat het eindpunt vormde zoowel van dr. van Gils' reis als van die van prof. Kuiper, op Thera (spreek uit: Pbira)of aniorin (= Santa Irene) wandelt men op gevaarlijk.vulkauisi>hen bodera. Voorloopig veili». Voorloopig ; want nog heden gloeit op de hoogte van het met lava overiekte Neo-Kaïineni (= pas verschroeid, pas ver brand) de bodera van inwendige hitte en boven op Santorin, waar men ODS bij Thera een^ rotsblok toonde, door de kokende zee in '70 naar boven geslingerd, vergeet men nooit dat men leeft op den rand van een vulkaan." Is het toeval dat beide reisbeschrijvingen eindigen bij dat eiland? Is het, omdat deze archaeologische uitstapjes daar haar einde steeds nemen? Dr. van Gils laat ons op Thera staan. Prof Kuiper brengt ons ten minste nog aan boord van zijne Antigone en laat ons van daar uit bet vuurwerk aan schouwen (thans een feu d'artifice!) dat ter eere van de vertrekkende leden van het archaeologisch reisgezelschap wordt ont stoken. Maar niet alleen ter hunner eere, óók ter verheerlijking van den Varónoa (den Baron) Freiherr Killer van Goertringen, schertsend genoemd den Koning van Thera", welks oudheden hij door eigen kracht, met eigen middelen en gesteund door even frissche als veelzijdige geleerd 1) Eigenly'k ging de leermeester voor, die (meen ik) deze schetsen eerst in Onze Eeuw uitgaf. heid op zoo uitnemende wijze aan het licht heeft gebracht." Tnera was het eindpunt in den Grieksehen Archipel van beider archaeologische reis. Beide Nederlanders sloten zich ann bij een internationale wetenschappelijke Cookpar(y", wier ziel en leven, stuwkracht ea hart de nooit genoeg te waardeeren Wil helm Dörpfeld mof t genoemd worden. Op ieder gebied is Dörpfeld een vernieuwer'', wiens schreden ieder vol vertrouwen volgt en over wiens activiteit ieder verbaasd staat, al wordt men ook reeds 's morgens vijf uren door des soleerden hellere stem uit den slaap gewekt en uit de enge couchette van de passagiersboot opgetrommeld. Mag men over dat vroegtijdig gewekt wor den morren, wanneer men bespeurt dat de geleerde leider den gansenen nacht in de weer is geweest om bezwaren uit den weg te ruimen en het aan zijn zorg toever trouwde gezelschap verder te helpen ? Aan hem; aan Curtius, den ontgraver van en leven wekker in Olympta en zijn Altis; aan Bötticher, den schrijver van het boeiende werk over Olympia; aan Fürtwangler, den gevierden directeur der Münchener Glyptptheek, wiens huldiging op Aegina werd bijgewoond; aan Horaolle, aan vele andere mannen die zich vroeger of laler omtrent het oude Hellas in het moderne Griekenland verdienstelijk of s>ros onsterflijk nebben ge maakt, worden, als het pas geeft, door den schrijver eere-saluten gebracht maar óris voegt het, na lezing en herlezing van Kui pers boek een woord van bewondering ts spreken over des schrijvers werk. Kon er bij iemand, die zich op het ge bied der klassieke studiën beweegt of bij niet-klassicidie belang stellen in de oudheid ook maar n oogenblik twrjM rijzen dat, wanneer prof. Kuiper zich Zftten wilde tot het neerschrijven zijner reislurinnuringen, er een kunstwerk en tevens een van_geleerdheid stralend boek zou te voorschijn komen ? Van den voortzetter van Pierson's Hellas" was niet anders te wachtea dan een kostelijk en blijvend monument, dat zou voortgaan te getuigen van zijn smaak, belezenheid, geleerdheid en scherpzinnigheid. Maar . behalve -\an gro^te geleerdheid, behalve van den (ik zou haast zeggen lomvattendeu) blik over de geheet rieksche oudheid, op 't gebied van oude philologie, mythologie, kunst, epigraphiek, literatuur, getuigen pok déze .Grieksefr» Landschappen van bijzonder fijnen snftaak in ea kennis van nieuwe literatuur. OÖkr van de eigenschappen, die dèsf gezelügen causeur en scherpen waarneiieMaB moderne zaken teekeneii. Voor iemand die hetlaeawe Athene kent (of liever trachtte, te loeren kennen) zooals schrijver dezer regelen, zijn de beide eerste hoofdstukken van de Grieksohe landschappen regel voor regel een genot. Voor hem die 't land niét anders kent dan uit boeken al4: Eastern Vaeantioa inGreeee,vanSandys:uit?LentewarideltDgen en Lente-verpozingen, Grieksche Lente dagen*', zooals prof. Kuiper ze aanhaalt) en van hooren zeggen, moet Kuipers be schrijving léven wekkend zijn. De fijne penseelstreekjes, die hij overal weet aan te geven, dienen tot uitbeelding van de voor. stelling, die hij in groote trekken schildert. -Philoljgische herinnering aan een arch«eoIpginche _reis", noemt Kuiper op bescheiden wijze zijne bladen. Het zijn even goed: aardige, geestige ethnpgraphisiihe roniiniscerjsen, geschiedkundige uiteenzettingen, inenschkundige opmerkingen, literarische bespielingen, waardeeringen van en ver handelingen over antieke beeldende kunst, over vazen, o f er tempel-resten. Prof. Kuiper behoort niet tot de durame Philologen", zopals Dörpfeld gekscherend die eenzijdige wezens, welke hij in zoo grooten getale ontmoet, noemt, en wanneer Kuiper be weert dat in zijn schetsen geen archaeologtsche wetenschap wordt ontwikkeld, dan zal ieder hem bij deze uiting te be scheiden noemen en niemand hem, na 't doorwerken van het boek, bij deze bewering gelijk willen geven Doorwerken ja! Want Grieksche land schappen" is geen boek om 't ereis dóór te l^zen." Het is geen boek voor het groote publiek. Daartoe is het te degelijk, daartoe bevat het een te groote schat van geleerdheid, moet men een grondslag, een bevattelijkheid voor 't klassicisme hebben, die men niet bij den grooten hoop, zelfs niet bij den ontwikkelden leek in 't algemeen ma? ver wachten. Daartoe is ook de stijl niet ge makkelijk genoeg. En toch, hoe suggestief zullen vele bladzijden werken! Welk een nieuw licht zal er voor velen opgaan bij het lezen van het bezoek aan 't Dionysustheater en de daarbij behandelde Theater frage," óók alweer door Dörpfeld op het tapijt gebracht. Welk een blik krijgt men op de Mysteriën van Eleusis door Kuipers grondige behandeling! Welk een kostelijk hoofdstuk, waarin de drie heilige plaatsen (Delphi, Olympia, Eleusis) wordun besproken! Hoe duidelijk wordt daarin Olympia's beteekenis voor de Grieksche cultuur geschetst. Welk een kennis van zaken, (voor een z)0genaarad niet arehaeoloog!) van de gevelgroepen van den Zeustempel, van den Hermes van Praxiteles, welke laatste den schrijver zelfs afhoudt van een bespreking van de Nike van Paionios. Bijaeloovig is prof. Kuiper niet hij zou anders bang zijn geweest, dat de godin der overwinning hom zijn zege met dit boek zou hebben betwist. De wensch van den minister Carapanos, die op den 13den April 1905 het Archaeologisch congres in de Aula der Universiteit te Athene sloot met de woorden: dat hij aan de deelnemers der beide archaeologi«!he expedities een voorspoedige reistoewenschte" kwam in vervulling. Wij hooren in Kuipers beschrijving geen dissonant. We bewon deren onzen landgenoot in n historische, lite rarische extase. Pindarus en Demosthenes, de baai van (Aegina en de golf van Naupliaze brengen en don schrijver, n dientengevolge den lezer onder n en dezelfde bekoring. Wrij hooren in Kuipers beschrijving van geen wanklanken, we lezen slechts van succes en genot. Althans wat ons verteld wordt, geeft geen indruk van eenige teleur stelling. Zelfs klaagt Kuiper niet over onzindelijkhoid die gewone ellende van een Grieksche reis. Ook niet over nimmer ont brekend schaapsvleesch." Kuiper is geen gastronoom, althans hij laat het niet merken totdat op n der allerlaatste bladzijden gesproken wordt van frisch gedekte tafels en een gezonden, eenvpudigen maaltijd, gul geschenk van den Basileus tès Théras, (den Varónos, Freiherr Killer). Maar daarnaast, niet m'nJer gul, een rijkelijke gave aan kosMijken Thera-wijn. Deze wijn schenkt u" zoo luidt daarbij 't bericht, de Demarch van Kallisté" (de allerschoonste, d. i. het eiland Thera)." Moeten wij uit deze een voudige woor Jen, de dnige in het gansene boek aan eten en drinken gewijd, als 't ware terloops neergeschreven, opmaken, dat prof. Kuiper op zijn reh elders wel eens reine tafellakens heeft gemist, wel eens een gezonden dtsch heeft ontbeerd, dat zijn geharste" wijn hem niet altijd even aan genaam heeft gesmaakt? De beschrijving van Aegina, van de over blijfsels, daar gevonden, van Aegina's beteekenis voor Giiekenlands geschiedenis en de verhouding van het eilancf tot Athene behooren mét die van Delos tot de schoonste gedeelten uit het boek. En toch ... wanneer ik dan weer aan het doorbladeren ga, mijne aanteekeningen herlees, de uitroepen Kxiüc, en A in margine neergeschreven naga, dan vind ik in anlere hoofdstukken weer zóó talrijke passages die mij getroffen hebben, dat ik niet weet wat ik als h:t meest markante zou moeten aanduiden. Ik kan niet anders dan dit boek warm aanbevelen. Ik betreur het, dat de vraag Itbaka-Leukas door den schrijver niet naar eigen aanschouwing uitgebreider kon be handeld worden. Dat is het eenige wat ik gemist heb. Doch wij meeiien het te weten: 't was niet prof. Kuipers schuld die hem dezen tocht deed missen. De Grieksche landfchappen geven mij (en vele anderen met mij, naar ik denk) een vergoeding voor het' lang uitblijven van Pergamon-Rome, de lang beloofde ver volgen op P;erson's Hellas. Wij heeten dezen arbeid van prof. Kuiper van harte welkom, bevelen de lezing en bestudeering warm aan. Wij hopen, dat het boek oenaansporing moge zijn voor vele literatoren om onder Dörpfelds bezielende leiding in het levende Hellas het voorbijgegane terug te vinden."' Wij roepen dezen Griekschen Land schappen toe wat de jonge Myrmidoniërtjes op den Molo van Aegina aan de congresleden toeriepen : Cbaerete, chaerete, kaló? orisate": ge groet, gegroet, welkom!" Utrecht, Dec. 1906. N. J. SINGELS. NIEUWE UITGAVEN. Eenige m^dedeMngen aan H.H. werkgevers en aaa besturen vau vereenigiogen in zake het pensionneeren van groepen van personen. Ged'ichttn en verbeeldingen door JAN HOFKER, met inleiding van L. VAN DEYSSKL. Amsterdam, S. L. van Looy. Diarum ia-i Arend van Buchell, uitgegeven door dr. .G. BROM en dr. L. A VAN LANGEEAAD. Amsterdam, Jphannes Mti Ier. Kerk en Hecle. S. rie I, Xo. l, Dt Remonstrant»elw b-cederscltap, door dr. J. A. BBYKRMAX. No. 2, De Eranijdlsche richting, door W. F. K. KLISKENBERO. Moderne drukken en herdrukken", No. I. G. VAN HULZEN, A-U.U Zee. \ otlerdain, Meindert Boogaerdt J r. La QuK*t'ion de H aier'oo Les Réponser. De jaiihlien-l'syche. Inlei ting tot de studie der occulte wetenschappen, door F. BEZEMER. Amersfoort, P. M. VVinis. Pio en Contra", No. 2, Stailierploilatie. »c,n spoorwtgfn. Pro: U. (j. Sohilthnis. Contra: jnr, mr. U. Sojissaut. iniiiMiiHiMiiiiiiiiiMiiiiuimiiiiMiiiiiiiiiiiiiiHummtmmiiitimiiiiimmi VOOR DAMES. Bericlt m bel pors-comitéyan flen Internationalen yronwtnrdail, ii. De stryd voor ds politieke ontvoogding der vrouw is een strijd, waarin de vrouwen van alle natiën thans schouder aan schouder stian, in het levecdig besef, dat haar strijd n en de/e.fde is, dat waar ne overwint, allen winnen en dat, waar ue wordt terug gezet, allen deelen in hare terugzetting. Met afwisselenden uitslag wordt hier en ginds die karnp gekampt. In Finland, waar de vrouwen het kiesrecht en dt» verkiesbaar heid tegelijkertijd verwierven, werden twee vrouwen, Maike Friberg en de ook hier te lande bjj velen welbekende barones Alexandra van Gripenberg reeds candidaat gesteld voor de volksvertegenwoordiging. In Oostenrijk daarentegen waar dezer dagen eene nieuwe kieswet, die allen mannelijken meerderjarigen Oostenrijkers het kiesrecht verleent, door de beide Kamers werd aangenomen, is by die zelfde wet het kiesrecht ontnomen aan de vrouwelijke grondbezitsters, die het reeds bezaten, en verliezen de vrou iren, die in den handel werkzaam zijn, haar kiesrecht voor de Kamers van Koophandel. In afwachting der keizerlijke handteekening, die der nieuwe wet kracht moet geven, heeft men zich door geheel Oostenrijk f oorbereid tot groot vreugde veitoon. Op de toppen der bergen in Tyrol zijn wacht v uren geplaatst, gereed om te worden ontstoken, als blij signaal, dat iedere minnelijke Oostenrijker i-i gekomen in het bezit zijner burgerschapsrechten. Met weemoedige gedachten vervuld zien de vrouwen het aan" schrijft de symphatieke, reeds bejaarde leidster der Oostenrijksche vrouwenbeweging, Marianne Haniscb, wier aristocratische verschijning, het type van wat zij oik in werkelijkheid is, dat eener vriendelijke grootmama, velen onzer nog van het Berlijnsche congres in herinnering is ; met weemoedige gedachten vervuld zien de vrouwen het aan. Zij misgunnen haren broeders, haren zonen, haren vaders, haren echtgenooten het behaalde voordeel niet; maar het grieft haar toch diep, dat intellect, toewijding aan de openbare zaak, ervaring op handels- en industrieel gebied, de behoefte om op te komen voor veiligheid bij arbeid en bedrijf als niets worden geacht, zoodra die zaken het deel zijn der vrouw en dat terwijl op statistische gegevens is aangetoond, dat van hen, die i» Oostenrijk in den loon arbeid werkzaam zijn, 43 pCt. vrouwen zijn." Groot is ook de teleurstelling der Oostenrijkeche vrouwen, dat al haar ijverig werken gedurende de voor bereiding der nieuwe kies wet vergeefsch is geweest; dat hare adressen aan de regeering als waardeloos werden terzydegelegd.dat de monsterpetitie voorzien van duizen den handteekeningen van mannen en vrouwen beiden het lot onderging, dat dergelijke petities, die toch veel moeite en geld ver slinden, plegen te ondergaan, namelyk van onopgemerkt te bly'ven door hen tot wie zij worden gericht. De Zweedsche vrouven onderbinden h$t trouwens ook, dat het indie nen van mocsterpeiities een tamelijk on vruchtbaar werk is. Tevergeefs hebben de OostemijkEche MMMHUIHnillHIIHUUIItlMHIIMIIIHtllllimimitlllUIIMIIIIMIIIM* iiimntoii 40 t «n» i per r«f«L COGNAC J. & F. MARTELL Vraagt Uwen Wijnhandelaar naar deze absoluut zuivere Cognac, welke vanaf ? 3.5O tot J 8.5O p. flesch geleverd wordt. Generale Agenten voor Nederland en Koloniën: KOOPMAX* & BKUIMER, A 31 ST K K I» » II. Vraagt Stalen van onze voorjaars- en zomër-nouveautés, voor costumes en blouses: Echizen, Taffetas lustre, Louisine, a jour, Mousseline ISUcM.Weed, van acènt per meter at, in zwart, wit. ^ff«n fin.??-? kleurd.als ook ge Jorduurde blouses en robes in batist. Wij leveien allten gegarandeerd solide Zijde stoffen direct aan par ticulieren, franco vracht en rechten aan hui». SCHWFIZ«R&Ce., LuzernH25. 1(Zw tserland'. Zijdestoff<Mi-Export Kon. Hofl. V Bitterwater Emser Water (Kranchen 26 CENT PER HEELE KRUIK. Emser Pa stil l es 50 CENT PER DOOS. Noiiaal-Onderideedi van ProfDrG Eenige l Fabrikanten r.BengerSöhne Stuttgartl Hoofddepót te AMSTERDAM: Kaiver-tr. 157 K. F. DECJSCHLE-BENGER. Verkrijgbaar bj): H. MEIJER, Hofl. Amsterdam. RUU. HO f H (JI$. Old England, Amst. J. (jQQ.>f,yv.v Jan... Haarlem. Wen, n. K-iKKKR Wortnerveer. v. At>^KLT A- HKOÜWERK, Zwolle. b1. (J. </KH<i(JM, Leeuwarden. H ti U H M l VJV ea n. A. WREK8M 4 N, Orronmgen. JULIUS HUP. Den Helder. Mag. HKi AtfKEH, Den Haag. C' v. d. HKH.<T. Xjel. ~ A'. UK LlËW^.enEDW. TROE Arnhem. BOUWT t, HUNSPEET O/d. VELUWE. Inlicht, b/d. Vereeniging Kantoren voor Vaste Goederen in Nederland t* Nunspeet.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl