Historisch Archief 1877-1940
11% 1553
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
O:n.a.erred.aati©-v-a.:n.<J. !P E IEC O O.
uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ...... f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor indiëper jaar * -?mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/!
Dit bkd U-Ytrkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard dei Ctpucioes tegenoYer het Grand Café, te Pariji.
Zondag 31 Maart.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer ? 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door <!e firma
KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfcnnig.
INHOUD:
VAN VEERE EN VAJN NABIJ: Werkzaam
heden io het belang van leger en vloot, aan
de hoofden der gemeenten opgedragen, II,
<slot), door E. van Gendt, met Naschrift.
Verspilling van Kijks geld. Haagsche
BrieTen. Technische hoogeschool door Nemo
en J. JE. .van der Ploeg. FEUILLETON :
Weldadigen!, door S. Schrijver. KUNST
EN LETÏ1EREN: De afsnijding van de Nacht
wacht. Het vraagstuk, door W. Steenhofl'.
Een modern Heilige, d. W. G. van Nouhuy?.
Voordrachtkunst, door dr. J. B. Schepers.
BOEKAANiEONDIGING. VOOR DAMES:
Een voorbeeld ter navolging, door A. L. V.
Kinderleotnnr, door C. B. ALLERLEI, door
Caprice. 'UIT DE NATUUR, door E.
Heimans.?<George Hendrik Breitner, met af b.
Muziek in de Hoofdstad, door Ant. A
verkamp. Artistiek eigendom. Een belangrijk
rapport, dol,'(rtot), door T. Landré. Het
onderzoek' van spiritualistische verschijnselen
en vreewde feiten, door A. J. Riko, I, beoord.
door dr. A.'C. A. Hoffman. Tholen en
Bastert, door Plasschaert. Tentoonstelling
van het werk 'der leerlingen van de
dagteeken- en kunstambacht school voor meisjes in
het gebouw der Maatsch. voor Bouwkunst te
Amsterdam, door R. W. P. e Vries Jr.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO
NIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S.
Julius Prattelman Brommeyer.
DAMRUBRIEK. «CHAAKSPEL. ADVER
TENTIES.
Werkzaamheden, r in het belang
van leger en floot, aan de
hoofden «der gemeenten
opgedragen.
Il (Slot.)
Hebben we in het eerste gedeelte van
dit opstel o. a. op het vele en dikwijls
onnutte werk gewezen, dat voortvloeit
uit de bestaande bepalingen op het stuk
van het toekennen «ener vergoeding aan
miliciens-verlofgaaigere, die voor herha
lingsoefeningen onder de wapenen werden
.geroepen, dit gedeelte wenschen wij te
«beginnen met aan .te geven op welke
'wijze daarin groote vereenvoudiging is
tte krijgen.
In de publicatie betreffende de oproe
ping voor herhalingsoefeningen dan wordt
tevens vermeld, dat zij, die voor eene
?geldelijke vergoeding in aanmerking
wenschen te komen, verplicht zij a, vóór
den in de publicatie vermelden datum,
daarvan schriftelijk mededeeling te doen
aan het gemeentebestuur hunner woon
plaats,
Daarbij worden de
miliciens-verlofgangers er tevens aan herinnerd, dat in
het zakboekje, hetwelk hen, bij het met
groot-werlof gaan wordt uitgereikt, de
noodige aanwjjzigingen op dit stuk ver
meld staan.
De gemeentebesturen onderzoeken ver
volgens, welke der verlofgangers, waar
van verzoeken inkwamen, op grond van
ie bestaande bepalingen, naar recht en
billijkheid, ^aanspraak op eene geldelijke
vergoeding {hebben en doen vervolgens
jen Btaat (in jtweevond) opmaken van al
Ie ingekomen verzoeken. Achter ieders
laam wordt «ermeld of de
belanghebjende al dan niet voor eene vergoeding
$ aanmerking fcodt en in het
toestemaend geval voor \welk bedrag. Bij ieder
xeesoon worden de gegevens verstrekt,
v&lke noodig zija roor eene volledige
teoordeeHng, alsmede melding gemaakt
ran 4e adressen, werwaarts de toezending
Ier g<elden moet plaats hebben.
De dbor het gemeentebestuur
bekrachigde staten 1) worden op den dag, dat
16 verlofgangers voor
hgrhalingsoefelingen onder de wapenen komen, in
weevoud en onder overlegging van de
anvragen rechtstreeks (dus zonder
tus3henkomst van de commissarissen der
joningin) aan het departement van
oorie gezonden.
De minister doet de staten,
onmidjlljjk na ontvangst contröleeren voor
at aangaat het niet overschrijden van
3t maxunum-bedrag voor ieder der op
5 staten uitgetrokken personen, (het
aximum-bedrag wordt jaarlijks door
m minister van oorlog aan de hoofden
«? gemeenten opgegeten) en verder of
3t betrekkelijke begrotingsartikel
toeat aan de aanvragen te voldoen.
Uit de staten put de minister tevens
igevens, noodig t>ij de beoordeeling of
n verlafganger ontheffing van den
enst kan worden verleend.
Zoo noodig worden de voorgestelde
1) Het model van dezen staat wordt
t den aard der zaak door het
deparnent van oorlog vastgesteld.
bedragen naar evenredigheid van de
grootte verminderd. Vervolgens wor
den de staten door den minister be
krachtigd en tot de dadelijke uitbetaling
van de toegestane bedragen last gegeven.
Om de uitbetaling te bespoedigen en
de hoofden der gemeenten niet meer werk
voor militaire aangelegenheden op te
dragen dan strikt noodzakelijk is, ge
schiedt de uitbetaling per post wissel door
de zorg van de administratie der korpsen
in de residentie.
Eén exemplaar der door den minister
bekrachtigde staten wordt aan het be
trokken gemeentebestuur gezonden.
Het spreekt van zelf, dat aan hen,
die vermeenen zich te kunnen beklagen
wegens het niet- voor eene vergoeding
in aanmerking gebracht zijn, het recht
wordt toegekend zich dienaangaande per
verzoekschrift tot den minister van oorlog
te wenden
Aan voormelde regeling zouden de
volgende vooudeelen verbonden zijn:
1°. er aou «veel werk aan de gemeente
besturen, aan de commissarissen der
Koningin, .en nog meer aan het depar
tement van oorlog worden bespaard;
2°. in de toekenning der vergoedingen
zou meer naar een vast stelsel worden
te werk gegaan, dan wanneer de
duizende verzoeken, na elkander, ieder af
zonderlijk worden behandeld;
3°. het departement van oorlog zou
beter en gemakkelijker oog op de zaak
hebben, ook wat .aangaat het niet over
schrijden van het desbetreffend
begrootingsartikel, en
4°. de belanghebbenden zouden de toe
gekende vergoedingen veel spoediger in
handen krijgen, dan nu in den regel het
geval is, en daardoor menig gezin voor
groote moeilijkheden gespaard worden.
Beschikten nu .de hoofden der ge
meenten nog OT<er .tot den dag toe bij
gewerkte en gemakkelijk te raadplegen
voorschriften, dan- aou althans het vele
aan hen opgedragen werk vergemakke
lijkt worden. Dit w intusschen in geen
enkel opzicht het geval. Op de desbe
treffende wettelijke bepalingen werden,
bij koninklijke besluiten en ministerieele
aanschrijvingen of beschikkingen, uit
voeringsbepalingen gemaakt, welke voort
durend wijzigingen ondergingen, terwijl
daarnaast tallooze aanvullingen en ver
beteringen werden aangebracht en toe
lichtingen verstrekt.
Hierdoor is een chaos van bepalingen
voor verschillende onderwerpen ontstaan,
waarin het verband meermalen is ver
broken en waaruit, mee den besten wil
ter wereld, niet altijd wijs te worden is.
We behoeven daartoe slechts te wijzen
op de militie- en landweerwetten met
uitvoeringsbepalingen, op de voorschriften
omtrent het reservekader en het voor
bereidend militair onderricht.
En het zijn niet alleen de uitvoerings
bepalingen, ook de wetten zelve moeten
daaronder gerekend worden. Zoo erkende
immers de Min. van Oorlog Bergansius
tegenover de Tweede Kamer der
StatenGeneraal, dat in de thans geldende
militiewet (Eland-Kool) niet alleen onduidelijk
heden voorkomen maar zelfs puzzles.
Vermelde omstandigheden hebben ook
nog het nadeel, dat de behandeling der
zaken op de gemeentelijke bureaux nood
wendig aanleiding moet geven tot het
maken van meer of minder fouten of het
vergeten van een of ander, al naarmate
tijd en gelegenheid ontbreken om de
verschillende bepalingen, op een of ander
stuk betrekking hebbende, na te pluizen,
terwijl het werk van andere, bij de zaak
betrokken burger- en militaire autori
teiten, en zeer door vermeerderd en be
moeilijkt wordt.
De genoemde bezwaren hebben ten
gevolge gehad:
1°. dat van particuliere zijde (officie
ren en departementale ambtenaren) ter
zake dienende handleidingen de wereld
wejden ingestuurd;
2°. dat dagbladen een vragenbus voor
militaire onderwerpen (militie-,
landweerwet, e. a.) openstelden; en
3°. dat door gewezen officieren mili
taire informatiebureaus werden opgericht,
waar menige arme drommel wegens
nalatigheid van de Regeering wel
verplicht is tegen betaling aan te kloppen.
Wat er van particuliere zijde ook is
en nog wordt verricht, de gebrekkige
toestand is er weinig of niet op verbeterd.
Naar onze meening zou ter berei
king van een billijker en beteren toe
stand het volgende verricht kunnen
worden :
1°. Er zou gevolg gegeven kunnen
worden aan het reeds meermalen ter
sprake gebrachte denkbeeld, dat het rijk
de gemeenten dient tegemoet te komen
in de kosten der werkzaamheden in het
belang van het leger. Dit wordt te meer
noodig geacht, omdat er zoovele ge
meenten worden aangetroffen, welke er
finantieel slecht voorstaan.
De jaarlijksche tegemoetkoming zou
in verhouding tot de sterkte der bevol
king van de gemeente kunnen worden
vastgesteld.
Een zoodanige maatregel zou niet meer
dan een daad van billijkheid tegenover
de gemeenten zijn;
2°. Zoolang de voorschriften daartoe
aanleiding geven, zou in de hoofdplaatsen
der provinciën, vanwege het departement
van oorlog, een informatiebureau kunnen
worden ingesteld, o. a. voor de volgende
onderwerpen:
de schutterij wet;
de militiewet;
de landweerwet;
het voorbereidend militair onderricht;
het toekennen van eene toelage aan
miliciens-verlofgangers, die voor herha
lingsoefeningen onder de wapenen moeten
komen;
het medenemen van kleeding en wapens
door de groot-verlofgangers van de
landweer.
De kantoren zouden van 9 uur 's mor
gens tot 4 uur 's namiddags geopend
moeten zijn voor ieder, die recht op
inlichtingen heeft. De inlichtingen zouden
zooals van zelf spreekt kosteloos
verstrekt moeten worden.
Aan het hoofd dezer bureaux waren
deskundige gepensionneerde of eervol
ontslagen officieren te plaatsen.
Het valt zeker te betreuren, dat zoo
danige maatregel noodig is, doch de
ondervinding leert, dat het publiek er
behoefte aan heeft. En dat zegt alles.
3°. Door de zorg van den minister van
oorlog zouden aan de hoofden der ge
meenten kunnen worden verstrekt de
desbetreffende bijgewerkte wetten met
de daarop betrekking hebbende uitvoe
ringsbepalingen en toelichtingen, tot den
dag toe bijgewerkt, voorzoove». n.l. de
gemeenten daarbij betrokken zijn.
Ieder onderwerp zou in een handig
boekdeel of deeltje kunnen worden
saamgevat en daarin ook opgenomen de
vereischte modellen van aan te houden
registers en in te zenden staten en
opgaven.
Er zou ruimte gelaten kunnen worden
om nadere wijzigingen aan te brengen
of toelichtingen bij te schrijve a.
Al naarmate een onderwerp is afge
handeld, geschiedt de verstrekking van
het boekwerk kosteloos aan de hoofden
der gemeenten.
Bij deze verstrekking ware de bepaling
te voegen, dat enkel en allén de voor
schriften, in het toegezonden boekwerk
vervat, moeten worden opgevolgd.
Om in deze goed, dus ook practisch
werk te verkrijgen, zouden in commissie
vereenigd kunnen worden: twee officieren
of ambtenaren van het departement van
oorlog, tot wier dagelijksch werk n of
meer der vorengenoemde onderdeden be
hoort; twee der zake kundige gemeente
ambtenaren; twee bekwame correctors
voor de drukproeven, benevens een aantal
schrijvers.
Voor de militiewet zou de commissie
aangevuld kunnen worden met een des
kundig ambtenaar van het departement
van binnenlandsche zaken.
De schutterij wet blijft buiten aanmer
king, omdat alles, wat op dit onderwerp
betrekking heeft, eerlang tot het
verledene behoort.
Ten overvloede zij nog aangestipt, dat
het werk van bedoelde commissie zich
dus enkel en alleen zou moeten bepalen
tot het verzamelen en ordenen van alle
thans geldende voorschriften op ieder stuk,
waarmede de hoofden der gemeenten te
maken hebben 1).
Regelingen in vorenstaanden zin te
treffen, behoort tot den plicht van den
minister van oorlog tegenover de ge
meentebesturen.
Reeds veel te lang is gewacht om deze
oude schuld waarom het Bestuur van
den Nederlandschen Bond voor Gemeente
ambtenaren nog onlangs bij den minister
maande af te doen.
E. VAN GENDT.
NASCHRIFT.
Nadat bovenstaand artikel gezet en
;ecorrigeerd was, nam ik kennis van
tet volgende in de N. B. C. van
19 Januari voorkomende bericht:
2) De legerautoriteiten zouden voorzeker
voormelden maatregel toejuichen, omdat ook
hen veel tyd, moeite en onaangenaamheden
erdoor gespaard zonden worden en gebreken
in de voorschriften aan het licht aonden
komen. De te maken kosten zouden allén
hierdoor reeds gewettigd wezen.
Teneinde vermindering te brengen in
de bemoeienissen, aan de gemeente
besturen opgedragen bij aanschrijving
van den minister van oorlog van 15 Mei,
betreffende de inlevering van aan de
landweer uitgereikte rijksgoederen, heeft
de minister deze aanschrijving inge
trokken, waarmede vervallen is de be
paling, dat de landweerman-verlofganger,
die naar een ander district verhuist, zijne
wapenen enz. moet inleveren."
De minister schijnt dus zelf in te zien,
dat in deze de hand aan den ploeg
geslagen moet worden. Dat geeft moed.
Verspilling van Bgks geld.
Men schrijft ons:
Voor eenige dagen is, van wege het
departement van marine, verkocht een
partij Australisch vleesch in bussen.
Ia de desbetreffende advertentie in
verschillende dagbladen werd daarbij de
volgende niet gecursiveerde toe
lichting verstrekt:
Gegadigden worden er opmerkzaam
op gemaakt, dat het Australisch vleesch
geen afgekeurd vleesch j's, doch ivegens
wijziging van de voedingstarieven niet
meer aan schepelingen kan worden ver
strekt, waardoor het voor de Marine over
tollig is geworden"
Als van zelf rijzen de vragen: Was
de minister van marine niet verplicht
geweest met het invoeren van gewijzigde
voedingstarieven te wachten tot dat de
voorraad Australisch vleesch verbruikt
was? Of wenschten wellicht de
Nederlandsche schepelingen het aangeschafte
buitenlandschc vleesch niet meer te ge
bruiken, waardoor nieuwe voedingstarie
ven noodig waren ?
Hoe dit een of ander intusschen zij,
er valt in deze weder op verspilling van
Rijksgeld te wijzen.
Haagsche brieven
Van een pleintje en een leeg erfje.
We hebben hier in den Haag een pleintje;
het is het pleintje; het ia ons pleintje. Wij
zijn er zoo trotsch op als bijvoorbeeld de
Marseillaan op zijn Canebière. Parus is groot,
had het zy'n Canebière; Amsterdam is groot,
had het zijn pleintje! En eigenlijk gezegd is
het niet eens een pleintje; het is slechts een
schijn- pleintje, en het typeert aIzoo den door
snede-Hagenaar. Schijn en blijk, en blijk en
schijn; we weten er alles van ! Het pleintje
voornoemd is geen pleintje, maar wat is het
dan? Het is zoo iets als een samenvloeiing;
niet van Maas en Waal, maar van tal van
brugjes en bruggen, haast wel vier of vy'f, in
ne en dezelfde overbrugging, welke de
zwarte wateren van den Haagschen Styx
verbergen:
Een zwavelige zwalm, een zwamziek zwerk orozwacht
met zwijmelzwocle wolk de zwalpend zwarte gracht.
Een zwabbelende splijtzwamzwerm zwelgt, zwijgend
(al» hèt graf, -
in zwellens weelde zwaaienswee, denzwadderzwangren
(draf. 1)
Brr, 't is om te rillen, en een Charon zelfs
zou den Obolus weigeren voor een vaartochtje
in zulk een water l
Het ging heel, heel langzaam, eer 't pleintje
er was, maar ten langen laatste was het
pleintje toch gewrocht, en de bouwmeesters
gingen heen, en zij wreven zich de handen,
want zij meenden, dat het goed was. Maar...
het was niet goed ; de lendenen van de jong
geborene waren te zwak, en de ruggegraat
bezat gean merg. En de bouwmeesters kwa
men wederom terug en verrichteden wat hun
hand vond om te doen, en wederom waren
zij voldaan; maar ziet, voor de derde maal
moesten zij wederom komen en van voren
af aan beginnen, want zoo zeiden zij : drie
maal is scheepsrecht.
Het is ook een ongedoopt pleintje, 't Spreekt
vanzelf, dat de spraakmakende gemeente er
reeds voor lang een naam aan heeft gegeven.
Elandts-laagte; Piet Heinplein; Anna
Panlownabrug; keus genoeg, maar de volksstem is niet
altijd de stem van het Dagelijksch Bestuur".
Van eigen vinding zou de officieele naam zijn; uit
eigen brein moest hij voortkomen; er moest
bewezen worden, dat het b.erse'n-volume tot
zoo iets best in staat was.
Bosboomplein klonk het in de Bijlagen en
de couranten bauwden den klank na en...
de vroede mannen verzochten aan B. en W."
een anderen peter aan het kind te geven, en
sedert zoekt men, en men vindt niet. Wat
zal het einde z\jn? Zal het kind ongedoopt
blijven in zulk eene christelijke stad, welke
slechts bij verrassing liberaal is? Ter wille
van de dingen, welke in het toekomende
komen zullen, bied ik eenige namea aan:
Prinsesseplein, Johan Gramsplein,
Kortenaersrotpnde, Brugpleintje, Zeehelden plein,
Palmpleintje. Dit laatste lijkt mg het
verkieselgkste als hulde aan de peervormige
vluchtheuvels, welke den Hagenaar gelegen
heid geven zich in veiligheid te stellen, als hjj
niet voor dien tijd electrisch is onthoofd.
Die naam zou ook mede karakteriseeren den
geheelen gang van zaken, zoowel wat de
wording als het naam geven van dit pleintje
betreft. Immers naast het
Diakenbuisman
1) Nederl. Spectator, 1885.
netje kennen we de Hofjesjuffrouw, en nog
altijd draagt dit antiek scheppingsproduct;
den palmdoek, waarnaar de vluchtheuvels
zijn gestyleerd.
De eene merkwaardigheid ligt bij de andere.
A deux pas d'ici vindt men het leege erfje; het
is een uitgespaard hoekje gronds, met
afgeknabbelde kanten en bedekt met brandnetels
en nog eens brandnetels; het is da wildernis,
waar men naar hartelust jn herboriseeren
kan om in 't wild groeiende en bloeiende
planten te vinden; in de Meimaand geeft een
hot en her groeiende meidoorn nog zoo'n
enkel trosje te zien, wanhopig kampende
tegen al de verdrukking welke hij dag in dag
uit moet ondergaan.
Braak ligt de grond, voor zoover puin, en
planken, en palen, en rollen ijzerdraad, den
grond niet bedekken, en gras en struik, en
onkruid en heester niet in hun ontwikkeling
stuiten.
Het zou anders worden; een tuin zou voor
jaar en dag het leege erfje worden. De
loodsen van het Leger des Heiig, waarin de
ijsfabriek was opgegaan, moesten worden
weggebroken e a nog grooter, en nog leelijker,
en nog meer wraakroepende, werd het leege
erfje; jaar in, jaar uit ging voorbij, en de
voorbijgangers pruttelden, en de raadsleden
pruttelden, en een er van het meest, maar
sedert dat het raadslid den wethouderszetel
bekwam, pruttelde hu niet meer, wan t hu zag
door den bril van het college dat het leege
erfje schoon was, en goed, en een sieraad
daa>, tegenover do koninklijke stallen. Er
mocht niet gebouwd worden; zulk een gerucht
deed de ronde, en servituten-schrik spookte
hier en overal, waar maar even gedacht werd
aan het lustprieel, de warande, waarin het
leege erfje zou herschapen worden.
Doch wederom gingen jaren voorbij, en het
leege erfje werd een onderwerp van bespre
king tusschen staat en stad, en er rezen
plannen van bouw ; van 't verrijzen van een
ppst-paleis; van 't aanleggen van een ver
binding met de Zeestraat, en huizen en huisjes
werden gekocht, en de bewoners verlieten
ze; en ze stonden leeg vele maanden. En op
nieuw kwam de lang" in die goede zaak.
Nu werden onteigeningswetten ontworpen
en ingediend, en zoo zal het nu eindelijk er
toe komen, dat het leege erfje, misschien
over vele en vele jaren, zal verdwijnen, en
de ergernis zal wegnemen van velen in den
Hage, en zij die ergernis gaven, en die het
wee, wee! troffen, zullen dan heen kunnen
blikken naar de metamorphose van het leege
erfje; naar het monument, gesticht door den
staat, waarin voor eeuwen begraven zal zijn
de traagheid dergenen, die juist zoo diligent
moesten zijn. Maar we weten het allen, waar
diligentverklaring heeft plaats gehad is de
diligentie meerendeels met een zoek geraakt.
We hebben zooveel jaren over het leege
erfje gedaan, hoevele jaren zullen over al het
andere gaan. Intusschen:
Lauw loomig ligt het laaggezonken ledig erfje neder.
Weleer, - van ivascbgoed blank, - bedauwd, beregend en
(besprenkt,
is 't thans een wildernis, en gecfl in beeld de voorzorg
(weder,
?waarmee het Haagscb. bestuur steeds aan de toekomst
(denkt."
Tecteciie HoogesciiooL
Delft, 18 Maart.
Geachte Redactie.'
In het nr. d.o. 17 Maart van De Amster
dammer vind ik een artikel van de hand
des heeren H. In verschillende opzichten
mag de heer H. de vinger op een wonde
plek hebben gelegd, hy legt ze op gezonde
plekken evengoed en tast ook wel eens een
wond mis. Zeker het zou zeer wenschelijk
zyn wanneer een a.s. student, voor hy Delft
verlaat, practisch werkzaam is geweest. Maar
die periode moet nooit het begin van zijn
vakopleiding zijn. Stel een, jongen van 18
jaar zal, nu hij de H. B. S. heeft afgeloopen,
practisch gaan werken.
Zal hij b.v. voor W. I. gaan studeeren, dan
zoekt hij een plaats op een machinefabriek.
Daar zal hij de bewerking leeren; hij zal daar
zien hoe alles gedaan wordt; is 't een pientere
baas, dan zal hij zich misschien ook afvragen,
waarom het zoo gebeurt, maar; (en 't is een
groote maar") wie geeft hem 't antwoord ?
Niemand I En het vak zal een boek voor hem
bljjven, zoo gesloten, als het ooit is geweest.
Hij zal zich geen rekenschap geven van de.
handelingen, die hfl ziet verrichten, of zelf
verricht. En waar zjjn practijk hem liefde
voor zijn vak moet inboezemen, hem zou
moeten prikkelen tot zucht naar verbetering
van werkwijzen en processen, dan wordt dit
resultaat niet bereikt, want hij heeft niets
te verbeteren, heeft nietg te bewonderen, hij
ziet niet het groote, wat mannen voor hem
hebben gedaan, hu ziet slechts machines ge
compliceerde toestellen, waarvan hij meestal
niet eens, zelfs na langen tyd, de samen
stelling leert kennen. Dat zon de font zijn
van te vroeg practisch werken. Zal practisch
werken resultaten geven, dan moeten den
student de oogen geopend zijn, voor wat er
te zien valt. Défabriek, waar hy komt,
moet z\jn een landschap, dat hy in gedachten
reeds bestudeerd heeft in zyn Baedeker.
Hu moet die schoon» plaatsen kennen (van
hooren zeggen) voor höer in komt, en dan,
dan zal hu voelen: het groote dat z$n voor
gangers hebben gewrocht, dan zal hij aan
de practijk kunnen toetsen de lessen van
zijne leermeesters in Delft, leasen waar op
het goede werd gewezen van het bestaande,
maar waar ook de nadruk werd gelegd op
aanklevende fouten; dan zal men het ver
schijnsel kunnen waarnemen, dat het niet