De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 14 april pagina 3

14 april 1907 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1555 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. het overbrengen van den toon, die voor een leven van dichtkunst beslissend i?. Wie zal zeggen of in een van de in Noord-Nederland aanwezige exemplaren, van Van der Noots gedichten niet n zulk een blik geworpen is? ALBEKT VEUWEY. Bet Lerge. Leven, door JEANNK REYNEKE VAN STTTWE, uitgegeven door L. J. Veen, Amsterdam. Niet Leege Levens," niet Be leegten des levens," doch Hét Leege Leven." Van al de personen, voor in hef boek ia een uitvoerige lijst aangeboden, rijn er eigenlijk slechts drie op wier levens, leege levens dan, de schrijfster ingaat: l. Arlèle Eist van Velzen, een uiterlijk koele, diep in gepassionneerde vrouw. Heeft een verstandshuwelijk gesloten, en voelt zich daarin niet gelukkig. 2. Eva, haar zuster, van een zeer zelfxnchtige, oppervlakkige natuur. Gehuwd met een goeden, eenvoudigen man. 3. Herbert, hun neef, rijk en onafhankelijk, heeft een gezond sterke, levenslustige natuur. (Aldus worden zij ons in de lijst omschreven.) f Eva coketteert met Herbert, maar deze voelt zich meer tot Adè'e aangetrokken ; zij gaan van elkaar houden, en Adèle zegt baten man, te willen scheiden. Kort daarop komt Eva een scène maken, zegt dat zij Herbert liefheeft, en zij, zoo A'lè'e en hy trouwen, zich te kort zal doen. Adèle, hier door bang gemaakt, belooft dan aan haar zoeter afstand te zullen doen van Herbert, en als deze haar even later komt be:oeken, zegt ze hem dit. Hy is wanhopig, belooft echter eenigen tijd naar Parijs 1e gaan om te trachten haar te vergeten. Wanneer hij heen is, gaat Adèle naar haren man, zegt hem, nu niét meer te willen scheiden, wat hjj ook goed vindt. Ze gaan hun liefdeleege leven dan weer verder afleven naast elkander. Oyer dit onderwerp, h e irriteerend banaal ook, zal ik niet veel zeggen, een waarachtig kunstenaar vormt een nog wel min ier gegeven om tot e?n verby'steretde schoonheid. Dit boek behoort niet tot die. waaruit men met een blijde oplettendheid het goede tracht op te sporen, daartoe ia het niveau TM» levecsaanschonwing te laag bij deze schrijfster; de roman verloopt in akelige jdledaagschhtid, en nog wel Haagsche »1letdaagschheid, van dameskletcjes, Kurhausooncerten, rijtoeren, theetafeldiscours, lasterpwatjes van buren en dienstmeisjes; het is uiterst burgerlijk, bij al het poseeren voor Toornaamheid, wijl het slechts uiterlijkbeiiJjes -«ener maatschappelijke klasse weergeeft, en ?de geestelijke voornaamheid verre blijft. De .liefde, de blijdschap, de droefenis, de tegenzin, de verveling, alles dezer menschen is vulgair; «p eiken aanstoot van het leven reageeren deze lieden vrijwel op dezelfde wyze ; we kennen dat al, heel lang, in Hol'and, deze onpersoonlijk geziene romanfiguren. Lees bijvoorbeeld eens over de liefde tusschen Herbert en Adóie (blzn. 86 tot 107 en 140 tot 148 ) Ik wil wel gelooven, dat er menechen zijn, die zoo gevoelen en tot elkander spreken, maar dat heef', niets met kunst uitstaande, evenmin als zeer vele andere, eveneens beete&nde dingen; evenmin als pryscouranter:-kennis van fietsbanden (pag.59); ongemotiveerde wijsheden over mijn-exploi tatie (pag. 37, 2e deel); uit leerboekjes afgeechreven handelsbrieven in Fransch, Duitscb, Engelsen (pag. 135, 2e deel); om maar iets te noemen. Ik ben niet gewnd, kleine onjuistheden, ?welke men toch vanzelf al lezend aanstreept, te releveeren in een bespreking, ik zal dit ook nu niet doen, doch het moet me wel van-het hart, dat er vele van deze kleine, eeg maar: groote onjuistheden zijn. Het ge heel is eigenlijk n groote onjuistheid : Die paar Haagsche dames, n uiterlijk koele, doch diep-in gepassionneerde", f n zelfzuch'^tige, oppervlakkige", beiden zich vervelend, "vooral vervelend, zich vervelend, mij ver velend, beiden zich ver boven haren man varend, beiden met luttel ge (roei voor haar kinderea, doöh beiden in d't alles klein, ?moeten die ons aanduiden dat het leven leeg is ? Zij zijn leege levens, geed ; die neef ook, allerleegst, best, doch hét leege léven?" Die donkere visie, ontloken als een zwarte t>k>em in menschenzielen? Waar is deze? wuuiiiftliiliiiiiiiliiiiitiiifiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiimiiiMMinmiiiiiiiM UIT DB NATUUR CCXVIII. Kleine vogeltjes. Al weer een goedkoop boekj e v oor vogel vrien den, een Engelscb, dat spreekt vanzelf; 100 photo's naar 't leven, met uitvoerige aanteekeaingen over hun gewoonten voor n shilling, en door niemand minder dan E. E. Lodge, den schrijver van Pictures of Bird Life;" lang niet de eerste de beste. Dit boekje is van grooter formaat dan de bekende Govan's; er zijn foto's in van 10 bij 15, die zijn dus bepaald groot" te noemen, en heel mooi zijn de meeste boverdieri; niet alle natuurlijk, dat was te veel geëiecht; naar de jonge koekoek b.v., in 't neet van een bastaard nachtegaal, moet ga even zoeken, voor ge hem vindt; en dan moet de ver beelding nog een beetje helpen, om de omlijning ran't diertje te voltooien; maar dat is in de natuur zelf ook, wel eens "t geval; hier werkt 't gemis Tan de kleuren bovendien mee «m de vaagheid te vergrooten ; daartegenover staan weer haar scherpe reproducties van andere vogeltjes. Een best stndieboekje. Toch geloof ik, dat in de meeste gevallen «Heen zij van dergelijke moderne boekjes 't ware genot en profijt zullen hebben, die de diertjes al eenigszins van elkaar kunnen onderscheiden. Voor wie nooit met aandacht een rietzanger of een graamuschin de natuur, of ten minste opgezet heeft bekeken, lijken op een afstand al die geel-grijg-rood-bruine pietjes op elkaar ; en ook de foto's zijn, voor wie de detai's niet zoo gauw opmerkt, al zeer weinig verschillend. Ze uit elkaar te houden, schijnt een onbegonnen werk. Nu is niemand verplicht onze zomer-zang?vogeltjes te kennen, en groot voordeel geeft 't ook niet; was er geen ander hulpmiddel dan tlettr en vorm, dan zou 't inderdaad zoo ?goed als onmogelijk zijn, er uit wijs te worden, -en haast niemand zou 't beginnen ook. Alleen 'wie dagelijks buiten rondzwerft en een heel Hebt gij wel eens vernomen, dat er zeer groote dingen gebeuren kunnen in de kleine menscbenhoofdwi ? Dat er zielen als blommen verwelker, van liefde, en van haat en van twijfel? J'at er berusting als een kind ge boren wordt, bloedend? Dat er zonden zijn, welke euen rooden brand ontsteken, tot de dood dien uitblu^cbt met n duw? Dat er deugdfn zijp, die als een lam het leven op Gods altaar tot een offer nederleggen? Dat er wijsheid is, of dwaasheid, om het even: een idee, die wel een leven schoonst en volst kan maken, doch met een stillen lach dat leven als een waard'oos ding verbreekt ? Dat er afschuw van den dood is, en ook een heimwee naar dat donkre meer, waarin eens op een nacht de kleine beek, die men een leven" noemt, zich verliest? Dat er welwijs heid is, die r ast loos heeft gezocht naar het wonder van het leven, en wat zij vond, weer van zich smijt gelijk een leege vruchten?chaal ? Dat er een leven, leeg van volten, vol van leegten i» ? Dat er zoo eindloos veel is, vóór een mensch het leven ledig noemen zou ? En toch o dit kan, dit td.n. Het leege leven" dus ; doch geenszins uit een onbeduidend boek als dit geiaakt mij die suggestie. Het is waarlijk n;èts. Als ik eraan terugdenk, moet ik zachtjes lachen in mij .elf. Flet eeoige wat men be reikt met zuik werk, (dit en honderden an dere boeken van deze soort,) is dat de men schen lachen. Het is maar een begin; ik lach eu met mij eenige anderen, doch steeds kooien er meer lachers bij, en later, liter, ge zult eens zien. Ik zeg, dat men eens bovenmatig lachen zal om die zielloos-realistische boeken, gelijk men dit nu doet om veel van voer dezen tij<l: De Bloedhond der Nedeilanden." ,. De Kooda Brug, of de nacht van den 13den Novembei" zijn specimen van wat, ik meen. Ge gelooft me nu nog niet, maar, waarlijk, die tijd zal komen. J. STEYXEN. De n>euwe Kazerne, beschreven en be groot door A. E. REDEI.É, kapitein der genie, W. Leydenroth, Utrecht. Het zou voorzeker moeilijk vallen, op militair gebied, een onderwerp aaii te wijden, waarbij stelselloozer wordt te werk gegaan en waarvoor meer geld onnut wordt uitge geven dan bij het voorzien in de behoefte aan kazernes voor de landmacht. Ieder minister van oorlog berijdt bij deze belang rijke aingelegenheid zijn stokpaard en brengt dientengevolge wijjiging in het door voor ganger*, met veel moeite en groote kosten, tot stand gebrachte. Plaatselijke en andere belangen spelen daarbij meermalen een groote rol. En bet is niet alleen het Ryk, dat door die handelingen groot geldelijk nadeel lijdt, doch ook meerdere gemeenten dee'en daarin. Kortheidshalve noemen we slechts Leeuwarden. Deze grineente liet men inder tijd stallen, maneges enz. bouwen voor een cavalerie-bezetting, welke er slechts betrek kelijk korten tijd verblijf hield. Andere inzichten by het departement van oorlog waren oorzaak van deze onverantwoordelijke handeling. Dezelfde gemeente had eertijds een groot infanterie-garnizoen, dat later sterk werd verminderd, terwijl volgens loopende ge ruchten nog vermindering te wachten staat. Het gemeentebestuur, dat de maat nu reeds overvol gemeten acht, wendde zich in het vorig jaar dan ook tot de Re^eering, inzonderheid wijzende óp de buitengewone groote kosten, waarop de gemeentenaren, door de schuld van het departement van oorlog, wareu gejaagd. Een groot nadeel van veel onzer ondoel matig ingerich'.e en verouderde kazernes is bovendien, dat ze in de steden gelegen zijn en dan nog dikwijls in beruchte buurten. Zoowel uit het oogpunt van hygiëne, als dat der zedelijkheid een zeer afkeuren» vaar dige toestand. In de, over het algemeen, aan ons kazerneeringstelsel klevende gebreken nu wenscht de schrijver afdoende verbetering aangebracht te zien. Hij geeft daartoe o. a. de volgende middelen aan: In de aller eerste plaats zal men bij goeden kijker bezit, had kans er achter te komen. Toch zijn er verbazend veel men schen, die niet tevreden zijn, voor zij de zang vogels van hun buurt kunnen onderscheiden; geen dag gaat er zomers voorbij, of er vraagt me iemand naar den naam en de bijzonder heden van een vogeltje, dat er zus of z>o uitziet, dat zoo en zoo doet. Dat komt, denk ik, door lat veel menschen met gevoel voor natuurschoon en allen die belang stellen in't natuurleven, de kleine vogels altijd aantrek kelijk vinden. Deze diertjes geven door hun d.en bouw van kazernes hebben te letten op de regelen, welke de gezondheidsleer o ntrent de massalegering stelt, en welke in hoofdzaak neerkomen op een droge en hooge ligging der gebouwen, op toepassing van kleine vrijstaande barakken zonder verdieping met een zoo groot mogelijke wandoppervlakte aan de inwerk ing der buitenlucht bloot gesteld; op ruime toetreding in verschillende lokalen van lucht, licht en zon, op afzonderlijke ziten slaap -alen voor den troep en op zoo mogelijk eenig} lokaliteit voor het schoon maken van kleederen, wapenen en ledergoed. De zelfstandige onderdeelen, met de daarbij behoorende adrninistratiën, m eten bij elkaar worden gehuisvest. Hieraan kan worden voldaan door op zich zelf staande woonge bouwen te ontwerpen voor de compagnie, als zijnde de kleinste tactische eenheid, welke in oorlogstijd op zich ze'f zal zijn aangewezen. Door eene doelmatige groepeering ?an de compagnies- gebouwen, behoort hieruit als 't ware organisch de bataljons en regiments kazerne te ontstaan. De kazerneering in haar geheel genomen, als bepalende de dislocatie van het leger in vredestijd, zal een zekere plooibaarheid en voegzaamheid hebben te vertoonen. De vredes-dislocatie behoort samen te hangen met de politieke constellatie van het land. In tijden als de huidige, waarin een nieuwe staten groepeering plaats heeft en meerdere Bijken geneigd zijn hunne economische positie gewapenderhand te bevestigen en te ver sterken, is de diplomatieke en politieke toestand van het Rijk aan immer sterk wis selende invloeden onderworpen, en het leger heeft als werktuig der staatkunde zijn organi satie en legering steeds naar die wisselende toestanden te richten. Al naarmate men geheel op zich zelf zal blijven staan of aan sluiting zoekt bij Oost- Zuul of West, zal de weermacht een ander beeld hebben te ver toonen. Wat heden is, kan morgen verdwenen zijn en omgekeerd; men bouwe dus geen kazernes alsof de dislocatie voor eeuwen ware vast gesteld. Integendeel, voor de meeste garni zoenen zal het achteraf blijken wijs gezien te zijn als men voor de troepenlegering een goedkoop soort barakken aanneemt en zulks te nver nu de oefeningen van de militie feitelijk alleen ia het gunstige jaargetijde plaats hebben. Had de Nederlandsche Rcgeering steeds in dezen zia gehandeld, wat zouden het Rijk en onderscheidene gemeenten voor groot geldelijk nadeel bevrijd zijn gebleven. In het yerdere gedeelte van het werk treft men o. a. aan eene beschrijving van het kazernement, toegelicht door platen en kosten berekeningen. Ook de weldoordachte inrichting der voor gestelde kazerne zal zonder twijfel de aandacht trekken van de bij dit onderwerp betrokken militaire autoriteiten. Nu, ze is het, om ver schillende redenen, overwaard. Omtrent de inrichting van een eetzaal voor de soldaten wordt het volgende aangeteekend gevonden: Het meest practisch lijkt mij toe om aan eiken man, welke recht heeft op e, n middag maal, dagelijks een kaart uit te reiken, waaiop het uur van middagmaal vermeld staat en tegen afgifte waarvan hem een maal.ijd wordt uitgereikt; c e bediening kan plaats hebben als in een Amerikaansche volksgaarkeuken, waar een ieder zijn middagmaal aan het buffet gaat halen, terwijl het ser;ies na het gebruik wordt teruggebiachf; bereidt tnen de spijzen met stoom dan kan hiervan tevens gebruik worden gemaakt ter verwarming van aanrechttafels. Vele porties kunnen dan vooraf ter uitrei king worden klaar gezet zonder gevaar dat de verbruikers half warm eten zullen krijgen. Een vlugge en vlotte bediening is zoodoende ver^elerd. Porties welke oiet worden genut tigd, kunnen opgewarmd den volgenden morgen tegen een kleine vergoeding verkrijg baar worden gesteld; de inkomsten daarvan kunnen worden benut tot onderhoud en aan vulling van het servies". Een raadgeving, die ernstige overweging verdient. Het geldt hier tcch voorziening in eene dringende behoefte. Met het oog op den hier te lande op het iiimimiiiinyimiiMiiiimiiiimmiiiiiiiiiMii worden als bij 't opdoen van natuurkennis in 't veld. Reuk en emaak en tastzin, behalve <*an 't gezicht, komen vooral bij de bloemenstudie in werking, net gehoor meer in 't bijzonder bij de vogel?. En nu zijn er veel menschen die behalve door 't gezicht, de indrukken van de wereld ook voor een zeer groot deel opnemen door hun gehoor; die menschen van 't type orai", zooals in 't de zielkunde heet, zijn 't vooral, op wie de vogel; door hun geluiden snelle beweging en hun heldere geluiden den indruk van gezond en opgewekt te aijii en dat wekt zelf op. Voor een goed deel berust het belang dat kinderen en gevoelige menschen in de levende natuur stellen, op een half of heel onbewust genot van ;t gebruik van eigen organen. Wie buiten de natuur besluleeit, is altijd in de weer met lichaam en geest; de natuur vriend staat buiten vroeg op, toopt veel, bij regen en zonneschijn, bij wind en stiltf, en in alle jaargetijden ; want elk weer en elk seizoen hetftzijn eigen bij zonder leven.Nat uur studie dwingt te doen tot hetgeen kinderen en dieren uit instinct doen ; daarom heb ik 't indertijd natuur$port genoemd; het eischt inspanning, oefent en sterkt spieren en lon gen ; geeft honger en zelden dorst. En wat vooral de drang naar natuurkennis verklaart dat is 't gebruik van de zintuigen. Noem eens n studie waarbij oogen en ooren zoo vaak en zoo voortdurend gebruikt en geoefend, indiuk maken, en die niet rusten, vóór ze er ineer van weten. De woelige stad is een slechte en meestal onaangename woonplaats voor zulke menschen, en zij die 't zich be wust worden, hunkeren naar de rustige stilte van bosch en hei, waar elk geluid tot zijn recht komt en op zich zelf is te onder scheiden. Voor zu!ke menschen zou misschien een tabel te makrn zijn,waarmee zede viije vogels in de boomen en struiken kunnen leeren kennen met het oor zoowel as met 't oog. In 't meergenoemde Excursonsbuch van Voigt is een poging er toe gedaan; maar de proeve er van is niet gelukkig, dunkt mij. 't Lijkt wel een determinentabel voor blinden; veel te eenzijdig is de taak van 't oor opgevat; zoo'n ster* gehoor-mensch iser niet, behalve dan de heel- of hal f blinden, of hij zet b\j zijn opzettelijk waarnemen ook het oog in weiking. Daaiom zou ik graag een vogeltabel heb stuk van kazerneering bestaanden toestand, mag het eene gelukkige gedachte van den schrijver genoemd worden, dat hij begonnen is daartegen openlijk den strijd aan te binden. En daar hij dit deed op zaakkundige en practisehe wijze, durven we hem onder n voorwaarde succes voorspellen. Die voor waarde is, dat hij gedachtig blijft aan de spreekwijze: De aanhouder wint!" V. G. Towttwaliteiteii. MijrilKcr de Redacteur l Gij schrijft mij van twee zijden bericht te hebben ontvangen, dat de rol van Küthi in Alt. Heidelberg nooit door nu*j. Rika Hopper gespeeld i», en ergo dat ik een kolossalen blunder heb geslagen, door eene desbetreffende alinea in m'n critisch opstel over mej. R. Hopper's tooneel kwaliteiten op te nemen. Esn blunder lijkt het een ongecontro leerde associatie, op een geheugen feit is het. Er blijft mij nietsandere overdan deze associatie naar waarheid te verklaren. Ik voeldannog wel pijn in de vingers. Au l Maar men zal tenminste inzien, dat de critipche inhoud van het betreffende artikel er niet door wordt aangerand m'n eerlijkheid van tooneelzien evenmin als m'n betrouwbaarheid-in-oordeel. Ik zag Oud Heidelberg welhaast 2 jaar geleden. Ik kende destijds de tooneelkrachten in om vaderland niet. Ik nam van die voorstelling den indruk mee, dat het masker van Kathi bijzonder goed de refltxen van een sentimenteel gevoelig en erotisch-ingenu in nerlijk leven spiegelde. Beter dan van eenige Duitsche artieste, die ik in die rol gezien had. En daar de familie, die ik destijds in den schouwburg begeleidde van Rika H opper sprak a's hoofl/ertolkster, zio heb ik hun pei-soi enkennin" voor zoetekoek kauwende, steeds voor mij zelf het denkbeeld gekoesterd tnej. Hopper gezien te hebben. Nu kom ik na twee seizoenen in hoofdzaak te hebben doorgebracht in Parijs, Berlijn, Weenen hier teru^. M'n belangstelling voor het tooneel is opgerekt. Ik heb het hemellicht gezien in de kunst. Systematisch cri tisch leeren kijken. Oudere knappere broe ders het handwerk afgeleerd en op de vingertoppen verstain te leeren. Nu loop ik druk in alle schouwburgen. Ik zie mej. Rika Hopper in onderscheidene stukken, nu met bewustheid. Mij treft het o. a. (wat ik aüts in haar gezien heb, schreef ik de vorige week) dat haar gelaat de sentimenteele, verlangende uitdrukking uitnemend belieerscht. Dergelijke gezichtsfpiegeling'^n ?ag ik o. a.in ie volgende stukken : De Mas?ière AAie's Huwelijk laatstelijk: Onze Kate. Nu schrijf ik een generaliseerend opstel over hare kunst. Ik laat me daarbij alleen leiden door eigen niuwkmrige waarnemingen en meet ra t een maatstaf, die ik ginder leerde ijken en hanteeren. Nu kom ik aan de spiegeling van senti menteele en innemend vleivragende reflexen, louter van mimisch standpunt gezien, en daar geen van de stukken, waarin ik haar gelaat MMiiwwiittiiiiimMiiiiHimiiiiiiMiiHiMiiiimumitiiiiimMiiitii 40 ??ntt par r ? g ? 1. Bitterwater TE HUUR DE VELUWILLA te J%un»peet. Te bevragen Vereeniging KANTOREN VOOR VASTE GOEDEREN IN NEDERL., afd. Nunspeet. ben en als er geen te krijgen is, er zelf een maken waarbij oog en oor beide hun deel krijgen. Er bettaat al wel een determineerboek van Reichenow, voor ons land bewerkt door dr. Baekers; maar zeer vele kenmer king in die lijsten geiiuikt, zyn alleen van nut, voor wie den vogel dood of in een kooi voor zich hetft. De vogel op den boomtak of aan den riet pluim, op een kleikluit, een mijlpaal, of een telegraafdraad, laat zijn slagpennen niet meten of de kleur van zijn voeten onderscheiden op twintig pas afstand, want die staan meest in de schaduw van zijn lijfje. Toch kunnen we wel wersen met de grootte van 't dier; niet in cM. maar bij vergelijking; daartoe hebben wij een bekende maatstaf noodig, een die altijd bruikbaar ie. Dat afstand en belichting ons foppen kunnen weten we wel; maar alle uitzonderingen laten we voorloopig buiten spel. Nemen we de alom bekende huismusch als maat voor grootte, beweging en geluid, dan hebben we een houvast, een standaard ; maar die moeten we dan ook in alle uiterlijkheden ter dege kennen. Wie nog beginnen moet de kleine vogels te bestudeeren, kan ik aanra den : Doe net als ik; begin bij huis, heel dicht bij huis, bij onze overal aanwezige huismuseh. Let op zijn manier van gaan, springen en vliegen, de houding van kop, lijf en staart. Ziju wijze van doen bij 't pikken naar krui mels op 't binnenplaatsje, en bij 't insecten zoeken boven een grasveld. * Let dan vooral op zijn geluiden; (probeeren te fluiten) op de hoogte, op de meer of mindere scherpte er van; op de snelheid waarmee de herhalingen elkaar opvolgen; op 't verschil in voordracht van de eenling en van de massa, die 's morgens in de vroegte of tegen den avond in een musschenboom ge zamenlijk musiceert. Vooral in 't voorjaar, 's morgens vroeg, hoort men de eerste proeven van een echt musschenlied; dat is een lange herhaling, zonder veel pauzen, van luide en zachte, hooge en lage ejilptonen; ik denk er soms bij aan een lang snoer van ongelijke ronde kraaltjes door een heel kleine kinderhand aaneengeregen. Dat kunsteloos liedje kent alleen 't man netje ; 't wijfje brengt 't in den regel niet verder dan tot een verbinding, die meest dalend is, van twee tonen tsjiep tsjiep; deze verCOGNAC J. & F. MARTELL Vraagt Uwen \Yijnhandelaar naar deze absoluut zuivere Cognac, welke vanaf / 3.5O tot ? 8.5O p. ilesch geleverd wordt. Generale Agenten voor Nederland en Koloniën; KOOPMANS «k B HU IJÜl EB, A M ST E R I» A W. Vraagt Stalen van ome voorjaars- en zomer-nouveautés, voor costumes en blouses: Echizen, Taffetas lustre, Louisine, a jour, Mousseline 120cM.breed,van ocent per meter af, in zwart, wit, eff^ri e»~ aekleurd.als ook geborduurde blouses en robes in batist. Wij leveren alleen gegarandeerd solide Zyde-stoffen direct aan par ticulieren, franco vracht en rechten aan huis. SCHWEIZER & Co., Luzern H25. (Zwitserland^. Zijdestoffen-Export. Kon. Hofl. V Nomaal-Onderkleetüng van Prof.DrG. Eenige Fabrikanten rW.BgngerSöhne Stuttgar Hoofddepót te AMSTERDAM: Kalvnr .tr. 157 K. P. DEÜSCHLE-BENGER. edeponeerd Filialen: SPUI 25, VAN WOUSTRAAT 9. Depots: v. Baerle-traat 38, Job. Veihulst straat 105, 1ste Gonst. Huyuensstraat 92, 1ste Helmersstraat 201, Nastaiibade 304a, de Clercqstraat 8, Marnixstraat 257, Haarlem merdijk 20, Van der Hoopstraat 38. Plantage Kerklaan 15, Von Zesenstraat 29, OoMenburgergrachtt 17, Javastr. 5 Camperstr. 20, Weesperzijde 74, Watergraafsmeer: Breedeweg i. pBERLAHNSTErN VictöriWwatér .OBtRUAHNSTEIN fchillen ongeveer een terts. Hetmarmetje lokt met zijn gewoon filiep, waarvan de tweede lettergreep een terts of kwart hooger is dan de voorslag op ti. In gezelschap klinkt 't vaak driftig terrrr en en bèkkèkèskè; dat zijn uittingen van boos heid ea opwinding; blijdschap o?er wat lekkers, dat plotselms» gestrooid wordt, schijnt soms met een i klank uitgedrukt te worden, 't klinkt dan wat booger: tsi-tsi-tsi, snel achtereen. Zulke dingen moet ieder van te voren gaan opletten, die met vogels en de vogelgeluiden wil beginnen; dat is een zenuwotülende ea rustgevende studie op vrije uren, die weinig tijd en alleen wat opmerk/aamheid kost. Dan let ge meteen op de verschillende kleuren van 't wijfje en van 't matnutje ; vooral op de teekening van de vlerken, de kleur van rug en schedel, van oog en oorstretk. Hebt ge al eerder, vóór ge dit leest, 'i witte stipje acater 't zwarte oog opgemerkt, dan is dit een goed voorteeken; dan weet ge ook al dat de nxanneijesmusch een mooi blauw grijs kopje heeft, en dan merkt f e dadelijk, dat ge met een ander dier te doen hebt, wanneer ge buiten in de boomen,?of indestad op straat te midden van de pikkende buismusschen een musch met een bruine schedel opmerkt. Dat is een ringmusch ; zijn wangen vertoonen een onregelmatige witte kring om een donker plekje; en bovendien zijn mannetje en wijfje op 't oog niet van elkaar te onder scheiden. Ze nestelen zelden in onze buizen en houden meer van 't land dan van de stad. 't Geluid van de rirjgmuseh, Ijjkt veel op dat van de huif musch, maar hij 't neei strijken uit den boom maakt hij korte geluidjes, die heel anders klinken dan bij onze gewc nrf muscb. Wie daarop let en er ooren naar heeft, kan alleen daaraan al, ook in de schemering, de ringmusch van de huUmusch onderscheiden. Bij dag en op korten atstaiiJ gaat 't heel gtmakkelijker, al lijkt deze nieuwe ling op 't oog en 't oor 't meest van a Ie vogels op een musch. Probeer daarom al v<trt de ringmusch goed op te nemen, ze le^en overal in ons land ; al komen ze bij lange na niet zoo veelvuldig voor als onze Filiep. F. HEI \IASS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl