De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 17 maart pagina 6

17 maart 1907 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

PTX-' t DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1551 De geschilderde glazen der Onde Kerk te Amsterdam, door A. W. WEISSMAN. a, s i r , a r * K. '? J -. .«* » ' ^?«gaiea Het glas van Jan Claesz. van Hoppen. Het glas van Mr. Cornelis Brandt. (Naar \teekeningen van den tchrijvir, die behooren aan het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap). Het glas van de stad Amsterdam. Onlangs kwam de heer J. L. Schouten téDelft gereed met den omvangrijken arbeid, dien het herstellen der drie ge schilderde glazen in de Oude Kerk vor derde. Deze meester is er in geslaagd, aan dit prachtige werk der 16e eeuw, dat door goed bedoelde, maar gebrekkig uitgevoerde herstellingen der 17e en 18e eeuw zeer veel geleden had, zijn ouden luister te hergeven. De stedebeschrijyer Melchior Fockens noemt in 1662 Pieter Aertsen, gezegd Lange Pier, als den ontwerper der glazen. Wat wij van dezen schilder weten danken wij aan Karel van Mander, wiens Schilderboeck" uit de eerste jaren der 17e eeuw een bron van onschatbare waarde voor de geschiedenis der Nederlandsche kunst is. Volgens Van Mander zou Aertsen als zoon van een kousenmaker in 1519 te Amsterdam geboren en daar den 2den Juni 1573, oud 66 jaar, overleden zijn. Dit moet een vergissing wezen, daar 66 van 73 afgetrokken 7 geeft, zoodat Aertsen dus in 1507 het levenslicht zou hebben aanschouwd. In 1533 werd Pieter Aertsen als meester in het St. Lucasgild te Ant werpen opgenomen. Van de glazen spreekt Van Mander niet, misschien wel omdat zulke decoratieve werken in zijn tijd niet als tot de eigenlijke schilderkunst behoorende werden gerekend. Maar dat Aertsen toch wel de man was, om ze te maken, blijkt uit wat Van Mander omtrent zijn kunst opmerkt. In cleene Beelden was hij so heel uytnemende niet. Dan, in groote dinghen, daer de Gracht der consten in bestaet, was hij een overtreffende cloeck meester, zijn Metselrijen en Perspectiven wel verstaende, en schilderende met alderley omstandicheydt van beesten en derghelijcke dinghen, sijn beelden seer vreem delij ck cierende." De stadsgeschiedschrijver Wagenaar vond in het archief een thans niet meer aanwezig stuk, dat eenen Digman" als den glasbrander noemt. Omtrent dien Digman, die te Antwerpen moet hebben gewoond, is niets naders bekend. Het eerste glas van de drie, die zich in de voormalige Lieve Vrouwekapel, aan de noordzijde van het koor bevinden, is in 1555 door Jan Claaszoon van Hop pen, toen lid der Vroedschap en Stadsfabriekmeester een ambt overeenko mende met het tegenwoordige van Wethouder der Publieke Werken geschonken. Casparus Commelin, die in de 17e eeuw een geschiedenis van Am sterdam schreef, wist te verhalen, dat Van Hoppen van ketterij verdacht werd, en om zich van die verdenking te be vrijden een bedevaart naar Rome deed, waar men hem, als boete, het geven van dit glas zou hebben bevolen. In de stukken is hieromtrent niets te vinden, en daarom schreef Jan ter Gouw: De vertelling van 's mans ketterij en Roomsche reis, bij Casparus Commelin te lezen, geloove wie wil." Dit glas in drie vakken verdeeld, waarvan de bovenste twee, ieder de halve breedte innemen, terwijl het derde, be neden, de volle breedte van het venster beslaat. De gemeenschappelijke achter grond van de beide eerste vakken wordt gevormd door een rijke zaal met zuilen. Hier hebben vele veranderingen plaats gevonden toen in de achttiende eeuw het steenwerk, doch niet in de oude vormen, vernieuwd is. De lager geplaatste figuren zijn beter bewaard gebleven. Men ziet Maria, bij een vaas met leliën voor een ledikant geknield, terwijl de engel Gabriël haar wijst naar een zon tusschen de wolken, die na de Hervorming voor de H. Drieeenheid in de plaats is gekomen. Het onderschrift, in het Latijn der Vulgata, is Lucas I, vers 26. En in de zesde maand werd de Engel Gabriël van God gezonden naar eene stad in Galilea, genaamd Nazareth, tot eene maagd." Het vak daarnaast vertoont de ont moeting van Maria en Elizabeth, die van haar rijkversierden zetel is opge staan, n haar naaimand naast zich heeft. Op den achtergrond verheft zich een gebouw van twee verdiepingen, waar men beneden Maria in reisgewaad, en boven Zacharias, met schrijven bezig, ziet. Het onderschrift is Lucas I, vers 39 en 40: En Maria opgestaan zijnde in die dagen, reisde met haast naar het gebergte, in een stad van Juda, kwam in het huis van Zacharias en groette Elizabeth." Het breede benedendeel van het ven ster vertoont de apostelen Paulus en Petrus. Paulus had oorspronkelijk een hostie in de hand, die na de Hervorming in een zon veranderd werd. Van Hop pen knielt aan een bidbank, met zijn wapenschild en een hond naast zich, voor Paulus. Achter hem staat een bis schop, om wiens staf zich een lint slin gert, waarop in het Latijn staat: Nie mand wordt beleedigd dan door zich zelf." Voor Petrus knielen drie vrouwen, waarschijnlijk Van Hoppen's echtgenoot en dochters. Een heilige, misschien de H. Catharina, staat achter haar. Het tweede glas is een geschenk van het stadsbestuur aan de kerk. Den 17en April 1554 besloot de Vroedschap dat op stadskosten een glas zou worden gegeven en stelde daarvoor 150 gulden beschik baar. Daarvoor moesten de kerkmeesters het doen maken zooals het tot stadseere behooren zou". De kerkmeesters voldeden aan die opdracht, doch toen het werk gereed en geplaatst was bleek het 226 gulden te kosten. De Vroedschap had tegen de overschrijding geen bezwaar, zoodat de Thesaurieren den 26en No vember 1557 de som uitbetaalden. In het bovendeel van dit glas zien wij, op den achtergrond, de bouwvanen van een prachtige zaal in Korinthischen stijl, met een koepelgebouw daarnaast. Op den voorgrond is, door kolossale figuren, de aanbidding der herders voor gesteld. Vijf herders vullen het linksche vak, terwijl rechts Maria en Jozef bij de kribbe geplaatst zijn. De drie overige figuren worden door Wagenaar als de Wijzen uit het Oosten genoemd, ofschoon zij door niets als zoodanig gekarakte riseerd zijn. Maar er zijn in het glas verschillende gebeurtenissen gelijktijdig voorgesteld, en daarom kunnen ook de H. Drie Koningen, die later dan de herders kwamen, en wier feest op 6 Januari valt, wel bedoeld zijn. Want in het ronde geboutv op den achtergrond, blijk baar den Tempel, zien wij Christus' besnijdenis, op l Januari gevierd, plaats vinden, terwijl tevens Maria met twee duiven in de armen den trap van den Tempel beklimt, (Lucas 2, vers 22) zoo dat hier de reiniging" van Maria be doeld is, die op 2 Februari wordt gevierd. Geheel bovenin aanschouwt men een groep van juichende engelen, waarboven de wapens van Keizer Karel V, Koning Philips II, Holland en Amsterdam ge plaatst zijn. Later werd daaraan het koggeschip" uit der stede zegel aan toegevoegd. Oorspronkelijk zijn echter de Bourgondische zinnebeelden, bestaande uit kruisen van hout en vuurslagen met vlammen. Onder de geheele voorstelling staat, in het Latijn, een gedeelte van den brief van Paulus aan de Galatiërs, en wel hoofdstuk 4, vers 4 en 5: Wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet, opdat hij degenen, die onder de wet waren verlossen zoude en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zou den." In het benedendeel maakte de stad Amsterdam, als schenkster, zich kenbaar, en wel door daar de patronen van haar vier kerken te doen af beelden. Niet al deze patronen ziet men er meer. Wel ver tegenwoordigen de H. Nicolaas met de H. Johannes den Dooper nog de Oude Kerk, en bleven ook de H. Maria en Catharina als patronessen der Nieuwe Kerk in wezen, maar het H. Sacrament van Mirakel der H. Stede werd na de Hervorming door het wapen der stad vervangen, terwijl de H. Olof, die de patroon der O. Z. Kapel is, tot een stadsbanierdrager werd. Wat bij bij deze beide vensters op merking verdient is vooral de breede behandeling der compositie, die wel overeenkomt met de beschrijving door Van Mander van Pieter Aertsens kunst gegeven. Het derde venster, kleiner dan de twee overige, is fijner van behandeling. Hier werd in het bovendeel de dood van Maria voorgesteld. Men ziet de H. Maagd op een rijk ledikant liggen, met de apos telen om zich heen, terwijl Petrus haar de laatste sacramenten toedient. Boven aan zweven engelen tusschen wolken. Een onderschrift heeft deze voorstelling niet. Waarschijnlijk is het er oorspron kelijk wel geweest, doch na de Hervor ming weggenomen. Beneden knielen de schenkers, leden van het geslacht Brundt. Achter hen staat de H. Paus Cornelius, zoodat waar schijnlijk Mr. Cornelis Brundt en zijn twee zonen, waarvan een geestelijke was, zijn voorgesteld. Rechts knielt de vrouw van Brundt, met de H. Catharina achter zich en twee andere vrouwen, misschien haar dochters, bij haar. De wapens van het echtpaar vullen de bovenhoeken van het tafereel. In het midden ziet men in een rijke omlijsting een opschrijft, dat blijk baar door de herstellers niet goed ver nieuwd is. Het zegt, in het Latijn, dat dit glas ter eere van de H. Maagd ge steld is door Pieter Mies, vanwege de familie Brundt. Dezen Pieter Mies heeft men tot dusverre in de archieven tt vergeefs gezocht. Daarom wordt ver moedt, dat er Pieter Aerts gestaan heeft, maar dat de herstellers, van dien naam slechts een fragment vindende, er Pieter Mies van gemaakt hebben. Verschillende malen zijn deze glazen hersteld. Nadat onbekende meesters de veranderingen hadden gemaakt, die na de Hervorming noodzakelijk werden, droeg men in het laatst der 17e eeuw aan Gerard van Houten het herstellen op. Van 1760 tot 1763 had een omvang rijke restauratie plaats, die door M. E. en P. J. de Angelis te Brussel geschiedde. De overeenkomst met deze Brusselaars werd 19 October 1759 gesloten. Zij be dongen, behalve hun loon, het zenden ??an eenige schepen met turfasch gevuld. De glazen werden naar Brussel gestuurd en kwamen als nieuw" terug. Dit verklaart, waarom de heer J. L. Schouten te Delft, toen hij de ven sters in zijn werkplaats kreeg, zoo weinig van het oorspronkelijke glas kon vinden. In de 18e eeuw wist men de schitterende kleuren van vroeger niet meer te maken. Vreezende, dat het nieuwe glas bij het oude te zeer zou afsteken, ging men maar liever tot geheele ver nieuwing over. Toch bleven hier en daar fragmenten van het oorspronkelijke, dikwijls op plaat sen, waar zij verdwaald waren geraakt, bewaard, en daardoor was de heer Schou ten in staat, het palet der 16e eeuwsche schilders weder samen te stellen. Hadden die meesters bij uitnemend heid de kunst verstaan, hunne schaduwen die rijke tinten te geven, tegen welker open grein" alle kleuren zoo voortreffelijk uitkomen, de latere herstellers schoten hierin te kort, en daardoor kon dit werk aanstonds worden herkend. De herstellers hebben ook dikwijls daardoor gezondigd, dal zij de stukken glas, waaraan iets ont brak, bijschilderden en dan opnieuw in den oven brachten, waardoor een onaan gename rossige tint ontstond. En, terwijl de 16e eeuwsche meesters steeds gekleurd glas gebruikten, als zij kleuren noodig hadden, begonnen de latere op blank glas, met zoogenaamde email verf, die werd ingebrand, de kleuren te maken. Ik heb mij er van kunnen overtuigen, dat de herstellingen met de uiterste zorg vuldigheid en nauwgezetheid door den heer Schouten werden verricht. Wat van het oude werk behouden kon blijven, werd behouden. Zelfs wat van latere herstellingen afkomstig was werd alleen verwijderd, voor zoover het storend werkte. De stukken, die door nieuwe vervangen werden, bleven bewaard, zoo dat het steeds mogelijk is, als dit zou worden verlangd, de glazen terug te brengen in den staat, vóór de herstelling aanwezig. De oude wijze van werken is door den heer Schouten getrouw gevolgd. Eer hij het zoover gebracht had, dat hij met kans op een goeden uitslag zich aan het herstellen dezer glazen kon wagen, heeft hij heel wat proefnemingen moeten doen en de kunst als het ware weder opnieuw moeten uitvinden. De heer Velthuis is hem daarbij een bekwaam helper geweest. Terwijl de glazen, eer zij in zijn werk plaats hersteld werden, door de latere bijvoegselen een onaangenaam ramme lend aanzien hadden, vertoonen zij nu weder den rijkdom van kleuren en de schoone harmonie, die de 16e eeuwsche vervaardigers hadden bedoeld.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl