De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 19 mei pagina 5

19 mei 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

N o. 1560 DE AMSTERDAMMER' WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. VOOÏ( DAMES, Mag ik u voorstellen myn vriendin. freule X". Het klonk heel tactvol van de oudere dame, dat wegnemen van den last der dienstbaar heid van de schouders van haar gezellin, door dat beminnelijk woordje my'n vrien din", maar de wereld liet zich niet bedriegen, zy' wist zeer wel, dat freule X die met de ryke mevrouw Y reisde, afhankelijk was van de dame. die haar reis betaalde, haar een bescheiden kleedgeld schonk en eenige afleg gertjes en in ruil verlangde een voortdurend opgewekt humeur, stipte volgzaamheid, ge duld voor al haar nukken en een onbeperkte beschikking over de vry'heid van hare vriendin". Nog erger dan de hofnar, die het voorrecht had in zijn overmoed den vorsten de waarheid te zeggen, is de gezelschapsdame verplicht tot eeuwigen lach en zwijgend verdragen. Nog erger dan de clown, die als hij het tooneel verlaat, zijn eigen meester is, zijn eigen leven leeft, is de gezelschapsdame uit verkoren tot het altijd samen-zijn met de lieve vriendin, die de teleurstellingen bij haar soirees, het afnemen harer veroveringen, wreekt op hare gezellin, wanneer zij samen zy'n, buiten de schitterenden kring, waar de geest van de vriendin als lokmiddel dient voor gasten. Gezelschapsdame. Is er erger slavernij denkbaar onder het beminnelijk masker der vriendschap ? Freule X meende dat arbeid, geldverdienen als huishoudster of op een kantoor, als kin dermeisje of winkeljufironw vernederend was en zij verkoos de halve positie van gezelschaps dame. Zij plaatste een advertentie van een beschaafde dame" bekend met moderne talen en muziek, zoekt een betrekking als gezelschapsdame of reisgezelschap. En zij vond het een buitenkansje, dat zij trof een reizende dame, een beetje doof, een beetje hulpbe hoevend, maar ... het reizen zou alles goed maken, en vele benijdden haar. En reeds na een jaar was zij haas vriendinschap moede maar miste de energie zich vrij te maken, al drukte het juk der afhanke lijkheid zwaar. Zij voelde wel dat de huwelijkscandidaten buiten de grenzen van haar land evenmin van rozegeur en maneschijn konden leven als haar aanbidders in haar geboortestad en dat zij haar levenlang ge doemd zou blijven asschepoester te spelen, zonder dat de prins uit het sprookje haar zou komen verlossen, en zonder dat zij den moed zou hebben zelf den band der vriend schap" te verbreken. De kamenier van mevrouw bad haar vrije uitgaansdagen, zij beklaagde zich als h.aar in vermeende rechten werd te kort gedaan; de vriendin moest danken vo >r elk haar toege meten genoegen, zy' had geen condities, daar voor stond zy te hoog. En daarom kon me vrouw beslag op haar leggen, wanneer zy' verkoos, daarom was er voor haar geen vacantie of Zondag, daarom gingen voor haar de feestdagen even eentonig. voorby als de werkdagen, zónder inspanning, zonder arbeid, in verveling, onder den loomen druk der afhankelijkheid. Is er een leugenachtiger, halver, geestdoodender betrekking dan gezelschapsdame ? En toch leest men dagelijks in de couranten aanbiedingen van beschaafde dames, die haar beetje halve kennis en ontwikkeling op deze wy'ze productief zien te maken, die alle ware fierheid uit valsch begrepen trots verlooche nen om een gemakkelijk, iets-schijnend baantje aan te nemen, de toevlucht van luien en zwakken. Met een beetje tact meenen zij het wel te kunnen klaarspelen, om te laat te ontdekken dat er voor dit soort betrek king meer wordt vereischt dan tact alleen. En wie het't slechtst treffen, zy'n er menig maal beter aan toe, dan de zoogenaamd veel benijde betrekkingen bij algemeen bekende allerliefste dames, die met beschermende zachtheid haar vriendin voor de wereld hoog houden en zoo gevaarlijk ongemerkt haar exploiteeren. De vriendschap maakt de wei gering van eiken dienst onmogelijk en handig werd party'getrokken Van de halve verhouding, waarbij niets geëischt wordt, waar alles wederzydsche wel willend aeid is, en de slavin kan niet tegen haar tyran opstaan, zonder de openbare meening tegen zich ia 't harnas te jagen. Wie zou gelooven aan eenige hardUIT DE NATUUR. Naar CaliforniëII. Ruim twee jaar geleden heb ik hier het boek besproken waarin professor H ugo de Vries zijn eerste reis naar Californiëheeft beschreven. Nu zendt mij de redactie het bovengenoemde werk, dat de nieuwe reis herinneringen bevat. Wat 't eerste werk van 1Ü04 kenmerkte, geldt ook voor dit van 1907. 't Doel van van de reis is weer lesgeven, business, eervolle wetenschappelijke, hoogstaande, maar toch business, daaraan knoopt de schrijver uit stapjes vast en wat hij daarbij ziet en hoort, vertelt hij in goede, eenvoudige taal zoo, dat ieder natuurvriend er in opgaat en op som mige oogenblikken zich verbeeldt, mee op excursie te zijn. Het geheim van deze kunst, zoo moeilijk voor iemand, die veel meer weet dan hij vertellen mag, verklapt de auteur zelf in zijn voorbericht; hij heeft zijn schetsen geschreven den dag na den tocht. De fris;hheid van de voorstelling en het voet bij stuk houden zijn grootendeels daaraan toe te schrijven. Dat ieder deel een geheel is en een blijvenden indruk maakt, ligt dunkt mij aan iets anders Zonder merkbaren opzet legt de schrijver overal een lokale kleur op. Zweift hij b.v. in de moerassen van Noord-Carolina daa voelt pok gy' den vochtig warmen grond onder de voeten en dampige lauwe lucht om u heen. Ik heb 't opstel over de versteende bosschen van Arizona tweemaal achter elkaar door gelezen; den tweeden keer kwam ik opnieuw onder de bekoring van die allereenvoudigst e beschrijving; voor de derde maal ben ik gaan bladeren, om te zoeken naar de litteraire oorzaak var mijn belangstelling; die kon niet alleen liggen in de voor mij interessante natuurhistorische feiten; ook de vorm moest 't zijne toe hebben bijgedragen. En, als ik mij niet zelf misleidt zyn 't vooral de enkele precieee opgaven, welke plastiek aan 't hoofd heid by de vrouw met de fluweelige tong, die voor de geheele wereld steeds zoo voor komend zich toont. En toch ly'dt haar slacht offer onder haar liefheid zwaarder dan onder de scherpste vijandschap. Maar zy voelt zich langzamerhand machteloos tot elk verzet, tot handhaving van haar persoonlijke vrijheid. Haar vriendin heeft in haar liefheid iets van de kracht, waarmee de slang zijn prooi biologeert. Wellicht is er overdryving in deze verge lijking, een feit blijft het, dat gezelschapsdame behoort tot de ondankbaarste, vernederendste, meest benijde, en minst te benijden betrek kingen. Een meisje, dat eenig gevoel van eigen waarde heeft, moest den nederigsten arbeid verkiezen boven het luie leventje van de demoiselle de compagnie", die in de vreemdelingenbladen, beurtelings als gouvernante" of service' hare individualiteit verliest, als aanhangsel van de vriendin" die de rek eningen voor haar betaalt. Dat weten zoowel de Ober als het kamer meisje, de portier, zoo goed als het liftjongentje. Allen buigen voor haar en denken in stilte, als zy de wenschen van haar v/iendin" komt overbrengen: Gelukkig, dat ik niet in haar plaats ben." En zelf verlangt zij wei eens te ruilen met de naaister, die haar vriendin" komt passen of het loopmeisje, dat een nieuwen hoed thuisbezorgt, maar dat zou zijn in strijd met haar stand en haar opvoeding. Zij is nu eenmaal verwend door het leven van verfijning, dat zij in valsche verhouding mag genieten. Zij kan niet meer buiten tea's en rijtuigen en bediening. En zij suggereert zichzelve dat zij het goed heeft, om telkens weer in stilte de vuisten te ballen na een nieuwe vernederende behandeling. Als zij maar durfde. Maar ... zij durft niet. Dat is het ongeluk van al de meisjei en vrouwen, die in weelde grootgebracht, met halve kennis uitgerust, plotseling worden geroepen in den strijd om het bestaan. Zij durven niet zekere vooroordeelen over winnen, zij durven niet het vol Ie Ie ven open aanzien, zij nemen een afwachtende houding, zy beproeven het als gezelschapsdame, reis gezelschap, hulp voor lichte huiselijke bezig heden uit vrees voor een werkkring, die van haar zal eischen inspanning, die haar zal ontrieven van weelde en gemak, uit gebrek aan zelfvertrouwen, en last not least, om te voldoen aan den schijn Zij willen per se beschaafde dame'' blijven, al koste het dan ook hare eigenwaarde en hare vrijheid. Er zyn Amerikaansche meisjes, die zich verhuien als dienstbode, om haar studie te betalen. Er is hier wel eenigen tijd sprake geweest van dames dienstboden, maar inrui men kring heeft men niet ervan gehoord, het scheen hier niet op te gaan. Er werd mee gespot, maar niemand byna die verdedigde dat de rol van dienstbode verre verkieslijk was boven die van gezelschapsdame. De dienstbode heeft haar rechten, haar keuken, haar salaris waarmede is uit te komen. Zy' behoeft njét toilet te maken, zij weet welk werk van haar wordt gevraagd, zij stelt haar vrije dagen en avonden vast. Maar de arme gezelschapsdame moet de honneurs vervullen als huisvrouw, de con versatie leiden en op den achtergrond blij ven, zij moet in zich vereenigen de talenten van lectrice, secretaris, gids, kamenier, huishoudster, hofnar, boodschappenloopster, zieken verpleegster, bliksemafleider en veel meer, maar daarbij nimmer vergeten dat zij slechts is aanhangsel, dat al haar goede hoe danigheden behooren aan haar vriendin", en dat zy op zich dient te nemen al de zwakheden van deze. Zoo wil het de vriend schap en de eigenaardige verhouding van deze afhankelijkheid. Arbeid is verheffend, werkt veredelend, schenkt troost en afleiding en genezing voor elke smart. De gezelschapsdame heeft geen arbeid. Zij kent slechts lichte bezigheden, een handwerkje, theesehenken, een whistje leggen, een wandeling, een boek, een komedie, een concert en tot afwisseling de grillen van haar vriendin, of wat piano tokkelen, of een ver velende visite. Haar meesteres kan niet een beminnelijk persoon zijn, want dan zocht zij het niet bij gehuurde vreemden. Dan vond zij een thuis bij familie en vrienden. Er moet altijd iets niet haperen. De dame heeft een stuk geven, maar ook die herhaalde verge lijkingen met bekende verschijnselen in ons eigen land. k zie der schrijver daar ginds zijn zakboek volKrabbelen, de zwarte vulpen glinsterend bij 't trillend voortschuiven in de barre zon; zijn gedachten vliegen over en weer met electrische snelheid van Amsterdam en zijn hortus naar 't nieuwe land daar voor hem. Even opkijken: Hoe groot is hier 't versteende bosch? Nu, 't zal zoo ongeveer de oppervlakte van Amsterdam zijn. Ook in onze Hollandsche duinen heb ik bedolven boomsiammen gezien; die lagen niet zoo; neen, geen westewind heeft hier de richting bepaald; hier liggen ze kris kras dooreen Bij ons ziet men de stompen rechtop staan, de boomen zijn indertijd afgebroken ; hier (daarmee be doelt de schrijver altijd Ameriki) ligt de heele boom ontworteld. En dat beelden-wekken bij anderen met behulp van de eigen herinnering van den lezer geeft dezen een bepaald aangenaam ver trouwen in zijn eigen kunst van volgen en begrijpen ; ook dat maakt deze reisbeschrij vingen eenig in hun soort. Daarbij komt, dat de beschrijving van 't land, zijn bewoners en zijn formatie en vooral van zijn planten telkens wordt afgebroken door een kalm redeneeren over oorzaken en gevolgen, zoo kalm dat ge u verbeeldt, ,den schrijver, 't oog gericht op't bewijsmateriaal, zachtjes half binnensmonds te hooren pralen om 't zichzelf duidelijk te maken ; maar zoo diep, zoo logisch en zoo diep dringt nu en dan zijn geest door In 't verband der wereld gebeurtenissen van thans en vóór honderd duizend jaren, dat ge soms even, heel even, met een lichten schok bemerkt dat ge niet met den eerste den besten causeur te doen hebt, en een denkreus zich ontzagwekkend voor u opricht, de dichter der Fangenen, de scherpzinnige doorvorscher der geheimen van Osmose, Variatie en Mutatie. Neen, 't is geen boek voor iemand, die geen pinksterbloem van wilde kervel kan onder scheiden, en schuw wordt door delatijnsche onaangenaam humeur of zij heeft lichaams gebreken. In dat laatste geval moest zij liever een verpleegster nemen. Als secretares of verpleegster behoeft men de slechtgehumeurde, wantrouwige en jaloersche vrouw slechts een deel van den dag te dienen, heeft een afgebakend veld van werkzaamheden, een vast salaris en een eigen wil; als gezelschapsdame mist men dat alles, men sleept een doelloos bestaan voort, zonder zelfs de voldoening te smaken nuttig en noodig te zijn. Toch zal de liefhebberij voor dit soort betrekkingen nog wel blijven bestaan, zoo lang niet alle vrouwen worden opgevoed in het begrip dat een ernstig levensdoel op den duur alleen .geluk kan geven, zoolang deze maatschappij voortgaat op den gevaarlijken weg van weelde en schijn, waarop wij zijn verdwaald en alle vooroordeelen omtrent den aard van den arbeid nog niet zyn overwonnen. Men ma^ niet verwachten, dat de Nederlandsche vrouwen spoedig zullen aanpakken als de Amerikaansche, maa--toe h al ontbreekt haar de frissche energie van het Angelsak sisch ras, zij kunnen allicht op eenig ar beidsveld nog te veel uitrichten om onder te gaan, als gez Ischapsdame. Haar talenkennis is in het buitenlandeen aanbeveling en kan haar daar allicht voorthelpen, als zij niet vergeten, dat het dame schap niet zit in enkel uiterlijkheden van rang en stand en kleedini. Maar ook in eigen land is er wel iets beters te vinden dan gezelschapsdame, voor wie niet gestudeerd heeft, mits men zich niet blijve bepalen tot n kring. Ik hoorde dezer dagen nog van een jonge dame, die zich op eigen initiatief had inge werkt in Indische kunstnijverheid en nu een een voortreffelijke plaats bekleedde en een gezochte deskundige was geworden. En zoo zijn er nog vele takken van nijver heid, waar de vrouw passend werk kan vinden, als zij niet te bekrompen blijft hangen aan overlevering en zich verder flink op de hoogte stelt. Men weet het Bureau van Vrouwenar beid is een uitnemend bureau voor inlich tingen. Voor gezelschapsdame zal men daar wel geen bemiddeling kunnen krijgen want deze betrekking is van de vrouw een zedelijke begrafenis, en wie 't met zijn zuster, zijn nichtje, vriendin of goede kennis goed meent, rade haar, liever de trappen te boenen, dan zichzelf te veroordeelen tot deze slavernij. MAY. Dr. EM. LAOBENT, Verdorven jeugd. De misdaad en de ondeugd op de schoolbanken. Craft & Co. Amsterdam. Prijs ? 1.25. De vaderen hebben onrijpe druiven gegeten en de tanden der kinderen zijn verstompt," leest men in den by'bel. De invloed van de nerveuse en alcoholische, syphilitische en tuberculense etfely'kheid laat in het ras zijn pporen achter. Tal van kinderen zijn het product van een vroeger-ïtoillieu. 2$ nebben zenuwen, belast door tal van vergiftigingen, alcoholische, tuberculeuse en syphilistische. Het is een niet te weerspreken feit, in zekeren zin zelfs een axioma. Het kind, dat ontstaat uit nerveusen, alcoholischen, syphilitische of tuberculeuse ouders, wordt ontegenzeggelijk in een staat van défectie geboren. Zijn psychisch weer standsvermogen is verzwakt, zijn ziel is als het ware een toebereidde akker, waarin de ondeugden, welke het verbergt, welig wortel zullen schieten. In veel gevallen zal de opvoeding, ten minste uit een moreel oogpunt, veel in dezen toestand kunnen verbeteren en het kind kunnen tegenhouden op het hellend vlak, waarheen zijn slechte neigingen onder de erfelijke belasting hem voeren. Hij heeft een strenge opvoeding nooiig want bij hem staan de inpulsieve driften gereed, om de boven hand te krijgen. Er zijn bijzonder moeilijke gevallen, waarin de remmiddelen bijna abso luut schipbreuk lijden. Bij het minste voorval dringt de geschokte kinderziel dieper door op den weg van ondeugd en misdaad. Nu en dan ontmoet men, doch bij uitzon dering, individuen wier ouders vrij normaal waren en op wier moraliteit hoegenaamd niets viel aan te merken, individuen, die een zeer vol doen Ie opvoeding ontvingen, en die toch. als door het noodlot gedreven, den weg namen achter de nederland^che, óók niet voor iemand die door Veluwe of Limburs; kan wandelen, zonder zich te interesseeren voor een rec'h' afgestoken kalk- of zandmuur of een fossiel in een vuursteen. Maar wie als liefhebberend natuurvriend wat aan botanie en geologie heeft gedaan, wordt in dit heerlijk wer rondgeleid, op duizend uren afstand, door een flora en fauna die hij nooit gezien heeft en waarschijnlijk nooit zien zal; en wel zóó dal hij een indi uk krijgt, die n iet zoo heel ver van de werkelijkheid afstaat. Ik heb en minste de illusie dat ik nu zoo wat de omgeving van 't Groote Zoutmeer ken, in 't groote en 't kleine; 't is me of ik aan Salt-Lake net zoo goed en gelukkig een paar dagen gebotaniseerd heb als in de Kempen, aan de Geul of in de gipsbergen van Nordhausen. Niet alleen voor den liefhebber en voor den man, die studeert om't genot zelf en om de onberekenbare waarde van de studie, is dit boek van belang. Professor de Vries is een van die gelukkige onderzoekers, wier wetenschap ook onmiddellijk voor den mensch van vandaag van nut, van algemeen erkend nut is. Botanie en cultuur zijn n voor hem. Meer dan honderd van de vierhonderd blad zijden van dit boek zijn gewijd aan een stu iie van den landbouw in de Middenstaten. Uit eigen aanschouwing beschrijft en beoordeelt de auteur den strijd, die de werkers daar voeren met de stugge aarde en 't vijandige klimaat, een strijd in 't groot, zooals bijna alles in Amerika, en waarbij de aarde en 't klimaat (en slotte moeten toegeven, over wonnen door studie en wilskracht. Nergens als in dit merkwaardige boek is 't mij zoo duidelijk geworden, dat in de toekomst 't welslagen in 't groot, bij landbouw, vee.eelt en in iustrie, voor een goed deel afhangt van 't geloof in en 't vertrouwen op de hoogere wetenschap; van de universiteiten kont 't licht, dat de eenvoudige werkers noodig heb ben en volgen moeten; anders wroeten ze vergeefs in 't duister bij vollen zonneschijn. Het boek begint meteen botanische excursie van de misdaad opgaan. Misschien is dit te wijten aan den invloed van een onbekend atavisme. Meestal echter vindt men altijd heriditaire antecedenten van misdadige of verdorven kinderen, een erfelijken last die hun nietnormaal-zijn verklaard. Telkens en telkens bewijzen de in boven genoemd werkje aangehaalde voorbeelden, de waarheid van bovenstaande. Herhaaldelijk hooren wij daar gewagen van misdadigers, die als kind reeds met den rechter kennis maakten, terwijl hun plaats niet daar, doch bij den geneesheer-psycholoog had behooren te zijn. Het werkje dat door den vertaler, wiens naam niet vermeld is, goed en vlot vertaald werd, kome in veler handen, en ontbreke niet in de boekenkast van den jurist en van hen, die door den aard hunner werkkring met misdadige jeugd in aanraking komen. Haarlem. G. A. OOTMAR. Ellen Terry's huwt lijk. Russische Ibsenvertolkster te New-York. Papieren hoe den. Geboorte van Alfonsito". De beroemde Engelsche tooneelspeelster, Ellen Terjy, wier gouden tooneel-jubileum verleden jaar luisterrijk in Engeland werd gevierd, is den 22n Maart j.l. te Pitteburg m 't huwelijk getreden mei den tweeen-dertig-jarigen tooneelspeler James Carew. L'amour est enfant de Bohème", er is een groot verschil in leeftijd tusschen Ellen Terry, die in 1848 het levenslicht begroette, en James Carew, eerste sujet, the leading man" van Ellen Terry'g tooneelgezelschap. In Januari van dit jaar, vertrok Ellen Terry met haar gezelschap naar Amerika, waar zij een tournee maakt. Miss Edith Craig, Ellen Terry's dochter, was op de hoogte van haar moeder» trouw plannen. Zij was de nige. Het jonge paar" wa? zeer geheimzinnig, hun huwelijk werd in alle stilte voltrokken. Ruchtbaarheid wilden zij er niet aan geven. Gordon Craig, Isadora Duncan's echt genoot, werd naar ik hoorde verluiden, per tel gram van zijn moeder's huwelijk verwit tigd. De heer en mevrouw James Carew, die veel succes hadden in Amerika, worden binnenkort weer te Londen verwacht, De ster van het Amerikaansch tooneel is op 't oogenblik de Russische actrice Alla Nazimo i&. Met haar vertolking van Ibsen'g Hedda Gabler, heeft zij het publiek te New York, stormenderhand veroverd. Alla Nazimova behoorde tot het tooneelgezelschap van den Russiscüen directeur-acteur Paul Orlenefl', die zijn vaderland verliet, omdat de censuur in Rusland, toegepast op de keuze van tooneelwerken, hem ondragelijk werd. Alla Nazimova, die met de gemakkelijkheid aan Russen eigen, de Engelsche taal leerde, zal waarschijnlijk in Amerika blijven, waar zij op de handen gedragen wordt, vooral om haar uitbeelding van Ibsen's heldinnen. * * * Het geïllustreerd maandschrift voor dames De Vrouw en haar Huis" uitgave van Holkema en Warendorf, dat werkelijk uitmunt in keur van artikelen over kunstnaaldwerk, hygiënische en hervormkleedinj», geeft in het Mei-nummer een alleraardigst artikeltje f oor jonge meisjes: Hoeden van papier" door Emy Snoeck. Telkens weer, treft het mij, hoe uitvoer baar de handwerken zijn, voorkomend in De Vrouw en haar Huis". De begeleidende tekst en teekeningen van handwerken en toiletartikelen, laten aan duidelijkheid niets te wenschen over. Zij, die volgens de aan wijzingen en teekeningen over hoeden van papier", geen aardig, elegant hoedje in elkaar zou weten te zetten, munt niet uit, door begrijpelijkheid en vrouwelijke handigheid! Van a?z vertelt mej. Emy Snoeck. wat men doen moet en hoe. Jonge meines kunnen zich heel gemak kelijk, zonder noemenswaardige onkosten eenige papieren zomerhoedjes fabriceeren; in een wild zwoelwarm halftropisch moeras; een dorado voor den botanicus,waar hij bekerplanten en vliegenvangertjes kan laten functioneeren ; niet evenwel op de manier als in den hortus; daar moet men zuinig zijn met elk plantje, met elk blaadje. Hoor wat een wereldberoemd professor die al meer dan vijf en twintig jaar dag aan dag de rijke serres in den hortus nakijkt en honderdmaal zijn leerlingen de wonderen van de vliegen val heeft vertoond aan een kasplant zelf ze.:t a.s hij bij zijn eerste vliegenval staat: Mijn gastheer Prof. Macfarlane, die mij van Philadelphia met den nachttrein naar Wilmington en van daar per rijtuig naar een meertje in het midden van het groote dennenbosch bracht, richtte een lunch aan op een plaats dicht bij de merkwaardige planten en liet mij, terwijl hij alles gereed maakte, vrij in het bosch rondwandelen, zoodat ik half onverwacht mijn eerste Dionaea's en Sarracenia's vond. Het is een niet te bescirijven gewaarwording. Mijn leven lang heb ik de planten in onze kassen gekweekt gezien, of zelf gekweekt en bestudeerd, en altijd heb ik ze beschouwd als soorten, waarvan het mij -vel nooit te beurt zou vallen de oorspronkelijke groeiplaatsen t-s bezoeken . . . Natuurlijk was het eerste wat ik deed, zoodra ik van de eerste gewaarding van mijn vondst wat bekomen was, de prikkelbaarheid der bladeren te onderzoeken." Ik ken dien prof. Macfarlane niet, maar ik neem in gedachte eerbiedig doch collegiaal den hoed voor hem af; hij is bepaald vroeger gewoon schoolmeester geweest. Hij manoeu vreerde met pi of. de Vries precies zooals wij onderwijzers met onze jongens op een school reis naar Hilversum doen ; wij vertellen vooraf op school van de zonnedauw, de merkwaar dige rooae vliegenvangertjes van de heide poelen; een of tw^e laten wy' bekijken en bewonderen, die staan onder een kaatstolp in een soepbord met veenmos te parelen in de zon. Dan eerst brengen wij de kinderen op den weg naar de Waschmeer, dat voor hen verbij elk luchtig zomertoiletje een papieren hoed dragen in de tint van haar japonnetjes. He; spreekt van zelf, dat oudere dames dit sierlijk, guitig modegrilletje niet aan de jeugd moeten betwisten. Alles staat goed op een jong kopje; de grootste charme en het voor recht van papieren hoeden is wel, dat zij zonder benige pretentie, de ongerepte frisc aheid van jonge-meisjes-gezichtjes tot haar recht doen komen. Het Spaansche koningskind is geboren! Alfonsito", zooals de bevolking van Madrid hem reeds liefkozend noemt, is een blond kereltje met blauwe oogen. Het nieuwe prinsje van Asturiëis vél meer Engelsch type dan Spaansch Oostenrijksch. Den lOen Mei jl. wapperden de vlaggen op het paleis van Madrid, en, van de gou vernemen tsgebouwen. Kanongebulder, klokkengelui ver kondigden, dat het koningskind, Alfonso Pius ter wereld gekomen was. Behalve Alfonso Pius, de namen van zyn vader en van den Paus, wiens petekind hij is, zal Alfonsito" al de namen krijgen der schuts patronen van Spanje en Madrid en van de Heiligen, vermeld op den kalender van 10 Mei, zijn geboortedag, en van 23 Januari, geboortedag van den heiligen Alfonso, naar wien ook dit prinsje van Asturiëvernoemd is. Toen den 17den Mei van het jaar 1886, de tegenwoordige koning van Spanje, Alfonso XIII, geboren werd, heeft zijn moeder, de koningin-regentes Maria Christina, haar wil doorgezet, om haar zoontje Alfonso te noe men. Men had niets tegen den naam Alfonso, madr, hij zou Alfonso XIII zijn; men achtte dit een onrustbarend voorteeken. Gaarne wilde men het nieuwe kroonprinsje den lievelingsnaim van zijn vader, Ferdinand, geven. Maria Christina stond op haar stuk. Het getal 13, overwoog zij, nemen wy op den koop toe; alle Spaansche koningen, genaamd Alfonso,dragen de eeretitels: de Katholieke, de Goede, de Edele, de Groote de Wy'ze, de Recht vaardige, de Vredelievende, lïeen Alfonso, is ooit in gebreke gebleven, te besefien, welke verplichtingen deze schoone titels hem op legden, diiarom wensch ik, dat mijn vaderlooze zoon den naam zal dragen van my'n diep-betreurden echtgenoot, van zyn vader Alfonso, die zoo vurig verlangde, dat hem een zoon zou geschonken worden. En aan Don Alfonso XIII, werden verder toegevoegd de namen Leo, Fernando, Maria, Santiago, Isidore, Paschal, Marcian, Autonio. Naar Spaansehe etikette, worden op een wenk der geneesheeren, tegen den tijd dat de geboorte van een koningskind verwacht kan worden, de ministers en het corps diplomatique ten paleize genood, waar zij toeven in een salon, grenzend aan het vertrek, waar de groote gebeurtenis plaats vindt. Zoodra het kind geboren is, wordt het op een kussen gelegd, lichtelijk door een kanten sluier overdekt, het kussen gedeponeerd op een gouden blad en in handen gegeven van de grootmeesteres, de camarera-mayor, die statig met den kostbaren last naar den salon schrijdt, waar zij het kind aan al de aanwezigen vertoont. Na deze cérémonie, worden aan het Spaan sche prinsje of prinsesje, de koesterende zorgen verleend waarop allenieuwgeboreneu recht hebben, en dan wordt het onder de hoede van zijn aya, voedster, gesteld, die op haar beurt weer gecontroleerd wordt door een hofdame, die altijd tegenwoordig is, wanneer baby gevoed wordt. Aan welk hof ook sprake zou kunnen zijn van onderge schoven kind" nooit aan het Spaansche. Heel toevallig zal Alfonsito" Alfonso XIV, vernoemd worden naar zijn grootmoeder van moederszijde: Beatrice, den naam van prinses van Battenberg, want, een der heiligen, ver meld op den kalender van den loden Mei 1907, is: Beatrice. Moge veel geluk zyn deel wezen.' Moge het jonge moedertje, de koningin van Spanje, Victoria Eugenie, voor wie aan haar huwelijksdag zulke ijzingwekkende her inneringen verbonden zijn, van geluk, van béatitude" stralen bij het zien van haar kind, bij het betreden van de .,nursery" waaraan zij zooveel liefdevolle zorgen be steedde. CAPRICE. borgen ligt achter en tusschen de ringheuvels; we laten 't meer ontdekken op zijn Stanley's, en als de kinderen dan eensklaps en onver wachts daar aan den zoom van 't meer de vlie genvangertjes bij duizenden zien staan, bezig met vangen van bijen, vliegen, libellen, een en al oonnedauw; ja, nu ja, dan hebben die jongelui ook een niet te beschrijven gewaarwonl'ini/, al hebben ze reeds een enkelen keer die wonderlijke plant onder een kaasstolp ge 21 en Het slot van 't boek vormt een beschrijving, beter gezegd een studie, van De Duinen langs 't meer van Michigan ; die blijken floristisch al net zoo mooi te zijn ais onze duinen aan de Xoordzee Hun ontstaan vergelijkt de schrijver met , nze zeeduinen, en het treft ons, hoe, zoover van elkaar, dezelfde oorzaken toch ongeveer den zelfden plantengroei en landformatie ten gevolge hadden. Ook dit hoofdstuk heeft practische waarde, en wel voor hen, die de vastlegging van stuifduinen door planten willen bevorderen. En midden in 't werk, als een hoofdstuk schijnbaar zonder verband met wat er voor en nakomt, staan een reeks opstellen over de jongste aardbeving van San Francisco. Dat getuigt er weer van, hoe natuurlijke historie een alles omvattende wetenschap is; een die zijn beoefenaar noopt tot algemeene belang stelling. Die al zoo vaak beschreven ramp, nu op de plaats zelve bestudeerd in zijn zicht- en tastbare gevolgen en zijn oorzaken, vormt een van de mooiste hoofdstukken van dit veelzijdig boek. De mooie en talrijke foto's op kunstpapier, maken dit gedeelte en trouwens 't heele boek tot een prachtwerk. dat het eerste deel waardig aanvult, er in geen enkel op zicht beneden staat, in enkele er boven. E. HEIMANS. De proeven van Illustratie uit dit boek komen de volgende week.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl