Historisch Archief 1877-1940
?, 1559
DE AMSTEEDAMMEE
A°. 1907,
WEEKBLAD YO.OB NEDERLAND
d. e r r e d. a. o t i e
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
a. n. J". 3D IE KI O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Ams
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar , mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/«
DU bbi M wkrügbur Kiosk 10 Boulevard dei Capncines tegenoyer het Grand Café, te Parjjt.
Zondag 12 Mei.
Advertentiën van l?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door He firm»
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ:
GezineTioofden kiesrecht. Over de pathologische
momenten van een moordgeval, door Jacob
Israël de Haan. SOCIALE AANGELE
GENHEDEN: Kinderherstellings- en
vacantiekolonies, door H. Deelman. FEUILLETON:
2Sen onrustige reis, II. Naar het Duitsch, van
dr. Hugo Ganz .(Weenen). KUNST EN
LETTEREN: De schat des hemels, door
Marie Corelli, beoordeeld door P. B.
Westerdfik. Landloopery, door M. J. Brusse,
beoordeeld door B. Canter. ? Op sommatie,
(lagez.), door B. Feenstra. VOOE DAMES:
Van de revolutie tot de restauratie, door
Johanna W. A. Naber, beoordeeld door L.
B. B. ALLERLEI, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans.
Teekening van G. J. Staller te Amsterdam.
Veertigjarig bestaan van Goedkoop's werf
't Kromhout", met afbeeldingen. Muziek
in de Hoofdstad, 'door Ant. Averkamp.
Een- lente in Italiëen Hellas, door P. J. M.
?Gils, en In Zweden, Reisherinneringen van
dr. J. H. Gunning J.Hzn., I, beoordeeld door
dr. N. J. Singels.
Portrettententoonstelling te Rotterdam, II, door Plasschaert.
Pulchri, Groep VI, door Plasschaert. Nog
een echt- ot onecht Stockske van Jan van
Oldenbarnevelt", door Bernard J. M. de
Bont. -^ FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J.Hendrixen
V. d. S. SCHETSJE. DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN.
Gezinshoofden-kiesrecht.
Dr. Kuyper heeft na dertig jaar zijn
huismanskiesrecht, stemrecht van gezins
hoofden, m. a. w. kiesbevoegdheid van
getrouwde mannen, weer eens opgewarmd.
In 1878, men weet het, heeft de
antirevolutionaire leider heel sterk gedacht
over Onze Staten en Raden".
Algemeen stemrecht", schreef hij toen,
is, waar het als b. v. in FrankrijK slechts
aan 8 van de 32 millioen kiesbevoegdheid
verleent, zoo onverklaarbaar exclusief"
en beperkt, dat men zich de moeite kan
sparen het verder te bestrijden".
Gelukkige, in 1878 was hij dus al van
elke verdere bestrijding af!
Het gaf hem te weinig kiezers.
De politieke Staten behooren, zoo is
zijn inzicht, gekozen te worden niet door
een klasse van deskundigen, niet ook
door een groep census-betalers, noch ook
door een stand van aanzienlijken, of welke
corporatie hoegenaamd ook, maar door de
natie als eenheid, door het land als geheel
gedacht, door het volk zelf" Neen," zoo
verzekert hij, icerkelijk algemeen kies- en
stemrecht kan een stemrecht dan slechts
zijn, als ge het toekent aan de hoofden
van huisgezinnen" d. w. z. aan de hoofden,
de tolken, de natuurlijke woordvoerders
van die kleinste cellen of kringen waar
door een natie een natie is." Nationaal
stemrecht, algemeen" stemrecht wordt
daarom ook door ons als eisch gesteld,
maar gesteld op den eenigen voet waarop
het werkelijk algemeen" .worden kan,
t. w. door het toe te kennen aan alle
hoofden van huisgezinnen, mits dan ook
zonder onderscheid."
En hierbij wordt als hoofdoverweging
gegeven, dat aan de vorming van den
(politieken) geest onbewust en ongemerkt
arbeidt heel het volk bij zijn huishaard."
Hadden wij het voorrecht gehad in
1878 onder dictee van den heer Kuyper
te werken, wij zouden hem hebben voor
gesteld in den laatsten zin, niet alleen
het woord volk te cursiveeren, maar
vooral het woord huishaard meer te doen
uitkomen, opdat men er aan zou denken
hoe een celibatair zulk een haard miste,
om onbewust en ongemerkt aan de vor
ming van den politieken geest te arbei
den," als de natuurlijke woordvoerder
van die kleinste cellen of kringen", waar
door een natie een natie is.
Intusschen het vervolg is duidelijk ge
noeg.
Kiesrecht aan getrouwde mannen
zonder beperking.
Men vrage niet hoe oud iemand is
en of hij kan lezen en schrijven, eaz.
(dit enz. zie men s.v.p. niet over 't hoofd!)
mits hij maar gehuwd zij.
En dan krijgen wij van dezen
algemeen"-stemrecht-profeet, de volgende
afdoende verklaring:
Want indien de Staat iemand oud en
wijs genoeg keurt, om hem te laten huwen
en een huishouden te regeeren en kinderen
op te voeden, dan heeft diezelfde Staat
straks ook niet het recht, om nu dien
zelfden man weer te jong en te onwijs
te keuren voor het meespreken over de
geestesrichting, waarin hij weiischt dat
men sturen zal.
Ging de heer Kuyper niet door voor
een denkend wezen, dan zouden er mis
schien zijn, die na deze verklaring, nogal
in een staatkundig program, zich van
heel het getrouwde-mans-stemrecht,
wilden afmaken, met de vraag of de vader
van zulk een politiek-filosophische rede
neering wel toerekenbaar moet worden
geacht. Immers de Staat onthoudt zich
van alle keuring der huwelijkseandidaten
naar moraliteit en intellect, en juist
daarom kan de Staat door iemands huwe
lijkssluiting in 't geheel niet gebonden
zijn tot het geven van politiek stem
recht aan den zoodanige. Van een wijs
genoeg voor het huwelijk," te keuren
door den Staat, is nog nooit sprake ge
weest, en de leeftijd van rijpheid voor
het geslachtelijk leven, waaraan de Staat
bij zijn huwelijkswet uitsluitend denkt,
behoeft daarom nog niet ten opzichte
van een functie des staatkundigen levens
almede geldig te zijn! Had echter
de Staat aan het huwen het stemrecht
verbonden, dan zou dit voor hem wel
degelijk een motief kunnen zijn, om ook
het huwelijk als staatkundig bedrijf aan
keuring te onderwerpen, wat gelukkig
nog het geval niet is.
Maar, al vinden wij de redeneeringen
van Kuyper wat los en oppervlakkig
zijn conclusie: zonder f enige beperking
geve men den getrouwden mannen stem
recht, ook al zijn ze nog zóó jong en
onwijs... daar zit ten minste, zou men
zoo zeggen, een beginsel in. Niet echter in
het T>edenkseltje en n niets is Kuyper
zoo groot als in het vormen van gedach
tedingetjes, die hij voor 't oogenblik
noodig heeft niet in het
bedenkseltje, om het familiehoofd als factor ter
vorming van den volksgeest tot zijn recht
te brengen! Aan dit uitvindseltje hecht
hij zelf evenmin beteekenis als iemand
anders. Het is eenvoudig een wereldsche
formule, pour Ie besoin de la cause. Bij
zijn vormen van een antirevolutionaire
staatsleer had hij op de een of andere
manier een kiesstelsel te zoeken, nieuw en
hetwelk den Calvinisten, als een buitenge
woon verheven, door een Godsgezant, in
overeenstemming met de Openbaring, be
schreven systeem, behagen mocht. En
hoe stichtelijk moest hun dan in de
ooren klinken het stemrecht van het
gezinshoofd" of van het familiehoofd."
Was daar niet een geur aan van Patriar
chale tijden? En dan, had de Heer niet
tot Adam en Eva gezegd: vermenigvuldigt
u! Welnu, hoe schriftuurlijk zuiver voor
de Calvinisten moest dus Kuyper's denk
beeld zijn om den celibatair, den man
die niet eens wilde trachten zich te ver
menigvuldigen, van het stemrecht uit
^e sluiten. Daar is en dit dient men
bij het geheele program te bedenken ?
iets bijzonder opmerkelijks in de taak, die
Kuyper op zich had genomen, en wat
zijn arbeid bij uitstek moeilijk maakte.
Een Calvinist en Kuyper dus zelf ook,
zit vol van teksten, en, zoo het hem
ernst met zijn geloof is, leeft van teksten.
Maar nu had hij, voor zijn staatkundige
partij, uit de Calvinistische zienswijzen
een theorie op te bouwen zonder teksten,
en zoo was het zijn plicht al zijn
bijbelsche wijsheid om te zetten in
redekunstige formules, en deze te staven met
redeneeringen, als kwamen zij voort uit
een hoog-filosofisch brein, dat, om het
eeniger mate in zijn idioom uit te drukken,
het eene sublimaat na het andere, als
ware er geen bijhouden aan, voor zijn
gedachten wereld afschifte.
Ach, wat heeft hij zich daarvoor een
moeite gegeven! Van elk terrein van
wereldsche kennis onder zijn bereik heeft
hij, zooals men dat noemt, de bouwstof
fen" verzameld, om toch maar een monu
ment te stichten van anti-revolutionair
staatsrecht. Op een afstand gezien maakt
het werkelijk den indruk van iets groots,
iets sierlijks, degelijk en stijlvol. Maar
van meer nabij beschouwd blijkt het een
samenstel van velerlei heterogene
bestanddeelen, een kolos met verzakte mu
ren, gebarsten wanden en los hangende
sluitsteenen; bedekt met krammen, welke
het moeten staande houden, en met een
quasi klassieken tooi, die het een
bedriegelijken schijn verleenen. Ons Program"
als boek is een hutspot van fantasie en
werkelijkheid, van stukjes historie en
van boeken-geleerdheid, van ware opmer
kingen, tot versterking van de zonder
lingste sofisterij, van wereldsche en
van gewijde filosofie; maar een hutspot
met zulk een voornaamheid opgediend,
als had de kok het voedzame deel er
in, niet maar gekocht en gekookt, doch
zelf geschapen. Zoo zijn er voor ons, bij
allen eerbied, die wij voor dat boek als
proeve van werk- en van denkkracht
gevoelen, weinig geschriften, die bij het
lezen ons van een zoo sterk komisch ge
halte getuigen.
Welnu, zoo waren wij in 1878 met het
stemrecht gereed. Algemeen" nationaal
stemrecht toe te kennen aan alle hoofden
van huisgezinnen, mits dan ook zonder
onderscheid.
Maar hiermee was toch nog niet alles
gezegd.
Op dit stelsel van huismansstemrecht
wil hij dat van cumulatief stemrecht
toepassen.
Doch hoe?
Geheel in de lijn van zijn
getrouwdemanskiesrecht, zoodat b.v. een die de
qualiteit van familiehoofd" dermate in
eere heeft gehouden, dat hij een waardig
voorbeeld mag heeten, met nog n stem
wordt bedeeld?
Iemand die viermaal hertrouwd b.v.
iemand wel twee, driemaal gezinshoofd
zal hij twee, drie, viermaal stembe
voegd zijn? Een groot- of overgroot
vader, oervader van wie weet hoeveel
gezinshoofden ... behoort deze voor meer
voudig stemrecht in aanmerking te komen?
En vooral op het organisch" karakter
van Kuypers kiesstelsel lettende zal
men geneigd zijn te vragen, moet niet aan
de uit tal van gezinnen bestaande familie,
zulk een haard van huishaarden! een afzon
derlijke stembedeeling worden toegekend ?
Men zij gerust. Eenmaal tot de
stembevoejdheid van alle getrouwde mannen,
zonder onderscheid, gekomen, is ook in
1878, Kuyper's hajft met de
huwelijkswaardeering van deze factoren ter vor
ming van den Volksgeest" voldaan.
De cumulatie komt nu uit een gansch
anderen hoek.
Getrouwd moet een kiezer zijn of
geweest zijn, maar is iemand behalve
familiehoofd, ook nog opzichter of directeur
van een zedelijke vereeniging; onbezol
digd (rijksveldwachter?) verzorger van
de schamele in den lande, als man van
studie gegradueerd, hoofd van een werk
inrichting, eigenaar van vast goed, leeraar
eener kerk, ouderling in een gemeente,
onderwijzer op een school, of rechter in
een rechtbank, dan komt het ons vol
komen rechtmatig voor en als door het
beginsel geëischt, dat althans deze meet
bare" invloeden ook in rekening komen
bij de stembus.
En zoo heeft men hier het gekke geval
dat wordt aangenomen: getrouwd zijn
geeft recht op een stem; het in goeden
doen zijn, geeft recht op een stem; het
bekleeden van een positie, tien, twintig,
misschien wel honderd dingen geven recht
op n, twee drie of vier stemmen";
elke merkbare invloed" telt voor een
of meer stemmen; maar zijt ge niet
getrouwd, al is uw invloed ook nog zoo
groot en meetbaar" dan telt al die
invloed, dan tellen al die invloeden,
voor de richtige samenstelling van de
Staten voor niets. En dat in een
stelsel, hetwelk gebaseerd heet op...
de erkenning van den invloed van
het familiehoofd ter vorming van den
volksgeest. Een hoogleeraar", zoo
schrijft de diepzinnige man oefent veel
sterker invloed op de vorming van den
volksgeest dan een daglooner." Zeker,
maar dan behoort deze professor ook als
celibatair het stemrecht te ontvangen
of al zijn praatjes om het
getrouwdeman's kiesrecht, met het oog op den in
vloed ter vorming van den volksgeest aan
te bevelen, waren verlegenheids-woorden,
anders niets. Met dat cumulatief stem
recht voor de hoogere klasse heeft Kuyper
ten duidelijkste getoond hoe zijn heele
beginsel" hem niets waard was.
En wat was nu de oorzaak van zijn
misslag, om zijn eigen stelsel: kies
bevoegdheid aan den gehuwden, omdat
deze factor is ter vorming van den volks
geest, zoo maar omver te werpen: want
als een (ongetrouwd) hoogleeraar veel
sterker invloed op de vorming van den
volksgeest, dan een (getrouwd) opperman
oefent, kan dit uitsluiten van het kies
recht voor celibatairen in 't algemeen,
niet meer verdedigd worden ?
Hij gaf haar te verstaan in deze
woorden ter aanbeveling van de cumu
latie: waardoor tevens het gevaar zou
ontweken zijn, dat de talrijkste klasse
de meer ontwikkelde klasse der maat
schappij zou overstemmen; een kwaad
dat ook door ons niet wordt begeerd."
Het is te begrijpen.
Nu zijn Calvinisten al dat getrouwde
kiezersvolk bij dit algemeen" stem
recht, eens gevaarlijk mochten vinden
moest door het cumulatief recht de uit
spraakvan den volksgeest maar eens duch
tig worden vervalscht. En daar dat alge
meen" stemrecht van getrouwde mannen
en dat fraaie stemmenopstapelings-plan
te samen toch in n en hetzelfde stelsel
dienden te worden gestoken, heeft hij, met
de onverschrokkenheid hem eigen, den
grondslag van zijn theorie maar liefst
omvergeredeneerd. Och, ze zouden
het toch wel niet merken!
Zoo stond het in den jare 1878.
(Slot volgt).
0?er de pttologisclie loienten yan eea
moorM.
Te Andijk is laatstgeleden een moord ge
beurd, waarvan de dader thans voor de
arrondissements-rechtbank te Alkmaar terecht
heeft gestaan.
Ieder moordgeval is belangrijk, niet alleen
wegens relatieve zeldzaamheid en iedere
moordenaar is een sympathiek mensch, en zijn
terechtstand is eene belangwekkende zaak.
De rechtzaak tegen den Andijker moordenaar
is meer dan gewoon belangwekkend wegens
sommige onverwachte dingen, die gezegd zijn,
en dan ook wegens dat sommige
verwachtbare dingen niet zijn gezegd.
Mijn verslag is uit het Algemeen Handels
blad van Woensdag 24 April, ochtendblad
tweede blad. Het O. M. eischende zeide:
Vrouwtje Dekker is het ongeluk van Ente
Zwan geweest" ..., heeft hij de noodlottige
daad toch onder haar invloed bedreven. Hij
was een willig werktuig in haar hand. Een
rapport van dr. Noorduyn zegt, dat bekl.
volkomen toerekenbaar is en als het ware
is geprest tot zyn daad door Vrouwtje
Dekker"....
Ente Zwan is zonder misdadigen aanleg
jong, onnadenkend, onverschillig en in hooge
mate ongevoelig. Hij zegt berouw over zijn
daad te hebben, docb het O. M. heeft hier
van nooit iets gespeurd gedurende het onder
zoek noch ter terechtzitting. Hier maakt hij»
den indruk van een kalmen gemoedelij ken
fatsoenlijken boerenjongen. Dat hij ongevoe
lig is kan afdoende blijken uit het feit dat
hij zijn slachtoffer tweemaal met de spade
de hersenpan heeft verbrijzeld en als hij een
paal had moeten kloven had hij zijn wapen
niet zekerder kunnen richten.
Dezelfde kalmte en gevoelloosheid legde
hij aan den dag bij het wegruimen der bloed
vlekken alsof het de gewoonste zaak der
wereld was. Toen hij met het lijk geconfron
teerd werd in het bijzijn van het O. M.
wendde hij zijne oogen niet vol schuldbesef
en berouw af, doch keek met eene zekere
belangstelling naar de gapende wonden. On
bewogen bleef hu steeds bij het meedeelen
der meest gruwelijke bijzonderheden. Het
O. M. wilde niet levens-lang" tegen hem
eischen; als hij zijn 14-jarige straf, die spr.
hem toedacht uitgezeten heeft, kan hij zonder
bezwaar in de maatschappij terugkeeren en
zijn leven beteren. Welke verzachtende om
standigheden het O. M. eventueel in aanmer
king kan nemen is spr. onbekend. Beklaagde
is herhaaldelijk door zijn vader en vrienden
tegen Vrouwtje Dekker gewaarschuwd, doch
heeft alle raadgevingen in den wind geslagen.
Als eisch van recht en gerechtigheid lijkt
het O. M. eene gevangenisstraf van 14 jaren
in alle opzichten gemotiveerd".
Bekl. bleef bij den eisch en zijn toelichting
kalm voor zich uitzien en vertrok geen spier
van zijn gelaat.
Er zijn sommige onverwachte dingen be
vreemdend, in dit requisitoir gezegd, waarop
ik eerst wijzen wil. Het verwijt b. v. van
het O. M. aan den beklaagde dat hij zijne
oogen niet vol schuldbesef en berouw af
wendde. Dit moet toch wel andere beklaag
den brengen tot tooneelvertooningen van wel
afgewende oogen, tot luide betuigingen van
leedwezen, opdat de strengheid des rechters
gematigd worde.
En er is voortdurend tegenspraak tusschen
de eigen gezegden van Mr. Cnopius:
1. Ente Zwan is onnadenkend en toch zou
hij de moord na veel en kalm overwegen
hebben gedaan.
2. Ente Zwan is onverschillig en in hooge
mate ongevoelig, toch moest hu eerst eenige
borrels drinken om moed te bekomen.
3. Ente Zwan is volkomen toerekenbaar
en tegelijkertijd zegt Mr. Cnopius, dat hij de
noodlottige daad toch onder invloed van
Vrouwtje Dekker, de echtgenoote des versla
genen heeft bedreven. Mr. Cnopius noemt
dezen volkomen toerekenbaren beklaagde een
willig werktuig in hare hand.
4. Ente Zwan is volgens Mr. Cnopius
zonder misdadigen aanleg. Nochtans begaat
hij op vrij jeugdigen leeftijd een zwaar straf
baar feit.
Waarom is Ente Zwan zonder misdadigen
aanleg ? Misschien omdat doctor Noorduyn
geene teekens van ontaarding bij hem heeft
gevonden of geene erfelijke momenten in
zijne familie ? Mr. Cnopius weet toch wel,
dat men van de vereering der Italiaansche
degeneratie-teekens al eenigszins terugge
komen is. Mij dunkt: iemand, die in een
erotische roes een moord doet zóó kalm"
weg, die onnadenkend is, onverschillig en in
hooge mate ongevoelig, die een willig werk
tuig wordt in de hand eener harde vrouw,
die heeft juist heel veel misdadigen aanleg.
Dit is hier ook gebleken. En overigens:
is het niet hebben van een misdadigen aanleg
ook eene verzwarende omstandigheid ?
Ik wijs daarom zoo nadrukkelijk op de
tegenstrijdigheden in dit requisitoir om te
doen uitkomen, hoe nu in het algemeen de
ambtenaren van het O. M. alles in ne
richting willen dwingen, dat is: ten nadeele
van iederen beklaagde. En in het bijzonder
om te laten zien welk een weinig
rechtswetenschappelijke waarde een requisitoir
heeft, waarin toch niets minder dan veertien
jaren gevangenisstraf wordt bedreigd.
II.
Nu kom ik tot eene tweede vraag: Is
Ente Zwan wel toerekenbaar ? Of blijkt mis
schien uit de eigen woorden van Mr. Cno
pius, dat de beklaagde het niet is? En ver
der : is beklaagde niet tot het feit gedrongen
door overmacht?
De psychiater, dokter Noorduijn, heeft
blijkens net requisitoir, beklaagde volkomen
toerekenbaar verklaard. Ik blyf nu buiten de
veel bestreden kwestie of toerekenbaar een
medisch begrip is, en of het den genees
kundige toekomt of den rechters over de
toerekenbaarheid van eenen beklaagde te
oordeelen. Dokter Noorduyn zal met vol
komen toerekenbaar" bedoeld hebben, dat
Ente Zwan niet heeft: gebrekkige ontwik
keling of ziekelijke storing zijner verstande
lijke vermogens" in den zin van art. 37 van
het Wetboek van Strafrecht.
Ook over den zin van het woord ver
standelijk" is onder deskundigen heel wat
gestreden naar aanleiding van gevallen van
insania moralia" zonder storingen in de
intellectueele sfeer. Doch de psychiaters
vatten verstandelijk" nu algemeen op als
geestelijk".
En wanneer dr. Noorduijn den beklaagde
dan geestelijk zonder afwijkingen vindt, dan
is de meening van het O. M. daarmede be
slist in strijd. Want het O. M. heeft ver
schillende karaktertrekken aangegeven, die
zeer jsvel pathologisch kunnen zyn. Trouwens:
op wiens verzoek en om welke redenen is
een psychiatrisch onderzoek gekomen? Alleen
op grond van de misdadigheden des bedrijfs?
Of was de beklaagde zelf verdacht?
Welnu: het O. M. wijdt ten wijdste uit
over de onverschilligheid van den beklaagde.
Over de kalmte, waarmede hij den verslagene
het hoofd verbrijzelde, als kloofde hij een
paal." Over zyne kalmte bij de confrontatie
met het lijk en hoe beklaagde de gapende
wonden met belangstelling bekeek. Als dat
alles niet pathologisch is, wat is het dan
wel ? Wanneer deze beklaagde geen misda
digen aanleg heeft, wie heeft dien dan al?
Al deze punten, die het O. M. als verzwa
rende omstandigheden bij breagt, doen mij j u ist
aan de normaalheid van den beklaagde twij
felen. De verdediging heeft zich op geen
ontoerekenbaarheid beroepen; ook geen
tegenespert op laten komen, gelijk b.v. in
de bekende zaak van kapitein Vemer is ge
beurd. Of stond de geheele volwaardigheid
van den beklaagde ook voor den verdediger
zoo beslist vast?
Ja: men is huiverig op beklaagden als
deze, die zoo onmaatschappelijk zijn art. 37
toe te passen, dat slechts plaatsing in een
krankzinnigengesticht kent voor een proeftijd,
den termijn van een jaar niet te boven gaande.
Inderdaad is de maatschappij daardoor niet
voldoende beveiligd. Doch dit zit in ons
Wetboek vaa Strafrecht, dat straf niet opvat
als maatschappelijk verdedigingsmiddel, doch
als verdiende gerechtigheid. Op dat stand
punt staat Mr. Cnopius ook, waar hij zijn
eisch van 14 jaren gemotiveerd noemt, als
eisch van recht en gerechtigheid".
Voor beklaagden als Ente Zwan is de ge
vangenis toch niet geschikt, en voor de
maatschappij is art. 37 niet beveiligend ge
noeg. Men zoekt nu naar wat anders:
prison-asiles; maar het is toch zeker onrecht
vaardig in dezen overgangstijd
ontoerekenbaren te behandelen als waren züwel
toerekenbaar.
III.
En is hier geen sprake geweest van over
macht? (art. 40.) Het O. M. heeft er weinig
over gezegd; de verdediger óók al niet.
Laten wij zien.
De overmacht in gtrafrechtelyken zin is
uitteraard een geheel andere dan de
burgerlijkrechtelijke. De eerste let meer op de
persoon des beklaagden; de tweede op de
van buiten komende oorzaak. In de Fransche
wetboeken blijkt het verschil.
De overmacht uit het Burgerlijk Wetboek
en het Wetboek van Koophandel heet:
force majeure" en ,;cas fortuit". De straf
rechtelijke : une force a laquelle il n'a
pu résister." Bovendien: ons overmachts
artikel (W. v. S. 40) en het
toerekenbaarheidsartikel (W. v. S. 37) staan in de Code Pénal
samen als n (art. 64). Met strafrechtelijke
overmacht wordt dus zeer terecht vooral
zulk eene bedoeld, die invloed heeft op
iemands geestelijke vermogens. En is zulk
eene force i laquelle il n'a pu résister"
hier niet aanwezig geweest ?
De grootste overmacht van een mensch
op een ander is toch zeker deze, die den
zwakke tot een werktuig verlaagt. Welnu:
deze overmacht was hier aanwezig. De be
klaagde was volgens den arts Noorduijn en
Mr. Cnopius een willig werktuig in de hand
van de vrouw des verslagenen. De beklaagde
leefde des avonds van de moord in een ero
tische roes, die hij dadelijk daarna met de
vrouw van den verslagene heeft uitgeleefd.
Is zoo iets geen: force & laquelle il n'a
pu résister"?
Ja: men zal nog minder gaarne het
overmachts-artikel toepassen dan artikel 37. Want
in zulk een geval gaat de beklaagde geheel
en al vrij uit, ook zonder het proefjaar in
een krankzinnigengesticht.