De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 12 mei pagina 8

12 mei 1907 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1559 royaliteit en scheutigheid van het Zweedsche Volk n wel wat al te zonnigen blik. De priester behandelt de Grieksche geschie denis en de mythologie slechts ter loops, wanneer een bouwwerk of beeld hem daartoe aanleiding geeft. De predikant geeft na en dan een heel brok historie. Ujj haalt daarbij zelfs stukken aan uit officiëele tractaten, geeft den geheelen loop (bijzonder uitgebreid) van het ontstaan der Noorsch-Zweedsche Unie en de ontbinding daarvan in 1905. Hy,de steunpilaar en vereerder yan den troon en van het door God geschon ken koningschap, keurt de rol door Noor wegen bij de scheiding gespeeld, ten hoogste af. Hij bejammert het feit. HU toont diep medelijden met den ouden koning Oscar die 't toch zoo goed meende met zyn Noorsche onderdanen. Hij haalt redevoeringen van hem aan en neemt die in haar geheel over (in vertalingen van F. Smit Kleine). Deze gansche geschiedenis, op zich zelf zeer gewichtig, behoort toch eigenlijk in een boek met Belsherinneringen niet thuis, althans niet zóó uitgebreid dat er 78 bladzyden door in beslag worden genomen. Naar aanleiding van de scheiding is Dr. Gunning slecht te spreken over het Noorsche volk. Dat volk (mjj en zooveel anderen zoo innig sympathiek) vindt hij pedant, onbeleefd, grof, zonder zin voor kunst, mét gebrek aaa smaak. De Noren zijn boeren: men ontmoet er een kort afscheid, een koelheid, een schrielheid, die merkwaardig afsteken by de Zweedsche royale, beminne lijke gastvrijheid." Ik voor my wil met deze uiting niet gaarne mijn instemming betuigen. De ondervinding door schrijver dezes van de Noren opgedaan op zijne talrjjke tochten door Noorwegen, van Zuid naar Noord, van West naar Oost, is zoo geheel anders. Hartelijkheid, royaliteit, voorkomend heid, onbaatzuchtigheid werden dikwijls op zóó roerende en merkwaardige wijze onder vonden, dat 't volkskarakter in korten tijd al zér veranderd zou moeten wezen, wan neer Dr. Gunning's schets van der Noren aard met de werkelijkheid strookte. Over kerkelijke toestanden in Griekenland schrijft onze B. K. priester een enkele maal, op bescheiden wijze, wanneer de aanwezigheid van een B. K. kerkje, een in de eenzaamheid wonende geestelijke hem er als van zelf op brengt. De aanleiding biedt zich niet dikwijls aan veel katholieken vindt men in Griekenland niet. De gemeenten zijn klein, zér klein. Het Katholicisme is in Hellas, helaas l zo 3 goed als uitgestorven. Op het vasteland worden slechts zeven Koomscbe kerkjes gevonden." De leden leven in de verstrooiing en wanneer onze reiziger aan kerk of pastorie aanklopt, moet hij dikwijls meteen niet thuis," een op reis" (apefuge; eigenlijk: hij is op den loop) onverrichter zake tot zjjn begrijpelijk leedwezen terugkeeren. Als hij een geestelijke ontmoet, dan krijgt men den indruk van de kerk in de verdrukking", althans van afwezigheid van bloei, ja zelfs van gemis van datgene men onontbeerlijk zou achten. Dan is 't in het noorden voor onzen predi kant anders gesteld. Als regel kan men gerust aannemen dat een Zweedsche kyrkoherde" (kerkherder) het, wat 't geldelijke betreft, heel wat royaler heeft dan een Hollandsehe predikant." En Dr. Gunning kan het weten. Langer dan zijn zoo kort verblijf in Noorwegen, dat slechts een doortrekken was, duurde zijn oponthoud in Zweden. Gezellig was zijn logies bij n der geleerdste en meest gastvrije predikanten van Zweden, den heer Dr. JohannesBlomquist, honoris causa theologiaedoctor van de Universiteit te Upsala en kyrkoherde in Vestra-Tunhem." Het deed hem de kerke lijke toestanden in Zweden goed kennen. Hy wijdt dan ook aan die toestanden een groot aantal bladzijden, die voor den kerkhistoricus ongetwijfeld van groot belang zijn, maar waarvan men zou kunnen vragen of ze voor den lezer van een reisbeschrijving niet wat al te veel in bijzonderheden afdalen, die dan bovendien nog in verklarende noten worden uitgebreid. Welk een verschil tusschen de armzalige omgeving van den Griek, den B. K. pastoor van Nauplia met zijn aanvankelijk zelfs niet vindbaar kerkje (frankiki ecclesia), voor nauwlyks vijftig menschen ruimte biedend en de omgeving van den Zweedschen predikant, die er een kantoor, een studeerkamer en een Heilige der Heilige" op na ho'idt, die zyn salon met allerlei sofa's, een mooie vleugel piano en andere kleine meubelstukken recht gezellig maakt." De Zweedsche dominé, by wien onze Hollandsche predikant zijn intrek neemt, houdt paarden en rijtuigen, een koet sier, die Magnus heet, een opzichter over zyn praestegard," beide in afzonderlijke huizen op 't erf wonende. Hij behoeft niet als de arme pastoor van Nauplia, een beroep te doen -op het weldadig Europa" om een altaarkleed te ontvangen in plaats van het armzalig versleten kleed, dat in zyn schamel kerkje van diepe armoede getuigt. De reiziger in Griekenland geeft ons in enkele trekken zijne opmerkingen over de viering van het Paaschfeest in het zuiden volgens den ritus der Grieksche Kerk, met de daarbij gebruikelijke vroolijke uitingen, het blijde gezang, waarvan hem 't refrein bijzonder treft: Christos anesti," Christus is verrezen." De blijde Paaschtyd wordt bij 't Helleensche volk in kerk en spel her dacht: 't is voor mij een bewijs dat de hoofdwaarheden van het Christendom nog diep in den bodem dezer harten zijn gegrift. Het geeft hoop dat het goede volk eenmaal tot di oude Moederkerk, waarvan het zoo snood vervreemd werd, zal terugkeeren." De Hollandsche predikant zal u eens een Pinksterdienst in al zyn onderdeelen gaan beschrijven, gelijk hy dien in 't vriendelijk Tunhem heeft meegevierd." Vergeleken met de sobere beschrijving van den katholiek in enkele regels, neemt de protestantsche uitweiding een wel wat onbescheiden plaats in (23 bladzyden). Maar laat ons niet vergeten, dat de reisherinneringen uit Zweden alleen te boek gesteld schijnen te zyn voor goede gereformeerden" gelyk de lezers (of eigenlijk toehoorders) worden aangesproken, voor wie al de herinneringen aan het Katholicisme, die zich nog in de Zweedsche godsdienst viering openbaren, een weinig vreemd in de ooren moeten klinken." En evenals zelfs aan Dr. Gunning de preek in de Zweedsche kerk wel eenste gerekt scheen, en hem, bet eerste gedeelte der Hoogmis tamelijk lang was uitgevallen" en hy snakte naar een warm woord uit het hart des voorgangers", zoo zal ook de lezer van zyne reisherinneringen, na de lange uitwei dingen over., den staatkundigen en kerkelijken toestand, den predikant gaarne volgen, waar hy' in een volgend hoofdstuk (of lezing) de philanthropie in Zweden schetst en daaraan warme woorden wijdt. (Slot volgt). Dr. N. J. SIKOELS. Portretlen-teDtoonstelliDE te Rotterilai. n. Tot de belangrijker portretten behoorden: Matthy's Maris zelfportret; de Vincent van Goghs: Het zelfportret uit '88 voor den ezel, het meisjesportret, het portret van den sur veillant; het portret van Isaac Israëls; prof. Goudsmit door Jozef Israëls etc.; een portret door Meiners; Aaltje de Vries door Neuhuys; de studie Casals door Toorop; Floris Verster; Tholens kinderportret en zelfportret. O ver de portretten door Veth en door Haverman zal ik afzonderlijk schrijven. Het s'udie-achtige portret door W. de Zwart van v. d. W., een meisje, een kind behoorde tot de opmerkenswaarde. Van Vaarzon Morel miste ik het beter portret; van Hart Nibbrig is me bekend dat hij belangrijker schilderde. Het zelfportret door M. Maris is uit 1860. De schilder is in 1839 geboren. Hij was dus 21 jaar oud. Het bewonderenswaardste van deze kop (% rechts) die op het schilderij niet heelemaal gezien wordt, is zooals het oog ligt in de vlakte van het gezicht en zooals dat oog ziet: het leeft vol schoone hoog hartigheid. De schildering is van een een voudige diepte zooals die voorkomt bij bizonder begaafden, bij wien uitvoering en kunnen harmonisch zich voegen. De portretten van Vincent van Gogh zijn anders. In het zelf portret is het element van den Hartstocht het krachtigst. De Wilde Schilder, de schok kend ontroerde, is verduidelijkt. In het meisje zittend in de stoel zijn de beste gedeelten en deze zijn zeer goed het gezicht, het haar, het lintje zoo eenvoudig daarin; het is te betreuren dat de handen in het geheel niet harmonischer liggen; in deze is de vorm te onverantwoord. De kleur is teer klaar. In het portret van den Surveillant is de kop goed, de achtergrond helder alleen het jasje met de donkere evenwijdige strepen heeft dat eigenaardige kenmerk van de rusteloosheid, het stroomende in de lijn, dat bij Vincent stellig teeken van een be paalde periode is. leaac laraëls portret is vaster van bouw dan gewoonlijk; als altijd is de kleurharmonie zuiver; tevens wierd de kameratmospbeer op ruime wy'ze aangeduid. Een schoone kleur combinatie waren de violen, de bruine das, en het gryzige der jas. Jozef Israëls was hier niet vertegenwoordigd zooals 't paste. Op het damesportret uit 48 was het medailonnetje opmerkelijk de betere dingen waren hier het portret van professor Goudsmit (niet zoo zeer schoon van kleur als vroolyk van leven) een joodsche, spreek-rèee, joligheid in den open mond. Het portret van den heer Zeldenrust, een aanzet, had het merkwaardige van zy'ne levende, vlottende bruinen. De twee portretten van de Josselin de Jong; No. 28 en No. 29, waren zwak; be langrijker was het derde No. 30, dat van mr. A. Vaillant, een man zittend, lezend, bij een bureau. Terwijl in de NOS. 28 en 29 de vleeschpartyen noch fijn noch schoon waren, noch de bouw noch de typeering belangryk was in 30 deze laatste beter; het bureau geschilderd als een onderdeel in de compo sitie, toch rechtmatig van belang gebleven. Het portret van prof. Van Bemmelen dat ik meen op Arti gezien te hebben (het is door Kamerlingh Onnes geschilderd) is veel beter hoewel voor sommigen licht te glazig van kleuren, dan de wat leege portretten vol apparat van de twee oude dames. Van Looy's portret van den jongen Jozef Thy'm heeft eenige verwantschap als houw met sommige Havermans- en doet Spaansche figuren tevens herdenken; het zoogenaamde kinderportret door Van der Maarel hoorde hier niet. Niet zoozeer omdat het een genre-stuk is maar omdat schildering noch bou w eenige belang rijkheid bracht in het'groote vlak dat de schilderij was. Het meest mij interesseerende portret van Jacob Maris was niet het grootere, gemakkelijk eenvoudiger van kleur zijnde werk van hoe weinig psychologie! meer leek me te zijn het kleine portretje van mevrouw Maris met het bloemetje, en 'tlandschap erachter(No.40). Het portretje door Meiners van mevrouw P. had de kalme bekoring van een argeloosheid het grootere van zijn broer, hoewel uit wat houterig" geschilderd, was van een op te merken eenvoud. Albert Neuhuys had hier twee kleine portretjes van dea heer en mevr. B.; het portretje van Aaltje de Vries (uit 1873). Vooral het laatste een klein kindje in een grijs kleedje, de armen bloot, met rooie koralen om, is een aangenaam schilderijtje wy'l het den leeftijd typeerde, met diens onhandige toch scherpe vinnigheid. Tholens kinderportret uit 1892 prees ik een andere maal. Hierin is niet de rappe vinnigheid van het kind meer een zachtzinnige vin nigheid. Het groote por.ret van den schil der zelf, een studie van de omgeving bosch en zon, op een witte kleur van jasje, had een eenvoudige ruimte in de com positie. Toorop Casals (als studie) cello spe lend heelt naast de niet kleine obseratie te veel slordigheden in den fond. Door een tentoonstelling in andere plaatsen was hij waarschijnlijk hier eer met genrestukken, dan noodig is. Van Vaarzon Morel ken ik een meisje in een witte jurk ? dat beter is dan wat ze hier hingen. Floris Verster's studieportret van z'n vader uit 1902 is als impres sionistische studie vooral belangrijk door de hooge, schoone kleur waarmee de wang ge schilderd is. PLASSCHAERT. Pnlcnri, Groep VI. Leden. Tholen exposeert deze keer 12 etsen. De NOS. l, 7, 9 zyn van pi.m. 1885 ; de NOS. 3, 4, 5, 6, 8, 10, 12 uit 1905 of 1906. Ze zyn gekenmerkt door zijn teeken-begaafdheid; de latere zijn van een wijder factuur dan die welke hy op ongeveer 24 jarigen leeftijd maakte. Tot de beste behooren : No. l Molen (pi.m. '85) waarvan het bekorende ia het kruis van De molen, staande zwart tegenover het yle van het andere op het blad: Doesburg in de verte, van voren was sneeuw etc.; No. 5 Wilgen (pi m. '05) waar van hier een afdruk is die in den rechter hoek wat donker werd. Dit is ook het geval met No, 6 Heli ken (uit '05 ongeveer). Met de groote Zuiderzee is de Kaag een kleine etsje uit '05 het compleetst, en het overtreft de Zuiderzee in innerlijkheid Het is een dorpje met een paar schepen, met een fijne hand ruim en zin-vol geteekend, No. 10 de schuinse boomen heeft niettegenstaande of liever naast de zuiverheid van de geteekende boomen, het verl:chte fond, de fout dat niet genoeg uitgedrukt is de vastheid waarmee de boorn vergroeid is aan de grond. De Zuiderzee (uit '06) is een groote en een der belangrijke etsen. ?. ' De behandeling van het water en de zu'vere observatie van de zeilende schepen geeft aanlei ding te wenschen dat er van deze soort van etun eens een gansche serie door Tholen mocht gemaakt worden: een boek van schepen er zyn toch nog een aantal vormen zeilende die langzamerhand uitsterven: zooals heng sten" etc.... Wysmuller's twee schilderijtjes van '77 en '76, het portretje en Aan het Y behooren tot de meest verzorgde van zijn groep. Wenckebach's werk is te veel tu^schenbeide: het is noch decor E och schilderij. Er is een neiging om het schilderij, het landschap groot te zien maar de inhoud' de persoonlijkheid" i* niet groot genoeg. Van de anderen geef c alleen H. de Rouville aanleiding tot de volgende opmerkingen : Alles wat hij maakt (er zijn tevens vele invloeden in dit werk te bespeuren) wyst op een maker die een zekere distinctie be reiken wil buiten het gewoue Hollandsehe landschap om maar die te weinig macht van schilderen en te weinig volheid bezit van gedachte dan dat hy deze laatste op belangrijke wy'ze zou uiten. Het werk is te los, veel te ks, hoewel het gamma niet onge distingeerd is. De overigen: Gorter, Gruppé, de Haas Hemken, Horrix, Mondt, Weiland en Wolbers gaan door met wat ze maakten. Ze zijn het gewone, doodgewone, veel, en altijd meer voorkomende Hollandsche impressio nistische landschap waarvan een echoone schrikklijkheid ons ns verlosse. P.LASSCIIAEKT. een echt of onecht StocMe van Jan yan OlflentaeYelt". Over het echte" stokje, dat den ongelukkigen Vaeder van het Land" tot stut en steun diende bij het bestijgen van het scha vot, is een zware strijd gestreden door de Heeren Slerck en Ctoockewit, de verdienste lijke secretarissen respectievelijk van het Vondel-Museum en van de Vereeniging Flehité. Beide Heeren beweren, ieder op zijne beurt, dat hun museum de gelukkige bezitter is. De pennestrijd over deze quaestie, welke, bij gebrek vaa een afdoenend bewijs voor de authenticiteit van een der beide stokjes, wel nooit tot klaarheid zal komen, is in goede handen. De verslagen door ge noemde Heeren in hun Jaarverslag uitge bracht, bewijzen dat zy,elkander staan. Wij zullen ons derhalve niet in het strijdperk wagen, maar alleen als curiosum mede ieelen, dat in het huisarchief van de jonkheeren van Sasse van IJsselt te Boxmeer ook een stokske van den Ouden Barnevelt" berust, dat wy als Der Dritte im Bunde kunnen begroeten. In 1830 schonk de Utrechtsche pastoor Noots, zoon van Willem en Anna Buijvoets, aan Jhr. Leopold Frans Jan Jacob van Sasse van IJsselt eene zeldzaamheid uit de 15e eeuw, afkomstig uit het kabinet van den Ouden Barnevelt, zijnde een spaansche rotting waarin een degen met dit opschrift van beider zijden: pro Deo et religione vera 1416". Het stockske" is van bamboes of riet, geel van kleur, met zware koperen punt van onderen en met dito handkruk van boven. Daar Vondel reeds spreekt van dien ouden stock", zoo mag op het Boxmeersche stokje wel toegepast worden t ei faciunt collegium. BEENABD J. M. DE BONT. D.DEBIÈVREBIESAART ACHTEE ST. PIETEE 18 -:- -:- Utreclit -:- -:MAGAZIJN VAN COMPLETE ME BELEEBINQ EN STOFFEEBINQ = VERHUIZINGEN, TBANSPOBTEN. SPECIALE AFDEELINQ ASTIQUI TEITEN EN KUNSTVOOBWEBPEN DIRIY5CHMBEL CÓCOH [ OP KOPER EN ZINfS. GtB°W?FELIX MERITIS" K.EIZER5GRACHT32<r TEL.2ÖO7 Kunsthandel KRÜOER &C1E. 37" Noordeinde. 's-Gravenhage. Permanente Tentoonstelling v: Schilderijen en Aquarellen. J.'J.BIHSING. Kunsthandel» '8-GRAVENHA.OE, Molenstraat 65,65* a 67. Moderne. Schilderijen, Aquarellen en Bravurei. Magazijn Oud-Holland Datnrak 75, Amsterdam. Directie^J?._C. PAERELS. Imitatie- en Antiek Kunstsnijwerk, Koper- en Ziluerwerk, Porselein, Glas, Tin, Oude Perzische' Tapijten enz. enz. ATELIEB VOOB HET VEBVAABDIGEN VA .V OUD-HOLLANDSCH SNIJWEBK. TELEFOON 7261. N. V. Arnhemsehe Steendrukkerij en Etikettenfabriek, vjh KLUPPELL & EBELING, Arnhem. e adres voor J J. O. Plein 99<*i -i- -t- -t- H- H- 's-Cfravenhage. Moderne Schilderijen, Aquarellen enz 25 APRIL,?15 MEI TENTOONSTELLING VAN ETSEN, KLEÜR-ETSEN EN LITHO'S VAN + + + + + + + + BÉJOT CHAHINE, DAUCHEZ, HELLEU, LE HEUTRE, LEPERE, PAILLARD EN STEINEN + + IN DEN - - KUNSTHANDEL - WED. G, DORENS & ZN. TOEGANTG VRIJ. - EO K IN 56. AT?LJ?RSS2*D?CORATI?V -:- Ontwerpen en uitvoering van -:- PLAFOND- EN WANDBESCHILQERING KUNSTNAALDWERK Ontwerpen, begonnen patronen en -:- ?:- uitgevoerd werk za. -:- -:Japonversieringen - Kinderkapjes -Kinderkleeding -Damestaschjes- Tafelkleeden - Theewarmers - - Kussens - - Dekservetten ENZ. ENZ. ENZ. BATIKS V AH HEIH MERCKEHS. ONTWERPEN EN TEE KENINGEN - op het gebied van Kunstnijverheid Js. VAM O1NKEL = ZEIST , /ABRIKANT VAN KUNST-KOPKRWERKEN IN OUD-HOLLAND8CHB MODERNE- EN ANDERE BTLTUEBT NIEUWE SPIEGELSTRAAT 32, AMSTERDAM. Tentoonstelling van werken door JAN TOOROP. Geëxposeerd worden: Schilderyen, nog nooit tentoongestelde teekeningen, schetsen, boekversieringen (voor ?wer ken Vondel) en Etsen. Voorts beeldhouwwerk van: I. MENDES DA COSTA. Opening Maandag 13 Mei. Geopend op werkdagen van 9?6 uur, Zondags van i%?4.% uur. RUDOLF ELION & Co. WONING-INRICHTINGEN SPUISTRAAT. 76 DAMRAK. AMSTERDAM

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl