Historisch Archief 1877-1940
H% 1552
DE AMSTERDAMHER
A°. 1907
WEEKBLAD V00K NEDEELAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
OncLer redactie v a. :n. CT. IDE IC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WAREWDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar , 0.121/»
JXt bl*d it verkrijgbaar potk 10 Boulevard de* Capucines tegenover het Grand Café, te Pary».
Zondag 24 Maart.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel . . . 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
KUDOLF MOSSE U Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VEERE EN VA1S NABIJ: De
Provinciale Staten van N oor d-Holland en d
crisis. Werkzaamheden in het belang van
leger en vloot, aan de hoofden der gemeenten
opgedragen, I. FEUILLETON: Par
distance". Een vertelling in brieven, door Marg.
Stadier, ET," Slot.?KUNST EN LETTEREN:
Muziek in de Hoofdstad, door Ant.
AverJump. Pülchri Studio, door Plasschaeit.
De kultunrbetekenis van Warhold", door
Frank van den Berg. Een wysgeerige be
weging, I, door dr. H. J. Boeken. Wat
dunkt u van den Christus?, door N. J. C.
Sehermerhorn, beoord. door H. Oort. De
aJjelling-Hasselbach, door J. B. Schepere.
VOOR DAMES: Een brief over het stemrecht
van Ellen Key, II. Een mooi beroep, d. B.
AJ-LERLEI, d. Caprice. UIT DE NATUUR,
door K Heimans. De
Rmjtertentoonstelling, met afb.. Een De Kuytermedaille,
door A. O. v. E. De populariteit van Michiel
de Rmjter, door Job. H. Been. Bestevaêr
aan 't woord, door .Bernard Canter. Nog
maals: De geschilderde glazen der Oude Kerk
te Amsterdam", door Bernard J. H. de Bond.
Portret van Marcellin Barthelot, f. Ar
tistieke eigendom. Een belangrijk rappoit,
door T. LandréBrieven uit Nieuw-Neder
land, door A. E. M. S. te Laer. Oscar von
Fielitz. doarv. d. M. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J.
Hendrix en V. d. S. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
De Provinciale Staten van
Noord-Holland en de crisis.
Een opmerkelijk geval.
De Provinciale Staten van
NoordHolland verkozen een nog niet ontslagen
Minister tot lid van de Eerste Kamer.
Zij gaven hiermede te kennen, dat zij
depppositie der kerkelijken tegen 's Minis
ters plannen en richting ten sterkste af
keuren, en dat hun niets liever geweest
zoude zijn, dan den heer Staal als Minister
van Oorlog en met hem het huidig kabinet
te behouden. Men heeft hier aanmerking
op gemaakt. Immers, zoo zegt men: Zie
daar nu de Provinciale Staten werkzaam
als politiek lichaam.
Alsof iets anders mogelijk ware!
Hoe lang reeds is het bekend, en hebben
anderen cu wij verzet aangeteekeud tegen
het telkens voorkomend feit, dat een col
lege, geroepen ter behartiging van provin
ciale belangen, als kiescollege van een
zoo büuitstek politiek lichaam gelijk de
Eerste Kamer is, een politieke werk
zaamheid heeft te verrichten. En hoe
zou deze politieke werkzaamheid eene
niet-politieke kunnen zijn, op een moment,
als juist de Eerste Kamer, der Provin
ciale Staten gewrocht, eenvoudig weg,
over de Tweede Kamer heen, het land
Het grenst dan ook aan het komische,
dat al wat conservatief heet, en dat deze
foutieve, d. i. tweeslachtige en in zichzelf
tegenstrijdige bemoeiing der Prov. Staten,
zoo gaarne ziet gehandhaafd, als de brave
zedemeester optreedt, om het den
NoordHollandschen hoeren-Statenleden euvel
te duiden, dat zij... ook politiek"
kiezen voor een politiek" college.
Ja waarlijk zoo zou men meenen
te moeten hooren uit den mond van
hen, die de verkiezing van Staal
veroordeelen, omdat zij een politieken zin
heeft ja waarlijk, nu is het dan toch
w_el ten stelligste bewezen, dat de Pro
vinciale Staten, niet tevens een college
ter benoeming van Eerste Kamerleden
moeten zijn; maar ziet, daarover geen
woord! Integendeel: een Eerste Kamer,
aangewezen door Provinciale Staten, is
en blijft hun een soort van hooge wijs
heid, en wanneer er eenmaal bij Grond
wetsherziening over een betere wijs van
verkiezing van onzen Senaat! wordt ge
handeld, zal men eens zien, hoe van
conservatieve zijde geijverd zal worden
voor het behoud van onze tweeslachtige
Prov. Staten alleen uit vrees, dat bij
een betere regeling de democratie iets
winnen mocht. Zoolang echter dit pro
vinciaal-kiescollege mede tot doel heeft
politieke mannen, leden van de Eerste
Kamer, aan te wyzen, bestaat er niet
het geringste recht de leden der
NoordHoll. Prov. Staten te veroordeelen
maar moet men veeleer hen prijzen, nu
zij met hun politieke overtuiging te rade
faande, hun plicht hebben gedaan. Juist
et bestaan der crisis verbood hun anders
dan in zulk een geest te handelen.
* * '
En de crisis duurt voort.
Waarom ?
Zijn er nu nog geen pogingen genoeg
aangewend, en kan 't neg twijfel
achtig zijn, of de natie, in haar groote
meerderheid, tevreden zal zijn met het
aanblijven van het ministerie, den heer
Staal daarin begrepen?
"Welke bewijzen zou het Hof kunnen
begeeren van het afwezig-zijn eener
regeeringskrachtige partij, aan welke het
recht zou kunnen worden toegekend het
kabinet-De Meester te vervangen? En
acht het zulk een party niet noodig:
zou het zich tevreden willen stellen met
een gemengd kabinet ware zoo iets
al te verkrijgen! hoe dan te verklaren,
dat men ter hoogste plaatse, nu een
kabinet-De Meester zich nog bereid toont
den arbeid te willen voortzetten, gelooft
het Nederlandsche volk een dienst te
bewijzen met de bestendiging van den
zoo lang reeds gebleken rotten toe
stand, immers hierop komt het optre
den van een gemengd kabinet thans neer?
De liberalen weigeren uit rechts- en
eergevoel. Maar ook buiten hen: waar
is de kip, die op dit bedorven ei wil
zitten broeden?
En vergete jnen in de geheime sfeer,
waar de politieke factoren werken, om
nog langer De Meester met zijn grond
wetsherziening te keeren, vooral niet, dat
het roekeloos is, zoo den tijd te
verbeuzelen. Nog een» herhalen wij, dat waar
onze Koningin sterflijk is, en we dus elk
oogenblik voor de verplichting zouden
kunnen staan om de noodlottige rege
ling der troonsopvolging gelijk deze
thans luidt toe te passen, er een
schade aan land en volk kan worden
berokkend, die niemand, wie hij ook zij,
voor zijn rekening mag nemen.
Een kabinet met grondwetsherziening
tot eiach wordt, om tal van redenen,
steeds meer: het ne noodige.
Werkzaamheden, in het belang
vaa leger en vloot,* aan de
hoofden der gemeenten
opgedragen.
I.
Hoe men de zaken ook past of draait,
de departementen van oorlog en marine
hebben, in tal van militaire aangelegen
heden, de hulp en medewerking van de
hoofden der gemeenten noodig en daar
over wordt dan ook in ruime mate
beschikt.
Wat het departement van marine aan
gaat, bepalen zich die werkzaamheden
hoofdzakelijk tot de
uityoerings-bepalingen van de militiewet n dit is voor
genoemde hoofden dan ook geen onover
komelijk bezwaar.
Geheel anders is het gesteld met het
departement van oorlog. De ten behoeve
van dit departement aan de hoofden der
gemeenten opgedragen werkzaamheden
namen in de laatste jaren om het zoo
maar eens uit te drukken met den
dag toe.
Om deze bewering te staven, vestigen
we slechts de aandacht op de werkzaam
heden, welke een gevolg zijn van:
1. de schutterij wet. 2. do militiewet.
3. de inkwartieriagswet (legeroefeningen).
4. de wet op het requireeren van paar
den in oorlogstijd. 5. het voorbereidend
militair onderricht. 6. de landweerwet.
7. de vergoedingen, toegekend aan
miliciens-verlofgangers, die voor herhalings
oefeningen onder de wapenen moeten
komen. 8. het medenemen van kleeding
en wapens door de grootverlofgangers
van de landweer.
En het zijn niet het minst de nieuwig
heden van den lateren tijd, welke aan
de hoofden der gemeenten zoo bijzonder
veel beslommeringen geven. We hebben
hier het oog op:
a. De landweerwet en de daaruit voort
vloeiende bepalingen omtrent het door de
groot-verlofgangers naar hunne haard
steden medenemen ron wapenen, kleeding,
ledergoed, enz.
Deze nieuwe legerinstelling brengt
niet alleen veel schrijfwerk voor de
hoofden der gemeenten mede, doch ook
andere werkzaamheden bv. het ont
vangen, uitdeelen en verzenden van
geweren, kleeding, enz. in verschillende
gevallen. Voor tal van gemeenten geen
kleinigheid voorwaar.
Uit den aard der zaak betreuren de
gemeentebesturen in het algemeen het
dan ook ten zeerste, dat geen gevolg is
gegeven aan het oorspronkelijke voor
nemen, om in bepaalde centra des lauds
rijksmagazijnen op te richten, waarin de
bovenbedoelde voorwerpen zouden worden
opgelegd en beheerd door rijksambtenaren,
in plaats dat de groot-verlofgangers ze
mede naar hunne haardsteden nemen.
Het w_as onder den minister van oorlog
Bergansius, dat begonnen werd met uit
voering te geven aan het bovenbedoelde
voornemen. Herhaalde opnemingen en
besprekingen met de burgemeesters in
verschillende gemeenten vonden plaats.
In de memorie van toelichting op de
ooilogsbegropting voor 1905 deelde ge
noemde minister omtrent dit onderwerp
aan de T weédeKamender Staten-Generaal
het volgende mede:
Voor de inrichting van magazijnen
voor de oplegging van wapenen, o. a.
ten behoeve van de landweer, zijn bij
deze begrooting nog geen gelden aan
gevraagd.
. Ondergeteekende stelt zich echter voor,
daarop te zijner tijd nader terug te komen
en voor zooveel noodig een voorstel te
doen tot verhooging van de onder
werpelijke begrooting."
Gelijk bekend, is 's ministers opvolger,
generaal Staal, in deze gezwicht voor de
uitgaven, welke met bedoelden maatregel
gemoeid zouden zijn en waardoor het eind
cijfer der oorlogsbegrooting zou zijn ver
hoogd. Hij zag van de zaak af en be
paalde, dat wapenen, ledergoed, kleeding,
enz. door de verlofgangers in hunne haard
steden moeten worden opgelegd.
De hoofden der gemeenten zullen «ch
alzoo de opgedragen magazijnsdiensten,
ter besparing van legeruitgaven, maar
moeten getroosten.
b. Het toekennen van eene vergoeding
aan miliciens, die voor herhalingsoefeningen
onder de wapenen komen (laatste zinsnede
van art. 113 en 113bis der Militiewet), is
een onderdeel van dienst, hetwelk al
bijzonder veel geschrijf en gewrijf in de
wereld heeft gebracht.
Het hoofd van het gezin waartoe de
ingelijfde behoort, of waarin hij is opge
nomen, dan wel de persoon of de personen,
in wiens of in wier onderhoud de inge
lijfde vóór zijne opkomst in werkelijken
dienst voorzag of hielp voorzien, zal, om
toekenning van vergoeding te kunnen
erlangen, daartoe een verzoek hebben te
richten aan den minister van oorlog, zoo
de ingelijfde tot de militie te land behoort;
Om dit in plattelandsgemeenten zoo
goed mogelijk voor elkaar te krijgen,
komt er heel wat kijken, want buiten
de gemeenteambtenaren weten slechts
weinigen hoe dit moet worden aange
pakt. Als het rekesje", na veel tobbens,
dan eindelijk klaar is, wordt het aan
den minister gezonden, meestal als
gefraakeerden brief, wegens onbekendheid
met de bepaling, dat
dienstcorrespondentie met de hoofden van departemen
ten van algemeen bestuur vrijdom van
port heeft.
De minister van oorlog, die nu op de
verzoekschriften eene beslissing moet gaan
nemen, kan zulks niet doen ontdat hij
daartoe elk gegeven mist.
Ter beoordeeling van die verzoek
schriften toch is het noodig te weten:
dat de verlofganger door zijne
afwezigheid geen broodsgebrek doet ontstaan en
ook niet maakt, dat het gezin, waartoe
behoort, armlastig wordt 1).
Ieder verzoek om vergoeding wordt
dan ook om inlichtingen en advies ge
zonden niet alleen aan de betrokken ge
meentebesturen maar ook aan de com
missarissen der Koningin.
Na overweging van de uitgebrachte
adviezen neemt de minister eene beslis
sing of, en zoo ja tot welk bedrag, eene ver
goeding kan worden verstrekt en wordt
last gegeven tot uitbetaling daarvan.
Voor deze uitbetaling kan de minister
van oorlog de medewerking van de be
trokken burgemeesters inroepen.
Het blijkt dus, dat noch de minister
van oorlog, noch de commissarissen der
Koningin in deze over gegevens beschik
ten ter beoordeeling van de verzoeken
om vergoeding en deze autoriteiten dan
ook enkel en alleen kunnen afgaan op de
adviezen van de gemeentebesturen.
Het vele schrijfwerk en de moeite,
aan dit onderdeel van dienst verbonden,
zijn in hoofdzaak een gevolg daarvan,
dat de verzoeken om vergoeding indivi
dueel moeten worden gedaan en dus ook
individueele behandeling vorderen, zoo
wel bij het departement vaa oorlog als
bij de gemeentebesturen en commissa
rissen der Koningin.
En dat bij een bedrag van f 425.000
(over 1907) hetwelk onder duizenden moet
worden verdeeld.
Deze wijze van behandeling sleept
noodwendig eeue eindelooze correspon
dentie na zich. In de memorie, onder
dagteekeaiag vaa 15 December 1905 door
den minister van oorlog aan de Tweede
Kamer ingediend, is zelfs sprake van
30.000 vergoedingsgevallen.
Zooals de zaak nu is geregeld kan ze
niet blijven, hoorden we onlangs een
burgemeester eener groote gemeente
zeggen. En dat niet alleen om het vele
werk en de kosten 2), die daaraan een
gevolg zijn, maar vooral ook omdat het
handelen naar een vast stelsel er door
wordt tegengewerkt.
(Slot volgt).
1) Handelingen van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, zitting 1900?190J, blz. 1533.
2) Op de gemeentebegrooling van Amster
dam voor 1907 wordt, voor het opsporen van
gegevens omtrent den welstand der gezinnen,
?1000 meer uitgetrokken dan over 1906.
iet ia He Hoofdstad.
MANFRED VAN BYRON!
Zouden er niet verscheidene mijner lezers
zjjn, die zich herinneren de prachtige opvoe
ring in 1887 of '88 bij Van Lier, in de
Amstelstraat, met Ernst Possart in de titelrol?
Het werk werd in zyn geheel opgevoerd,
op het tooneel, dat wel is waar niet groot
was, maar waar men toch voortreffelijk had
partij getrokken van de ruimte. Röntgen
dirigeerde het orchest en het koor (leden
van Toonkunst) en Messchaert zong de
baritonsolo.
Op het tooneel moet het werk worden
opgevoerd. Ik herinner my hoe Hermann
Levi, thans misschien een goede dertig jaren
geleden, met Possart te München de uitvoe
ring scenisch heeft geregeld ; met hoe groote
omzichtigheid zy de woorden onder de muziek
van Schumann hebben geplaatst b\j het
melodramatische gedeelte en hoe zij hebben
zorg gedragen dat alles klopte en sloot.
De uitvoering (misschien de eerste in dezen
vorm) was een groot succes en te München
werd dan ook van toen af, Manfred op gezette
tijden gegeven.
Ik herinner mij nog levendig den grooten
indruk, dien een opvoering aldaar in 1885
op mij gemaakt heeft.
De muziek werd met de meeste zorg uit
gevoerd door Levi en naast Possart waren
alle andere kunstenaars van den eersten rang.
Dat was nu een paar jaren later hier niet
het geval met de opvoering in tooneelvorm;
maar toch kon men door de medewerking
der verschillende tooneelspelers een juist
beeld van het geheel krijgen; toen verkreeg
de figuur van Manfred het relief, dat
de dichter er aan heeft gegeven. By een
latere opvoering in het Concertgebouw was
de indruk laag niet zoo
grootDonderdag 14 dezer kwam Manfred ander
maal ter opvoering; thans met een tekst
bewerking die geheel ten behoeve van de
muziek was ingericht; dat wil zeggen : van
de door Schumann gecomponeerde muziek
mocht geen enkel stuk worden opgeofferd,
maar hoe ook de tekst werd verminkt, dat
kwam er niet op aan.
Ik kan mij onmogelyk vereenigen met
zulke mutilatiën. Eigenlijk gezegd vind ik
het gewetenloos om een dramatisch gedicht
zóó toe te takelen, evenals ik het piëteitloos
vind om coupures te maken in b.v. Wagner's
muziekdrama's.
Als Byron dat beleefd had, wat zou hij
er dan wel van zeggen ? Of als men met een
tegenwoordig levend dichter zoo te werk ging,
zou deze zich daar dan goedsmoeds bij neer
leggen ?
Tengevolge van die verminking van het
gedicht, waarvoor E. Pohl moet aansprakelijk
gesteld worden, is het publiek te weinig op
de hoogte geweest van het drama,om onder een
erschütternden Eindruck" te komen van het
gedicht. Volgens een beschrijving, die men
bij het programma ronddeelde, zou n.l. die
indruk moeten komen; daar niet door
Schumann's muziek, ook niet door den
ManfredDarsteller" maar door den geradezu moder
nen Geist des Gedichtes selbBt".
Dat nu was Donderdag bealist niet waar.
Dr. Ludwig Wüllner was de man, die het
publiek wist te boeien en in geestdrift te
brengen. Wüllner met zijn prachtige
(spreek)stem, met de geweldige beheerscbing van de
techniek en zijn voordracht zoo imponeerend
van overtuiging, waarheid en autoriteit.
Over het algemeen houd ik niet van ver
gelijkingen maken. Nu echter buiten Possart
en Wüllner misschien geen enkel ander
kunstenaar Manfred op zijn repertoire heeft,
dus een vertolking daarvan beperkt blijft tot
deze twee voordrachtskunstenaars, is het niet
wel mogelijk een vergelijking te vermijden.
Het sonoor klinkend, open, klaar orgaan van
Possart is beter in staat om het karakter van
Manfredweertegevendande stem vanWüllner
dit kan doen. In de toelichting wordt gespro
ken, van Stolz", van een : hoher kraftvoller,
gesunder Geist, ein mtichtiger Zauberer und
Beschwörer aller Damonen des Weltalls".
Dat alles leent zich beter voor een orgaan
als dat van Possart, dan voor het
gesombreerde timbre van Wüllner. Daartegen
over staat dat de laatste meer warmte, meer
gloed, meer overtuiging heeft; allea maakt
bij hern meer den indruk van spontaan ge
voeld en weergegeven te zijn. Bij Possart
wordt men voortdurend herinnerd aan
de groote kunstvaardigheid, de virtuosi
teit van den declamator. Het is bij Possart
alles meer bestudeerd, maar minder door
voeld en daarom maakt Wüllner toch ten
slotte grooter indruk.
Inderdaad was dan ook Wüllner de held
van den avond.
Zij die naast hem stonden, hadden een
zware taak te vervullen. Zijn zuster -echter
was ten volle daarvoor berekend. Wél ge
lukte haar de eene rol beter dan de andere
(zij had vier persoonlijkheden weer te geven)
maar er zat stijl in haar voordracht. De beer
Eduard Verkade, die eveneens in vier
qualiteiten optrad, heeft in den laateen tijd van zich
doen spreken, door verzen te zeggen van Hooft,
Vondel en vooral door de voordracht van epi
sodes uit Shakeapeare's Macbetth". In zeke
ren zin was het voor den heer Verkade moeilyk
thans op te treden, wijl hy een andere dan
zijn moedertaal moest gebruiken.
Jammer was het, dat hij de uitspraak van
het Duitsch niet beter meester was. Het weg
laten van de eind-n en de Hollandsche uit
spraak van de Duitsche l (Alpenfee, Ge wal t,
enz.) werkten storend; anders zou de heer
Verkade met zijn fraai orgaan, zeker een
gunstiger indruk gemaakt hebben.
Het koor had geen groote taak te verhullen,
maar het voerde die op voortreffelijke wijze
uit. Het Requiem" dat uit de verte klonk.
was in het piano te zwak, doch in het forte
goed van klank; de zuiverheid was echter
niet geheel boven bedenking. Ook de vier
bassen in den Geisterbinnfluch" stemden
niet met elkaar. De heer Zalaman bracht
meer nog het optrekken of sleepen van
dea toon in toepassing dan gewoonlijk.
Op enkele woorden ontstaat dan zoo'n
larmoyant effect!
De beide dames Mientje Lammere en Her
mine Scholten, benevens de heer Van Schaik
(tenor), zongen hunne kleine trekjes zeer
goed 'en het orchest was prachtvol, hoewel
de klank van het strijkorchest in hooge mate
gedempt werd door de dames en heeren van
het koor, die er vlak vóór hadden plaats
genomen.
De beer Mengelberg had blijkbaar het
geheel met groote zorgvuldigheid voorbereid,
want alles klopte uitstekend en zoowel door
het orchest als door het koor werd er naar
gestreefd de expressie van de muziek ia
overeenstamming te brengen met den tekst
van het drama.
Hoewel ik mij nu niet vereenigen kan met
den aard der uitvoering en met het denkbeeld
van het pasklaar maken van het drama ten
behoeve der muziek, wil ik toch overigens
volgaarne erkennen, dac er door het vele
voortreffelijke dat ons werd geboden, in
menig opzicht veel viel te genieten.
Zeer schoon gedacht was het aan den Man
fred" vooraf te doen gaan Mendelssohn's
Sommermachtstrauns-ouverture, de inleiding
dus van het geniaalste opus van den begaaf
den componist en tegelijk het model, het
voorbeeld van Schuinann's Manfred. Zou
men te veel beweren, indien men de meening
uitsprak dat dit laatste werk niet zou ont
staan zijn, wanneer Mendelssohn met zijn
muziek voor Shakespeare's
Midsummernightsdream" niet ware voorgegaan ?
Het andere werk was Schubert's
unvollendete Symphonie", een tor.-o dus, gelijk
Manfred in dezen vorm ook een torso was.
Zeer schoon was de eerste Satz en indien
de aanvang van het tweede gedeelte iets
minder langzaam ware geweest, zou het ge
heel een exquis genot hebben opgeleverd.
Niettemin mag men toch dankbaar zijn voor
het vele schoone dat dien avond geboden
werd.
AKT. AVERKAMP.
HimMtiMiiiiiiiiMHuiimitiiiMui i Minimum iiiiiiHiim
Pnlcliri Sintio, 3fle groep.
Het zij alleen ter wille van de duidelijkheid
geconstateerd: de inzending van den heer
O. Eerelman is belachelijk; ze is eenvoudig
belachelijk. Zijn inzending is zwakker, en
veel, dan die van C. Schermer, die som
tijds een aanduiding heeft van een
lichttoestand; soms een gedeelte van een schilderij
dat ietwat uit de verf" is, Eerelman is dit
nooit; hij heeft daarenboven een voorstelling,
ze kon niet speelgoedachtiger, b.v. van den
auto etc. De heele groep is onbelangrijk. Tot
de betere schilderijen behooren: Jan van
Essen, Honden, Vogels, Jacht lond (alleen
doet de achterpoot raar) en het niet onaardige
studietje Scherpen :eel. Jan van Essen
is niet zonder een bepaalde deftigheid.
Henkes, zooals altijd, armoedig (zie z'n
figuren); mevrouw van Hogendorp?'s Jacob
niet op haar sterkst. De aardigste" zijn
7 Primula, 8 Peusées. M. van Waning
Stevels heeft hier onder haar werk (waarvan
de moeder en kind slecht van bouw is) No. G
Doode uitheemsche vogels, en Opvliegende
Zeemeeuw (tiet beest is niet heelemaal los
van de zee). In de grootere decoratieve
paneelen zyn de verlichting' n en atmosferi
sche werking zoo goed als niet geobserveerd.
Het werk door C. Vreedenburgh is van het
handigste hier ter tentoonstelling. Een in
vloed er in is Weissenbruch. Het is alleen
te handig. De diepte van inz:cht, de
vastheid van den greep is niet sterk. De
figuren op de visschers" b.v. zijn zwak. Het
is handig maar niet innerlijk. Van Blommera
twee studies van bloemen, en Eerst bidden.
De werken van dezen schilder zijn veel
onbeduidender tegenwoordig, dan zegecöteerd
staan. Het beste deel is nog het vrouwtje
achter den damp van de aardappels;
maar het kind wordt door den man
weer vastgehouden met de onuitdrukkingsvollt,
reusachtige pooten; de bouw van de heele
kamer lijkt (op het schilderij) schots en scheef
door malkander gegooid. Het is verf, en verf.
Zie: een spade b.v. Het heele schilderij
mist de atmosfeer die bij Jozef Israëls soms
te veel vergeten doet. Van Bach No. 6 Een