Historisch Archief 1877-1940
No. 1554
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
van 't schilderij zijn: de lichtglang in het
vertrek met zijn bonte fignren, de kleuren
der kleederen, die in de schoonste combinaties
gekozen zijn, vooral die van de Christusfiguur,
(rood en blauw) en ten slotte het wazige (het
beroemde Sfumato van Lionardo) waarin alles
gehuld ia. Dit alles is zoo volmaakt weer
gegeven, dat Stang's groote begaafdheid
hierdoor ten volle be\estigd wordt. Een merk
waardigheid van het schilderij is, dat zich
niet in alle glazen roode wijn bevindt, n.l.
niet in die, waar hij door de nabijheid van
andere roode kleuren, de schoonheid van 't
geheel afbreuk zou kunnen doen of waar
doorloopende lijnen door het glas heen
schemeren. In zulke kleinigheden, die vroeger
onopgemerkt bleven, openbaart zich zoowel
de alles omvattende geest van Lionardo als
de liefde van den fijnvoelenden copii'st.
Eerst in later jaren toen Stang van
Dusseldorf naar de Amsterdamsche Academie ging,
en de invloed der natuur en kunst
van Holland zich deden gevoelen, is hij met
schilderen begonnen. Als grijsaard greep die
verandering in hem plaats, want hu bezat
jeugdige frischheid genoeg, om de wereld
met nieuwe oogen te leeren zien. Voornamelijk
hield hij zich met landschappen en portretten
bezig, en dat hij steeds vorderingen maakt
blijkt uit twee zelfportretten, waarvan het
laatste bijna met een Liebermann gelijkge
steld kan worien.
Slechts deze tweeledige voorbereiding: de
nauwgezetheid van den etser en de kleuren
rijkdom der Hollandecbe school, kon een
moeieljjke taak als de reconstructie van het
Avondmaal' doen gelukken.
mmmm
In weerwil van de vele belangrijke voor
vallen, welke zich in de laatste weken hebben
afgespeeld, heeft de invloed van den rsten
April zich op velerlei gebied doen waarnemen.
Zoo heeft men nog steeds kans gezien,
onze miaisterieele crisis op kritiek peil te
houden, een toestand, welke allerwege zoozeer
in den smaak valt, dat hij wél gehand
haafd zal blijven.
Het congres van de S. D. A. P. verliep,
dank zij de gebruikelijke moties, in een
emotieloos einde. Daarbij viel slechts op,
dat Troelstra een minder sportieven indruk
maakte, dan men, na eenige zijner vooraf
gaande sport- uitlatingen, van hem bad mogen
verwachten.
De opgraving en weder-ter-aarde-bestelling
HiiiHMMiiMi in imiinii iiiimiMmiiMiHiiiMMiiuiiiiiiiiimiii
van Michiel de Buyter had eveneens een
treffend kalm verloop.
Zelfs de verkiezing van een nieuw militant
militair element in de Eerste Kamer liet het
publiek staal.
Ook in het buitenland bleven de
wereldschokken getemperd.
Terwijl de Doema de parlementaire nadeelen
ondervond van het vergaderen in een te goed
geventileerde zaal, moest de groote Russische
massa-moordenaar Pobyedonostsef zijn on
voltooide taak neerleggen; doch de laatste
krant, welke hij las, verzekerde hem, dat
zijn welgevallige arbeid tenminste in Roemeni
voortgezet werd.
Zelfs de bezetting van Oedja liet Europa
even onbewogen als Marokko zelf.
De Benige verklaring van al deze weldoende
rust kan slechts zijn de vroege Paaschvacantie.
Die er de schade van hadden, zijn de kippen
geweest, van wie het schier onmooglyke is
geëischt, om aan de Paaschnavraag te voldoen.
CHE. KRAS.
MiimiiiiMniiiiiiiiliiiiiiimiiMMminiMiiiiiiiiMimiiiiiMiitiMiiiiiuniiiii
Het onderzoek van spiritualistische
verschijnsekn en vreemde feiten, door A. J. RIKO ;
met eene inleiding van MAECELLUS
EMANTS, 's-Gravenhage, Gebr.
Belinfante. 240 bl. met 9 afbeeldingen.
II.
Professor Jelgersma te Leiden rekent in
zijn geschrift over 't Hysterisch Stigma het
den wetenschappelijker! onderzoekers e enigs
zins tot een verwijt, dat zij maar jaren ach
tereen de door spiritisten goed geconstateerde
feiten voor bedrog hebben uitgemaakt, Hy
bedoelt hier de somnambulistische
phenomenen.
Dit verwijt kan men bedoelen in meer
uitgestrekten zin. De spiritistische verschijn
selen, in hun veelheid van vormen, oud als
de heks van Endor, zijn wel te loochenen,
maar daarmede niet uit de physische en
psychische wereld te bannen.
Riko's boek is een uitstekend geschrift in
den waren zondvloed van werken, die tegen
woordig o 'er spiritisme, occultisme enz. over
de beschaafde wereld rolt. De studie is ge
heimzinnig, vol gevaren en voor hen, die reeds
een voor hunne rede en gevoel geopenbaard
geloof bezitten, nutteloos en zelfs verboden.
Riko hoopt dan ook meer de materialisten
de zekerheid bij te brengen, dat er een on
sterfelijkheid is in eene bovenzinnelijke
wereld. Of zijn boek daartoe kan bijdragen ?
Ja. Maar zal bijdragen? Ik twijfel. Het is,
of de menschheid in groepen, levend in en
beheerscht door waandenk beelden, door de
wereld trekt. Millioenen leven in materialisme.
Er zouden zijn alleen kracht en stof; e a geen
onsterfelijk bestaan zou ons, menschen, zijn
weggelegd. Andere millioenen ademen in
spiritualisme. Er ig een geest, een ziel, on
stoffelijk, daardoor ondeelbaar, daardooi on
sterfelijk. Tienduizenden van deze menschen
erkennen het spiritisme als de wetenschap,
die dit alles zou kunnen bewijzen. Exact.
Proefondersrindelyk. Andere millioenen van
deze menschen keeren zich af van dit
vorschend spiritisme, door H. Schriftuur en kerk
veroordeeld.
In forsche, breede groepen trekken wij,
menschen, gescheiden door de denkbeelden
en gevoelsinspiraties, de wereld door, nog
blijde, als charitas en onderlinge persoonlijke
waardeering en toegenegenheid bij
stelselbestryding ons niet te zeer van elkander
vervreemden. Met uitzondering van
schokkenie, impulsieve beroeringen in de historie
gaat slechts sparadif ch een overtuigde schou
wer van 't eene denkbeeld in 't ander
levensdenkbeeld over. Hoe moesten Crookes, Richet,
Schiaparelli, Zöllner, Lombroso en andere
roemruchte geleerden zwoegen om tot de
overtuiging te komen, dat kracht en stof
maar niet zoo direct alles in dit leven ver
klaren. 1) Hoe tobde de sterrenkundige Zöllner
niet met zijne exacte proeven met mediums.
't Was, of hy den dood inging, vóór hij zijn
hem zoo bekend geworden en zelfs geliefd
materialisme zich verstandelijk verplicht zag
te verlaten om in te zien, dut na den dood
des menschen die dood geen dood is.
Hoe vlogen de materialisten, Zöllners vroe
gere vereerders, tegen hem op, alsof hij de
hoop der menschheid had vernietigd.
Ik ben geen arts als Lombroso, geen ster
renkundige als een lid van de spiritistieche
astronomen-trits Zöllner ?
Schiaparelli-Flammarion; geen physioloog als Richet, geen
schei- en natuurkundige als Crookes, geen
bioloog als Wallace.
Een simpel artsje ben ik. Maar in dezen
tijd, nu literatuur en journalistiek meer
subjectief in schrijverssentiment worden dan
misschien wel goed is voor kunst en pers,
wil ik toch als modern mensen mede offeren
aan deze moderne neiging. En, nu ik eenmaal
een boek over spiritisme besprak, vooral
verklaren, dat ik niet mag gebonden worden
voor een spiritist. Vele spiritisten zijn mijne
vrienden. Maar de spiritistische proeven en
leeringen verzaak ik.
In welk denkbeeld leef ik dan op dit ter
rein ? Als iemand 't kennen wil, ik wil 't
teekenen.
Ik geloof aan de onsterfelijkheid der ziel. En
heb geen spiritisme noodig om dat in te zien.
Een materialist begrijp ik niet en heb ik
nimmer kunnen begrijpen, 't Is of een muur
tusschen mijne materialistische vrienden en
mij staat. Is de ziel onsterfelijk, dan moet zij
ondeelbaar en dus onstoffelijk zijn. Hierdoor
vervallen voor mij alle occulte theorieën
van astrale lichamen, fijne aetherieche
perispritsen.
Hoe ik dan de spiritistische verschijnselen
verklaar? Ten deele leven wij in onbekend
heid met nog in toekomende tijden te leeren
natuurwetten.
Lombroso b.v. hoopt ten deele op de
X stralen 't radium, enz.
Voor een ander deel door onwillekeurig
bedrog, onbewust zelfbedrog, en opzettelijke
bedriegerij. Voor een verder deel door 't
systeem der suggestieleer, dat heden n een
soort wetenschappelijk stelsel n nog tevens
een mysterie is. De spiritistische slachtoffers
van 't mysterse der auto-suggestie en sug
gestie acht ik in aantal groot.
En voor een groot deel is 't spritisme in
phenomenen en in leer volgens mijn inzicht
actie en inspiratie van de engelenwereld, die
spiritueel in intelligentie, macht en kracht
onze zinnenwereld omzweeft.
De grenzen tusachen dit alles juist aange
ven, meen ik, is heden geen onderzoeken
den menschenlyken geest gegeven.
Op dit laatste wees de onlangs overleden
pauselijke lijfarts professor Lappon. In
zijn boek Hypnotisme en Spiritisme", in
1906 verschenen.
En juist door onze meening, dat de engelen,
de zuivere geesten, kunnen inwerken in onze
zinnenwereld, worden wij voorzichtig. Want
niet alleen in de phantasieën van Dante,
Milton, Vondel en Longfellow, de
engelenpoëten, bestaat die wereld der zuivere geesten.
Zij is in realiteit.
En ook geen Lucifer leefde alleen in 't
gestorven brein van Vondel. Hij zweeft in
werkelijkheid.
En veel in 't spiritisme, vooral de enorme
tegenstelling tusechen dikwerf allernietigste
oorzaak en heftigst gevolg, heeft ons doen
nadenken, wat op dit geheimzinnig en al
Iergevaarlijkst terrein wel werkzaam was*
De gescheiden menschelyke ziel ?
Maar Crookes, Flammarion, Richet en de
philosoof Duprel verklaren, dat 't
identiteisbewy's voor 't werkelijk verschijnen van
overledenen huii nimmer gegeven is.
Volgens mij zal 't nooit te bewijzen vallen
en acht ik dit zoogenaamde en beroemde
identiteitsprobleem 't achtste wereldraadsel,
dat nooit zal worden opgelost en dat bij de
beroemde zeven wereldraadselen van
DuboisReymond te voegen is.
De menschelijke ziel is van nature ge
schapen en bestemd voor e in bepaald lichaam.
Met dat lichaam kan zij stof verplaatsen,
maar geen stof, waarmede zij geen stoffelijke
gemeenschap heeft. Na den lichamelijken
diod wordt de ziel geen zuivere engelengeest.
Zij ageert dan niet direct op en beheerscht
geen stof, zooals de engelen, die geen eigen
lichaam hebben en aan geen bepaald
stofconglomeraat gebonden zijn.
Zij blijft in intellectueele beelden schou
wen; wachtend den algemeenen oordeelsda*?,
waarop een lichaam in verheerlijkten vorm
door Gods almacht haar zal gegeven worden
tot in eeuwigheid; het lichaam, waartoe de
ziel een natuurlijke neiging heeft.
Daarom geloof ik niet aan werking van
gescheiden zielen in spiritistische séances,
welk vreemds ik daarvan ook persoonlijk
mocht waarnemen.
Ik meen, dat veel in 't echte spiritisme
de werking is van den Geist, der stets
verneint," die niet alleen als waanschim zweefde
in Goethe's phantasie.
Gouda, 7-3-'07. Dr. A. C. A. HOFFMAN.
1) Juist ontvang ik Limbroso's jongste
artikel: Hoe ik spiritist werd". (31-3-'07).
Oe Nieuwe Spellij in De Gids.
i
In 't Februarie-nummer van De Oidt komt
de heer Hasselbach in een lijvig artikel op
tegen de voorstellen van de Vereniging tot
vereenvoudiging van onze Schrijftaal. Het
Handelsblad wijdde aan dit artikel ia 3 num
mers een uitvoerige instemmende bespreking,
en was van oordeel dat deze heer, een gees
tige deskundige genoemd, de zaak nu eens
goed aanpakte en de spijkers op hun koppen
sloeg. Van deze geest geeft de heer Hassel
bach dan ook herhaaldelik blijk, waar hy 't
schrijven volgens de voorstellen der Vereni
ging Kollewynen" noemt, de leden van deze
Vereniging ,,Kollewynianen", gaf hij blijk
toen hij in 1903 de vereenvoudigers gebrek
aan durf verweet en met voorstellen voor
den dag kwam tot spellingverandering, welke
Mr. E. M. VON BADMHAÜER f
hij nu weer terujtseromen en door andere
vervangen heeft, gaf hij ook blijk toen hij
sinds dien lid van de Vereniging werd.
De geest van deze heer mag dus veilig
met het Handelsblad geconstateerd worden.
Ook zijn deskundigheid? Het zij mij ver
gund in deze periodiek zijn artikel nader te
bezien en zijn deskundigheid te belichten,
nu van de ene zijde deze aanvaard, van de
andere zijde als niet serieus erkend wordt.
Alvorens tot kritiek van de voorstellen-zelf
van bovengenoemde Vereniging over te gaan,
deelt de heer Hasselbach mede, dat bij de
geleerden en beschaafden in 't algemeen een
hooghartig neerzien op de spellingbeweging
is. Indien hij zich uitgedrukt had: bij vele
geleerden en beschaafden, zou dit jui
ster zijn geweest; immers de vele aanvallen
in de pers die tegen de Vereniging
zyn gericht en weerlegd, de vele artikelen
die in onze periodieken voorkomen, in de
vereenvoudigde spelling geschreven, en de
vele geleerden die instemmen met de begin
selen van de Vereniging, getuigen niet van
een algemene hooghartige negatie. Het ver
langen naar apellingvereenvoudiging komt in
de laatste tyd zo sterk tot uiting, dat niet
tegenstaande de hooghartig negerenden, de
meesten inzien, dat er vereenvoudiging moet
komen. Voorzeker ook onder de geleerden
zijn sr velen die niets van vereenvoudiging
willen weten, maar hoevelen zyn er onder
hen, die werkelik recht van spreken of nege
ren hebben krachtens een door hen gemaakte
studie? Zijn ze niet op de hoogte van de
spellingkwestie, hun hooghartig neerzien en
hun negatie getuigt dan slechts van gebrek
aan de ware wetenscbappelike bescheidenheid,
of van de onvruchtbaarheid van hun filosofie.
Mochten er onder hen taaigeleerden zijn die
zich zulk een hooghartigheid willen veroor
loven, dan kan men slechts een glimlach
daarvoor over hebben; immers aan de spel
ling van de oudnederlandse, oud germaanse of
oud-latiniese monumenten zullen ze wel hun
aandacht wijden, soms met een geestdrift
alsof het geluk der mensheid er vanaf hangt,
maar waar hun wetenschap tot nut voor
hun volk kan zyn, zullen ze hun neusen
laten oprimpelen in hooghartige negatie!
De heer Hasselbach geeft vier oorzaken op,
waardoor de tegenkanting tegen de spelling
vereenvoudiging gekomen is: de leiders willen
van geen wetenschappelik overleg horen,
het heftige en revolutionaire dat het
optreden van sommige voorstanders en
bezigers der nieuwe spelling kenmerkt, de
minne grove stijl, waarvan enkelen in som
mige bladen en werken zich bedienen, de
vrees dat het onderwijs geschaad, de taal
vergroofd en verboerst zal worden, en ten
slotte de overtuiging dat het Kollewy'nsche
stelsel" nog geen stelsel, nog on-af is.
De Vereniging nu heeft meer dan 10
jaren over de voorstellen beraadslaagd, en
wat er nog aan ontbrak, aangevuld, getuige
de kommissie welke op verzoek van de
Vereniging zich constitueerde, ten einde
een regeling vast te stellen voor de spelling
van de i-(ïe-) klank en der bastaardwoorden ;
in deze kommissie hadden de volgende
belltllllllMIIMIIIIIII
Meubelwinkel van Paerels te Amsterdam.
Meubelwinkel van [Paerels te Amsterdam.
Hienw Onfl-Quenlielte.
Kunst- en gebruiksvoorwerpen uit te stallen,
zóó te plaatsen, dat goed uitkomt wat uit
komen moet, en aan andere omringende voor
werpen geen schade doen, eischt een niet
gering talent. In groote zaken is het uitstallen
dan ook aan bijzondere personen toevertrouwd.
Indien deze het doen met smaak, met gevoel
voor kleur, vorm en verhouding, wordt het
uitstallen eene kunst op zich zelf, eene kunst,
die men niet leeren kan, maar aangeboren
moet zijn.
In dien zin is de uitstalling in Paerel's maga
zijn : Oud-Holland, op het Damrak te Amster
dam, zonder tegenspraak niet zonder kunst.
Met fijn gevoel en smaak zijn daar oude
en nieuw-oude meubelen, echt-oud koperwerk
en nieuw-oud koperwerk, echt oud porcelein,
en nieuw-oud porcelein, gobelins en vele
andere kunst- en gebruiksvoorwerpen ten
toon gesteld.
De nieuw oude meubelen, koperen kronen,
enz., in Oud- Holland, worden daar niet voor
eeuwen-oud werk verkocht, neen, voor wat
ze zijn : nieuwe meubelen, nieuw koperwerk,
enz. alles nauwkeurige en kunstrijke namaak
van meubelen, koperwerk, enz. zoowel in stijl
uit den tijd van Lodewijk XIV. XV, XVI,
als in gothieken stijl of den stijl van het
eerste keizerrijk. Zoo is het met de
nieuwoude gangbanken, tafels, haardbankjes,
tinnenen aaidewerkborden, kapstokken, klokken,
spiegel^, oud vlaamscti keperwerk, kandelaars,
kronen voor gas- of electrischen aanleg, oud
zilver, tapijten, enz., enz.
Dit nieuw-oude, dat voor den prijs van
nieuw en niet voor dien van antiek verkocht
wordt, eischt knappe werklieden. Over de
zulken heeft Oud-Holland te beschikken,
onder welke een gediplomeerd teekenaar en
een beeldhouwer uitmunt. Zoo steunt bij dit
werk de kunst het ambacht en het ambacht
de kunst. Door deugdelijke teekenaars en
ambachtkunstenaars is het voor zaken als
Oud-Holland mogelijk bij en naar echt
oudwerK, nieuw te maken, dat van het oude moei
lijk te onderscheiden valt. Heeft iemand van
een gemeubelte van vóór twee of drie honderd
jaar, h.v. niets dan een stoel o/er, de meubel
kunstenaar van t ham, maakt er een
gerneubelte bij, dat het oude al zeer nabij komt.
Eigenaardig is het met oude trijp. Voor
l
het bedrukken van deze bestaan nog de rollen
van voor eeuwen van den tijd, dat het
,,Velours d'CJtrecht" wereld vermaard werd.
De oude werktuigen stellen dus in staat
het oude werk te leveren, precies hetzelfde
als vóór eeuwen.
Grappig was het toen voor enkele jaren de
zonnebloem als patroon voor trijp als iets
nieuws, als het laatste moderne werd gehul
digd, ... want dat nieuwe, dat laatste moderne
was oud als de weg naar Rome, en werd
met rollen n of meer eeuwen oud, met den
zonnebloem het patroon, gedrukt.