Historisch Archief 1877-1940
No. 1553
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
langs het spiegelende water,?niet het Amster
dam ook, zooals Jan van der Heyde,
Berckheyde en Beerstraeten de stad hebben ge
schilderd; deze zeventiende-eeuwers waren
«enyondige, gewetensvolle vertellers; als
Breitner, geslagen van de schoonheid der
stads-verschijning, zy'n zij nooit geweest.
Alsteekenende eigenschappen van Breitner's
rustelooszoekende natuur, noemt de schrijver
vooral zyn nimmer falend toongevoel, zijn
schilder uit nooit vertsagenden lust om in
kleur en toon het geziene vast te honden,
om de dingen der wereld met zijn tempera
ment te doordringen, een geboren schilder,
als Hokusai een geboren teekenaar was."
Een oordeel als het bovenstaande in een
Duitsch tijdschrift spreekt boeken.
Breitner is dan ook in de kunstwereld een
man van zoo groote beteekenis geworden,
Op verkenning.
Elastisch en syntethisch vermogen en zijn
and, zoo gehoorzaam en geoefend als hoog
stens Hals er een gehad heeft. Zijn later
werk,?de snorrende lokomobiel.het bewegen
der arbeiders tusschen de heistellingen, de
knoestige werkpaarden voor de steenkarren,
toont, dat hij er niet op ia aangelegd aan
het eens gekozene eenzijdig vast te houden.
H|j vertegenwoordigt niet wat men een genre
noemt, hy is schilder in het algemeen,
dat er nog
over hem
Scheltema
bij
en
en
zijn leven een prachtwerk
zijne kunst verschijnt in
Bolkema's boekhandel (K.
Groesbeek en Paul Nijhoff) te Amsterdam,
tot titel dragend: Georg Hendrik
B r e i t n e r.?I
ndrukkenenbiografische aanteekeningen van A. Pit,
W. Steenhoff en Jan Vet h, en 90
afbeeldingen van zyne werken in
p h o t o g r a v u r e.
liiilitiiiiiiiiiiiiliillHliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiliniiiiiiiiiiiiiiliiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Mnziet in de Hoofdstad.
Slechts drie nummers bevatte het pro
gramma van het laatste Caecilia-concert,
maar het waren compo-dtiën van groote be
teekenis; n.l. de b-mol suite van Bach, de
Serenade opus 95 van Max Reger en het
Heldenleben" van Rich. Strauss.
Spitta meent dat Bach als componist van
Buiten, zijn afkomst van een
Kunstpfeiferfamilie" niet verloochent. De Suite heeft
overigens, meer dan eenige andere kunst
vorm, den invloed ondergaan van de fransche
muziek. De naam van het laatste gedeelte
dezer Suite Badinerie", pleit daarvoor. Andere
fransche opschriften zooals les Plaisirs, la
Joye" en la Réjouissance" zyn niet zeld
zaam hi de Partieën", zooals oorspronkelijk
deze Suiten genoemd werden.
De onderdeelen dezer Suite zijn Ou verture,
Rondeau. Sarabande, twee Bourrées, Polo
naise, Menuet en Badinerie.
Bach heeft in deze Suite, behalve het
etrykquartet, ook de fluit aangewend. De
solo fluit party werd zeer schoon gespeeld
?door den heer Scheere, hierbij gesteund door
n lessenaar viooloncellen; het cembalo
had echter hierbij niet gemist moeten worden.
Het was overigens goed gezien van den
heer Mengelberg dat hy', tegenover de sterke
bezetting der strijkinstrumenten, ook de fluit
in de tutti meervoudig had doen bezetten.
Dat gaf een kleur aan het geheel, die in
hooge mate de aandacht trok.
Het geheele werk gaf weder op nieuw het
bewijs van de veelzijdigheid van Bach's genie.
Geen enkel componist heeft tot dusverre in
zulk een populairen vorm dergelijke boeiende
muziek vermogen te scheppen; muziek, die
steeds frisch van geest bly'ft en in geen enkel
opzicht verouderd genoemd mag worden.
De uitvoering was het werk volkomen
waardig. Dat is eewis de hoogste lof, dien
men den heer Mengelierg en het prachtige
Caecilia-orchest kan geven.
Van Bach tot Reger is schijnbaar een een
groote sprong. Toch is er in werkelijkheid niet
zulk een groote klove tusschen deze beide mees
ters. Men weet dat Reger's kunst wortelt in
Bach en... Brahms. Bij vroeger hier uitge
voerde werken van Reger kwam menigmaal de
gedachte aan Bach by mij op. Ditmaal echter
werd ik voortdurend herinnerd aan Brahms.
Het is dezer dagen juist tien jaren geleden
dat Brahms stierf. Met hem scheen ook het
type zyner kunst ten grave te zyn gedaald.
Brahms had een eigen stijl, hij was een zelf
standige persoonlijkheid, Wel hebben enkele
jongeren den invloed van Brahms ondergaan,
echter navolgers, gelijk b.v. Mendelssohn die
gehad heeft, zal men ternauwernood in het
gevolg van Brahms kunnen vinden. Nu is
Reger zeker geen blind navolger van Brahms;
het by hem zooveel sterker sprekend
modulatorische element verzet zich reeds aan
stonds tegen deze meening. Maar in de wijze
waarop hy het melos aanwendt is zooveel
overeenkomst met den stijl van Brahms, dat
men onwillekeurig afvraagt of Reger de man
is die de nalatenschap van Brahms Ihans, tien
jaren na die^ docd, mag aanvaarden.
By deze uit oering van de Serenade ontving
ik meer nog dien indruk, dan den eersten
keer. Overigens vond ik my' in mijn meening
over het werk bevestigd. Het is van edel
gehalte. Mooie melodieën wisselen af met
pittige, humorvolle en rhythmisch pikante
episoden. De vinding verzwakt niet en'
zoodoende is een werk ontstaan, dat in
onzen tijd als een beteekenisvolle verschijning
mag beschouwd worden, niet alleen door
de sobere bezetting der blaasinstrumenten,
of door het gebruik der twee corpsen
strijkinstrumenten, maar meer nog door haar
absoluut muzikaal wezen, in tegenstelling
met verschillende compositiën, waaraan een
programma ten grondslag ligt.
Als een der belangrijkste vertegenwoordi
gers van deze laatste categorie, kan men wel
Strauss' Heldenleben" beschouwen.
heeft zich, sinds zyn ontstaan veel
vrienden, maar ook veel vijanden verworven.
Het is waar, er komen dingen in die het
muzikale gevoel van den toehoorder niet
bepaald streelen ; een der meest krasse voor
beelden daarvan zie ik in de gestopte trom
bones van het tweede deel en in de bekende
quintenparallellen der tuba's. Men vnagt zich
of deze Matzchen" nu noodzakelijk er bij
behooren om den vereischten indruk te maken.
Overigens is juist hetgeen hierna volgt zeer
schoon van stemming en kleur, totdat het
keffende fluiten- en oboe-motief weer op
treedt. Met genoegen bemerkte ik dat
de heer Mengelberg den [aanhef van
het tweede deel niet zoo bedachtzaam
deftig meer neemt als vroeger. Het slot
van ein Heldenleben," zal wel, evenals
het trotsch imponeerende begin, steeds
de bewondering wekken van iederen
onbevooroordeelde. De heer Chr.
Timmner speelde de viool-solo op uitste
kende wijze.
De heer Mengelberg deed hem terecht
doelen in de toejuichingen van het
publiek. Het was bijsonder interessant
Reger's Serenade" en Strauss'
Tonby het scheppen van zyn heerlijke muziek?
Zal ik nu nog eens doen uitkomen dat de
dames Noordewier en de Haan als oratorium
zangeressen baars gelijke zoeken, doch dat
zy zichzelf en overtreffen, wanneer zy hare
groote gaven stellen in dienst van Bach's kunst ?
Ook van Urlus weet men hoe verbrouwt hy
is geraakt met de Evangelistenparty. Ik zou
hem hier en daar meer willen doen meeleven
met zijn verhaal; maar daar tegenover staat
dat hy zulke voortreffelijke momenten had
wie zingt zoo mooi und (Petrus) ging heraus
und weinete bitterlich ?" dat zyn toon
ditmaal veel meer vast stond en dat ook de
zuiverheid niets te wenschen overliet.
De heer Zalsman overtrof zich zichzelven
in zijn solo Am Abend, da es kühle war".
Dat mocht naast Messchaert geplaatst worden.
In zyn recitatieven had ik ook graag meer
de onmiddelyke beteekenis der woorden
hooren uitkomen.
Vroeger reeds heb ik vermeld waar en
waarom mijn opvatting van Bach's Passion
met die van den heer Mengelberg verschilt.
Dus zy thans slechts geconstateerd dat het
koor weer volkomen vertrouwd bleek te zyn
met de moeilijkheden van het werk; ja, dat
die voor het koor niet meer schenen te bestaan.
Ook de koralen a cappella klonken mooi en
zuiver. Het koraal, waarbij de jongens ditmaal
meezongen, detoneerde een weinig, juist ten
gevolge daarvan.
Over het algemeen was het koor een weinig
te sterk tegenover het orchest. Maar dit was
overigens zoo nobel van klank en stemming,
de solisten uit het orchest gaven daarbij zoo
volkomen artistiek hunne partijen weder, dat
het insrumentale gedeelte geen wensch onbe
vredigd liet.
Summa summarum een, uitvoering waarop
de heer Mengelberg met voldoening zal mogen
terugzien.
ANT. AVBBKAMP.
Artistieke Eigendom. Een belaiérijfc Rapport.*)
II. (Slot).
Op de vraag of langs wettelijken weg is
getracht recht te verkrijgen (vraag 22) wordt
door 4 personen geantwoord. In n geval
is inderdaad recht verkregen, van n is het
resultaat nog niet bekend, van twee was dit
ongunstig. Eén klager werd vrijwel uitge
lachen". Als mid leien van verweer werden
nog aangegeven; boy kotten van winkeliers
die namaak verkoopen, optreden van de
organisatie der kunstnij veren tegen de na
makers ; maar 't is duidelijk dat deze middelen
weinig bet eekenen.
Dat ook in het buitenland braaf van ons
gestolen wordt, blijkt uit de antwoorden op
vraag 26: Dat het buitenland met zeer
groote brutaalheid namaakt". Voorwerpen
door mij in aardewerk gemaakt, worden in
Parijs in zilver verkocht". Mijn werk
wordt door een Hollandsche fabriek op de
Duitsche markt gebracht". Toch bestaan in
het buitenland wetten op den artistieken
eigendom, maar bv. van Amerika wordt ge
zegd : dat men in de U. S. onze modellen
weigert te registreeren, omdat men aan Hol
landers, wier Regeering zelf dat niet doet,
MIIHIIIIIIIIIIIIIlllllllilllllllllllHimilUimilllllllllMIIIIIIIIIMIIIIIIIIIimil
moeten weinig in aantal en gemakkelijk zijn.
4 De procedure moet eenvoudig, goedkoop en
snel zijn. 5 Een onderzoek moet worden
ingesteld naar de wenschelykheid en moge
lijkheid van deponeering. Event. regeling
van het depot moet rekening houden met
het onderscheiden karakter der verschillende
vakken. 6 De bescherming moet van kracht
zyn voor het leven. 7 De wettelijke regeling
moet alleen betreffen de namaak voor ver
koop of handel bestemd; copie voor studie
zij geoorloofd. 8 Gewenscht is de vernietiging
van door de namakers gebruikte modellen,
stempels, zinco's, lithogr. steen en, enz. 9 De
rechtmatige bezitter van het ontwerp heeft
niet het recht zonder toestemming van den
kunstenaar verandering in het ontwerp te
brengen. 10 De bescherming blyve van
kracht wanneer de namaak geschiedt in
een ander materiaal of bestaat in een
overbrenging van het model van de grafi
sche in de plastische kunsten en omgekeerd.
11 De bescherming is slechtsgsldig voorden
auteur of diens rechthebbende. 12 Daar waar
deponeering gewenscht is, moet deze zijn
facultatief, niet attributief. 13 Het ten on
rechte gebruik maken van den naam des
ontwerpers of van den naam waaronder diens
werk uitsluitend verkocht wordt, het onder
anderen naam verkoopen van het werk van
den ontwerper worde strafbaar gesteld. Een
scherpere toepassing van de wet op de handels
merken is zeer gewenscht. 14 Het recht op
den artistieken eigendom zy niet vatbaar voor
beslag. 15 By de uitvoering van een derge
lijke wet zal de commissie van deskundigen
onmisbaar blijken. Deze commissie zal voor
elk geval afzonderlijk moeten worden vast
gesteld.
De Nederlandsche Vereeniging voor
Ambachts- en Nijverheidskunst heef c door de
enquête en het daarop steunende rapport
alle Hollandsche kunstnijveren aan zich ver
plicht en wij kunnen de commissie dank
baar zijn voor de ernstige wijze waarop zij
haar taak heeft opgevat en uitgevoerd. Moge
zij de voldoening genieten een krachtigen
stoot te hebben gegeven ter bereiking van
het doel, bescherming van den artistieken
eigendom. Dat dit doel, hoe lang ook
veronachtjaamd, ten slotte bereikt moet worden,
is zeker, want de eisch is rechtmatig En de
staat,. die de nijverheidskunsten tracht te
bevorderen door het stichten van scholen
enz., moet wel eindelijk ingrijpen als duide
lijk blijkt dat zij, wat zy aan den eenen kant
opbouwt, aan den anderen kant ongestraft
laat afbreken. Maar bovenal is het een kwestie
van recht: de kunstnijvere moet beschermd
worden tegen diefstal. Het woord eigendom
zegt waarom het gaat", besluit het rapport.
Evengoed als het materieele goed, dat men
door erfenis of koop of eigen werkkracht
verkregen heeft, den eigenaar niet ontnomen
mag worden, evenals het voortbrengsel van
den menschelyken geest op litterair gebied
diens eigendom blijft, zoo behoort ook het
ontwerp door den kunstenaar uitgedacht,
diens eigendom te zijn en te blijven, ook
en vooral niet in de laatste plaats om zich
eenigszins te beschermen tegen het verknoeien
en artistiek slechter maken van zijn model,
door bijvoegselen of oogenschijnlijk kleine
veranderingen, die in werkelijkheid zijn
werk ernstig verminken. Ieder arbeider
is zijn loon waard, zoo ook de
nyverheidskunstenaar; hij heeft recht op de vruchten
zijner studie, op het resultaat van zijn
zoeken. De wettelijke bescherming is,
zooals wij gezien hebben, volstrekt niet
schadelijk voor de ontwikkeling der am
bachts- en nijverheidskunsten in het alge
meen en zal evenmin de werkelijke
kunstindustrieelen schaden. Integendeel, zooals
gezegd, worden velen reeds nu slechts
l l l III l Mll IIIM
C. P. Pobyedonostseff. f
IIMIIIIIIIIIlmlIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIIIMIMIII
dichtung" vlak na elkaar te hooren. Beide
werken, geheel staande op modernen bodem,
maar geheel verschillend van principe.
De uitvoering mag &chier volmaakt genoemd
worden. Inderdaad, ten opzichte daarvan
werd het menschenmogelijke bereikt.
Zooals steeds in de laatste jaren, voerde
de Zangvereeniging van Toonkunst op
PalmZondag Bach's Matthauspassion" uit. Het
is onnoodig over dit heerlijke werk op nieuw
uit te weiden. Bij vroegere uitvoeringen gaf
ik meermalen historische bijzonderheden ten
beste over de passiemuziek in het algemeen
en over de Passionen van Bach in het bij zonder,
Bij een werk als dit is in de eerste plaats
noodig dat de toehoorder stemming krijgt.
Stemming nog meer dan technische volko
menheid in de uitvoering geeft het publiek
een beeld van wat in de ziel van den diep
voelenden componist omging Stemming ver
krijgt de toehoorder indien er wijding ligt
uitgespreid over de uitvoering.
Als men weet dat de dames
NoordewierReddingius en de Haan?Manifarges bene
vens de heeren Jac. Hrlus, Joh. Messchaert
en Gerard Zalsman de solisten waren, dan
begrijpt men dat men bezwaarlijk voor de
solopartijen een betere bezetting had kunnen
vinden, en dat juist zij in hooge mate er in
geslaagd zijn die stemming over den toehoor
der te doen komen.
Zal ik nu nog eens in het licht steil en dat
een Christus als Messchaert nog moet geboren
worden en dat zijn opvatting steeds meer
vervuld wordt van die bovenaardscho verhe
venheid, die Bach moet doordrongen hebben
Mr. J. P. Sprenger van Eyk f.
Prof. Dr. Ernst von Bergmann f.
dit weigert; aan Rijken die een wet daarop
hebben, wordt dit wel verleend". Een gevolg
hiervan is dat in Amerika gemaakte copie
daar wordt geregistreerd, terwijl de oorspron
kelijke modellen bij invoer als namaak worden
aangehouden. Op vraag '21, Hebt gij wel
eens wettelijke bescherming in het buiten
land gezocht ?" wordt geantwoord : l Deze
is, behalve voor de merken, voor Holland
niet verkrijgbaar", en 2 Is in Duitschland
voor Hollanders niet te erlangen".
De Commissie komt in haar rapport tot
de conclusie, waartoe ook de enquête móest
leiden, dat de bestaande bescherming totaal
onvoldoende is en de wettelijke bescherming
van den artistieken eigendom als aanvulling
gewenscht". Na een aantal bezwaren die
tegen een wettelijke bescherming geopperd
zouden kunnen worden, afdoende te hebben
weerlegd, geeft ae commissie nog eenige
principes aan die h. i. in een wettelijke rege
ling thuis behooren : l De bescherming moet
n toegepas e n technische kunsten om
vatten. Mocht dit niet mogelijk zijn in n
regeling, dan is een dubbele bescherming
noodig. 2 De kosten aan bescherming ver
bonden moeten zoo gering mogelijk zijn, e.a.
door het deponeeren van verschillende mo
dellen tegelijk toe te staan. 3 De formaliteiten
*) Nederl. Vereeniging voor Ambachts- en
Nijverheidskunst. Verslag betreü'ende de en
quête naar den toestand in de Ambachts- en
Nijverheidskunsten. Gehouden door de Com
missie voor den artistieken Eigendom.
Amsterdam, L. J. Veen.
tegen hun zin gedrongen tot diefstal en
namaak. Zijn zij eenmaal zeker van hun eigen
produkten, zoo zullen zij het niet noodig
hebben ook die van anderen te occupeeren.
Zijn ook de uitgevers tegenwoordig de ernstige
ijveraars, niet voor afschaffing, maar voor
verbetering van de wet op het auteursrecht?
Natuurlijk, een wettelijke regeling is geen
panacee, een goede wettelijke regeling is zeer
moeilijk, doch haar te bevordei en aller plicht.
Waarlijk, de ambachts- en nijverheidskunsten,
die, behalve haar taak om een invloed ten
goede op de gewone industrie uit te oefenen,
ook voor het vakonderwijs en het
kunstambachtsonderwijs van het grootste belang
geacht moeten worden, hebben alle recht op
een dergelijke wettelijke bescherming, waar
het blijkt dat deze voor een gezonde ont
wikkeling dier kunsten zeer weuschelijk ge
acht moet worden."
T. LANDKÉ.
Het onderzoek van spiritualistische verschijn
selen en vreemde feiten, door A. J. RIKO ;
met eene inleiding van MARCELLUS
EMANTS, 's-Gravenhage, Gebr.
Belinfante. 240 bl. met 9 afbeeldingen.
I.
Op verzoek van de geëerde Redactie van
dit Weekblad wil ik gaarne bovengenoemd
werk inleiden, dat dezer dagen verscheen.
Vooraf moet ik mededeelen, dat mijne be
schouwing een subjectieve is. Ik ben namelijk
geen spiritist. Hoewel het boek pas dezer
dagen van de pers kwam, mocht ik, door
bizondere bekendheid met den bekwamen,
sympathieken schrijver het werk als druk
proef reeds vooraf lezen en bestudeeren. Nu
is allereerst mijne besliste meening, dat Riko's
boek ontwijfelbaar een der beste werken, zoo
niet het best geschrift is van de vele boeken, in
de laatste jaren op dit terrein in 't licht
gegeven.
De auteur Riko, vergrijsd, maar niet
ververouderd in zyne zeer groote theoretische
en praktische ondervinding op dit geheim
zinnig gebied, heeft steeds bekend gestaan
om zijn scherp .waarnemingsvermogen en
zijne heldere, soms meedoogenlooze critiek.
Hy' bezit niet die nuchterheid, die zonder
ry'pe ervaring maar alles botweg op dit terrein
ontkent, maar die behoedzaamheid, die hem
steeds van dwaasheden heeft gevrijwaard.
De inleiding van den bekenden Emants is
diens bekend pleidooi voor een Nederlandsche
Vereeniging voor psyenisch onderzoek, in
1903 in het Vaderland" verschenen. Hierin
betoogt Emants het nut van eene Vereeniging,
zooals deze op dit terrein met vrucht werk
zaam is in Engeland, Amerika en Frankrijk,
enz. Wereldvermaarde mannen als Crookes,
Varley, Russell Wallace, Flammarion, Richet,
Schiaparelli, Lombroso enz. steunen dit po
gen, ten deele d)or hun lidmaatschap en
krachtig proefondervindelijk medearbeiden.
Riko's streven in dit boek is nu in hoofd
zaak vast te leggen, in het bewustzijn van
't tegenwoordig geslacht, de niet te loochen en
waarheid, dat er verschijnselen plaats vinden
in en rondom ons, die nog niet te verklaren
zijn. En tekens wil hij vooral, nog vóór de
tegenstanders van 't bestaan dier verschijn
selen het doen, er zelf met nadruk op wijzen,
zooals hy immer deed, hoe enorm veel humbug
en zwendel op dit gebied steeds werden ge
vonden en nog worden gevonden; en hoezeer
onwillekeurig, onbewust bedrog en zelfbedrog
hier worden aangetroffen.
Riko beschrijft nauwkeurig allereerst de
zittingen voor psychisch onderzoek, de z. g.
Seances". Hy' geeft de voorwaarden aan,
waarop dergelijke zittingen moeten plaats
grijpen. Hy weidt uit over de aanzittende
personen. En vooral over de mediums, die
personen, wier tegenwoordigheid noodzakelijk
schy'nt om de verschijnselen te doen ontstaan.
De titelplaat geeft hier een illustratief voor
beeld van. Men ziet de wereld vermaarde ge
leerden de krankzinnigen-arts en hoogleeraar
Lombroso, de sterrenkundige Schiaparelli, en
de Parijzer hoogleeraar, de physioloog Richet
benevens de in Italiëbekende Solovo vo rond
om een tafel, die in tegenwoordigheid van
het medium Eusapia Paladino volkomen wordt
opgeheven.
Riko beschrijft systematisch de physieke
en intelligente verschijnselen, die allengs,
zich al meer en meer ontwikkelend, kunnen
worden waargenomen door hen, die stelsel
matig en geregeld met een medium proeven
nemen. Er zyn vele soorten van mediums.
Terecht wijst Riko op de soort der
humbugmediums; en op 't geknoei met somnambules.
Voortdurend maant de auteur tot voor
zichtigheid en hij ontraadt terecht de z.g.
oproepingen.
Voorts bespreekt Riko de, naar beweerd
wordt, mediamiek verkregen gravures van
den bekenden tooneeiauteur Sardou. Hy laat
een afbeelding van een ervan afdrukken in
't boek. Dan wordt het z.g. direct verkregen
schrift van baron de Guldengtubbe uitvoerig
behandeld, een der merkwaardigste hoofd
stukken van 't nieuwere spiritisme. Het voor
heen onuitgegeven boek van den oud-resident
van Herwerden over 't Javaansch medium
Aridjan vindt vervolgens een plaats in Riko's
geschrift. Daarna wordt medegedeeld, hoe
bij 't medium Duguid diens directe schilder
stukjes ontstaan.
't Bovengenoemd medium Eusapia Pala
dino en hare reeksen proefnemingen door
wereldvermaarde geleerden, zelfs door clubjes
bekende geleerdei. in Italiëen in Frankrijk
onder de byna voor onmogelijk te houden
strenge voorwaarden van onderzoek Benomen,
worden zeer uitvoerig door Riko besproken.
Ook wat de beroemde astrophysicus Zöllner
en de Russische staatsraad Aksakof waar
namen, wordt, hoewel meer historisch als
van een kwart eeuw geleden, gememoreerd.
En dan wat de huidige terecht wereld
vermaarde geleerde Crookes waarnam be
spreekt Riko vervolgens uitvoerig. De won
derlijke materialisaties en manifestaties van
de z.g. Katie King" zijn door Riko persoonlijk
te Londen herhaaldelijk waargenomen. Riko
neemt in zijn boek niet alleen het
geestenportret" van Katie op, maar ook de tabel,
waarin de vermaarde Varley, legger van den
eersten transatlantischen kabel, groot tech
nicus op electrisch gebied, zijne exact-weten
schappelijke galvanometrische waarnemingen
opteekende ten opzichte van het in den keten
ingesloten medium Cook en de later op
tredende schijngestalte Katie King. Deze tabel
neemt 5 bladzijden in Riko's boek in. Deze
proefneming is 't, waarvan de vermaarde
electricien verklaarde, dat weinige uren zijn
levensleer,na jaren studiegevormd, vernietigde.
In een slotwoord bestrijdt Riko, soms met
bijtend sarcasme, waarvoor hij bekend is,
de tegenstanders. Hij waarschuwt weer
opnieuw voor 't dogmatisch spiritisme.
Aan 't slot geeft Riko een opgave van
literatuur over deze studiën.
Gebr. Belinfante gaven Riko's studie in fraai
gewaad en duidelijken druk uit. De 9 illustraties
zijn goed.
Gouda, 7-3-'07. Dr. A. C. A. HOFFMAN.
(Slot volgt.)
Tholen en Bastert.
Uw meening, waarde Steenhoff, over de
verhouding Tholen?Bastert is een andere,
merk ik, dan de mijne daarover. Ik meen
niet dat daarin ge alleen staat. Er is echter
in dezen toestand niets dat me bezwaart.
Het is me gebleken dat er iets in het werk
van Tholen is dat hem een wat buiten de
tegenwoordige richting zet. Wat het is ?
Terwijl de anderen allen er naar zich richten,
zoo scherp mogelijk geaccentueerd h tin plotse
linge aandoening over de natuurlijke schoon
heid, etc uit te duiden, liefst meestentijds
in zoo zwaar moge'ijke kleurverhouding. is
de bezonnenheid een kenmerk meer van het wi-rk
van Tholm dan van de tegenwoordige ai deren.
Dat schijnt me op den duur de reden der
te geringe appreciatie. Het werk van Tholen
is niet de uiting van een hierboven
aangeduiden meer algemeenen wil, neen, het is
afzonderlijk gaan staan, door dat velerlei
overweging het den meesten schijnbaar koud
maakt. Het werk van Tholen is gekenmerkt
door een wijde en fijne teederheid. Het is