Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAM M Kil W h K K B L A D VOOR N K !> E R L A N D.
N o. 156f
C 'A R' O L U 8 LINNAEUS.
Dr. W. NOLKN,
H oogleer aar aan de Universiteit te Leiden,
welke bij de Linnaeusviering te Dpsala,
23 Mei 1907, benoemd wordt tot Doctor
honoris causa aan de Univeriteit aldaar.
Rasholt.
Geboorteplaats van CAROLTS LINSAEUS.
Op de onvruchtbare hoogvlakte van
Sinaland en Zweden, met hare talrijke, gri'lige
doch door gletschers der ijsperiode afge
ronde, later met mos begroeide rotsblokken,
waar uitgestrekte wouden van donkergroen
naaldhout met zonderling gevormde
moerasbekkens. witte berkenstammen of licht
groene wilgen en elzen afwisselen op
dezen pnvriendelijken Skog", slechts ver
levendigd door groepjes van helrood ge
schilderde huisjes, omgeven met zorgvuldig
aangelegde tuintjes of min of meer uitge
strekte groene weiden, ligt het onaanzienlijke
Rashult, de geboorteplaats van Carolus
Linnaeus.
De eerwaardige predikant, Nils Linnaeus,
bewoonde hier met zijne voortreffelijke
gade, de dochter van zijn ambtsvoorganger,
met Christina Brodersson, de kleine pastorie,
een bescheiden woning, verscholen achter
licht geboomte, omhuld met keur van bloe
men bewaakt door den genius der reinste
liefde.
Hij, een man van een standvastig karak
ter en groote plichtsbetrachting, bedacht
zaam ; ordelijk en nauwkeurig in zijn werk,
weetgierig en veelzijdig ontwikkeld, met
een aanleg tot waarnemen, welke zelden
? wordt aangetroffen, behulpzaam voor an
deren, eenvoudig en vol deemoed in zijn
dienst van het Hoogste Mysterie, zij, de
lieftallige, zacht aangelegde vrouw, doch
levendig van natuur en steeds of gewekt,
begaafd met een rijkelijk gezond verstand
en getooid met een hoog ontwikkelden zin
voor waarheid en schoonheid, door dit
paar menschen bewoond, was de pastorie
van Hashult als eene oase in het onher
bergzame Smaland.
In stille, oprechte dankbaarheid werd
hier de verschijning van hun eerstgeborene
begroet. De beseheiden, weinig verlichte
vertrekken der pastorie geurden van talrijke
bloemen. Dageljjks versierde vader Linnaeus
de wieg van zijn zoon met Flora's kinderen
en ook later waren bloemen en nog eens
bloemen het speeltuig van den kleinen
Garplusl Onder deze auspiciën groeide
de jonge Linnaeus op, en wanneer hij later
nog sprak van zijn geboortehuis, van zijn
uitnemenden vader, niet het meest van zijne
voortreffelijke moeder, van de bloemen,
waarmede zij hem omringden, van den
rijken plantenschat in de ouderlijke wo
ning, dan schitterde zijn donkerbruine
oogen nog meer dan gewoonlijk en zeide
hij vol ontroering: Zoo lief had God mij!"
De geboortedag van Linnaeus ? 23 Mei
is tevens in Zweden het begin van de lente,
het ontwakend oog van het voorjaar, het
gevoelvolle hart van den bloeitijd, het edel
gesteente der jaargetijden, de vreugde der
wouden, de kunstschilder der levenden, en
zoo is het geen wonder, dat de herdenking
van den 200 jarigen geboortedag van Ca
rolus Linnaeus in Zweden zal worden ge
vierd met eene opgewektheid, welke ieder
volk voorzeker mag gevoelen en uiten,
waar het de herdenking geld van een zijner
groote mannen, op wien het geheele volk
roem draagt.
Dr. C. KKKBEKT.
CAROLOS LINNAEUS.
Den 23steu Mei e. k. zal het 200
jaar geleden zijn, dat de wereldberoemde
plantenkundige Linnaeus het eerste le
venslicht zag, en bestaat het plan, dien
dag in zijn geboorteland Zweden plechtig
te herdenken. Het is bekend, dat Lin
naeus ook in ons vaderland geruimen
tijd heeft vertoefd, terwijl in Amster
dam als een hulde aan zijne groote ver
diensten een der voornaamste straten
dier stad zijn naam draagt. Enkele regelen
over dezen uitmuntenden geleerde mogen
dan ook in dit blad een plaats vinden.
Linnaeus werd den 23en Mei 1707 te
Rashult in Zweden geboren, als oudste
zoon van den predikant Nils Ingemarson,
en die wegens een in de nabijheid zijner
woonplaats staanden beroemden linde
boom den bijnaam Linnaeus aannam.
Hij was een groot liefhebber van planten
en tuinbouw, en het is zeer waarschijn
lijk, dat zijn groote zoon die voorliefde
van hem geërfd heeft.
Nadat deze van een huisonderwijzer
onderricht had genoten, werd hij door
zijn vader naar "Wexiöop school gezon
den, waar hij veel boeken over botanie las,
hetgeen hem den naam van kleine botani
cus bezorgde, doch waar hij overigens, met
uitzondering: van mathesis en physica,
zulke slechte vorderingen maakte, dat
zijne leermeesters van meening waren,
dat bij nog maar alleen voor schoenma
ker geschikt was. Hij was toen 19 jaar
oud, doch had het geluk, dat een ge
neesheer te Wexiö, dr. Rothman, die wel
iets goeds in hem zag, zich zijner aantrok,
en hem tot voortzetting zijner studies in
staat stelde. Daariopr werd het hem moge
lijk dat hij
op20-jarigenleeftijd,aanvankelijk aan de Universiteit te Lund; en later
aan die te Upsala geplaatst werd, ten einde
in de genees- en natuurkunde te studeeren.
Dr. Rothman en ook zijn vader schijnen
hem te Upsala de nopdige fondsen tot
beëindiging zijner studies te hebben ont
houden, zoodat hij slechts door onder
steuning van goedgeefsche medestudenten
aan de Universiteit kon blijven. Een
betere tijd brak voor hem aan, nadat hij
met den in zijn tijd beroemden oriëntalist
dr. Olaf Celsius had kennis gemaakt,
die de in den bijbel voorkomende planten
beschreven had en zich voor de botanie
interesseerde. Deze namLinnaeusinzijn
huis op, liet hem privaat onderricht geven,
en stond hem het gebruik zijner groote
bibliotheek toe. Dx>r diens bemiddeling
werd Linnaeus ook bekend met den
botanicus Olaf Rudbeek, die hem zooveel
mogelijk vooruit hielp. In het jaar 1731
hield hij zijne eerste voordracht in den
botanisehen tuin te Upsala en kreeg van
CAROI.US LINNAEUS. M D
Natus<1707 Maj 83124. Deliiv- 1748.
(Uit de prentverzameling R. W. P. de Vries).
13en Mei 1732, en keerde van daar,
na een reis vol ontberingen en groote
nschrift dat van zijo«r nand verscheen, ea
waarin aij de uitkomsten van zijne onder
zoekingen bekend maakte. Tengevolge
van geringe medewerking bij zijne studies
over de kennis der Hatuur besloot hij
zich aan de geneeskunst te wijden,
en praetiseerend geneesheer te worden.
Intusscheff verloofde hij zicb in het
jaar 1734 met Sara Lraa, een dochter
van dr. Moraeus te Fa&Iun in
Delakarlie, die later zijn echtgenoot werd,
en veel invloed! op zijn volgenden
lerensloop schijnt gehad te hebben, lm het
begin van het jaar 1735 begaf hij zich
o Ter Hamburg e» Amsterdam naar Har
derwijk met hef» plan aldaar tot doctor
te promoveeren, waarin hij den 24sten
Juni van dit jaar slaagde. Biet" ligt in
den aard der zaak opgesloten^ dat Mj
hier te lande gaarne kennis wenscbte
te- maken met enkeïe voorname geleer
de», en worden als aoodanig vooral
genoemdi te .A/nsterdaïn de hoogleera'ir
in de botanie Johannes Burman, en
teLeïden Adriaan van Roijen, Grenovius*
en Herman Boerhaave:. De omgang met
deze- geleerden schijnt'veel verandering:
in zij<a plannen te hebï>en gebracht; en
deden hem weer op nieuw tot de studie
der plamtenkunde overhellen; waartoe d
rijke' hortus te Leiden ea ook de
verza-meling1 van Boerhaave een goede
gelegenheidi bood, terwijl hij, mede »p
voir*spraak van Boerhaave, aangesteld wend!
ordenen en te leschrijven. De
uitkemsten van dit onderzoek zirjn bewaard
gebleven in het werkje getiteld Hortus
IJK HABTKKAMK
(Uit de prentverzameling van P. van Cittert Zonen ta Haarlem).
de Koninklijke Vereeniging.voor "Weten
schappen aldaar de opdracht naar Lapland
te guan vooreen ntttuur-historisch onder
zoek aldaar. Hij vertrok daarheen den
deels te voet, in de maand October terug,
na een onderzoek der in Lap1 and voor
komende mineralen, dieren en planten.
De Flora lapponica was het eerste
gebij een rijk Amsterdammer, Georg^t
lifford, ten einde- op diens buitenverblijf,
de Hartekamp bij Heemstede, dien» rijke
plantenverzameling systematistiseh te
(Uit de verzameling van Fred. Muller te Amsterdam).
Dr. C. KEKBEKT.
Directeur van het Koninklijk Zoologisch
«Genootschap: Natura Artis Magistra" te
Amsterdam, die bij de Linnaens-viering
te UpsaJs, 23 Mei 1907, benoemd
wordt tot Doctor honoris causa aan
de Universiteit aldaar.
Clïffordianue, Amstelodami 1737" Op aan
beveling van Clifford ging hij vervol
gens naar Engeland, ten einde o >k de
plantenschatten van Chelsea en Oxford
te leeren kennen. Merkwaardig is do
brief, die Boerhaave hem meegaf aan den
voorzitter der Royal Society, aan Hans
Sloane, den Hippocrates van London, en
die uit het Latijo overgezet, aldus luidt:
Linnaeus, die u dezen brief zal ge ren,
is bovenal waard u te zien en door u
gezien te worden. "Wie u te zamen ziet.
zal een paar menschen zien, wier ge
lijken moeilijk op deze aarde zal te
vinden zijn."
Na ook nog Frankrijk bezocht t «i
hebben, keerde Linnaeus om begrijpelijke
redenen naar Zweden terug, met het
plan zich aan botanie en natuurlijke
historie te wijden, en de geneeskunde
vaarwel te zeggen. Door de omstandig
heden gedwongen moest hij hiervan
afzien ea vestigde zich als geneesheer.
Hij had hierbij het geluk bij de koningin
van Zweden geroepen te worden, en haar
van een katarrhale aandoening te gene
zen. Daarmede was de weg tot voorspoed
voor hem geopend, en stichtte hij te
Stockholm de Academie van Weten
schappen, waarvan hij voor de eerste maal
voorzitter werd. In het jjaar 1741 werd
hij benoemd tot hoogleeraar in de genees
kunde te Upsala, welke betrekking bij
in 1742 verwisselde met die in de
plantenkunde. In 1747 benoemde hem de koning
van Zweden tot lijfarts en in 1757 werd
hij in den adelstand verheven, nadat de
koning hem in 1753 de orde van de
Noordster had geschonken. In 17t>0
schonk hem de Academie te Petersburg
een prijs van 100 ducaten voor de beant
woording der prij ;vraag over het ge
slacht der planten". Zbokwam Linoaeus
langzamerhand tot welvaart, doch weril
zijne gezondheid eenigszins wankelende
door aanvallen van jicht. In het jaar
1774 kreeg hij een aanval van beroerte.
waarvan hij nimmer geheel herstelde,
ea daarna weder herhaaldelijk aanvallen
van jicht en beroerte, zoodat hij lang
zamerhand zijn helider bewustzijn verloor.
en na lang lijden; den l Oen Januari 177S
overleed.
Linnaeus woardt beschreven als een
eenigszins klein man, met guoot hoofd,
doordringende- schitterende oogen en
donkerblond baar. Zijn tred was lichten
snel, doch ging eenigszins gebukt ten
gevolge zijner botanische werkzaamheden,
en hij werkte vlug en accuraat. Hij
bekommerde zich weinig om aijn uiterlijk.
eri meende dat de man het kleed moet-1
maken, en niet omgekeerd. Daar hij zeer
ijverig was, sliep hij kort, in den zomer
van 's avonds 10 tot 's. morgens i! uur,
in den winter echter van 9 tot 6 uu r.
Hij had een groote voorliefde voor orde,
en een buitengewoon geheugen. Zijn
kennis van vreemde talen was niet groot,
en ook zijne kennis van het Latijn, de
toenmalige taal der geleerden, was ge
brekkig. Wat hij schreef, kenmerkte
/jeh niet zoozeer door een mooier» stijl,
ui s wel door kortheid, helderheid e a
logische scherpte. Hij was voorts een
uitstekend docent en een buitengewoon
vruchtbaar schrijver, waarbij ook eeniee
werken van geneeskundigen aard. Zijne
hoofdwerken, die in de gebeele wereld
beroemd zijn, handelen over botanie, en
de voornaamste daarvan zijn zijne be
roemde philosophia botanica, zijn hoofd
werk de species plantarum, en een mede
beroemd werk is zijn systema naturae."
Zijne hoofdverdienste in de botanie is het
nieuwe stelsel, dat naar hem zijn naam
draagt, en op de kennis der
bevruchtingsdeelen berust. Voorts heeft hij door
een beknopte en bepaalde terminologie
en door het invoeren van een dubbele
naamgeving der planten eenheid in de
beschrijving van deze gebracht.
Linnaeus behoort tot de groote
her