Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907
WEEKBLAD VOOR NEDEKLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
On.c5Lerred.actie-va.il. J". 3DEKIO O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteurarecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden ....... f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar . . mail B 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar *....?0-lz /«
JXt bU k Terkrygbaar Kiotk 10 BwOevard dei Capuoine» togonoTer het Grand Café, U Parrja.
Zondag 5 Mei.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel , 0.40
Annonces nit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUBOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
m fle Jury.
Aan den wedstrijd in het illustreeren
van een tooneel uit het drama Cyrano
de Bergerac", uitgeschreven door Redactie
?en Uitgevers van het Weekblad de
Amsterdcnmner, werd door drie-en-vijftig
? mededingers deelgenomen. De ingekomen
illustratie's zijn meerendeels teekeningen
;\n zwart en wit; voor 't overige eenige
aquarellen en n .schilderij. Daar den
deelnemers volkomen vrijheid in, keus
van het onderwerp gelaten was, mits
tCyrano er in ten tooneele kwam, bood
-de verzameling een zeer afwisselenden
aanblik.
Het bleek der Jury echter reeds op
,het eerste gezicht, dat niet door de
quantiteit haar uitspraak zou bemoeielijkt
worden; het overgroote deel kon zelfs
?bij een keuring vergelijkender-wijs nooit
TOor eenige bekroning in aanmerking
ikomen. Hierover dus waren de Jury
leden het aanstonds volkomen eens, dat
de uitkomst van dezen prijskamp de
meest gematigde verwachtingen
onbe* Tiedigd liet en er nauwelijks eenige
kenteekenen vielen waar te nemen van
?< -e$n bpven 't middelmatige zich verhef
fend illustratief talent.
De Jury heeft geen aanleiding gevon
den' om een eersten prijs toe te kennen.
.Zy heeft den Tweede-prijs, met nog
' «enen vermeerderd, zoodat twee
Tweedeprijzen worden aangewezen.
Ten eïotte oordeelde de Jury, met
meerderheid van stemmen, dat een tweede
prijs uitgereikt kan worden aan de in
zending, ,onder het motto: Mon Panache.
en aan die, onder het motto: S.
Terwijl zij den derden prijs, met
algemeene stemmen, toekende aan de
inzending onder het motto: Ultimtf
Giomo.
Bij opening der briefjes bleek, dat de
inzender onder het motto: Mon Panache
is de heer
,C. A. VLAANDEREN te Amsterdam,
die onder het motto S. de heer
G. J. STALLEK te Amsterdam,
die onder het motto Ultimo Giorno,
de heer
JAN SLUIJTERS.
De Jury:
JOZEF ISRAÖLS te 's Gravenbage.
WILLEM MARIS
JOH. bRAAKENSiEK te Amsterdam.
W. J. STEENHOFF
PRIJSVRAAG BOUWKUNST.
Het aantal ingekomen inzendingen
op deze prijsvraag bedraagt 61.
IIJIIIIIIIIIIIIIIIIJIIimilUIIIHIIIIIIII
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Over
politieke verantwoordelijkheid". Vertegen
woordigers van Nederland in den vreemde,
door P. H. St. SOCIALE
AANGELEGEN1 HEDEN: De werkloozen-verzekering buiten
de vakvereeniging, door H. S. KUNST
EN LETTEREN: Muziek in do Hoofdstad,
door AD t. Averkamp. Tentoonstelling in
Arti, door W. SteenhoF. Een misvatting,
door Ed. Coenraads. Verzen van Marie
Metz-Koning, beoord. door J. Reddingius.
FEUILLETON: Een onrustige reis. Naar h=t
Ouitsch, van dr. H ugo Ganz (Weemn).
VOOR DAMES: Feminisme, III, (slot), door
A. G. K, Twee sprookjes, beoordeeld door
Tr. Kruyt-Hogerzeil. ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUR,
doorE.Heiinans. Bouwwerken van A. J. Kropholler
en J. F. Staal Jr., met af b. Peck & Co.
Ie Amsterdam, met afb. ,?Portretten-ten
toonstelling te Rotterdam, I, door
Plaspchaert. Een praatje over kerkelike kunst,
II, door Frank van den Berg. De nieuwe
spelling in De Gids, IV, (slot), door W. F.
Gombault. Vondel-avonden, door Henri
H. van Calken. Een Duitech lieder- en
prentenboek, beoord. door Cornelis Veth.
FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRO
NIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S.
SNUIFJES. _ DAMRUBRIEK, -SCHAAK
SPEL. ADVERTENTIËN.
IIHMIIIIItMIIIIIIIIMimilllHinillllllMIIMIItlll
«Over politieke
verantwoordeIgkheid."
Wij bestreden in ons Nr. van 28 April
een stelling van de N. R. (7., vervat in
deze woorden: i
De eisch dat de Rechterzijde het bewind
zon aanvaarden is ons altijd onbillijk voor
gekomen. Dat kan van een partij of een
coalitie, die in de Tweede Kamer in de
minderheid is, niet gevorderiworden. Maar,
zal men zegeen, dan had diapartij of coalitie,
die in de Eerste Kamet de meerderheid
heeft, ook de oorlogabegrooting niet moeten
afstemmen. Is echter die conclusie gerecht
vaardigd? Men stelle zich een partij of
het''is tegenwoordig noodig er dit bij te
voegen een coalitie voor, een liberale of
een andere, die in de Eerste Kamer meer.
derheid en in de Tweede minderheid is. De
meerderheid in de Eerste Kamer meenteen
begrooting of een ander belangrijk wets
voorstel te moeten verwerpen; maar het
ministerie dreigt er een kabinetekwestie van
te maken, en houdt haar voor oogen, dat
zij, zoo zühaar plan volvoert, de teugels
vara bet bewind zal moeten overnemen. Moet
dat, indien bet laatste zoo goed als onmoge
lijk is, voor haar voldoende zijn om het
hoofd in den schoot te leggen en voor te
stemmen? Op die wijze zou zulk een meer
derheid in de Eerste Kamer altijd tot vol
slagen onmacht gedwongen kunnen worden."
Ia 't kort .gezegd dus: Van een partij,
meerderheid in de Eerste en minder
heid ia de Tweede Kamer, die een
kabinetscrisis veroorzaakt, kan niet
geeischt worden dat zij het bewind aan
vaardt
Welnu, in haar Nr. van Zaterdag
27 Maart, 2e blad, schrijft de redactie,
naar aanleiding van een bestrijding door
het Vaderland:
Om al aanstonds alle misverstand af te
snyd^n,, willen wij beginnen met een opmer
king, die men wel niet als een
achteruitkrabbelen zal beschouwen, maar die tot goed
begrip van de kwestie noodig ip, namelijk
deze: dat wij niet meenen, en ook niet ge"
zegd hebben, dat de afstemming van een
belangrijk regeeringsvoorstel in de Eerste
Kamer door een partij die daar meerderheid,
maar in de Tweede Kamer minderheid is,
voor deze partij nooit, in geen geval, de
politieke verplichting zou kunnen; meebren
gen om de bestuurstaak over te n>men. De
omstandigheden kunnen van dien aard zijn,
dat die verplichting zich onafwijsbaar voor
doet, en er voor de regeeringsparty ook niets
andere, overblijft dan baar ontslag te vragen
en zelft daarbij te volharden."
Inderdaad, wij denken er niet aan, dit
als een achteruitkrabbelen te beschouwen,
het is eenvoudig een terugnemen.
Van de stelling, die als betoog moest
dienst doen, blijft niets over.
Voorts vernemen wij nog, dat bij de
vraag (zie boven):/ Moet dit, indien het
laatste (het aanvaarden van het bewind)
zoo goed als onmogelijk is, voor haar
(rechterzijde) voldoende zijn om het hoofd
in de schoot te leggen en voor te stem
men?" de nadruk moet vallen op dat
woord voldoende. En," zoo vervolgt de
N. E. G., wij vroegen niet alleen, of
dat voldoende moest zijn, maar voegden
er bij: indien het overnemen van het
bewind zoo goed als onmogelijk is. Nu
was o. i. voor de rechterzijde de over
neming van het bewind zoo goed als
onmogelijk, en daarom kon een bedrei
ging met aftreding door het ministerie
in dit geval voor haar zeker niet
roldoende zijn om haar van tegenstemmen
af te houden."
Als dus het voor de rechterzijde zoo
goed als onmogelijk is het ministerie te
vervangen, mag zij afstemmen wat zij
wil, heeft zij haar hoofd niet in den
schoot te leggen
Fraaie verduidelijking... waarbij de
woordjes o. i. zoo goed «fe" de
beteekenis verkrijgen van een mathematische
formule!
En zoo spreekt deze pericope het terug
nemen van de eerste stelling weder tegen.
Gansch natuurlijk, want het geheele
citaat, boven nogmaals afgedrukt, was
als een extra wijsheid gegeven, welke
geheel te aanvaarden of te verwerpen is.
Vertegenwoordigers van Neder
land in den Vreemde.
Hoewel men zich in de laatste jaren ein
delijk eens wat meer is gaan bekommeren
over onze buitenlandsche vertegenwoordiging,
is er nog geenszins reden tot tevredenheid
over ons Diplomaten- en Consulcorps.
Zeker, in beide categorieën vindt men er
met hart en ziel voor de zaak, maar het
meerendeel is zich, dunkt me, nog veel te
weinig bewust van de hooge roeping, die
het heeft te vervullen. De meesten schijnen
mij toe louter zich op de betrekking toe te
leggen als op een loondienst, zonder een
warm hart voor hun ambt te hebben. Onze
diplomaten zijn niet geroepen om alleen de
voeling tusschen de regeeringen van het
buitenland en Nederland te onderhouden.
Zij worden niet bezoldigd om louter adelijke
festijnen bij te wonen en te geven, maar zij
dienen ook de ziel te zijn van de
Nederlandsche gemeenschap in den vreemde. En juist dat
wordt door zoovelen uit het oog verloren,
waardoor Holland abroad" zoo geweldig in
haar streven gedwarsboomd wordt. De
Nederlandsche vertegenwoordiger behoort, hy zij
diplomatiek of consulair ambtenaar, als 't
ware de vader te zijm van de Nederlandsche
kolonie, van hem dient uit te gaan geest
drift voor het zedelijk en stoffelijk heil van
het moederland, wat hij kan bewerken door
zooveel mogelijk de vertakkingen van den
Nederlandsehen stam in haar voor ons land
heilzaam streven met hart en ziel bjj te staan.
Zijn er gelukkig in het Nederl. Diplomaten
en Consulscorps dergelijke, niet als onze ver
tegenwoordiger in bet land van den Zieken
Man.
Een diplomatiek zonderling zetelt daar.
In Constantinopel bestaat een afd. van /het
Alg. Ned. Verbond, dat streeft naar verhoo
ging van de zedelijke en stoffelijke kracht
van den Nederlandseben Stam, handhaving
en verbreiding van de Nederl. Taal. Die Ne
derlanders vormen een flinke voorpoot, ze
trachten de kolonie zoo sterk mogelijk te
maken, kortom, ze z\jn krachtdadig werkzaam
ten bate van van het Nederlandsen belang.
Wat deed n» de diplomatieke snaak?
In Neerlandici, orgaan van bovengenoemden
Bond, lezen wij op blz. 113, 1906 in het
jaarverslag der afd. Constantinopel o. a. bet
volgende: Daar waar in de algemeene ver
gadering het Alg. Bestnur verleden jaar
mededeelde, dat de toestand in Constanti
nopel zoo was, dat de openbaarmaking
voorloopig niet geraden scheen, daar waagt het
afdeelingsbestuur slechts een -weinig de
sluier te lichten over de treurige verhou
dingen en verkeerde opvattingen hier en daar
zelfs in officieele kringen, niettegenstaande
het krachtig voorgaan van H. M. onze
Koningin en den steun (?3600 St.) die het
Verbond van Regeeringswege geniet.
Na een jaarlang tevergeefs op de ver
vulling van de belofte door Z. E. den Gezant
gedaan om gelegenheid te geven Z. E. onze
wenschen kenbaar te maken, gewacht te
hebben, werd door onze algemeene verga
dering besloten een beslissendeu stap te doen;
audiëntie werd namens de afd. aangevraagd
en beantwoord met een uitnoodiging aan een
twaalftal Nederlanders in Constantinopel
woonachtig, waarvan 10 tot onze afdeeling
behoorden.
De president (dr. A. Coomans de Ruiter St.)
voerde hier het «voord en verzocht, na den
geheelen toestand te bebben blootgelegd, of
'L. E. de Gezant de goedheid wilde hebben,
hetzij onze eere-voorzitter te willen worden,
of zoo dat niet ging, op een of andere wijze
met onze afd. in verbinding te treden en
daardoor een krachtig optreden en werken
in nationalen zin mogelijk te maken.
.... De Gezant maakte onderscheid tusschen
kolonie en afdeeling en stelde zich geheel
tot beschikking van de kolonie, wat wij
dankbaar herdenken en verzocht ten slotte
t we» leden van de afdeeling op een anderen
dag met Z. l', te kunnen overleggen. Die
andere dag kwam en met dezen de groote
teleurstelling, die bijna al ons werken in
Constantinopel had komen verlammen. De
Gezant was het niet eens met ons denkbeeld
omtrent verzamelen, vereeniging, evenmin
omtrent bet les geven in de Nederlandgche
taal (ze moesten zeker volgens Z. E.
verturkschen St.) het opwekken van het
nationaliteitsgavoei in de omgeving, waar we verkeeren
en verder gaande kon Z. E. geen instemming
betuigen met de grondbeginselen van het
Alg. Ned. Verbond in het algemeen (terwijl
de regeering, die Z. E. vertegenwoordigt,
jaarlijks blijk geeft van haar groote sympathie
voor het voortreflelijk streven St.) Hij weigerde
dus de afd. te kennen."
Toch besloten de flinke kerels in Constan
tinopel niettegenstaande het streng afkeu
rend oordeel van dezen diplomatieken
antinationalen remschoen met algemeene stemmen
de kudde bijeen te houden, ja zelfs twee
nieuwe gchaapkens sloten zich aan. Maar de
herder z. g. vertegenwoordiger van Nederland
in den Vreemde liet hen blaten zonder na
hen om te kijken.
Daarna was het woord aan het Hoofdbestuur
van het A. N. V. wien de hoffelijke (?) diplo
maat maar in 't geheel geen antwoord gaf.
Toen toog een Hoofdbestuurslid naar Minister
van Tets (zeer groot voorstander, gelijk ieder
ernstig Nederlander en stamverwant behoort
te zijn, van deze beweging) die een onderzoek
toezegde. Of het onderzoek heeft plaats gehad,
ik wil het hopen, hoewel ik er aan twijfel.
Immers in het jaarverslag der afdeeling
Constantinopel Neerlandia, blz. 58 1907 staat:
,.de verhouding tusschen Consulaat en Gezant
schap eenerzijds en de kolonie anderzijds
bleef dit jaar dezelfde en zoo werden op
31 Aug. en l Januari de Nederlanders, die
gemeenschappelijk voor hun gehechtheid aan
het vaderland wilden getuigen door de over
heid, die in hun oogen het symbool is van
het afwezig vaderland, wederom niet ont
vangen.
De geldelijke toestand van de afdeeling
was gunstig, gedeeltelijk doordat de afdeeling
wegens gemis aan samenwerking tusschen
overheid en kolonie zich op bijna geen gebied
kon uiten.
Wegens dit gebrek aan tegemoetkoming
onthield de afdeeling zich dan ook van elk
betoog tijdens het vertrek van den
Nederlandschen Consul naar Smyrna." Deze Consul,
Mr. van Uije Pieterse is de opvolger van
den voortreffelijken de Sturler, die o. a. ook
een afdeeling van het Verbond alsmede de
Kamer van Koophandel oprichtte om van het
vele andere, dat hij in 't belang van Nederland
te Smyrna bewerkstelligd heeft te zwijgen.
Juist door zijn patriottisme heeft hij leven
gebracht in de Nederl. kolonie aldaar en
door zijn practische vaderlandsliefde de stoot
gegeven tot uitbreiding der handelsbetrek
kingen tusschen Nederland en de Levant. Jhr.
de Sturler is naar Teheran vertrokken en
thans zwaait hjj als vertegenwoordiger de
scepter, die blijkbaar dezelfde meeoing is
toegedaan als de graaf aan de Gouden Hoorn.
'k Vrees, dat de jurist Pieterse, gezien de om
standigheden te Constantinopel, zijn gewoon
rapportje zal schrijven en daarmee basta.
Zoo dit waar is ik hoop, dat ik me vergis
^p Smyrna diep treurig er aan toe en zal
de zeer groote leemte, door de Sturler achter
gelaten, zeer gevoeld worden.
Maar om op Constantinopal terug te komen,
laat nu eindelijk eens iemand optreden in
ons Parlement om licht in dit bureaucrati
sche duister te ontsteken. Mij dunkt er mag
wel eens een hartig woordje gesproken wor
den voor lui, die trachten o. m. de handels
betrekkingen tusschen Turkije en Nederland
uit te breiden.
Daar behandelde ik slechts een rotte plek
in onze vertegenwoordiging in 't buitenland
maar niettegenstaande bet uitmuntende Rap
port der commissie voor de Consulaire Exa
mens aan Z. E. den Minister van Buiten
landsche Zaken" (Maart 1903) is men na
dien tyd nog lang niet den rechten weg in
geslagen.
Zoo werd in den jare 1906 door toedoen
van Jhr. v. d. Does de Willebois,
ConsulGeneraal en Politiek Agent der Nederlanden
te Caïro als opvolger van den heer
Bretschneider diens schoonzoon dr. Axel Preijer tot
Consul benoemd. De geheele Nederlandsche
kolonie aldaar, die meerdere elementen bezat
uitstekend voor de post geschikt, werd een
geweldige kaakslag gegeven en volgens een
invloedrijk Nederlander den heer Insinger
Palmen burg Luxor als een apanage" be
schouwd.
Er scheen wel eenig gekonkel achter de
coulissen te hebben plaats gevonden, immers
schoonpapa zeide tot iemand Ich habe das
konsulat dem Sch wiegersohn bertragen".
En deze Schwiegersohn wist na een jaar een
onbenullig Duitsch consulair verslapje, zoo
goed als geheel van andere verslagen
overgepend, saam te stellen, zoodat zelfs het
Alg. Ned. Exportblad de haren te bergen
rezen, dat van consulaire rapporten kan mee
praten. En zie zoo zijn er nog zooveel
misstanden in onze vertegenwoordiging, die
alle strekken tot zeer groot nadeel voor de
Nederlandgche gemeenschap in al naar lagen.
Maar onze Kamerleden laten dit alles bijna
over hun dak gaan en denken dat bet wel sal
reg kom". Och ja, over 50 jaar, wanneer1'
een andere generatie meer bewust van het'
belang van een uitstekende vertegenwoor
diging in het buitenland iets in de melk te
brokkelen krijgt, zal dit verfoeilijke spel
eindelijk wel eens ophouden, maar Nederland
zal alsdan tal van Nederlanders en
Stamverwanten van zich vervreemd en het verlies
van menig afzet ? en handelsgebied te betreuren
hebben en aldus de zure vruchten plukken
van haar taktloos optreden van jaren lang
Zaandam. P. H. STUURMAN.
MUIIMUimWUIimilMIIMIIIIIII
Sociala
tNMIMMMIIHIIIIIIIimillllllllllllHIIIIIIIII
De lerüoozeHfirzeteraz buiten ie
Er doen zich, bij het meer en meer actueel
worden der werkeloozen-verzekering, en nu
gemeenten en staat geroepen worden om
nog wat mér, en wat anders te doen dan
bedeeling door 't Armbestuur of werkver
schaffing er doen zich daarbij problemen
voor, die noodwendig voorziening eisenen.
Eén dezer problemen heb ik indertijd in
dit blad reeds onder de oogen gezien, n.l.
dit: wanneer men het Gentsche stelsel van
Gemeente-subsidie wil volgen, gelijk men
het gelukkig! in een drietal groote
steden hier te lande nu reeds is gaan toe
passen, komt men op den duur, behalve
voor de kwestie van de financiën, nog voor
een andere te staan. Het stelsel, n.l. van
Gemeente-subsidie, naar het Gentsche voor
beeld, onderstelt plaatselijke
vakvereenigingen, of althans zulke, die plaatselijk een
fonds tot steun bij werkeloosheid hebben.
Maar daarmee komt men noodwendig in
conflict met de vakbonden, de landelijk ge
organiseerde vakvereenigingen, die even als
b.v. de Typografenbond, steun bij werke
loosheid toekennen uit de bondskas.' Juist
omdat, onder den invloed van het voorbeeld
der Duitsche, Engelsche en Deensche vak
vereenigingen, door het Nederlandsen Ver
bond van Vakvereenigingen de centralisatie,
ook van het fondsenwezen, in onze
Nederlandsche Vakvereenigingen wordt bevor
derd, zal dit conflict zich voordoen, en doet
zich reeds voor. In Utrecht maakt de com
missie, die het beheer over het
Gemeentesubsidie heeft, nu reeds ernstig bezwaar,
de afdeeling van den Typografenbond toe
te laten voor het toekennen van Gemeente
subsidie, omdat de administratie van het
werkeloozenfonds dezer afdeeling niet bij
haar berust, maar bij het Hoofdbestuur, en
zij aan elk lid moet uitkeeren, ook al is hij
nog slechts enkele dagen in Utrecht ge
arriveerd. Haar de subsidie te weigeren,
ware een pnbillijkheid, want juist de
typogrofen zijn het eerst met eigen hulp"
begonnen, en getroosten zich daarvoor
groote opofferingen.
Daaruit, en uit verschillende andere
billijkheids-overwegingen, vloeit de con
clusie noodzakelijk voort, dat op den duur
de Staat zich niet zal kunnen en mogen
onttrekken aan zijn plicht, om, gelijk het
de Gemeenten doen jegens de plaatselijke
vereenigingen, de Staat er toe zal moeten
overgaan om subsidie te verleenen aan de
Bonden, gelijk nu reeds, Frankrijk, Dene
marken en Noorwegen doen.
* *
*
Maar zoowel bij de Gemeentelijke als bij
de Staats-subsidie, doet zich dit tweede
probleem voor: moet alleen aan die arbeiders
het subsidie gegeven worden die lid zijn
van een vakbond of vakvereeniging, en
welke vak-vereenigingen er onder meer een
werkeloozenfonds pp na houden, of moeten
ook die arbeiders in de gelegenheid worden
gesteld, van dat subsidie te profiteeren, die
nergens lid van zijn? In den regel stellen
de stads-gemeenteraden den eisch dat aan
georganiseerden geen bevoorrechting" toe
gestaan mag worden, en ook werklieden die
voor vakorganisatie onverschillig zijn, of te
egoïstisch om zich er bij aan te sluiten,
voor het verkrijgen van bijslag bij hun
gespaarde gelden in de gelegenheid moetea
worden gesteld.
In Gent is het alreeds eenige jaren ge
woonte, om ook aan die arbeiders, die op
bepaald voorgeschreven wijze besparingen
doen voor dagen van werkeloosheid, dezelfde
som van gemeente-subsidie toe te staan
zoodra ze trekkende worden. Merkwaardig
nu, is hetgeen in het dezer dagen verschenen
verslag van het Gentsche werkloozenfonds
over 1904 en 1905 1), over deze afzonder
lijke, niet bij vakvereenigingen aangesloten
spaarders", waarvoor vele burgerlijke ver
tegenwoordigers in Gemeeeteraden en par
lement zoo bijzonder interesseeren, wordt
meegedeeld. Over de jaren 1901?1903 was
er door afzonderlijke personen van de
gelegenheid om te sparen, en daardoor
bijslag ie verkrijgen bij werkeloosheid,
bitter weinig gebruik gemaakt. Gedurende
de twee volgende jaren is er daarin ook
weinig of geen verbetering te bespeuren.
Maar thans zijn er gekomen afzonderlijke
vakvereenigingen uitsluitend opgericht met
het doel, uitkeering Ie geven bij werkeloos
heid, en zóó de Gemeentelijke subsidie te
verkrijgen.
Er bestaan er thans drie dezer vereeni
gingen: kleermakers, metselaars en een
gemengde vereenigihg te Ledeberg. Onder
de schoenmakers zal er nog een worden
opgericht. Door de drie eerstgenoemde
vakvereenigingen werden gedurende 1905
aan spaargelden 4122 frcs. teruggevraagd,
waarbij aan gemeente subsidie 2621 frcs.
werd bijgelegd. In het verslag wordt dan
verder de hoop uitgesproken, dat deze wijze
van sparen sterk zal toenemen.
Maar ... het verslag kan niet nalaten te
erkennen, dat de werkloozen-verzekerini;
in eri door de vakvereeniging, voor welke de
strijd voor lotsverbetering hoofdzaak, en het
fondsen wezen bijzaak is, oneindig veel
hooger staat, dan deze organisaties van
afzonderlijke spaarders".
De werkloozenverzekering in de vakver
eeniging", aldus het verslag, bevat een
element van solidariteit: hij die verzekerd
is, indien hij zelf niet door werkloosheid
getroffen wordt, verliest zijn inleg, zija
bijdrage, welke dient om de vergoedingen
aan minder gelukkige makkers te betalen.
De zwakken, de slachtoffers, zijn aldus
ondersteund door de gelden der gelukkigen,
der werkende arbeidt rs. Hij, die gedurende
zijn leven nimmer dcor werkeloosheid wordt
getroffen, zal op lijfrente zooveel sommen
gestort hebben als de gewone werkelooze,
die onderstand heeft ontvangen. Vandaar
de symphathie der werklieden voor dezen
vorm van verzekering.
In het persoonlijk sparen, integendeel,
is er altijd een baatzuchtig element. De
spaarder denkt slechts aan zichzelf en aan
de zijnen, en indien hij de werkeloosheid
vermijden kan, zal hij zijn gestorte contri
butie, spaarpenningen, terug ontvangen en
voor zich behouden".
Het blijkt dan ook uit het verslag, dat
de subsidie van Gemeentewege aan de
afzonderlijke spaarders," d. z. degenen die
zich uitsluitend organiseeren om de subsidie
deelachtig te worden, vél hooger is dan
die aan de werkeloozenkassen der vakver
eeniging.
Voor de 300 afzonderlijke spaarders werd
gedurende 1905 aan gemeente-subsidie toe
gestaan 2825.70 fr., of 9.42 fr. per persoon;
voor de 11,000 leden der vakvereenigingen
17,426,20 fr., of 1.58 fr., per persoon! De
contributie van beiden voor de
werkeloozenverzekering is gelijk; maar onder de
vakvereenigingsleden zijn er eenige duizenden
dio er nooit van profiteeren, terwijl de afzon
derlijke spaarders slechts zulke werklieden
zijn, die vrij zoker weten, werkeloos te zullen.
Aan hun organisatie ontbreekt alle waar
achtig sociale element! Het Gemeentefonds
is voor hen eenvoudig een... voordeelig
zaakje", en het verslag constateert dan ook:
De bijleg, bijna regelmatig aldus ieder
jaar toegelegd aan de persoonlijke
spaardors", is in werkelijkheid een vermeer
dering van interest, aan het sparen ge
geven. En is het noodig, 50 of 75 p.Cc.
jaarlijksche interest te betalen, wanneer
het aanbod van S p.Ct. interest duizenden
spaarders in de gewone spaarkassen lokt,
en houdt ?"
Bovendien: wie zal de afzonderlijke
spaarders controleeren? De leden der vak
vereeniging staan onder voortdurende
controle van bestuur en medeleden. Bij hun
controle hebben de medeleden belang. Maar
1) Tusschengemeentelrjk Werkloozenfonds
der Gentsche omligging. Verslag voor de
werking van het fonds gedurende het tijdperk
1904?1905, door Louis Varlez, Gent, 1900.