Historisch Archief 1877-1940
No. 1056
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
door een vendel met slepende pieken,
vaandels en omfloerste trommen. Het
lijk, door veertien kapiteins gedragen,
werd voorafgegaan door drie anderen,
toet den helm, het harnas en het wapen
schild van den gesneuvelde. Daarna
kwamen de bloedverwanten, de Raden
ter Admiraliteit, de Schout, de Burge
meesteren, de Schepenen, de Vroedschap,
de Krijgsraad en de Bewindhebbers der
Oostindische Compagnie.
Tegen den pilaar in het koor, boven
Heemskercks graf, werd een zeer be
scheiden gedenkteeken aangebracht. Pas
voor Piet Hein, die de schatten uit
WestIndiëhad gehaald, zou men dieper in de
beurs tasten en een tombe boven zijn graf
te Delft laten plaatsen.
Het grafschrift van Heemskerck maakt
in deftig Latijn zoo in het oog loopend
melding van den rijken buit, waarmede
hij in 1604 uit Oost-Indiëals overwin
naar teruggekeerd is," dat het den schijn
heeft, alsof hierin eigenlijk zijn groote
verdienste heeft bestaan. In verband
hiermede krijgt ook Hooft's gedicht, dat
zegt liet d' eer aen 't Lant," iets
dubbelzinnigs. Boven de eer stelde men het
voordeel, en dat was in 1607 niet behaald.
Het gedenkteeken voor Heemskerck
is in hoofdzaak architectonisch opgevat,
en waarschijnlijk een werk van den stads
steenhouwer Hendrik de Keyser. Het ver
toont een Toskaansche ordonnantie van
gekleurd marmer en toetssteen, die het
Latijnsche opschrift omlijst. Het beeld
houwwerk bepaalt zich tot een wapen
met een scheepskroon, een paar maskers
en een op een doodshoofd afhangende
koehuid, waarop nog flauwe sporen van
een reliëf, den zeeslag verbeeldend, te
zien zijn. Het geheel is in het karakter
der Florentijnsche kunst na Michelangelo
behandeld.
Toen in 1611 de Zuiderkerk gereed
was, liet de Admiraliteit er een gebrand
schilderd glas in plaatsen, dat den zeeslag
bij Gibraltar voorstelde. Een teekening
daarvan bleef bewaard. In 1660 is dit
glas weggenomen, omdat het de kerk
te donker maakte.
Jacob van Heemskerck is tegenwoordig
een populaire figuur. Een oorlogschip
draagt zijn naam en ieder kind leert,
hoe hij naar Nova-Zembla ging en voor
Gibraltar sneuvelde. Die populariteit is
echter pas in de 19e eeuw ontstaan.
Heemskercks tijdgenooten hebben hem
met andere oogen bezien dan wij doen.
Die oordeelden het zoeken der noordelijke
doorvaart naar Indiëeen mislukking,
en de Staten, die Heemskerck op zijn
tocht naar Spanje geen bepaalde bevelen
hadden medegegeven, zouden het ont
wijken van den Spaanschen admiraal
ongetwijfeld verkozen hebben boven een
krijgsbedrijf, dat, hoe roemrijk ook, toch
geen enkel voordeel heeft opgeleverd.
A. W. WEISSMAX.
A. G. VAN HAMEL, f
De onverwachte dood van Dr. A. G. van
Hamel, Hoogleeraar in de Fransehe taai
en letterkunde aan de Rijksakademie te
Groningen, heeft in vele kringen ontroering
gebracht.
Hij zou weldra het hoogleeraarschap
hebben neergelegd en naar Ia doulce
France" getogen zijn, het land zijner idealen,
om er zich op nieuw in de studie te ver
diepen, door niets gestoord.
Zeer kort te voren was bij nog, en
niemand vermoedde voor het laatst in
het openbaar opgetreden. Dat was op het
Philologen-Congrès te Amsterdam. Daar
heeft hij gesproken over de Phonetiek, een
wetenschap door hem met voorliefde be
oefend, voornamentlijk in betrekking tot
de Fransche taal, die heel zijn hart had.
L' ame francaise in de Fransche taal- en
letterkunde" speurde hij na in hare werken
uit vele eeuwen.
Ciir l'ame est immortelle et la vie est un jour",
zooals Bourget, Byron heeft nagezongen.
Het zoeken naar L'ame francaise" in de
Fransche taal- en letterkunde" werd dan
ook titel en inhoud zijner rectorale oratie
in 1876 in de Akademie te Groningen ge
houden.
Het hoogleeraarschap te Groningen, in
de Fransche taal, dat hij aanvaardde met
het uitspreken der rele: La chaire frangais
daas une universitéNeerlandaise", stond voor
hem gelijk met het vervullen van
eenlieflingswensch. Vele jaren had hij te Parijs
gewerkt onder Gaston de Paris, e.a., zich
verdiept in oude en nieuwere Fransche taal
«n litteraire studie, bij voorkeur in het
oud-Fransch,?zich met wellust in het
Parijsche leven bewogen en er gaarne en veel
verkeerd in gezelschap van Fransche
tooneelisten, aan en buiten het tooneel. Hij
bezocht en ging er om met Franschen van
naam, hij heeft er Renan gekend, en is zoo
goed bij Victur Hugo Ie maitre par excel
lence'' op receptie geweest, die meer geleek
op eene godsdienstige plechtigheid dan op
eene audiëntie, als bij Alphonse Daudet, dien
hij later in Mannen van Beteekenis" zou
beschrijven, en bij vele andere beroemdheden.
De Fransche geest trok hem aan boven
veel om de mengeling van eerbied en ge
meenzaamheid. De frischheid en veerkracht
die door zulk een stemming onderhouden
worden, achtte hij een benijdbaar voorrecht
der Fransche natie. Aan hoeveel kritiek
het Fransche volk zich ook moge bloot
geven, hoeveel zonden en gebreken een
ernstig en verst indig mensch het ook moge
kunnen verwijten, het is niet mogelijk
oordeelde hij den Franschen ongelijk te
geven, wanneer zij ook nu nog evenals in
vroeger eeuw, elkaar vol geur de lofspraak
van Karel den Groote toeroepen: Waar
wij ons vertoonen, is een prijsje te halen".
Prof. y. Hamel verwaarloosde echter, te
Parijs, eigen niet voor vreemd. Coenraad
Busken Huet liet hij er niet onbezocht, die
met hem sprak over politiek, over geschie
denis, over letteren en kunst. En al wat
hij zeide, was belangwekkend!" verklaarde
Van Hamel later.
Het Fransche tooneel en wat daaraan
vast is, boeide Van Hamel buitengemeen.
Hij kwam er sterk onder den indruk en
nam, voor zoover het hem niet aangeboren
was, veel van het decoratieve over, zoodat
hij, terug in Holland, waar hij zich ver
toonde, onmiddelijk de aandacht trok, door
Fransche manieren, Fransche keurigheid,
een zekere pose, het haar met een lok pp
het voorhoofd en een steeds welbehagelijk,
goed verzorgd gelaat, over hetwelk een
ininzamen lach speelde, voorts, door schittering
van het oog, en eene bewegelijkheid, den
Hollanders niet eigen. Nam Van Hamel het
woord of gaf men het hem, of biel! hij eene
rede, een toast of een toespraak, dan maakte
hij tooneel'' en sprak, hetzij Hollandsen
hetzij Fransch op eene wijze, waar groote
bekoring van uitging. Want van Hamel was
meer dan een ander: Charmeur". Als hij
maar een oogenblik en pose" stond, vormde
zich een groep om hem, waarover hij het
licht van zijn geest wierp en door zijne
buitengewone gave van gezellig kouten en
schoon zeggen geheel beheerschte. Op het
samenzijn in Arti, na de huldebetooging
der schilders voor Rembrandt's standbeeld,
verdrongen schilders en schilderesjes, schrij
vers en schrijfsters zich om heai. En hoe
nam hij allen in op het Philologencongres,
door heldere voorstelling en schoon-zeggen!
Wél-zeggen heeft naast v. Hamel's taai
studie, voortdurend zijne belangstelling ge
wekt. Als bestuurder van het
Tooneelverbond heeft hij den Hollandgchen
tooneelisten de goede methode der Franschen in de
Kunst van wei-zeggen voorgehouden, in
woord en schrift. Hem was daarin reeds
voorgegaan de hr. Frans v. d. Goes. Aan
hem en aan Prof. A. G. van Hamel is het
te danken, dat aan de Tooneelschool alle
aandacht aan welzeggenskunst wordt ge
schonken, voortgezet door jufv. Dusault en
Mevr. Betty Holtrop v. Gelder.
Welzeggenskunst" was voor v. Hamel
de eenige voorwaarde om aan het tooneel
te slagen.
La diction avant tout!"
Daarom onderschreef hij vol overtuiging
de woorden door Gustave Laroumet in
1891 gesproken, toen deze als directeur
der Beaux-Arts ' te Parijs de prijsuitdeeling
der gelauwerde leerlingen van het Parijsche
conservatoirs presideerde, en kort en bondig
tot hen zeide: Men eischt eenvoudig van u
dat gij de kunst van zeggen verstaat, en gij
wilt reeds spelen! Het Conservatoire kan
u niet geven wat het tooneel u later geven
zal. Maar het kan u in het bezit stellen
hetgeen onmisbaar voor u is om u op de
planken te durven wagen, onmisbaar om
u te beletten ooit valsche kunstenaars te
worden: dictie en methode". Ook met
Sarcey stemde v. Hamel volmondig met
de woorden in, neergelegd in een zijner
tooneelfeuilletons." De jury moest eigenlijk
aan de jongelui slechts n eisch stellen:
bewijs me dat ge de kunst van zeggen ver
staat, dat men u daarin niet te vergeefs heeft
onderwezen. Hebt gij een goede, zuivere
articulatie? Kunt gij een lange tirade op
zeggen zóó, dat gij op het juiste oogenblik
adem haalt en door allerlei fijne schakee
ringen in uw stem de betrekkelijke waarde
van de verschillende onderdeelen dier tirade
doet uitkomen? Zijt gij in staat, ook te
midden der heftigste ontboezemingen van
den hartstocht, maat te houden en den
indruk te geven van al^emeene harmonie:'
Kortom, hebt gij eene goede dictie? Dat
is het eenige wat men u op het Conser
vatoire onderwijst, en ook het eenige, wat
men u er te onderwijzen heeft. Verstaat
ge die kunst, dan hebt ge recht op een
prijs. Hebt ge bovendien hooger
kunstenaarsgaven, bebt ge de vonk, dan zult gij,
met flink werken een groot acteur kunnen
worden.
Mist ge die, dan zult ge nog een nuttig
tooneelspelor kunnen zijn."
Hoe zeer Van Hamel met die woorden
instemde, erkende hij toch, dat de omstan
digheden, waaronder hier
telandedetooneelkunst beoefend wordt, dat vermoeiende
reizen en trekken, dat voordurend wisselen
van stuk en van rol, daarbij het ontbreken
van een vast, klassiek repertoire niet
veel tijd laten voor een zorgvuldige, in
bizonderheden voorbereide dictie. Maar,
evenmin als het noodig is om van elk nieuw
muziekstuk, dat men spelen gaat, zich al de
bizonderheden der muzikale voordrachten
opnieuw eigen te maken, evenmin zou voor
elke nieuwe rol zulk eene uitvoerige voor
bereiding noodig zijn, indien de algemeene
beginselen er goed en vast inzaten.
Toen Van Hamel eens aanleiding vond
om, aan een Hollandsen Tooneelgezelschap,
bij de repetities van een tooneel werk
tegenwoordig te zijn en een paar korte
too neelen herhaaldelijk liet opzeggen, daarbij
de juiste intonatie der verschillende vol
zinnen aangevend, riep de jonge
tooneelspeler, die met de hoofdrol belast was, op
eens uit:
Lieve hemel, als ik zooveel zorg aan
al mijn rollen wilde besteden, kwam ik
nooit klaar!"
Prof. v. Hamel antwoordde daarop zeer
ter snede: Natuurlijk, maar zoo ge, bij het
begin van uw carrière, twee of drie rollen
op deze manier bestudeerd hadt, zou het
voor de andere niet meer noodig zijn ; gij
zoudt dan aanstonds zelf weten en voelen
hoe de versehillende volzinnen gezegd
moeten worden."
Het is merkwaardig, hoe zeer het tooneel
v. Hamel's leven heeft beheerscht.
Kind uit een vroom Haarlemsen gezin,
de vader Josuó Adrien van Hamel, predi
kant bij de Waalsche gemeente, waar hij
bevestigd en 10 Mei 1840 zijne intree-rede
hield, en van Haarlem 13 October 1850
naar Groningen beroepen word, toen de
thans verschei ien Professor en zijn broeder
8 jaar oud waren, de moeder de aange
bedene van hem en zijn broeder, heeft hij
jaren van innige, kinderlijke vroomheid
gekenl en de roeping in zich gevoeld orn
Zendeliinj te worden.
Te Groningen ij er iets be^lissends voor
hem gebeurd. Met zijn broer, de huidige
Professor mr. G. A. v. Hamel te Amsterdam,
woonde hij met de kermis in een schouw
burgtent de vertoouing van Fr. Bremer's De,
I'mren bij. Het was zijn eerste fcomediegang.
De vertooning maakte zulk een hevigen
indruk op hom; hij leefde alles zoo mee,
eu vond alle doen zoo grootsch, dat het
tooneel hem reeds voor goed aanlachte en
hij misschien er zelf' aan gedacht heeft
acteur te worden.
Na afloop Ier voorstelling, viel hij op de
Groote Markt, zijn broer, dio hem tot dezen
komediegang,tot deze zonde had overgehaald,
snikkend om den hals en dankte hem.
Toch behield van Hamels vroom gemoed
de overhand en koos hij het preiikampt
tot levensdoel, en werd van Professor Schol
ten de veelbelovendste leerling.
Het geloof' zijner jeugd zou hom echter
ontvallen, hij werd de modernste onder de
modernen. Te Leeuwarden, waar hij be
roepen was, verklaarde hij openlijk zijn
ongeloof, dat hem ook openlijk eene
borisping uit Leiden bezorgde.
Uit Leeuwarden nam hij een beroep te
Rotterdam aan, waar het hem duidelijk
werd, dat met zijne levensbeschouwing het
predikantschap moeilijk vereenigbaar was.
Daarom legde hij de kerkelijke waardigheid
neer en hing de toga aan de kapstok.
Hij toog naar Parijs om er, hoewel reeds
de veertig naderende een nieuwe loopbaan
te beginnen, als litterator of journalist.
Recht duidelijk was het hem niet, totdat
weer het tooneel hem een weg wees, en
ditmaal beslissend werd.
Op het tooneel van het Théatre Francais
sprak hij eens met den eerbiedwaarden,
reeds lang ter ziele geganen Doyen der
Comedie Francaise, met den vermaarden Got.
Deze zeide hem: Waarom studeert ge
niet het Fransch onder Gaston de Paris?"
Van Hamel werd er warm voor en volgde
den raad van Got op.
Van toen af heeft hij te Parijs ijverige
studiën in Fransche taal en letteren ge
maakt, vooral van de oudere, tot hij ge
roepen werd naar eigen land, om er en
voor het eerst in Nederland het hoog
leeraarschap in de Fransche taal en letteren
te bekleeden.
Als zoodanig heeft Van Hamel veel gedaan
om belangstelling voor de wetenschappelijke
beoefening der Fransche taal te wekken,
heeft de Alliance francaige" opgericht,
deelgenomen aan veel wat het openbare
leven aangaat, treflijke studies in De Gids"
geschreven, invloed trachten te oefenen op
het toonoel en de tooneelschool, de aandacht
van het beschaafde Nederland gevestigd op
de groote kracht en beteekenis van wel
zeggenskunst en dit met der daal getoond
als tolk van President Kruier, wiens toespra
ken tot hetFransche volk hij, bij diens bezoek
aan Frankrijk, vertolkte in een Fransch,
dat allen bekoorde en in een omzetting
van den inhoud, dat er de ziel van het
geteisterde Boerenvolk in klopte en weer
klank de ad vinden in de ziel der Franschen.
Het wereldsche leven toelachende, is bij
Van Hamel toch altijd op 's harten grond
de oude vroomheid zijner kinderjaren, de
ernst overgebleven.
Bij al zijn liefde voor Frankrijk, hinderde
er hem de corruptie, blijkende uit deze
zijne getuigenis.
Het is waar, de letterkunde van eeii
land, hoe schitterend ook, kan noch mag
ons ooit verzoenen met wat er aan de
zedelijke grootheid van een volk blijkt te
ontbreken. Maar wel kan zij, in tijden van
crisis, in dagen van geschokt vertrouwen
en teleurgestelde sympathie, van verbazing
en ergernis, den vriend van Frankrijk over
die ze lelijke verduistering een weinig troos
ten en de hoop i:i lem wakker houden, dat
wie het schoonste heeft bezeten en nog
altijd bezit, ook het beste niet voor goed
zal verliezen.
* * *
Professor Dr. A. G. v. Hamel is als jon
<mensch door zijn broeder, den Professor Mr.
G. A. v. Hamel van thans, in den schouwburg
geleid, hij is hem om den hals gevallen om te
danken, hij is ook bij zijn laatsten uit
gang, door dien broeder, met den arm om
diens hals, steunende op hem, uit den schouw
burg geleid. Toen zag men den Groningschen
v. Hamel voor het eerst /onder
beminnelijken lach; maar met een star, pijnlijk
bleek gelaat.
Aan den avond van den dag, dat hij op
het Philologencongres de diensten van de
Phonograaf voor de l'honetiek had ver
klaard en doen hooren, ook uit de stem
van twee Fransehe tooneelspeelsters, een
zelfde gedeelte van een Fransch treurspel
reciteerend, woonde hij in den stads
schouwburg te Amsterdam de vertooning
van Esmoreit" bij door Gymnasiasten en
Hoogere-burgerseholieren. In den gang
van den Stadsschouwburg viol hij op den
harden steen zoo hèdg, dat het noodig
werd geoordeeld hem naar het Ziekenhuis
te brengen. Daar verpleegd, bestond alle
hoop op spoedige beterschap, tot hij onver
wacht door eene andere bezoeking aange
grepen, binnen weinig tijds verscheidde.
In den dood van Professor Dr. A. G. van
Hamel treft Nederland, treft Frankrijk een
verlies, want zijn leven heeft hij doorge
bracht in dienst van beiden, illustreerende
de woorden van Burggraaf Henri de Bornier
in La ftlle de ttnlant neergelegd:
Tout h o m m e a deux pays, Ie
sion et puis la France!
1) Gaston Paris en zijne leerlingen.
OudFransche vertelsels. De Fransche tragedie.
De Oedipus der Fransche klassieken. Paul
Bourget. Tropheëen. Parijsche Devotie. Op
den sterfdag van Renan. Gesproken en
Geschreven Fransch. Een vermakelijk hel
dendicht. Frankrijk's oudste
Tooneeldichters. Molière's Don Juan. De Misantrope
Bourget's Italië. Dramatische dictie. Bij
drie Meesters. (Ook in twee deelen uit
gegeven bij P. N. v. Kampen te Amsterdam).
A. G. van Hamel is in 1879 te Groningen
gepromoveerd tot dokter in de theologie
op het proefschrift: Proeve eener critiek
op de leer der god lelijke voorzienigheid".
Behalve te Parijs heeft Prof'. Dr. A. G.
van Hamol ook te Berlijn taalstudie ge
dreven onder Prof'. A dolf' Fobler.
Munten en Penningen.
(Den Koning getrouw - tot den bedelnap toe).
Zeer unieke verzamelingen munten, pen
ningen, medailles, decoraties uit den tijd der
Fransche revolutie en van Napoleon I,
maeonnieke medailles, gedenkpenningen, ge
slagen bij het tot stand komen van spoor
wegen, bij het voltooien van bruggen, kana
len, tunnels, enz. euz. komen bij den Expert
en Penningkundige 2!) en 30 April ouder den
hamer; terwijl hij 23 April munten uit de
middeleeuwen en volgende eeuwen zal
verkoopen, benevens historische medailles en
munten gevonden in Brabant en Utrecht.
Maandag den 22sten April veilt hij ook
ten zijnen huize Neerl. Indische munten,
munten uit den tijd der Vereenigde Pro
vinciën der Bataafsche Republiek, van het
Koninkrijk Holland, en voorts munten uit
het verre Oosten.
Voor de beoefenaars der geschiedenis is
de verkooping door J. Schulman 26 April a.s.
te holden zeer belangrijk. Zij bevat histo
rische nedailles tot aan de vrede te Utrecht,
uit den tyd van den tachtig jarigen oorlog
van zeegevechten met de Engelschen, ge
slagen door beroemdheden als Abeele, Mul
ler. Verder noodmuaten, enz. enz.
Alle verkoopingen hebben plaats ten
huize van den Expert J. Schuim *n, Keizers
gracht te Amsterdam.
MEDAILLE OP DEN DOOD VAN ADMIRAAL
MAAKTEN, HARPERTSZ. TROMP.
Deze mooie en zeldzame medaille, geslagen
door Van Ryswyk, toont aan de eene zijde
Tromp-in-het-harnas, met de woorden:
Martinus Herperti. Tromp. Eques. Et. 1
balassiar, Hollandiae XX Aus; aan de
keerzijde: de afbeelding van den zeeslag met
de woorden : Victor, Hostium. Fortiter. Pro.
Patria. Pugnans. Occubuit. 10. Aug. An. Dom.
CIOIOCLHI.
Tentoonstelling.
15 April is een tentoonstelling geopend
van teekeningen en schilderijen door D. B.
Nanninga in den kunsthandel van den heer
Joh. Reddingius, Langestraat te Hilversum.
Oe Nieuwe Spelling in De Gids.
ii.
Bij de bespreking van de voorstellen tot
vereenvoudiging neemt hij in zijn ij ver oppo
sitie tegen 2 voorstellen die .. . geen voor
stellen zijn.
lo. Niet opgenomen, in de voorstellen,
maar blijkend uit de praktijk van vele Ver
een voudigers is de spelling 'n of en voor een,
m'n, z'n voor mijn, zijn."
2o. Men spelt zonder hoofdletter de van
eigennamen afgeleide bijvoeglike naamwoor
den: indiaans, enz. In afleidingen op lik"
van woorden op een g mag «als
verbindingsletter geschreven worden: heugelik, heuglik."
Eigenlik was hier geen weerlegging nodig.
Maar toch even dit: Hoeveel moderne
schrijvers, die niet de regels van de vereen
voudigde spelling toepassen, schrijven ook
'n, m'n, z'n, en hoe veel vereenvoudigers doen
het niet ? Hoeveel, ook niet-moderne, schrij vers
schrijven hollands, indiaans, enz. ? Hoeveel
vereenvoudigers schrijven draaglik, heuglik,
enz.?
Tegen de werkelike voorstellen heeft hij
't volgende in te brengen:
lo. De regel: enkele e in open lettergrepen,
kan tans meer genade bij de heer Hasselbach
vinden dan in 1903, toen hy voorstander was
van dubbele e. Zo ook kan hij zich verenigen
met de dubbele e op 't eind van een woord
(vrezen, me}. Maar deze genade valt niet ten
deel aan de schrijfwijze ee in afleidingen en
samenstellingen van woorden op ee; tweede,
weemoed. De spelling tweede, meedelen zal zeker
aanleiding geven tot verwarring en reebok
b.v. zal zeker verleiden tot 't spellen van
rei gelen.
Men krijgt nu naast elkaar in de o zoo
gemakkelijke vereenvoudigde spelling: demoed,
weemoed, dinee-dineren veevoeder-veren,
spondeesponde'én, gmedm-smedfrij-ameekolen, fee-fee
nfeërie, Koryfeeën-Hebreen. Het zou rationeel
zijn vast te stellen: De volkomen e wordt
altijd door het enkele teeken voorgesteld. Op
het eind van een woor l spelt men echter ee."
Twee van de door de heer H. gesignaleerde
moeilikheden vervallen, daar naast spondee
niet voorkomt spondeen, maar spondeeën (zie
Woordelijet) en dinee-dineren eveneens voor
komt in de door de geestige schrijver voor
gestelde wijziging! En heeft ooit iemand
moeite gehad bij de oude spelling met
smeiensmederij-smeekolen? Maar zijn de andere als
moeilikheden gesignaleerde voorbeelden
zoveel moeiliker dan de volgende schrijfwijzen
volgens de o zo gemakkelike wijziging des
heren Hasselbach: megeluigen, mee te getuigen,
getuigen mee, enz. tehuis (theehuis), legrand
(theegrond), tenat (thee-), zegebruiken,
zeschuimen, zebnuwen {zee-}, zee te bouwen, bouwen
zee, zewezen zewagen, meregeren, mee te regeren,
regeren mee, enz. enz. Een accent kan geplaatst
worden, zeker, maar zo'n ongewoon
onnederlands teken kan men wel eens bij uitzondering
toepassen, maar toch niet bij gehele klassen van
woorden. En waar blijft de eenheid bij
medragen, mee te dragen, dragen mee, zebouwen,
zee te bouwen, bouwen zee 11 De lezer vergelijke.
2o. Waarom, vraagt de heer H., waar de
Vereniging voorschrijft o in open lettergrepen,
in 3 woorden: goochelen, goochem en loochenen
met oo geschreven? Dit is verwarrend, want
in Achab, Rachel, pacha, lichen, Necc.ho,
Ezrchiêl, ecko, Michiel, richel, Ochotsch, pochen
e.d. maakt men geen uitzondering; daar heeft
men zowel de dofl'e klinker als de heldere
klinker enkel vóór chl
De voorbeelden met heldere vóór ch zyn
al zeer ongelukkig gekozen; immers deze
zijn alle eigennamen, die, met welwillende
goedkeuring van de heer H. op een andeie
plaats, hun schrijfwijze mogen behouden. In
gewone Nederlandse woorden heeft men
steeds vóór ch een doffe klank, vandaar dat het
zeer rationeel is dat, ter onderscheiding van
pochen, bochel, enz., men in goochelen, goochem
en loochenen, de 3 woorden met heldere klin
ker, oo schryft. Maar trop de bruit pour
une omelette l
3. Bevreemdend is het, volgens de schrijver,
dat de vereenvoudigers die zoveel door de