Historisch Archief 1877-1940
D K A M i T K R D A M M E R W E E K B L A D V 00 R N E D E R L A N D.
No. 15C6
STTO
Mnziet lo de flooftitat,
Het was een bijzonder interessant concert
dat de Kon. Oratoriumvereeniging 13 dezer
gegeven heeft in het Concergebouw.
Interressant omdat het ons gelegenheid gaf kennis
te maken met twee nieuwe werken uit de
fransche school, waarvan het eene zelfs zijn
allereerste opvoering ten deel viel en vooral
ook interessant om lat de componisten zelf
de uitvoeringen hebben geleid.
Piurnéheeft ons ditmaal in waarheid
verrast met een prachtig, fijn, subtiel werk,
vol van reine melodieën en gedrenkt in
poë'isehe stemming.
A la mémoire de Marcel Schwob, auteur
de la Crmxaile des Enfants, is LES ENFANTS A
BBTHLÉHEM door den dichter Gibriel Nigond
en den componist gewijd.
Aan de kinderen, les petits nterprétes, wordt
het volgende sonnet toegezongén, door de
twee auteurs.
Enfant?, de voix pure et frfliche
Et douce' a faire pleurer,
Qui tendrement chanterez
Jésus, la Vierge et la crèche,
Et l'étoile du front du ciel,
Plus InisanW en la nuit noire,
Toute l» touchante bistoire
De la grand' nuit de Noël,
Tels les bergere et les mages
Offrant jadis en hommage
Leurs présents , l'enfancon,
Nous vous ap portons de mêaie
A vee révérenca extreme
NOS airs et notre chanson I...
Inderdaad, in daze voorrede ligt de indruk
opgesloten dien het werk maakt. De groote
?wereldgebeurtenis, die zich te Bethlehem
beeft afgespeeld, in den nacht die voor de
gansene Christenheid van symbolieke
beteekenis is geworden, la touchante histoire|', is
hier mei een eenroud, een soberheid en naïve
teit beschreven die den toehoorder in de
hoogste mate geboeid houden. Hoe goed is het
gezien vao den <:orn.pomst,om zjjn kinderbjke
melodieën inspiréa des chansons populaires"
ook kinderen in den mond te leggen en hoe
Ter stand i« was liefc om uitsluitend het kinder
koor door meisjes te doen zingen, op die
? wijze het min of meer schrale, geforceerde,
dat men.bij jongensstemmen zoo vaak aan
treft, vermijdende.
Het eerste gedeelte stelt ons voor, la
. plaine autour d'un village", het tweede
J'étabV
De kinderen worden geleid door Jeanette,
Nkolas en Lubin. Deze vervullen dus hier
ongeveer de rollen die aan Alice en Alainin
het andere werk van Piernéwaren opgedragen.
L'étoilb" zingt vooitdurend Noëi" en
kondigt de geboorte aan van den Heiland.
.?La Sainte vierge", l'ane" en Ie boeuf'
ontmoet men eerst in het tweede gedeelte.
Natuurlijk heeft Piernézich niet de
geIpgenheii laten ontgaan om in het orchest
allerlei pastorale finesses te leggen. De
in. leiding geeft ons rtels een stukje natuur
beschrijving te genieten van bijzondere
w*lluidendheid en grooten eenvond tevens.
Ken Récitant" (déclamatorisch opgevat)
«eeft den toehoorder een beeld van het l
indtchap en dadelijk daarop zetten de kinderen
in met een vroolijke wijze, fraiche et pure"
als waarvan in de opdracht gesproken is.
Een andere mooie aielodie ontmoet men
op de woorden Dans l'chainps des rav'uelles".
Owrtgens vindt de componist gelegenheid
MUHiHiiiHmuiiiHiiiiiiHiiiMiiiiiiiinMiiiiiiNiiiiiiiiiiiHiiiiimiiimiiiMi
?w
DOOR
KEES MEEKEL.
I.
Tewis rechtte zijn slanke, sterke
ledenBaa-strg. zonder zweem van moe-zij-n, vaagde
by met de rug zijner hand dezweetdioppels
van zijn krachtige kop en greep weer
geduchtBttrk de zicht beet. HU werkte weer zichtte.
Hij was een werker, sterk als staal en stevig
als marmer, en wat zijn handen drukten moest
buigen of barsten. Buigen wil zeggen, dat bet
?werk hem vlotte vlug van de hand
baretea dat is: het werktuig knapte soms
onder zijn vervaailke vuisttn, als de arbeid
niet vleugde.
Hy was de beste werkman van het dorp,
ttn kerel-met-poten gelijk het heef.
En omdat hij de duchtigste zwoeger was,
werkte hij bij de bazen van de
Korenblomhoeve, het grootste spul" uit de omtrek.
Het waren twee broers; kleine, dikke,
proppige kerelt)es met knuisten als ijzer zwoe
gers van jongs af, die niet anders wisten dan
sloven en slaven.
? Geweldige werkers, die van het ploeteren
de groei niet hadden gekregen ..
Zij betaalden het hoogste loon; maar daar
jj schraapgierig waren, eisten ze ook het
meeste werk.
Een goed werkman is zijn loon waïrd.
Maar die goeJe arbeider moest sterker
iijn dan een zeis en taaier dan de baren zelf.
n daar was geen werker tegen hen opge
wassen niet n kon zwoegen als zij
niet n der stnüste kerels was zó sterk tegen
de zon ...
Zy hadden Tewis in dienst genomen.
- Steven-zelf had hem gevraagd.
Loon dat weet je. had Steven gezegd; ik
geef'n riksdaalder boven de beste betaler ...
Werk, dat weet je, baas; zei Tewis, ik sta
de zon-van-Juli en twee kerels-met-knuisten...
En Tewis stond de zon van Juli. Daar
lachte i;ij nu mee al stonden tien zulke
sonnen boven zijn hoofd, die dubbel zo heet
varen.
Voor geen zon was hij bang!
Zelfs in de bondsdagen dronk hij niet onder
zgn werk ... En het mocht warm zijn op de
akker en het toorn branden als zichtte hij in
e«n veld van vlammen hij stond de ton
en de zomer.
Maar hij «tocd de twe kerels met knuisten
niet.
Tewis was de beste werker van het dorp
«te sterkste, struiste kerel met de gespierde
lenige leden, die alle werkers stond allen
maar de bazen van de Koren b! om'' niet...
om de drie kooraanvoersters verschillende
min of meer belangrijke solo's en ensembles
te doen zingen, waarvan het eenigszins
canonische duo tusschen Jeanette en Nicalas
wel bet belangrijkste i?.
In het tweede gedeelte heeft mij vooral
getroffen het buitengewoon teedere in de
orchestratie, als de kinderen voor het eerst
het kindeke Jezus zien in de krib.
Ook later, wanneer zij hunne appelen en
noten aan het kindeke Jezus ten geschenke
geven en het koor driestemmig zingt, is
de componist zeer gelukkig geweest.
Buitengewone groote ruoeielijkheden,
extravaguante harmonieën (gelijk in la Croisade)
of zware intonaties komen in Lei fnfanls 'a
Bet'iléem niet voor. Het is geen rtrlecliewerk,
het is gevoeld en neergeschre ren. Het is
gecomponeerd zoo mooi als de componist de
woorden ?an den dichter moet hebben ge
vonden bij het lezen.
Piernézou echter niet zichzelven gebleven
zijn, als er niets in zijn werk kwam wat opviel.
Ziet, in onze jeugd, toeu wij muziekge
schiedenis studeerden, leerden wij dat
Huebald van St. A.maud, (pi. m. 9:30) in zijn
Diaphonie" reeksen van quinlec- en
octavenparallellen aanwendde en meen Ie dan meer
stemmig geschreven te hebben. Er werd
dan steeds geglimlacht over dien sukkel
van een Hucbald, dien stutnperd, die echter
niet beter wiat.
En wat zien wij nu bij Pierné?
Tertsen- quinten- quarten en octaven- paral
lellen tegelijsertijd en in een geheele reeks
en nog wel weergevende het Jezus-rootief l
En wonder boven wonder! Het k.inkt
heelernaal niet slecht l Daar zal wel niemand
zich geërgerd hebben aan de vernietndo
leegheid dezer intervallen. Zou Piernéeen
aanval hebben willen plegen op de al gemeen
nog geldende verbodsbepalingen in onze
harmonieleerboeken ?
We zullen het er maar voor houden dat
hij met die reeksen accoorden, allen in
hunne primitieve ligging, in hun
oertoestand, de geboorte van den Godinensch
heeft willen symboliseeren.
De uitvoering was geheel het werk waardig.
Het meisjeskoor waa boven alle beschrijving
mooi van klank, uitspraak, nuance, en?. Het
orcbest was daa-aan geheel grë/enredigd.
Mejuffrouw Joh. van Linden van den
Heuvell zong de Etoile-partij op da vau
haar bekende hoogste intelligente manier,
doch niet met dat mollige en ronde in de
stern dat ik mij van vroeger herinner. Zou
mej. v. L. v. d Heuvell misschien, na een drus
winterseizoen ietwat vermoeid zijn ?
Mejuffrouw Auke Schierbeek zong la
Sainie Vierge" zeer goed! Het bleek dat de
hooge tonen, waarin die partij zich door
gaans beweegt, haar zeer goed liggen. Ook
de heer Walter van Son gaf op uitmuntende
wijze zijn solo weer. De heer Krubbenga
heeft een mooi basgeluid. Ziju uitspraak van
het Eransch laat echter veel te wenschen
over; ook is zijn toongeving hier en daar
wat rauw en zijn declamatie op zwakke
lettergrepen wat log. Zeer goed klonk zijn
herdersroep uit de verte, in het begin van
het werk,
De partyen der drie kooraanvoerstera
werden gezongen door de dames innie
Broms, Annie Siewe en Aaltje Burg. Zij
deden dit op voortreffelijke wijze; vooral
als haar partijen zich in de hoofere regio
nen bewogen of de mid lentonen niet door
een te «terke orchesthegeleiding ietwat
werden verdrukt. Het Fiansch van mejuf
frouw Burg was niet in allen deele af. Prachtig
klonken de ensemblea en de unisono's.
Dat de componist luide werd gehuldigd,
niet het minst door de jeugdige executanten,
spreekt wel van zelf.
Een Requiem" van Alfred Bruneau waa
het tweede werk van den asond.
Zij waren lang niet zo sterk als Tewis met
de forse schouders; zij met hun proppige
lichaampjes en ronde rugjes.. maar zij
waren zwoegers en kropen als over de
aarde en hun leden stonden zoals ze staan
moesten voor straf ges laaf zij verwrongen
geen armen of voeten bij vlugge arbeid, zij
zwoegden, zwoegden .. .
Tewis met heel zijn gave houdingen rechte
leden motst het van hen verliezen...
Kan een leeuw het rel van een aardmol
maken?
Doch dat hij die bazen niet stond, deed
hem 'eed als een slopende ziekte en hij slaafde,
slaaf ie.. .
Hij verdiende meer dan de riksdaalder
boven de beste betaler!
Nu was het oogst en Tewis zichtte, maar
hij zong niet. Anders kon hij zingen onder
zijn werk alsot het. kinderspel was iluiten
zoals de leeuwerik, die pijpt als hij opklim'.
Nu sloeg hij zwijgend in de vlamhete
koornhalrnen zijn sikiel, blinkend in de
zonneschijn. En hij sneei met snelle slagen
van zijn zicht de gele stro-staafjes met de
ritselende pluimen en wierp ze naa^t zich
neer op de scherpe stoppels. Het ging als
roeien door die halmen roeien aanhoudend
door zoi beschenen golven . ..
En dat had al geduurd zolang als de da,;
was hij had de zon zien rijzen en bij haar
opgang geweten dat de dag der oogst zwaar
zou zijn...
Achter hem werkte Steven-baa^, aanhou leud
hern vo!gerd als liep hij in zijn spoor. Hij
boni te!-«rul de halmen tot schoven die hij
in door elkare ligging ach'er zich neer wierp,
dat de stoppelakker een slagveld geleek
met gesneuvelde helden in eeuwige rust
onder de stage zon.
Van de vroeg dag af zwoegden ze samen
en hij had geen woord <-an hem gehoord dan
het eenig, telkens herbaalde: we krijgen 't
tiet af, vandaag...
AU Steven dut zei ging hij op de toppen
zijner klompen staan, rekte het rode, dikke
hoofd wat uit de schouders en keek o er de
pluimen der gele halmen rnet ogen vol be
geerte als een gierigam], die over oen stapel
goud loert.
En aanhoudend was Steven vlak achter
hem strijkeling met zijn schoven lan^-s de
zicht hem trappelend som3 als bij-ongeluk
op de hakken zijner klompen...
Tewi-i wist wal dat alles beduidde. En hij
voelde uit zijn sterke, krampgewerkte handen
naar zijn herzecs als een gedachte kruipen:
hij is meer rnans d»m ik !
Dat daverde door Te wis als sloeg een
klepel op het brons lener klok. En hij zwoegde
in het gutsende zweet zijns aanschijns onder
de smeltend-hete zon.
We krijgen 't niet af vandaag]"
Voor 't eerst zolana hij werkman was
en heel zijn leven lang was hy dat geweest
Het is een tiental jaren oud ; het stamt
dus uit den tijd ongeveer, dat Bruneau bij
ons zijn Attaque du mulin," eenige jaren
geleden gedirigeerd heeft.
Bij de behandeling van een Requiem"
voor gemengd- en kinderko>r met orchest
behoeft men zich niet op liturgisch stand
punt te stellen. De eischen van de liturgie
sluiten een dergelijke bezetting ten eecenmale
uit. Wel moet men echter, e?fnals bij elk
ander werk, vragen of de componist er in
geslaagd is, den verheven zin der woorden
te begrijpen en muzikaal weer te geven.
Dat nu is slechts hier en daar het geval.
Vaak is Bruneau te uiterlijk, te oppervlakkig
en de Requiem-tekst ia juist van bijzonder
grcoten ernst en verheven diepte. Ook h
Bruneau dikwijls te gewild modern in zijn
uitingen, zonder daarom met zijn muziek een
sterken, intens modernen induik te maken.
Kee<ls do eerste malen, waar het C dus
onmiddellijk na den es-mol-aanhtf weerklinkt,
illustreeren mijn bedoeling. De inzet van
het koor is dan weer heel mooi en
stemmin^svol, zooals trouwens ook later de afwisseling
tuaschen koor en solo quartet zeer gelukkig
is aangebracht.
Mirder gelukkig schijnt mij het Dies irae"
Niet omdat bij het Tuba miruiu." gebruik
wordt gemaakt van de gregoriaansche melodie,
maar om de wijze waarop dit gedaan wordt.
Beurtelings laat n.l. Bruneau n noot dier
melodie spelen door een paar trompetten die
aan de uiterste linker- en aan de uiterste
rechterzijde van het podium zijn opgesteld.
Men ziet dm, een miniatuur-Berlioz.
Doch ook overigens is de orche4-, noch de
koorbewerki g bijzonder belangrijk.
Bij de woorden Qii salvandos" komt
er weder een warmere stroom in de muziek.
In het geheel niet behaagd heeft mij het
Sanctus" met zijn totaal gemis aan
plejhtigen einst en verhevenheid en het rasch
vooröjjgaande Benedictus".
Als een der gelukkigste Enmmers van het
werk mag ik het Agnus Dei" beschouwen.
Het het f D tot hoofdmotief een melodie, die
wel is waar kerkelijke stemming ontbeert
en waarvan de tendens min of meer week
genoemd moet worden, maar die toch zeer
expressief is en ook wel een geest van vrede
ademt.
Mes reminicentiën aan het begin sluit het
werk af.
Bruneau is een dirigent, die zijn
in'.entiën wél weet mede te deelen aan zijn uit
voerders maar dit niet zoo rmtg doet en
met zooveel sou verein meesterschap als Pierné.
Overigens was ook de uitvoering van het
R-quiem zeer schoon. Het koor der Ora
torium vereeniging zong mooi en het
eoloquartet sloot zich waardig daarbij aan. Ook
het kinderkoor, dat thans echter niet zoo'n
belanarijke rol had te vervullen, was treffend
van uitdrukking.
Het ZjU ondankbaar zijn ala hier niet met
een enkel woord werd herdacht de uitmun
ten Ie voorbereiding van den heer Tierie, die
zich den gansenen avond bescheidenlijk op
dexi achtergrond heeft gehouden.
Wat een enorme soua van arbeid werd
hier den toehoorder geboden, en boe jammer
dat het maar voor n keer was en .... o
schande l.... vcor zoo weinigen slechts l
ANT. AVEEKAMP.
Aan een c liep ora yerscnil yan zienswijze.
Al komt het, waarde Plasachaert, wel wat
achteraf, wil ik toch een reeds opgezet ant
woord op uw anticritiek maar afmaken.
Eerst oordeelde ik het onnoodig eu ziehier
waarom. Ik verwachtte van uw kant protest
tegen mijn gegeven meeningen overTholen;
'k had het zelfs uitgelokt en nu het er was,
leek me de waardetoekenning in haar
publivoelde hij zijn krachten te klein... Dat
kleine kereltje met zijn Kromme leden trei
terde hem vinniger dan de felle zon. En
God! die zon was toch ook zo afmattend
warm, zo schoeiend dat zij het bloei heet
brandde en het lichaam loom...
Tewis rechtte zijn sterke, slanke leden
dat ze kraakten. Zonder zweem van moe-zijn
maar met trillende hand vaagde hij de
zweetdroppels van zijn waseui-warm voorhoofd
en hy zichtte weer, zichtte... in de onbarm
hartig grote uitgestrektheid gele halmen
zichtte, met vaag gevoel als een drenkeling
die onbewuste zwemslagen doet om zich te
rtdden uit het verradelike water, dat van
wijken weet en tóch telkens opnieuw
aangonst en opspoeit.
Uij zichtte onder de zon-der-oogst die
brand geweldig boven hem stond met f urende
pijniging rnet de gele, gloeiende halmen
voor zich als wrede dieren die al zijn krach
ten vraten.
tën acliler hem dat onverklaarbare
mensmonster dat hem porde als met s ale staven
door de enkele woorden : we krijgen 't niet
af van daag. . .
Was hij de sterke Tewis?
Met guezende, snelle slagen ploeg hij de
zicht ; sleurde ruksnel de afgeslagen halmen
terzij, en slccg opnieuw, gerept...
sleurdesloeg sloeg-sloeg-floeg. . .
Dan opeens een scüok die hem door-da/eit
en s',erren doet dansen voor zijn ogen.
Ken ogenblik slond hij stil eu liet de zicht
zakken. Hij voelde, met klein begrip... het
het was een pijn die uit zijn liezen kft-aui,
als scheurde zijn lichaam vaneen en lü,:h
vias liet als kromp zijn lijf samerïvan
VIHIgende smart. . . het ruiste om iijn oren eu
toch was 't overal uif-stil.. .
Mot 't niet af?
De woorden stormden als windstoten op
hem. Hij wist waar hij was, en hij werkte . . .
hij zwoegde, ruaar zijn lichaam wrong samen
als van kramp. . .
Kan-nie verdom Tien duizelde het door
zijn hete herzeus, vooruit! eu hij sloeg zijn
zicht, die zwaar tilde als een staat'lood. Maar
de pijn was sterker dan zijn wil zij klom
wringend door zijn lichaam naar zyii lippen
tot hij kreunde.
Hij viel. . .
Lang lag hij neer op de scherpe stoppels
en toen hij bijkwam en weer kon denken,
lag hij nog op de scherpe stoppels .. .
liij was van pijn neergevallen, dat kon hij
zich herinneren; hij voelde nog pijn en zijn
hoofj was wonderlik leeg eu vreemd eu
duizelig.
Fijn in de lies... dat moest een breuk
zijn: hij had er veel van horen spreken.
Een breuk dan was hij gebroken en
zijn werkkracht geknapt.. . hij, de pees-sterke
Tewis had een breuk ! Hij .wlde dat er in
citeits-belang gebracht op het plan waar ze
vooreerst kon blijven.
Ik redeneerde: wij beiden hebben hier
gelijk recht van uitspraak; diar nu toevalliger
wijze aan mij een bespreking van Tholen's
werk tot taak werd en ik wist, dit gij een
geheel anderen, of liever hoogere meening
over dezen schilder koes'ert, mocht ik de uwe
toch niet voor de lezers van mijn stukje
ongeweten doen blijven. Deze houding wensch
ik niet als een vrelesgezinde aangemerkt te
hebben ; integendeel, om te voorkomen, dat
het bij onze samenwerking aan deze kunst
rubriek ooit tot 'n onder n hoedje Spelen"
gerake.
Wanneer er dus bij ons, alsde aangewejen
voorlichters in dit blad, aanmerkelijk afwij
kende inrichten zijn betrt fi'endeeenig-childer,
dat dan het oordeel niet valle naar de kans
rijke toevalligheid van wie onzer aan het
woord is. Dit zij eerstens gememoreerd.
Verwacht nu verder niet, dat ik van mijn
kant me weer ga opmaken om regel voor
regel uwe betoog ten voordeele van Tholen
te beknibbelen of de redenen, waarop ge zijn
superioriteit wilt vestigen af te takelen, en
tegelijk daarmee, tegenover uwe
geringschattin?, mijn appreciatie van Bas'ert op te haler.
Dat zou s'echts geven een nu telooze wedijver
in tr< 'endst termicolog EC ie aanduiding der
kwaliteiten, zooals gij er een proeve van
waagdet met uwe, zeven stellingen, waarbij echter
aan »lle naden weer losse d>aden te vinden
zijn om ze uit elkaar te tornen. De klaar
blijkelijkheid van de beweringen omtrent de
eigenschappen vau eeaig kunstwerk moet
toch uitschijnen van een anderen kant dan
van het overrt dingscerrnogen Trouwens op de
eigent chappen die ge aan wijst in Tholeu's werk,
wordt minder afgedongen, nel dat ge ze dwingt
tot een samenvatting waaruit uw hoogschat
tend oordeel over de geestelijke bete-kenis zou
gewettigd moeten zijn. Daartoe voert ge,
minier te pas, Bastert's tekortkomingen om
een gewichtig Meester te kunnen heeter,(wat
ik niet beweerd heh) herhaaldelijk aan en
verwekt aldus allicht een verdwaalde opvat
ting van het werkelijke wezen in dit jeding
dat is: overschatting eenerzijds. onderschat
ting anderzijds, en visa versa. Daarom wilde
ik het meeningverschil in hoofdtrekken nog
even kenmerken: Wat gij als geestelijke
bezonkenheid aanduidt bij Taolcn, zie ik
ajn als het zich rangeeren van eeu kundigen
schilder, in stelselmatigheid. Ik heb hem
met opïet kundig genoemd en ik geef toe
zelf-t veelzijdiger kunnend, mogelijk meer
gedachtenvol ook, dan Bastert. Maar te
gelijk wil ik dan uwe ei^.en woorden ff
terugwerpen: ,,en gij zooals ik, zoeken toch
den Mensch in de verwen", waarmee ik
bedoel, dat Bastert's onpretentieuse
buitenstudie's mij ongerepter de aandoeningen (ge
halte of diepte doet er nu niet toe) van een
mensch openbaren ondanks zooveel tegen
woordig werk, dat zich in den algemeenen
aard daarbij aansluit (rnet opzet geef ik dezen
zin omgekeerd van den uwe) dan in het
verstacdeliik-bezonnene eu bekwaam
technijch-ge< rdende schilderij bouwen van Tholen.
Wat gij in diens werk als de gewichtige en
zoldzatne hoedanigheid wilt doen gel Jen, reken
ik eerst zuiver aanwezig in Gabriel ook
waarachtiger in V'erster's Stillevens.
Ik veronderstel, dat hier onze zienswijzen
elkaar even treffen, maar dan spreek ik bij
Gabncl ter onderscheiding met Tholen, van
begeesterde bezonnenheid (naar't uiterlijk ken
baar in rijphei l van kleur en klare
gearreteerde vorm janduiding) en ^tel dus zijn kunst
van volkornener uitbtelding en dieper inten
tie; zeker boven die van Bastert. Voorts wil
ik even opmerken dat ge niet (met verholen
twijfel?) hoefdet veronderstellen mijn beken
lheid met Tholen's studie's. 't Gaat er hier
immers om de beteekenis van Tholen te doen
blijki-n uit de, volgens u in onzen tijd zoo
't diepst van zijn wezen een razende woede
begon te sidderen ... maar een andere ge
dachte verschoof zijn aramschap.
Hij lag nog op 't korenveld . .. alleen?
Hij stond op de tanden klemmend op
elkaar van pijn.
De hete, wrede zon was gedaald en stond
verweg, laag in de lucht, rood als een rijpe
tomaat. Eu tegen de rode zonnebol zag hij
de dikke gestalte van Steven die met snelle
slagen stond te zichten... Nu begreep hij
alles hij was neergevallen en Steven bad
hem op de stoppels laten liggen heel de
lange namiddag.
Eu DU huiverde hij van pijn eu kon en
zijn kop deed hem zeer en was ook zo won
derlik leeg... hij kon de koorts wel hebben...
Met moeie leden wierp hij zich op een
schoof en bleef liggen, denkend zonder be
grip, half in verdoving, totdat hij hel wakker
schrikte door de stugge stem :
Wat heb jij voor foefjes': Steven-baas
stond voor hem, met zijn gereedschap op de
schouder, naast het bietenrood hoofd.
Moet je me laten liggen of ik een
hond hen?
Moet het werk niet af?
Je bent eeu beul van 'n baas . . .
Je bent je loon niet waard .. .
Als hij gezon l was geweest had hij de man
doodgeslagen, dat voelden-n ie . . .
Nu z*'eeg hij en volgde, waggelend en vaal
door pijn, vau verre de boer en strompelde
zonder avon Igroet naar zijn woning.
Door het dorp wierp hij de kop achterover,
trots als een vorst en groots als een pronker...
Xieman-i zou kunnen zien dat Tewis met
stukkeude ioieri liep! Maar de mensen
la/,en het leed van zijn vale, gewrongen
trekUp.n en uit zijn stijve houding en keken
méwarig de sterke Tewis na.
Tewu was ziek.
Met een vloek, en 'n verwensing hal hij
zie'i op bed geworpen.
Starend icet fonkende ogen naar boven,
strekte hij soms de handen omhoog van
woede of kreunde steunend achter zijn
tabakgeverfde tanden om niet te bedwingen pijn.
Zijn vrouw snauwde hij van zich als zij hem
te-na kwaui en voor niemand had hij oog
of oor.
En met gestadige tusschenpozen vloekte
hij of schold tierend op zijn baas die een
hond nog beter zou behandelen dan een
mei.s...
Want een geheime nijd en eeu verguisde
hoogmoed spraken in hem sterk als ziekte
eri smart.
Dat hij, de sterke Tewis, gebroken was
dosr een aardwroeter als Steven, pijnde hem
als de hel.
Eu daar was niets meer tegen te doen
dat wJ3t-ie.. .
Duivel en dood was hij te sterk af en
na had eeu klein kereltje hem
neergemerkwaardige kwaliteiten, en, ik besprak z'jn
tentoonstelling bij Voskuyl. Resutneerende 's.
het dus zoo gesteld, dat de waarde vanTholen'8
werk u van voldongen aard is, mij echter
van een betrekkelijke. Gij ziet fcet doelen
naar een, zeker zeer gewenschte verheffing
van den tegen woordigen staat der
echilderbeoefening, bevestigd in een levend getuige
nis, wat ik ontken. Daartegenovar zeg ik
dat het van Ba-ttert niet alleen bekoorlijker
lijkt", maar het ook werkelijk is door meer
natuurlijkheid in de uiting, hoewel minder
vormelijk voorgedragen. Ziet gij beter in dezet
dan ik, of omgekeerd? Ik meen natuurlijk
dat ge ri blind zaagt door vooropgezetheiit
van iets wat ge wenscht en ge oordeelt mij
kortzichtig.
In hoever de besten" in oordeelkunda
uwe zienswijze deelen, wat ge schijnt te
willen vermoeden, valt moeilijk te
constaleeren.. kan me ook minder schelen. Maar na
ge aanhangers bij onze verdeelde meening wilt
bijbrengen, wil ik wel vertellen dat enkelen,
die toch werkelijk niet vcet»too»s als repre
sentanten van den banalen keuringszin z^n.
aan te duiden en wier inziihten ik weet, uw
onderstelling lang niet waarschijnlijk maken.
Maar het kan ons immers niet schelen om
gelijk te krijgen, Plasschaert ? Want, wat hon
den we dan nog? En nog bedenkelijker is het
on» te gaan beroepen op anderen, die als de
besten" aangezien worden, tol steun van liet ge
zag orizcr beweringen. Opgeroepen bijval is
niet het ware versterkingsmiddel voor eigen
overtuiging, en je maakt het ie menschen
maar lastig met afgedwongen belangstelling.
Laten we in ons zelf maar gelijk zien te
krijgen, wetend h e de troebelen in onze
overtuiging aldoor kiem willen schieten.
Natuurlijk zoek je dan ook durend kennis
name met anderer meeningen, niet alleen vaa
den kaut die zich als de elite van begrip en
smaak heeft doen gelden, ma ir ook waar
ze als de veralgemeende in den grooten hoop
liggen verspreid. Ik hoop in dit geval, dat
het u gaat als mij: dat deze kwestie aanlei
ding zij ons streven aan te porren, om
toch maar, zoover we vermogen juist t e zien
wat er met schilderen tot uiting komt en
zoo grondig mogelijk te hegrijpen bet
algemeene wezen der kunst. En die uitwerking
moge het ook voor de omstanders hebben.
Dat is de eenige en, groote vrucht die
critiek kan af iragen; de criiiek, wier beteekenis
nog al eens miskend wordt.... gelukkig
zou ik wel willen zegeen.
Gegroet.
W. STEEXHOFK.
Folctiri Gr.lII; p/i portretten doorLeo Steles.
De portreiten door den he<-r Schaekett
schijnen gepousseerd" te worden door
Fran^ch-sprekende Hollanders, door een be
paalde cöterie. Een zekere autocratie schijnt
dit werk te waardeerer. Waarom? De por
tretten van Therese Schwartze tegelijkertijd
te zien op Pulchri zijn reel biter. Bij haar is
de pastelUeur voller, de teekening meer
expressief, de bouw belangrijker dan bij den
heer Schaeken. Of is die goed-willige protectie
van den heer Schaeken gebaseerd, gebouwd,
op den grond, dat zijne portretten goed
lijken? Er ware over lijkenis te schrijven,
maar ik doe dit nu niet. Do portretten van,
den heer Schaeken hebben gebrek aan
schoonheid. De kleur is grof, of onbelangrijk.
Het pastei is gruizig behandeld. De menschen,
zijn geen menschen. Een vrouwenhoofd
tegen een gelijkkleurige fond gaf .geen aan
leiding tot rljcer observatie of tot ee<JIer
kleur-vervlieten. Nee, het werd te saam tot
een dof-makend geheel. Ik zal niet verder
hier over schrijven. Er zijn op deze tentoon
stelling een paar landschappen, die ietwat
iiHiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiniiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiifiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiii
klauwdl
En dan vloekte hij kwaad op God en
de hele wereld dat het eng en schril
tierde door de kleine woning en de mengen
buiten rilden van deernis en echtgemeenj.
mélij...
Totdat hij weg zonk in ean zware ziekte
als in een pijnvolle verdoving.
De .geneesheer kwam, schudde het hoofd,
ging weer heen.
De ziekte zou de man slopen, meende hij.
Doch hij vergiste zich in het kerngezonde
gestel van de werker.
De sterke ziekte werd orerwonnen (n
Tewis kreeg weer benul van wat er om hem.
gebeurde vloekte of zweeg, zonder rik of
kik, dagen lang.
Zo hoort hij op 'n dag zijn kind klagen
van honger.
Met 'n sprong, a's door een geheime veer
opgeduwd, stond hij naast zijn bed; maar
viel neer door die sterke, oude pijn in de
lies...
Zijn vronw hielp hem op.
Wat! Wat l heb je geen eten in huis?
Bleek, en met smartscherpe trekken stoml
hij voor haar, mair in zijn donkere ogen
speelde een gloed als iu een profi-tenbük.
(.reen eten ? Geen geld ? Wat ! Jesus !
Betaalt die beul je niks? Geef:-: je niks?. .
Hij lag een dag lang met het hoofd in de
kussens; snikte, vloekte, snikte en bad.
De geneesheer kwam en ontdekte zijn
gescheurd, stukkeud lichaam - de brt uk
in de lies die hij verborgen had gehouden...
Naar het gasthuis l
Of ze meenden dat hij wijf en kind zou
laten sterven van honger?
Hij zou wel doorlopen met de breuk...
Er was maar n middel en n kans dat
hij eens weer zou kunnen werken... Naar
het gasthuis,
Dat verdomde-n-ie in alle eeu vigheid.. .
De pastoor kwam en sprak ernstig en be
zadigd, goed ge;iieend en met overtuiging.
Hij zou gaan... maar n.isgchien was 't
beter dat ze 'm maar lieten liggen. . . Want
God. wist wat wraak in hem woonde, die
nu versmoord bleef achter hulpeloosheid en
ellende... en wie zorgde voor zijn wijf..
en kind ?
Dat kwam terecht, meende zijn vrouw
hij moest eerst gene/.en, eerst het lichaam
gezond ; dan kost en kleren.
Of ze soms <3a;hten dat-ie niet wist hoe ze
met hom zouden sollen en dollen, snijen en
kerven... maar hij moest wel; 't wa« beter
te sterven door een mes dan door ellende,
omdat hij geknapt was en de kost niet ii.etr
kon kopen. . .
volgt'.