De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 21 april pagina 7

21 april 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1056 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. door een vendel met slepende pieken, vaandels en omfloerste trommen. Het lijk, door veertien kapiteins gedragen, werd voorafgegaan door drie anderen, toet den helm, het harnas en het wapen schild van den gesneuvelde. Daarna kwamen de bloedverwanten, de Raden ter Admiraliteit, de Schout, de Burge meesteren, de Schepenen, de Vroedschap, de Krijgsraad en de Bewindhebbers der Oostindische Compagnie. Tegen den pilaar in het koor, boven Heemskercks graf, werd een zeer be scheiden gedenkteeken aangebracht. Pas voor Piet Hein, die de schatten uit WestIndiëhad gehaald, zou men dieper in de beurs tasten en een tombe boven zijn graf te Delft laten plaatsen. Het grafschrift van Heemskerck maakt in deftig Latijn zoo in het oog loopend melding van den rijken buit, waarmede hij in 1604 uit Oost-Indiëals overwin naar teruggekeerd is," dat het den schijn heeft, alsof hierin eigenlijk zijn groote verdienste heeft bestaan. In verband hiermede krijgt ook Hooft's gedicht, dat zegt liet d' eer aen 't Lant," iets dubbelzinnigs. Boven de eer stelde men het voordeel, en dat was in 1607 niet behaald. Het gedenkteeken voor Heemskerck is in hoofdzaak architectonisch opgevat, en waarschijnlijk een werk van den stads steenhouwer Hendrik de Keyser. Het ver toont een Toskaansche ordonnantie van gekleurd marmer en toetssteen, die het Latijnsche opschrift omlijst. Het beeld houwwerk bepaalt zich tot een wapen met een scheepskroon, een paar maskers en een op een doodshoofd afhangende koehuid, waarop nog flauwe sporen van een reliëf, den zeeslag verbeeldend, te zien zijn. Het geheel is in het karakter der Florentijnsche kunst na Michelangelo behandeld. Toen in 1611 de Zuiderkerk gereed was, liet de Admiraliteit er een gebrand schilderd glas in plaatsen, dat den zeeslag bij Gibraltar voorstelde. Een teekening daarvan bleef bewaard. In 1660 is dit glas weggenomen, omdat het de kerk te donker maakte. Jacob van Heemskerck is tegenwoordig een populaire figuur. Een oorlogschip draagt zijn naam en ieder kind leert, hoe hij naar Nova-Zembla ging en voor Gibraltar sneuvelde. Die populariteit is echter pas in de 19e eeuw ontstaan. Heemskercks tijdgenooten hebben hem met andere oogen bezien dan wij doen. Die oordeelden het zoeken der noordelijke doorvaart naar Indiëeen mislukking, en de Staten, die Heemskerck op zijn tocht naar Spanje geen bepaalde bevelen hadden medegegeven, zouden het ont wijken van den Spaanschen admiraal ongetwijfeld verkozen hebben boven een krijgsbedrijf, dat, hoe roemrijk ook, toch geen enkel voordeel heeft opgeleverd. A. W. WEISSMAX. A. G. VAN HAMEL, f De onverwachte dood van Dr. A. G. van Hamel, Hoogleeraar in de Fransehe taai en letterkunde aan de Rijksakademie te Groningen, heeft in vele kringen ontroering gebracht. Hij zou weldra het hoogleeraarschap hebben neergelegd en naar Ia doulce France" getogen zijn, het land zijner idealen, om er zich op nieuw in de studie te ver diepen, door niets gestoord. Zeer kort te voren was bij nog, en niemand vermoedde voor het laatst in het openbaar opgetreden. Dat was op het Philologen-Congrès te Amsterdam. Daar heeft hij gesproken over de Phonetiek, een wetenschap door hem met voorliefde be oefend, voornamentlijk in betrekking tot de Fransche taal, die heel zijn hart had. L' ame francaise in de Fransche taal- en letterkunde" speurde hij na in hare werken uit vele eeuwen. Ciir l'ame est immortelle et la vie est un jour", zooals Bourget, Byron heeft nagezongen. Het zoeken naar L'ame francaise" in de Fransche taal- en letterkunde" werd dan ook titel en inhoud zijner rectorale oratie in 1876 in de Akademie te Groningen ge houden. Het hoogleeraarschap te Groningen, in de Fransche taal, dat hij aanvaardde met het uitspreken der rele: La chaire frangais daas une universitéNeerlandaise", stond voor hem gelijk met het vervullen van eenlieflingswensch. Vele jaren had hij te Parijs gewerkt onder Gaston de Paris, e.a., zich verdiept in oude en nieuwere Fransche taal «n litteraire studie, bij voorkeur in het oud-Fransch,?zich met wellust in het Parijsche leven bewogen en er gaarne en veel verkeerd in gezelschap van Fransche tooneelisten, aan en buiten het tooneel. Hij bezocht en ging er om met Franschen van naam, hij heeft er Renan gekend, en is zoo goed bij Victur Hugo Ie maitre par excel lence'' op receptie geweest, die meer geleek op eene godsdienstige plechtigheid dan op eene audiëntie, als bij Alphonse Daudet, dien hij later in Mannen van Beteekenis" zou beschrijven, en bij vele andere beroemdheden. De Fransche geest trok hem aan boven veel om de mengeling van eerbied en ge meenzaamheid. De frischheid en veerkracht die door zulk een stemming onderhouden worden, achtte hij een benijdbaar voorrecht der Fransche natie. Aan hoeveel kritiek het Fransche volk zich ook moge bloot geven, hoeveel zonden en gebreken een ernstig en verst indig mensch het ook moge kunnen verwijten, het is niet mogelijk oordeelde hij den Franschen ongelijk te geven, wanneer zij ook nu nog evenals in vroeger eeuw, elkaar vol geur de lofspraak van Karel den Groote toeroepen: Waar wij ons vertoonen, is een prijsje te halen". Prof. y. Hamel verwaarloosde echter, te Parijs, eigen niet voor vreemd. Coenraad Busken Huet liet hij er niet onbezocht, die met hem sprak over politiek, over geschie denis, over letteren en kunst. En al wat hij zeide, was belangwekkend!" verklaarde Van Hamel later. Het Fransche tooneel en wat daaraan vast is, boeide Van Hamel buitengemeen. Hij kwam er sterk onder den indruk en nam, voor zoover het hem niet aangeboren was, veel van het decoratieve over, zoodat hij, terug in Holland, waar hij zich ver toonde, onmiddelijk de aandacht trok, door Fransche manieren, Fransche keurigheid, een zekere pose, het haar met een lok pp het voorhoofd en een steeds welbehagelijk, goed verzorgd gelaat, over hetwelk een ininzamen lach speelde, voorts, door schittering van het oog, en eene bewegelijkheid, den Hollanders niet eigen. Nam Van Hamel het woord of gaf men het hem, of biel! hij eene rede, een toast of een toespraak, dan maakte hij tooneel'' en sprak, hetzij Hollandsen hetzij Fransch op eene wijze, waar groote bekoring van uitging. Want van Hamel was meer dan een ander: Charmeur". Als hij maar een oogenblik en pose" stond, vormde zich een groep om hem, waarover hij het licht van zijn geest wierp en door zijne buitengewone gave van gezellig kouten en schoon zeggen geheel beheerschte. Op het samenzijn in Arti, na de huldebetooging der schilders voor Rembrandt's standbeeld, verdrongen schilders en schilderesjes, schrij vers en schrijfsters zich om heai. En hoe nam hij allen in op het Philologencongres, door heldere voorstelling en schoon-zeggen! Wél-zeggen heeft naast v. Hamel's taai studie, voortdurend zijne belangstelling ge wekt. Als bestuurder van het Tooneelverbond heeft hij den Hollandgchen tooneelisten de goede methode der Franschen in de Kunst van wei-zeggen voorgehouden, in woord en schrift. Hem was daarin reeds voorgegaan de hr. Frans v. d. Goes. Aan hem en aan Prof. A. G. van Hamel is het te danken, dat aan de Tooneelschool alle aandacht aan welzeggenskunst wordt ge schonken, voortgezet door jufv. Dusault en Mevr. Betty Holtrop v. Gelder. Welzeggenskunst" was voor v. Hamel de eenige voorwaarde om aan het tooneel te slagen. La diction avant tout!" Daarom onderschreef hij vol overtuiging de woorden door Gustave Laroumet in 1891 gesproken, toen deze als directeur der Beaux-Arts ' te Parijs de prijsuitdeeling der gelauwerde leerlingen van het Parijsche conservatoirs presideerde, en kort en bondig tot hen zeide: Men eischt eenvoudig van u dat gij de kunst van zeggen verstaat, en gij wilt reeds spelen! Het Conservatoire kan u niet geven wat het tooneel u later geven zal. Maar het kan u in het bezit stellen hetgeen onmisbaar voor u is om u op de planken te durven wagen, onmisbaar om u te beletten ooit valsche kunstenaars te worden: dictie en methode". Ook met Sarcey stemde v. Hamel volmondig met de woorden in, neergelegd in een zijner tooneelfeuilletons." De jury moest eigenlijk aan de jongelui slechts n eisch stellen: bewijs me dat ge de kunst van zeggen ver staat, dat men u daarin niet te vergeefs heeft onderwezen. Hebt gij een goede, zuivere articulatie? Kunt gij een lange tirade op zeggen zóó, dat gij op het juiste oogenblik adem haalt en door allerlei fijne schakee ringen in uw stem de betrekkelijke waarde van de verschillende onderdeelen dier tirade doet uitkomen? Zijt gij in staat, ook te midden der heftigste ontboezemingen van den hartstocht, maat te houden en den indruk te geven van al^emeene harmonie:' Kortom, hebt gij eene goede dictie? Dat is het eenige wat men u op het Conser vatoire onderwijst, en ook het eenige, wat men u er te onderwijzen heeft. Verstaat ge die kunst, dan hebt ge recht op een prijs. Hebt ge bovendien hooger kunstenaarsgaven, bebt ge de vonk, dan zult gij, met flink werken een groot acteur kunnen worden. Mist ge die, dan zult ge nog een nuttig tooneelspelor kunnen zijn." Hoe zeer Van Hamel met die woorden instemde, erkende hij toch, dat de omstan digheden, waaronder hier telandedetooneelkunst beoefend wordt, dat vermoeiende reizen en trekken, dat voordurend wisselen van stuk en van rol, daarbij het ontbreken van een vast, klassiek repertoire niet veel tijd laten voor een zorgvuldige, in bizonderheden voorbereide dictie. Maar, evenmin als het noodig is om van elk nieuw muziekstuk, dat men spelen gaat, zich al de bizonderheden der muzikale voordrachten opnieuw eigen te maken, evenmin zou voor elke nieuwe rol zulk eene uitvoerige voor bereiding noodig zijn, indien de algemeene beginselen er goed en vast inzaten. Toen Van Hamel eens aanleiding vond om, aan een Hollandsen Tooneelgezelschap, bij de repetities van een tooneel werk tegenwoordig te zijn en een paar korte too neelen herhaaldelijk liet opzeggen, daarbij de juiste intonatie der verschillende vol zinnen aangevend, riep de jonge tooneelspeler, die met de hoofdrol belast was, op eens uit: Lieve hemel, als ik zooveel zorg aan al mijn rollen wilde besteden, kwam ik nooit klaar!" Prof. v. Hamel antwoordde daarop zeer ter snede: Natuurlijk, maar zoo ge, bij het begin van uw carrière, twee of drie rollen op deze manier bestudeerd hadt, zou het voor de andere niet meer noodig zijn ; gij zoudt dan aanstonds zelf weten en voelen hoe de versehillende volzinnen gezegd moeten worden." Het is merkwaardig, hoe zeer het tooneel v. Hamel's leven heeft beheerscht. Kind uit een vroom Haarlemsen gezin, de vader Josuó Adrien van Hamel, predi kant bij de Waalsche gemeente, waar hij bevestigd en 10 Mei 1840 zijne intree-rede hield, en van Haarlem 13 October 1850 naar Groningen beroepen word, toen de thans verschei ien Professor en zijn broeder 8 jaar oud waren, de moeder de aange bedene van hem en zijn broeder, heeft hij jaren van innige, kinderlijke vroomheid gekenl en de roeping in zich gevoeld orn Zendeliinj te worden. Te Groningen ij er iets be^lissends voor hem gebeurd. Met zijn broer, de huidige Professor mr. G. A. v. Hamel te Amsterdam, woonde hij met de kermis in een schouw burgtent de vertoouing van Fr. Bremer's De, I'mren bij. Het was zijn eerste fcomediegang. De vertooning maakte zulk een hevigen indruk op hom; hij leefde alles zoo mee, eu vond alle doen zoo grootsch, dat het tooneel hem reeds voor goed aanlachte en hij misschien er zelf' aan gedacht heeft acteur te worden. Na afloop Ier voorstelling, viel hij op de Groote Markt, zijn broer, dio hem tot dezen komediegang,tot deze zonde had overgehaald, snikkend om den hals en dankte hem. Toch behield van Hamels vroom gemoed de overhand en koos hij het preiikampt tot levensdoel, en werd van Professor Schol ten de veelbelovendste leerling. Het geloof' zijner jeugd zou hom echter ontvallen, hij werd de modernste onder de modernen. Te Leeuwarden, waar hij be roepen was, verklaarde hij openlijk zijn ongeloof, dat hem ook openlijk eene borisping uit Leiden bezorgde. Uit Leeuwarden nam hij een beroep te Rotterdam aan, waar het hem duidelijk werd, dat met zijne levensbeschouwing het predikantschap moeilijk vereenigbaar was. Daarom legde hij de kerkelijke waardigheid neer en hing de toga aan de kapstok. Hij toog naar Parijs om er, hoewel reeds de veertig naderende een nieuwe loopbaan te beginnen, als litterator of journalist. Recht duidelijk was het hem niet, totdat weer het tooneel hem een weg wees, en ditmaal beslissend werd. Op het tooneel van het Théatre Francais sprak hij eens met den eerbiedwaarden, reeds lang ter ziele geganen Doyen der Comedie Francaise, met den vermaarden Got. Deze zeide hem: Waarom studeert ge niet het Fransch onder Gaston de Paris?" Van Hamel werd er warm voor en volgde den raad van Got op. Van toen af heeft hij te Parijs ijverige studiën in Fransche taal en letteren ge maakt, vooral van de oudere, tot hij ge roepen werd naar eigen land, om er en voor het eerst in Nederland het hoog leeraarschap in de Fransche taal en letteren te bekleeden. Als zoodanig heeft Van Hamel veel gedaan om belangstelling voor de wetenschappelijke beoefening der Fransche taal te wekken, heeft de Alliance francaige" opgericht, deelgenomen aan veel wat het openbare leven aangaat, treflijke studies in De Gids" geschreven, invloed trachten te oefenen op het toonoel en de tooneelschool, de aandacht van het beschaafde Nederland gevestigd op de groote kracht en beteekenis van wel zeggenskunst en dit met der daal getoond als tolk van President Kruier, wiens toespra ken tot hetFransche volk hij, bij diens bezoek aan Frankrijk, vertolkte in een Fransch, dat allen bekoorde en in een omzetting van den inhoud, dat er de ziel van het geteisterde Boerenvolk in klopte en weer klank de ad vinden in de ziel der Franschen. Het wereldsche leven toelachende, is bij Van Hamel toch altijd op 's harten grond de oude vroomheid zijner kinderjaren, de ernst overgebleven. Bij al zijn liefde voor Frankrijk, hinderde er hem de corruptie, blijkende uit deze zijne getuigenis. Het is waar, de letterkunde van eeii land, hoe schitterend ook, kan noch mag ons ooit verzoenen met wat er aan de zedelijke grootheid van een volk blijkt te ontbreken. Maar wel kan zij, in tijden van crisis, in dagen van geschokt vertrouwen en teleurgestelde sympathie, van verbazing en ergernis, den vriend van Frankrijk over die ze lelijke verduistering een weinig troos ten en de hoop i:i lem wakker houden, dat wie het schoonste heeft bezeten en nog altijd bezit, ook het beste niet voor goed zal verliezen. * * * Professor Dr. A. G. v. Hamel is als jon <mensch door zijn broeder, den Professor Mr. G. A. v. Hamel van thans, in den schouwburg geleid, hij is hem om den hals gevallen om te danken, hij is ook bij zijn laatsten uit gang, door dien broeder, met den arm om diens hals, steunende op hem, uit den schouw burg geleid. Toen zag men den Groningschen v. Hamel voor het eerst /onder beminnelijken lach; maar met een star, pijnlijk bleek gelaat. Aan den avond van den dag, dat hij op het Philologencongres de diensten van de Phonograaf voor de l'honetiek had ver klaard en doen hooren, ook uit de stem van twee Fransehe tooneelspeelsters, een zelfde gedeelte van een Fransch treurspel reciteerend, woonde hij in den stads schouwburg te Amsterdam de vertooning van Esmoreit" bij door Gymnasiasten en Hoogere-burgerseholieren. In den gang van den Stadsschouwburg viol hij op den harden steen zoo hèdg, dat het noodig werd geoordeeld hem naar het Ziekenhuis te brengen. Daar verpleegd, bestond alle hoop op spoedige beterschap, tot hij onver wacht door eene andere bezoeking aange grepen, binnen weinig tijds verscheidde. In den dood van Professor Dr. A. G. van Hamel treft Nederland, treft Frankrijk een verlies, want zijn leven heeft hij doorge bracht in dienst van beiden, illustreerende de woorden van Burggraaf Henri de Bornier in La ftlle de ttnlant neergelegd: Tout h o m m e a deux pays, Ie sion et puis la France! 1) Gaston Paris en zijne leerlingen. OudFransche vertelsels. De Fransche tragedie. De Oedipus der Fransche klassieken. Paul Bourget. Tropheëen. Parijsche Devotie. Op den sterfdag van Renan. Gesproken en Geschreven Fransch. Een vermakelijk hel dendicht. Frankrijk's oudste Tooneeldichters. Molière's Don Juan. De Misantrope Bourget's Italië. Dramatische dictie. Bij drie Meesters. (Ook in twee deelen uit gegeven bij P. N. v. Kampen te Amsterdam). A. G. van Hamel is in 1879 te Groningen gepromoveerd tot dokter in de theologie op het proefschrift: Proeve eener critiek op de leer der god lelijke voorzienigheid". Behalve te Parijs heeft Prof'. Dr. A. G. van Hamol ook te Berlijn taalstudie ge dreven onder Prof'. A dolf' Fobler. Munten en Penningen. (Den Koning getrouw - tot den bedelnap toe). Zeer unieke verzamelingen munten, pen ningen, medailles, decoraties uit den tijd der Fransche revolutie en van Napoleon I, maeonnieke medailles, gedenkpenningen, ge slagen bij het tot stand komen van spoor wegen, bij het voltooien van bruggen, kana len, tunnels, enz. euz. komen bij den Expert en Penningkundige 2!) en 30 April ouder den hamer; terwijl hij 23 April munten uit de middeleeuwen en volgende eeuwen zal verkoopen, benevens historische medailles en munten gevonden in Brabant en Utrecht. Maandag den 22sten April veilt hij ook ten zijnen huize Neerl. Indische munten, munten uit den tijd der Vereenigde Pro vinciën der Bataafsche Republiek, van het Koninkrijk Holland, en voorts munten uit het verre Oosten. Voor de beoefenaars der geschiedenis is de verkooping door J. Schulman 26 April a.s. te holden zeer belangrijk. Zij bevat histo rische nedailles tot aan de vrede te Utrecht, uit den tyd van den tachtig jarigen oorlog van zeegevechten met de Engelschen, ge slagen door beroemdheden als Abeele, Mul ler. Verder noodmuaten, enz. enz. Alle verkoopingen hebben plaats ten huize van den Expert J. Schuim *n, Keizers gracht te Amsterdam. MEDAILLE OP DEN DOOD VAN ADMIRAAL MAAKTEN, HARPERTSZ. TROMP. Deze mooie en zeldzame medaille, geslagen door Van Ryswyk, toont aan de eene zijde Tromp-in-het-harnas, met de woorden: Martinus Herperti. Tromp. Eques. Et. 1 balassiar, Hollandiae XX Aus; aan de keerzijde: de afbeelding van den zeeslag met de woorden : Victor, Hostium. Fortiter. Pro. Patria. Pugnans. Occubuit. 10. Aug. An. Dom. CIOIOCLHI. Tentoonstelling. 15 April is een tentoonstelling geopend van teekeningen en schilderijen door D. B. Nanninga in den kunsthandel van den heer Joh. Reddingius, Langestraat te Hilversum. Oe Nieuwe Spelling in De Gids. ii. Bij de bespreking van de voorstellen tot vereenvoudiging neemt hij in zijn ij ver oppo sitie tegen 2 voorstellen die .. . geen voor stellen zijn. lo. Niet opgenomen, in de voorstellen, maar blijkend uit de praktijk van vele Ver een voudigers is de spelling 'n of en voor een, m'n, z'n voor mijn, zijn." 2o. Men spelt zonder hoofdletter de van eigennamen afgeleide bijvoeglike naamwoor den: indiaans, enz. In afleidingen op lik" van woorden op een g mag «als verbindingsletter geschreven worden: heugelik, heuglik." Eigenlik was hier geen weerlegging nodig. Maar toch even dit: Hoeveel moderne schrijvers, die niet de regels van de vereen voudigde spelling toepassen, schrijven ook 'n, m'n, z'n, en hoe veel vereenvoudigers doen het niet ? Hoeveel, ook niet-moderne, schrij vers schrijven hollands, indiaans, enz. ? Hoeveel vereenvoudigers schrijven draaglik, heuglik, enz.? Tegen de werkelike voorstellen heeft hij 't volgende in te brengen: lo. De regel: enkele e in open lettergrepen, kan tans meer genade bij de heer Hasselbach vinden dan in 1903, toen hy voorstander was van dubbele e. Zo ook kan hij zich verenigen met de dubbele e op 't eind van een woord (vrezen, me}. Maar deze genade valt niet ten deel aan de schrijfwijze ee in afleidingen en samenstellingen van woorden op ee; tweede, weemoed. De spelling tweede, meedelen zal zeker aanleiding geven tot verwarring en reebok b.v. zal zeker verleiden tot 't spellen van rei gelen. Men krijgt nu naast elkaar in de o zoo gemakkelijke vereenvoudigde spelling: demoed, weemoed, dinee-dineren veevoeder-veren, spondeesponde'én, gmedm-smedfrij-ameekolen, fee-fee nfeërie, Koryfeeën-Hebreen. Het zou rationeel zijn vast te stellen: De volkomen e wordt altijd door het enkele teeken voorgesteld. Op het eind van een woor l spelt men echter ee." Twee van de door de heer H. gesignaleerde moeilikheden vervallen, daar naast spondee niet voorkomt spondeen, maar spondeeën (zie Woordelijet) en dinee-dineren eveneens voor komt in de door de geestige schrijver voor gestelde wijziging! En heeft ooit iemand moeite gehad bij de oude spelling met smeiensmederij-smeekolen? Maar zijn de andere als moeilikheden gesignaleerde voorbeelden zoveel moeiliker dan de volgende schrijfwijzen volgens de o zo gemakkelike wijziging des heren Hasselbach: megeluigen, mee te getuigen, getuigen mee, enz. tehuis (theehuis), legrand (theegrond), tenat (thee-), zegebruiken, zeschuimen, zebnuwen {zee-}, zee te bouwen, bouwen zee, zewezen zewagen, meregeren, mee te regeren, regeren mee, enz. enz. Een accent kan geplaatst worden, zeker, maar zo'n ongewoon onnederlands teken kan men wel eens bij uitzondering toepassen, maar toch niet bij gehele klassen van woorden. En waar blijft de eenheid bij medragen, mee te dragen, dragen mee, zebouwen, zee te bouwen, bouwen zee 11 De lezer vergelijke. 2o. Waarom, vraagt de heer H., waar de Vereniging voorschrijft o in open lettergrepen, in 3 woorden: goochelen, goochem en loochenen met oo geschreven? Dit is verwarrend, want in Achab, Rachel, pacha, lichen, Necc.ho, Ezrchiêl, ecko, Michiel, richel, Ochotsch, pochen e.d. maakt men geen uitzondering; daar heeft men zowel de dofl'e klinker als de heldere klinker enkel vóór chl De voorbeelden met heldere vóór ch zyn al zeer ongelukkig gekozen; immers deze zijn alle eigennamen, die, met welwillende goedkeuring van de heer H. op een andeie plaats, hun schrijfwijze mogen behouden. In gewone Nederlandse woorden heeft men steeds vóór ch een doffe klank, vandaar dat het zeer rationeel is dat, ter onderscheiding van pochen, bochel, enz., men in goochelen, goochem en loochenen, de 3 woorden met heldere klin ker, oo schryft. Maar trop de bruit pour une omelette l 3. Bevreemdend is het, volgens de schrijver, dat de vereenvoudigers die zoveel door de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl