De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 12 mei pagina 5

12 mei 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1559 D E AMSTERD A M ME R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. onderwijzeres en uitnemende opvoedster van jonge meisjes. Het kleine schooltje, dat zy, npodgedrongen, opzet, groeit langzamerhand pit tot het beroemd geworden Instituut voor jonge dames te Saint-Germain, dat, de aan dacht trekkend van Joséphine de Beauharnais, na haar tweede huwelijk met Napoleon Bonaparte, onder protectie komt van den machtigen eersten Consul. Later, als de nieuwe keizer de school voor meisjes te couen opricht, waarin de dochters, zusters, nichtjes van de ridders van het Legioen van Eer, van Staatswege worden opge voed, benoemt by Madame Campan tot directrice van de nieuwe keizerlijke Stichting. Van wat al beroemd en bekend geworden vrouwen uit die veelbewogen dagen is de uitnemende vrouw de trouwe, belangstellende vriendin geworden en gebleven. Vrouwen als Hortense de Beauharnais, Holland's eerste koningin, Carolina Bonaparte, de latere Madame Murat, koningin ?an Napels, Egl Auguié, de gemalin van den maarschalk Ney, jonge vrouwen, op wier jeugd vol bloedige herinneringen, een tijdperk volgde van macht en schittering, die zij wederom betalen moesten met jaren van rouw en tranen! Ook Me. Campan viel mét den man, die heel zijn omgeving met zich omhoog hief, en met zich sleepte ten val. Het leven van Me. Campan wordt reeds beheerscht door da nieuwe denkbeelden, die zich zoo gewelddadig baan gebroken hebben, er is iets zelfstandigs en onaf hankelyks in dit vrouwenleven, dat reeds doet denken aan moderner tijden. Geheel anderen indruk geeft ons de tweede levensschets. Eugénie de Coucy, gemalin van den maarschalk Uudinot, hertog van Beggio, is de nog ouderwetsche onderworpen vrouw. Als zy in haar weduwschap komt tot het schrijden van mémoires, voert zij op boeiende, elegante wijze de pen om het leven van haar echtgenoot te ver heerlijken, den echtgenoot dien zy' boven alles heeft liefgehad. In haar vrouwelijk bestaan, slechts die ne episode, de liefde. Reeds als dertienjarig meisje, zonder hem nog ooit gezien te hebben, dweept zij, door wat zy verneemt van zijn ridderlijke dapper heid, met dezen held, een van Napoleon's beroemdste en bekwaamste paladijnen. En wel moet daar groote aantrekkelijkheid zijn uitgegaan van dezen Napoleontischen held, dat hij, de brouwerszoon van zesenveertig jaar, weduwnaar en vader van zes volwassen kinderen, de dweepende trouwe liefde weet te winnen niet alleen, maar levenslang te behouden, van de lieftallige twintigjarige aristociatische ci-devante". Ook Eugénie verricht wonderen van moed, zelfopoffering en geestkracht in dien tijd, toen, gedreven door n. machtigen geest, zoo velen 't tot uiterste krachtsinspanning brachten, zwakke vrouwen niet uitgesloten. Maar de macht, die Eugénie prikkelde, was hare groote liefde tot haar echtgenoot en wij danken het aan de trouwe toewijding van dit pas gehuwde vrouwtje, dat niet terug te houden is, als zij hoort van de verwonding van den maar schalk, daar verweg in Rusland en naar hem toeylt, met al den spoed, die een eeuw ge leden, een reis in zware reiskalessen, ge trokken langs slechte wegen door afgewerkte paarden, de onvergetelijke schildering van de afschuwelijke ellende van het in wilde vlucht geslagen en verslagen Fransche leger in de ijzigste winterkoude. Een klein staaltje: Als maarschalk Oudinot, zwaar gewond, eindelijk besluit uit Wilna te vluchten, rydt den eersten dag naast zijn reiskales zijn adjudant Letellier, twintig man escorte, kurassiers gehuld in wijde witte mantels, volgt het rijtuig. Zoover de jonge vrouw, angstig wakend over haar zieken man, zien UIT DB NATUUR Mei. Jaren achtereen hebben we een heerlijk mooie meimaand gehad, en nu de weelde maand" weer eens slecht inzet en zijn epitheta koel en nat, die de boerenwijsheid aan Mei gaf, schijnt te willen verdienen, klagen de stadslui als van ouds over 't gure Hollandsche klimaat. Toch zijn we pas in 't begin van de mooie maand en de klagers krijgen stellig ongeluk: de staart van Maart en 't midden van Mei zijn altijd mooi. Al is 't maar een week, de meimaand laat zich nooit onbetuigd. En 't is buiten de wallen en singels al veel mooier en beter, dan de stadslui meenen. Als de westenwind w at bollig blaast door de straten die in de windrichting liggen, dan stuift 't stof of klettert de kille regen, dat men aan November of Maart gaat denken, en binnens huis kijkt de man spijtig en verwijtend de plek aan, waar vóór de schoonmaak de kachel stond; en buitenshuis geeft de overjas uiting aan 't gemoed, als protest tegen de dichters en natuur vereerders, die nog altijd de meimaand ophemelen. De meimaand is heusch nog zoo kwaad niet; al blijft 't van de week guur, loop er eens uit, ver buiten de muren, tot ge geen huizen met verdiepingen meer zien kunt, tot ge de weide, de lage Hollandsche weide, 't zandig of kleiig bouwland, of 't bosch, rechts en links voor en achter u hebt. Dan hebt ge u al warm geloopen; ge merkt haast niets meer van den wind; die heeft hier de ruimte, hy bemoeit zich buiten veel minder met de kleine menschen dan met de groote boomen. Breekt de zon door dan is elke gedachte aan een winterschen voorzo mer, aan kachel en voorbarige schoonmaak opeens verdwenen; het kijkje op de zonnige weide vergoedt de verre tocht volkomen; menig stadsmensch is door de bloemen pracht van een hooiland omstreeks half Mei voor goed tot wandelaar en natuurvriend bevorderd. Ze zijn niet velerlei de bloemen die onze weide zoo mooi maken; ge telt er maar weinig soorten; maar de massa doet 't hem, samen met den achtergrond van 't egale sappig groene vloerkleed. Eigenlijk zijn 't er maar twee die de kleur geven: de goudgele paar debloem en de zacht blauwe pinksterbloem; maar die doen 't ook goed. Deze twee kleuren vullen elkaar zoo heerlijk aan, dat 't een lust voor de oogen is. Van morgen heb ik nog stil staan kijken en mij bewonderend afgevraagd, wat toch de oorzaik kon zijn, dat de massa's paardebloemen in 't gras, waar boven de duizend pinksterbloemen zoo zacht jes wuiven, zoo aangenaam zijn voor ieders oog; terwijl toch een enkele paardebloem of een bundel er van maar zelden voldoet aan onzen kleurenzin; de paardebloem, uit zijn vloer genomen, is hard, wreed van kleuren kan uit het portier, strekt zich de onmete lijke wijde sneeuwvlakte uit. De weg wordt aangegeven door de ontelbare lijken van ge vallen Franschen, niet gesneuveld, maar in n gezakt door koude, honger en ziekte. Als na een nacht van verschrikking, de tocht hervat wordt, rijdt naast het portier nog altijd de adjudant, de ruiters in de wijde witte mantels, de sneeuw van Rusland's steppen heeft ook over hen zijn wade ge spreid...! Als eindelijk een pleisterplaats wordt bereikt bij een een voudigen dorpspastoor en deze hen een warm maal, bestaande uit aardappelen, voorzet, kunnen de hongerige magen, verzwakt door dysenterie, deze weelde niet meer verdragen.... Maar na de ongemeen boeiende Napoleon tische episode zakt plotseling het verhaal. Het valt, alweer met dien reus, den man, die vijftien jaar lang zijn leven en dat van zijn omgeving, maakte tot n groot geweldig epos. Als zijn zon ondergaat, verkleumt de menigte,, die zich verkwikte en leefde in en door zyn glorie. Het buitengewone en het verrassende vervalt uit het leven. De vrouw die de moeielykste hinderpalen en afstanden overwon, die de ijselijkheden van den verschrikkelyken Russischen winter 1812, ter wille van haar echtgenoot, verdroeg met bewonderingswaardige geestkracht, schreit bittere tranen als haar enkele jaren later aan het nieuwe hof, de ongewenschte be trekking van dame d'honneur bij de hertogin de Berry wordt aangeboden en mist de kracht zich tegen de aanneming daarvan te verzetten, want haar echtgenoot beveelt, en Eugénie is voor alles, de gehoorzame vrouw. Weer geheel anders is het derde, in dit boek beschreven karakter. Letizia Ramolino wordt het laatst genoemd. Toch, zoo aan ne, komt aan deze vrouw den voorrang toe. Door kracht van karakter en hoogen rang kan aan Madame Mère" nooit een mindere plaats worden aangeboden, aan haar, Letizia Ramolino, weduwe van den advocaat Carlo Bonaparte, moeder van Napoleon I, den hero?, die in hoofdzaak de levens van deze drie vrouwen heeft beheerscht. Welk een krachtige vrouwenfiguur is alweer deze moeder van een beroemd geniaal man! Eene, die hoe beperkt ook de kring waarin z\j werkt en leeft, hare omgeving moet beheerschen. Hartstochtelijk, levendig en vurig, is zij geheel een karakter uit zuidelijke lan den. Dit Corsikaansche beeldschoone meisje is reeds op zeer jongen leeftijd vrouw en moeder. Met haar tweeden zoon, Napoleon, verschilt zij slechts zeventien jaren. En hij werd geboren kort na den laatsten oorlog der Corsikanen met Frankrijk, een gu rillakrijg, die Letizia aan de zijde van haar man meemaakte. Zoo wist zij wat oorlog beteekende. Mejuffrouw Naber schetste ons op de haar eigen boeiende wijze, het romantische in dit leven en de dagelijksche kommer en zorgen, waarmede deze kloeke energieke vrouw, het eerste gedeelte van haar leven te worstelen heeft. Tot dat haar eigen zoon Napoleon, de opkomende zon, ook op haar leven een verblindend licht zal werpen. Te fel naar hadr zin. Zij staat daar als een Cassandrabeeld te midden harer gekroonde kinderen, wier adelaarsvlucht zij angstig volgt. Zij, hun moeder, die bijna met armoede te worstelen heeft gehad, om hare acht kinderen behoorlijk groot te brengen, blijft hoofdschuddend al die praal en macht wantrouwen. De vorstelijke toelage vanhaar keizerszoon legt zij grootendeels ter zijde voor.... de mogelijke kwade dagen. De toorn der goden tracht zy' te bezweren door weldoen Levendig wordt dit alles beschreven, maar toch ..., het is alsof de sterke glans die uitstraalt van haar zoon, zelfs deze stug van vorm, de pinksterbloem meestal flauw, laf van tint, slap en onbevredigend van lijn. Een enkel madeliefje is mooi en lief; laat 't maar uitmaken door kinderen, de meesten hebben een goeden kijk op bloemen; om een krachtige figuur beschaduwt. Haar moeilijke Corsikaansche tijd", haar bitter leed als oude vrouw, maken dieper indruk op ons, als die schitterende tijd in haar leven, toen zij Madame Mère" werd genoemd. Het glanspunt was toen wel, toen zij den pasgeboren Koning van Rome" mocht ten doop houden. Eindelijk gebeurde wat de verstandige vrouw aldoor gevreesd had: de val van al die gekroonde hoofden, hare kinderen. Het lot beeft Letizia Ramolino geen leed ge spaard. Zes-en-tachtig jaar OUQ geworden, overleefde zy' al de rampen die hare kin deren troffen, zij moest het nog be leven hoe ook de laatste, de jonge koning van Rome, ver van haar, stierf. Echte moeder, heeft zij het meest beweend het ongeluk, en den dood van den zoon, die alle lotwisse lingen over de zijnen had gebracht. Blind, verlamd, was eindelijk de dood haar een welkome verlossing. Haar leven is geweest als dat van antieke tragische moederfiguren. haar scherp verstand, haar doorzicht en karaktervastheid bleken machteloos, het tragisch noodlot te keeren, dat hare helder ziendheid onherroepelijk komen zag over haar kinderen, die zich zei ven zoo hoog ver heven hadden. Deze drie vrouwen, Me. Campan, Eugénie de Coucy, Letizia Ramolino, hebben allen geleden door hetzelfde grie rende leed, allen hebben zij, op hoogen leeftijd, een eenigen, of oudsten, of liefsten zoon verloren, een smart die het tragische in deze veelbewogen vrouwenlevens niet weinig verhoogt. Hoevele interessante vrouwenfiguren heeft juffrouw Naber ons niet reeds gebracht, vrouwen uit een wereld die is voorbijgegaan, maar die de verantwoordelijkheid harer daden in den tijd waarin zij leefden, wisten te dragen. Soms wordt de vrouw, die mejufir. Naber ons schetst, wel wat veel overscha duwd door de beschrijving van den tijd waarin zij leefde, of door dat van den man die haar leven beheerschte, zoodat het vrouwenfiguur tje ons doet denken aan een teere pastelteekening in een te zware vergulde lijst, een bewy's te meer voor het onzelfstandige, afhankelijke, van het vrouwenbestaan in vroeger eeuwen. Krachtiger natuur en scher per karaktereigenschappen, mochten n enkele wat meer op den voorgrond brengen, gewoonlijk omknelden zeden en gew oonten, de strengere denkbeelden dier dagen tegen over de vrouw, deze in enge banden. Allerminst staat mejuffrouw Naber tegen over de hedendaagsche vrouwenbeweging als toeschouwster, zij neemt daarin haar eigen zelfstandige plaats in. Ook zy is, als zoovele andere vrouwen, met open oog voor de behoefte van de groote beweging, die uit nooddrang is ontstaan en voortschrijden moet, een ernstige zoekster naar een ruimer onafhankelijker arbeidsveld voor de vrouw, aanpassend aan haar eigen natuur, karakter aanleg en kunnen. Zelve is zij ons een krachtig voorbeeld van wat een vrouw, door zelfgekozen arbeid naar eigen aanleg en smaak, weet te bereiken. Hare schetsen z\jn even zoovele getuigenissen van stillen, ernstigen, degelijken arbeid. De voorrede van dit haar laatste, zoo knappe werk, berat een opdracht: Ik heb," zoo schrijft'zij: bij de samenstelling vajj ,dezen bundel, vooral gedacht aan de jongere vrouwen onder ons, die nu nog op Gymnasia en Hoogere Burger scholen, zich voorbereiden voor den komenden levensstrijd l..." Zoo zijn deze schetsen hoofdzakelijk voor de jongere vrouwen geschreven, maar alle vrouwen zuilen dit mooie boek aiet minder waardeeren en er lezende van genieten; het is degelijke lectuur. L. B. S. afgeplukte paardebloem of om enkel pinkster bloemen geven ze weinig. Toch doen de madeliefjes in een weide lang niet zooveel. Die verzinken in 't groen; ze kunnen 't maar zelden zoover brengen, dat ze op een afstand gezien, overheerschend werken en den tint Slapende Pinksterbloem. Pinksterbloem. (Uit De Levende Natuur, Uitgever W. Versluys). Winkeljuffrouwen. Vrouwenkiesrecht in Finland en Bohème. Deceaied Wife's sister Law Helene Vacaresco. In het Meinummer van het Fransche, geïllustreerde tijdschrift: Lectures pour tous" komt een sierlijk, onderhoudend, vlot geschreven artikel voor, getiteld: La journée d'une demoiselle de magasin". Wij hopen, dat dit verslag door veel dames zal gelezen worden, om haar, ? voor zoover dit noodig mocht zijn , vriendelijk, beleefd en zacht te stemmen, voor meisjes, ijverig, geduldig en welwillend, belast met den verkoop der artikelen van het magazijn waarin zij werkzaam zijn. Elke vrouw, met den zuiver menschelijken zin in zich, het lot harer medezusteren zoo licht mogelijk te maken, vindt voor haar goede bedoelingen een prachtige gelegenheid die in praktijk te brengen, zoodra zy den drempel overschrijdt van den winkel, waar zy haar aankoopen wil doen. Voor zichzelf moet tij tot klaarheid zijn gekomen, vóór zij eenig magazijn binnen treedt, wilt zij wil koopen, en welken prijs zij verlangt te besteden. Wanneer zij daarna op hoffelijke, niet weifelende, duidelijke wijze. haar verlangen onder woorden brengt, kan zij in de meeste gevallen overtuigd zijn, dat een schrandere, geroutineerde win keijuffrouw, onverwijld handelend optreedt, in de haar aangegeven richting. De door de winkel juffrouw met rappe hand ontplooide stoflen, geopende doozen, uitgerolde linten, of wat het ook zijn moge, nauwkeurig bekijken, zaakrijk met haar bespreken, keuze doen, en plaats maken voor een andere koopster, zóó ongeveer, moet een verstandige, welwillende vrouw haar inkoopen doen. Zij kan dan heel zeker rekenen op een vriendelijk gezicht en een dankbaar woord van de winkeljuffrouw. O! die vrouwen! die alles laten om woelen; alle artikelen bekijken alsof haar toekomstig heil op 't spel stond ; alles critiseeren; het geduld der verkoopster tot zijn uiterste spanning brengen; ten slotte geen keuze doen, en het magazijn waar zij misbruik maakten van de werkkracht en het geduld van haar naasten, verlat en zonder een cent te besteden, konden zij beseffen hoe ongepast zulk op treden is! Quand vous faites, Madame taler devant vous vingt articles" sans arriver & vous décider, vous demandez-vous ce que chacun de vos achats représente de démarches et de fatigues pour la demoiselle de magasin qui vous sert?" In Parijs is het doodeenvoudige meisje, dat met wit mutsje op 't hoofd, en wit boe zelaar achter de toonbank stond, sedert ruim vijftig jaar vervangen, door de keurige, netjes gekapte, in 't zwart gekleede jonge dame, diej de clientèle thans behulpzaam is, bij het doen van haar aankoopen. Sedert meer dan vijftig jaren zijn de eenvoudige winkeltjes"' van de rue du Bac en van de rue de Rivoli", omgetooverd in «roote magazijnen, genaamd Ie bon Marchó" en Ie Louvre". De respectieve oprichters en eigenaars dezer thans enorme magazijnen, heel een voudige kooplui in katoentjes" de heer Aristide Boucicaut en de heeren Chanchard en Hériot, hebben hun ijver en volharding bekroond gezien met een fabelachtig succes. In de groote, Parysche modemagazijnen, is het inspecteurs baantje, lang geen sinecure. Het weik van dezen goed gesalarieerden amb tenaar, bestaat in toezicht op de winkeljuf frouwen, en, streng toezicht op het publiek. Het is overbekend, dat hebzuchtige, gewetenlooze vrouwen, dikwijls zenuwlijderessen, of treurige slachtoffers van kleptomanie, er op uit zijn diefstallen in magazijnen te plevan 't weiland vermoeien. Aan de grootere madeliefjes, de margerieten of ganzebloetuen gelukt dat beter; tenminste waar ze in groot aantal dicht bijeen staan; maar die zomerhoedsieraden hebben in Mei nog weinig te vertellen. Ook de blauwe hondsdraf en de paars roode doove netel werken niet?massaal", zooals een goede vriend van mij zou zeggen. Pinkster- en paardebloem blijven in deze week nog de toongevers bij 't meifeest in de groene weide. Dan komen de boterbloemen. Maar 't zijn echte zonneliefjes, allebei. Zie maar, de lucht betrekt; er komt een bui opzetten. De wind steekt eren sterker op, nu hij zich moet doorwringen tusschen 't wolkengordijn en de groene aarde. Waar zyn nu de helle kleuren gebleven? Weg is de zon van boven en weg zyn de gouden zonnetjes in 't gras, weg de lila sluier, die er boven zweefde, 't is nu niet meer dan een duni e bleeke nevel, die trilt boven 't gras. Ze zijn beide schuw voor wind en regen; de paardebloem slaat zijn groene kelken omhoog en drukt zijn honderd gele lintjes samen tot er haast niets meer van te zien is; de pinksterbloem legt zijn vier paarse bloemblaadjes tegen elkaar en de breede bloem pluim die daar net nog oplichtte in 't zonlicht, is een dunne ijle bloemtros ge worden; de droppels kloppen tegen de groene bloemstengels en buigen om, de bloemen hangen neer en meteen verdwijnt er de kleur bijna geheel: 't groene of bleeke kelkje ver toont zich. Meen niet, dat 't de dikke regendroppen zijn die, door hun gewicht de stengels buigen; ze hangen maar schijnbaar zoo slap neer; beproef het eens, er een recht op te zetten, 't gaat niet; het is een sty've, starre bocht; eerder breekt ge den bloemsteel. dan dat ge hem omhoog buigt. De p inksterbloem slaapt bij wind en regen, of 't donkere nacht was. Zoo ooüde paarde bloem, maar op zijn manier; hij legt't hoofd niet neer, mtar sluit zijn vensters en laat de regen kletsen tegen de luiken. Maar de madeliefjes doen niets tegen regen en wind; zijn ze eens open, dan blijven ze 't. Een wonderlijk verschijnsel, dat slapen van bloemen. Bekijkt ge een pinksterbloem van binnen, dan kunt ge wel gissen naar de beteekenis voor zijn leven. Het stuif meel ligt hoog en open, zonder beschutting; 't zou nat worden, gaan uitloopen en daarmee zijn bestemming missen; want het ontkiemen van de korrel moet op een stempel gebeuren, dan alleen zullen de eitjes oereiki en be vrucht worden. Bij een paardebloem is 't gevaar dat 't stuif meel bederft nog grooter. Hier vormt de heele bloem, die eigenlijk uit ongeveer honderd kleine bloempjes bestaat, een groote kom, waarin 't regenwater kan blijven staan en alles doorweeken. Dat daardoor de honing sterk verdund wordt, is van weinig beteeke nis, die kan opnieuw worden afgescheiden ; de stuifmeelkorrels evenwel zijn by zoo'n. ramp voorgoed verloren, ze kunnen niet opnieuw gen. De inspecteur" moet zoo iets door zijn waakzaamheid voorkomen. Tevens moet hy letten, of dat verkoopsters beleefd en voorkomend zijn, jegens de clientèle; en of zij onderling, geen (ongepaste gesprekken voeren en dwaze grappen uithalen Zyn oogen en ooren hebben nooit rust. In groote magazijnen worden de winkel juffrouwen steeds toegevoegd aan die afdeeling, waarvoor zy door haar niterlyk het meest in aanmerking komen. De lange, slanke jonge dame wordt bij voorkeur belast met den verkoop van mantels. Paletot, jaquette. redingote, alles komt op haar rijzig elegant figuur tot zijn recht. Kleine, tengere poppetjes zijn aanvallig, zelfs in de bitter weinig flatteerende peignoir en teagown. Aan haar wordt dus de verkoop van deze artikelen toevertrouwd. Vlugge, gracieuse, beweeglijke meisjes stelt men gaarne aan, om parasols, hand schoenen, hoeden, voiles, kant en linten aan de-vrouw te brengen. In welke afdeeling winkeljuffrouwen ook geplaatst worden, zy hebben altijd een druk, inspannend en afmattend leven. Zy hebben aanspraak op: goed salaris, goed voedsel en logies;' en, op een vriendelijke, niet aanma tigende houding van de zijde der koopsters. * ** In de Finsche volksvertegenwoordiging zijn 19 vrouwen gekozen, die over alle poli tieke partijen verdeeld zijn. Er zyn er maar vyfl in Finland, te weten: De Zweedsche, de oud-Finsche, de jong-Finsche, de Agrari sche en de Socialistische. Het grootste aantal der nieuwe vrouwelijke afgevaardigden levert de onderwijzeressen-stand. Barones Alexandra Grippenberg en Lucia Hagman behooren tot de verkozenen. In Bohème hebben 24.000 landbewoners zich aan den Landdag geadresseerd tot ver krijging van vrouwen-kiesrecht. De adres beweging ging uit van de Czechische Vrouwenvereenigingen. * * * De beroemde Deceased Wife's sister Law", die het huwen van een man met de zuster zijner overleden vrouw verbood, is door het Engelsche Lagerhuis afgeschaft. * # * Een nieuwe versbundel, oud-Rumeensche legenden, is verschenen van de hand van Helene Vacaresco, gewezen hofdame van koningin Elisabeth van Rumenië. Wat jonk vrouwe Vacaresco, de temperamentvolle, in zich heeft, uit zij meestal op véhémente, poëtische, zér verdienstelijke wijze. Nuits d' Oriënt" is de titel van dezen zoo juist te Parijs, bij Sansot verschenen bundel. Misschien vindt onze Helene (Helene Lapidoth?Swarth) in dezen nieuwen bundel een, gloed die, haar zóó bekoort, dat zy, onze onovertroffen dichteres en taai-virtuoos, wederom eenige van deze Rumeensche sagen en legenden op haar treffelyke, artistieke wy'ze in de Nederlandsche taal mtoovert. CAPRICE. Consummévoor Zieken- Benoodigdheden: l kip, half kilo mager rundvleesch, half kilo mager kalfsvleesch. Bereiding: De kip en 't vleesch snydt men in stukken en doet deze in een kookpan. Bevochtig ze met 2/4 liter water. Breng dit aan de kook. Voeg er een weinig zout bij. Zet de pan goed gesloten, naast de pijp van 't fornuis en laat de consummévijf uur trekken, waarna men 't vet er afschept en door een doek in een porceleinen kan giet. IMIIIMtMIIlmlIIIIIII milMMIIMIMIIIIIII gevormd worden. Een tijdelijk sluiten van de meeldoosjes(wat veel andere bloemen doen) kan hier niet helpen; de paardebloem opent zijn vy'f doosjes, die samen een kokertje vormen aan de binnenzijde; al 't stuifmeel valt in de holte op den bodem daarvan; deze bodem nu is de stempel; die groeit kalmpjes door de koker heen, hij schuift als een zuiger in een cylinder, maar heel langzaam, omhoog, en drijft zoo 't stuifmeel uit 't meeldraadkokertje naar boven, en ten slotte ook naar buiten; dan kan 't door harige bijen en vlie gen worden meegenomen, op naburige bloemjes van 't zelfde korfje gebracht, of naar andere korfjes worden getransporteerd. Eerst daarna opent zich de stempel; zyn twee slippen spreiden uit en buigen om; ze zijn bereid stuifmeel op te vangen. Wordt dat niet aangevoerd door de insecten, dan krullen zich de beide stempelslippen zoo ver om, dat hun binnenkant buitenzijde wordt; en die einden van de slippen likken als een paar tongen de weinige stuifmeelkorrels op, die nog aan de toppen der meeldraden zijn blijven kleven; kortom, de paardebloem be helpt zich met zelfbestuiving. Dat is allemaal heel mooi en duidelijk te zien in elke paardebloem; 't best evenwel inet een vergrootglas; ge ziet nu 't nut wel in van 't slapen van de paardebloem en ge begrypt, dat, zonder die merkwaardige slaap bij regen en wind, de heele mooie bestuivingsmekaniek van weinig waarde zou zyn. Evenwel, er is een maar. Ik heb de vorige week al gezegd (al blijven de gevallen waar schijnlijk zeldzaam) dateenmachienerie in de natuur heel mooi kan zijn en toch volkomen nutteloos. Zoo is 't bij de paardebloem ook. Zijn stuifmeel is onbruikbaar, het ontkiemt nog wel eens op den stempel maar 't dringt niet ver in de stijl, en in 't geheel niet in 't vrucht beginsel door. De paardebloem heeft alle inrichtingen,die een volmaakt ekruisbestui ving doen ouderstellen, de werking evenwel vol brengt de plant niet meer; 't is een machine die blijft werken, nadat een deel van 't ma teriaal verloren is gegaan; een molen die draait, maar niet maalt doordat de molensteenen uitgesleten zijn. Nu kon 't zijn dat de plant zich behelpt en zich uitsluitend in stand hield, door 't uitzenden van onderaardsche stengels, door knollen of iets der gelijks. Dat is niet 't geval gebleken; er wordt wel degelyk ook zaad gevormd, en 't is niet loos, wel degelijk kiemkrachtig. Zoo gaat 't ook bij nog enkel andere planten. Dit nieuwe raadsel heeft de natuur pas onlangs opgegeven en de oplossing is niet gemakkelijk. 't Kan haast niet anders, of by de paarde bloem moet 't zelfde geheimzinnig iets ge beuren, als bij bladluizen en enkele andere kleine dieren; een proces,dat voorloopig al een naam heeft gekregen, 't heet maagdelijke voortplanting of parthenogenesis. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl