Historisch Archief 1877-1940
No. 1560
D K A M STERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
BUSTE VAN LINNAEUS,
door beeldhouwer John Börjesen, professor aan de
Akaiemie van Schoone Kunsten te Stockholm, dokter honoris
?aasa aan de Universiteit te Upsala.
Van deze buste gemaakt voor de Linnaeus-viering te
Upsala en algemeen verkrijgbaar gesteld (A.?B. Elmqviska
?jutningsmetoden, Stockholm) schrijft men ons: Le
Professenr T. Tnllberg a l'Universitéd'Upsal, qui a fait des
recherches special es au sujet de la personnalitéde Linn
«'est ainsi expriméau sujet de ce buste: Aucnn buste ni
gtatne de Linnéet je les connais tous n'est si
resLlNNABUS-BLOEMVAAS,
in brons en pleister, gemaakt voor de Linnaeus-herdenking
door den beeldhouwer H. Elmquist te Stockholm, naar het
model in was van C. F. Inlander. Het portret op de vaas
is naar een portret, gemaakt tijdens Linnaeus's leven.
semblant ni n'exprime a mon avis, aussi bien l'energie et
l'inteüigence que l'on vent se fluurer dans Linnéque ce
buste, executépar Ie professéOr Börjesen.
vormers der wetenschap, en er wordt
hier te lande, zooals uit de dagbladen
is bekend geworden, een treffende hulde
aan zijne nagedachtenis voorbereid,
waaronder het oprichten van een
gedenkteekenop het landgoed de Hartekamp"
van den heer P. Smidt van Gelder een
voorname en blijvende plaats bekleedt.
Am0t. Mei 1907. Dr. V. v. d. PLAATS
De Hartecaip" bii Bennebroek.
Door bijzondere omstandigheden is de
Hartekamp" bij Bennebroek wereld ver maard
geworden, omdat de beroemde reformator
der systematiek op Natuur- historisch ge
bied, de alom bekende Linna'ux daar een
paar jaar vertoefd en gewerkt heeft.
De toenmalige eigenaar Georg (Jlitt'ord
beaat een rijke collectie planten, die door
Linnaeus gecatalogiseerd en beschreven zijn
in ayn welbekend plaatwerk Hortux
Cli.ffordianus, en sedert dien tijd weet elk
buitenlandsch botanicus dan ook, dat de
Hartekamp" eenmaal bestond of bestaat.
Linnffius vertoefde op de Hartekamp"
van 1736?1738.
Op de eigenlijke plaats is niets meer ) ver
dat aan den ouden toestand doet denken.
Zóó is daar de aanleg gewijzigd. Alleen 't
inwendige van 't huis was in 1902 nog
geheel hetzelfde als in 1738. Treft men op
't Huis 't Manpad" nog oude beelden enz.
aan, op de Hartekamp" niets van dat alles.
Toen de te Haarlem gevestige tuin-architect
Leonard A. Springer in den zomer van 1902 't
voorrecht had een maand op de Hartekamp"
door te brengen, heeft hij alle gelegenheid
gehad de plaats in alle hoekjes en gaatjes
te doorsnuffelen, doch nergens kon hij een
boom of plant vinden, die hem de dagen
van Linnseus in herinnering bracht.
Alleen in de overplaats zijn boomen, die
waarschijnlijk overblijfselen zijn uit den tijd
van Linneeus, toen een groot deel er (het
Oostelijk deel) nog wildernis was. Een dee
van dit terrein is in dien tijd afgezand, dit
getuigen vaarten, die later weer dicht
gemaakt zijn. Daar in de laagte staat een
iep, die den eerbiedwaardigen stamomyang
heeft van M. 5.55. Het is een echte duiniep
(Ulmus eamprestris) en waarvan men des
tijds enkele takken omgebogen heei't in
den grond. Deze takken hebben wortel
gemaakt, en den ouden boom doen omgeven
door een kring van jonge boomen. Hij heeft
daarom den naam van Moederboom gekregen.
Op de heuvelen eostelijk naast den koepel
zijn nog eenige van de echte type van
duin-eiken te vinden, bekend door hun
dwergachtigen groei met knoestige stam men
en breeduitgaande takken. Vormen, zooals
men, misschien wel, uitsluitend in de dui
nen vindt.
De eigenlijke plaats het Heerenhuis
en omgeving tot a»n 't Huis Manpad is
thans het bezit geworden van den heer
P. Smidt van Gelder, terwijl de overplaats,
deels in handen van den heer N. Vas
Visser, deels van Jh. Teixeira de Mattos
gekomen is.
Gelukkig, want in de laatste jaren, dat
de plaats de bezittingen uitmaakte van
wijlen Baron van Verschuur, was zij aan
verwaarloozing overgegeven.
Thans is de Hartekamp" weder een
goede toekomst tegemoet gegaan; leven en
beweging is er weder. Het huis is winter
en zomer bewoond; er klinken weder vroolijke
menschenstemmen, waar sedert jaren de
stilte van eea graf heerschte. De Har
tekamp", verlaten en eenzaam als het vroeger
aan den weg stond, heeft weer den plaats
ingenomen, die het vroeger had in de rij
der schoone landgoederen aan den
Haagsehen straatweg.
De reeds genoemde tuin-architect.
Leonard A. Springer, heeft in Augustus 1905,
in het Nederlandsch Tuinbouwblad
Sempervirens het buitenverblijf: De Hartekamp"
bij Bennebroek uit voerig beschreven en er
aan toegevoegd twee groote plattegronden
de eene voorstellende den aanleg van De
Hartecamp in 1709, en de ander die van
1738, dus, zooals de hofstede was toen
Linnaeus er van 1736?1738 vertoefde.
Beide plattegronden zullen liggen op de
Linnaeus-tentoonstelling te Haarlem.
Lodewijk Mulder.
Xittend in zijn stoel is Lodewijk Mulder
in den aanvang der pas geëindigde week,
verscheiden, 85 jaar oud, zonder dat hij
geleden had van de gebreken des ouderdoms.
Het bekend-worden van het afsterven
van Lodewijk Mulder, deed onmiddellijk
aan zijn naam toe voegen: den schrijver
van De Kiesvereeniging van Stelltndijk".
Als zoodanig kende heel Nederland, kenden
verschillende opvolgende geslachten hem.
In De Kiescere.eniiig heeft Lodewijk Mulder
geheel zich zelf gegeven, heeft hij meer
dan een fotografisch beeld, een waar beeld
geteekend van de vergaderzucht en gewichtig
doenerij der besturen van politieke
kiesvereenigingen en van de onmondighcid veler
kiezers. Op dat beeld valt het licht van
goedmoedigen, rustigen en vriendelijken spot,
van goedmoedige ironie, terwijl het
bovendien spreekt van het nuchter gezond
verstand, belichaamd in een Haspelstok.
De goedmoedige spot in De Kiesvereeniging
is door-en-door Nederlandsch, zij is die
van een fijner ontwikkeld typeThomasvaer,
den vriend van vele Nederlanders, oud en
jong.
Lodewijk Muller met z'n Kiesvereeniging
sluit zich onmiddelijk bij P. Langendijk,
den 18de eeuwsehen blijspeldichter aan.
Haspelstok is de wedergeboorne van meer
dan een persoon uit Langendijk's blijspelen,
doch van een hooger staande. De geest
der echt Nederlandsche goede boerde" der
Middeleeuwen speelt door Langendijk's
blijspelen en, fijner van werking, door
Lodewijk Mulder-'s Kiesvereeniging, zelfs
ook door de minder^ bekende blijspelen:
Ken lief vers en Of) gièPf?'s,'zijn laatste werk.
Vriendelijke humor, goedmoedigheid, zacht
moedige spot spreken ook uit het wezen van
Lodewijk Mulder, zooals de reproductie der
teekening van Ha verman te aanschouwen
seeft.
W. G. van Nouhuys heeft dat wezen zeer
gelukkig gekenschetst door de portretten
van W. Doorenbos en van.Lodewijk Mulder
naast elkaar te leggen, ze te vergelijken
en hen in levenden lijve voor zich te halen,
zooals hij hen gezien had op de Spectator
avonden. Van deze Bpectator-veteranen en
hunne portretten, zegt hij: Het contrast
is treffend en scherper dan de portretten
kun nen doen vermoeden, om lat de eerwaar
dige sereniteit, door den teekenaar met
veel wijding in Dooreibos' gelaat uitgedrukt,
bij de minste aanleiding overging in eene
militaire levendigheid, waarbij de oogen
jeugdig tintelden, en de woorden van
tusschen de dunne lippen als scherpe pijlen op
den toegesprokene aanvlogen.
In die oogenblikken kwam juist de eigen
aardige rustige bonhomie van Mulder het
sterkst uit. Leuk zat hij te luisteren, met
groote belangstelling, en er tintelde iets in
zijn oogen, er speelde iets om zijn mond,
dat, meestal riet ten onrechte, de opmerking
deed verwachten, waardoor in een pauze
van het debat de lachlust der omzittenden
zou worden gewekt.
En nu, de groote dag nadert. (De stokviscnorders).
Hij was geen strijdlustig debater, geen
heftig ijveraar; maar niettemin een ernstig
belangstellende in wat om hem gebeurde;
hij luisterde nauwkeurig, merkte op, en
zijn gemoedelijk optimisme temperde het
kritisch zien tot het waarnemen van de be
lachelijke kantjes.
In deze karakteristiek zoo goed als in
den kop, geteekend dooi Haverman, steekt
de geheele Lodew\jk Mulder, zoowel van den
schijver van een historischen roman: Jan
Paassen, als van den bezorger der uitgave
van het Journaal van Duyk (1592-1602),
van 'len Auteur van geschiedenisboeken als
van humoristische schetsen: Afdrukken van
Indrukken,en van zijn blijspelen, van welke :
De Kiesvereeniging van Stellendijk de kroon
spant. Lodewijk Mulder's uiterlijk heeft ook
iets verstandelijk's en iets voornaams en
wel-verzorgd's, eigenschappen, die al zijne
werken kenmerken, bovenal het voorname
Reeds als jong militair zag hij menschen
en zaken met het oog van den humor.
Toen hij 2de luitenant was, wees hij in
De Militaire Spectator op leemten en
gebreken in het militairisme. Het wapen
der spot, dat hij, in 1850 hanteerde in zijne
Stokvisch-orders", maakte voor goed het
gereglementeerd eten van stokvis op Goeden
Vrijdag door het garnizoen te Nijmegen
belachelijk. Vier-en-dertig jaar later schreef
hy volgons W. G. van Nouhuys, die terecht
opmerkte, dat de satire v»n verdere
strekking is aan den illustrator: Het
was toen de bloeitijd van de slobkousen,
de tijd toen de geweerloopen gepoetst wer
den, totdat ze niet veel dikker waren dan
een dubbeltje, onbruikbaar om er mee te
schieten, doodsgevaarlijk, niet voor den
vijand, maar voor den schutter, doch daaren
tegen blinkende als spiegels; de tijd toen
voor vele chefs het hangen van het leergoed
als het interesieke" van de taktiek be
schouwd werd, toen op de officiersthéorieën
naar de dikte van den vuursteen in milli
meters werd gevraagd, en de soldaat' hins;
tusschen trekkers en draagbanden, zooals
de sous-pieds en de bretels toen, karakteris
tiek genoeg, genoemd werden.
Uitvoerig en volledig is Lodewijk Mulder's
leven- en- werken beschreven door Prof.
Dr. Ja a ten Brink in: Onze Letterkundigen,
door Joh. Gram in het Leeskabinet, terwijl
eene treflijke karakterteekening van hem en
zijn werk, door W. G. van Nouhuys, voor
komt in den Jaargang 1901 van Woord
en Beeld". R.
Dr. P. J. H. CUYPERS.
Dr. F. J. H. Cuypers, 'Ie bouwheer Van
het Rijksmuseum, van het Centraalstation
te Amsterdam, van een honderd kerken in
verschillende plaatsen des lands, de restau
rateur van oude gebouwen, de stichter
der Quellinusschool, de nevorderaar van
het kunstambacht, enz., heeft 16 Mei 1.1. te
Eome zijn SOsten verjaardag gevierd, nog
krachtig en vol werkenslust,
Op zijn 70sten verjaardag i» hem in
het Rijksmuseum officieele erkenning ten
deel gevallen, hebben bouwmeesters, bij alle
verschil van opvatting, hem hulde gebracht
als aller heer, en hebben kunstenaars, vrien
den ei. belangstellenden hem in woord en
lied gevierd.
De Amsterdammer, Weekblad voor Neder
land, heeft zich in 1897 bij de
huldebetooging aan Dr. P. J. H. Cuypers aangesloten
en hem, door een geïllustreerd en uitvoerig
artikel van bouwmeester W. Kromhout, en
door getuigenissen van andere voorname
bouwmeesters en kunsthistorici eere gebracht.
Een kort begrip van bouwmeesters
Kromhout's kaïaktiseering van bouwheer Dr. P.
J. H. Cuypers en diens werk vinde hier plaats.
Merkwaardig, noemde de heer W. Kromhout,
het, dat de architect, die in ons land het
meest er toe bijgedragen heeft tien invloed
der klassieken op de bouwkunst te fnuiken,
zijne opleiding ontvangen heeft aan de
Antwerpsche Academie, waar, in 1897, de ge
heele inrichting van het onderwijs nog op de
werken der Romeinen berustte, wa ir Vignola
en Palladio nog hoog in aanzien stond en
in alle klassen de maat van bekwaamheid
ter bevordering genomen werd naar de min
of meerdere proportiën en vastheid van den
candidaat in de onderdeelen der klassieke
bouwkunst.
Na zijn studiën te Antwerpen, kwam
Cuypers te Roermond terug, waar hij vroeger
het Bisschoppelijk college gevolgd had.
De Munster te Roermond bevond zich
toenmaals in treurigen toestand en Cuypers, die
zich altijd tot het Romaansche bouwvak had
aangetrokken gevoeld, kwam op het denk
beeld, een plan van restauratie voor dit
monument der eerste middeneeuwen te
maken. De mooie studies, hiervoor noodig,
waren beslissend voor rijn wordende kunst
opvattingen : de eenvoudige Romaansche
portalen en zuilen kwamen al spoedig in
strijd met de majestueuze Romeinsche
portieken en arcadenrijen in Antwerpen, en
uit dezen strijd ontpopte zich de bouwmeester
Cuypers, zooals wij hem c iet acders kennen:
de vereerder dt-r kunstbeginselen van de
middeneeuwsche bouwmeesters, en de man,
die sedert den kamp aanbond tegen de uit
sleur gevolgde Grieksche-, Romeirsche- en
Renaiseance-architectunr dier dagen.
Aanvankelijk bouwde Cuypers te Roermond
eenige woonhuizen, en het was in die dagen
een zijner illusies, ns een kerk te mogen
bouwen, eene illusie, die ruimschoots ver
vuld is, en waarvan de vyf-en-zeventig of
tachtig grootere en kleinere kerkgebouwen
in ons land, door hem tot in 1897 opge
trokken, zouden kannen getuigen.
De eerste kerk was die te Bocholt in
ZuidLimburg, spoedig gevolgd door alle anderen
als die te Breda, Eind hoven, Alkmaar en
ook te Amsterdam, hetgeen ten gev«lge had,
dat Cuypers zich in 1865 voor goed in de
hoofdstad vestigde als bouwmeester.
BÜeen prijsvraag voor een museum Koning
Willem I" schreef Cnypers boven zijne
teekeningen het motto: Touie forme, qui n'ettpas
indiquée par la ttmclure doit trt repotaiée.
Niets drukt beter zy'n bonwprincipe uit
dan dit motto, en de strafheid van het slot
woord is geheel in overeenstemming met de
kracht, waarmede hq zich van zijn optreden
af tegen alle geraamtelooze vormen kantte.
Dit motto werd gaandeweg de strijdleus,
waar onder Cuypers zijne aanhangers om zich
vereenigde, tegen de overheerschende Renais
sancisten, tegen de Oud-Hollanders, tegen
allen, die van de Gothiek, noch van haar
beginselen wilden weten.
Uitvoerig staat W. Kromhout bjj verschil
lende werkzaamheden van Cuypers stil, en
geeft hem de eer het ambacht weder tot
kunst te hebben vergeven, en later tot de
stichting van de Quellinusschool, waar
onderwijs in het kunst-ambacht zou worden
gegeven, tot hij vele woorden aan den bouw
van het Rijksmuseum te Amjterdam wijdt:
het resultaat van zooveel jaren arbeids, zoo
als het daar voor ons staat aan de Stad
houderskade: trotsch en aangrijpend in sijn
groote massa, een agglomeratie van topgevels
en torens als van een groot kasteel uit
vroegere tijden, met een majestneuzen voor
gevel, die alleen tot rust dwingt, door zyn
waarlijk klassieke zelfbeheersching.
De getuigenissen van bouwmeesters en
kunsthistorici aangaande dr. P. J. H. Cuypern
arbeid waren van: E. Gugel, J. E. v. d. Pek,
Victor de Stuers, A. W. Weissman, S.
Gosschalk, v. Gendt, B. H. Klönne en Salm.
Het eene getuigenis wedijvert met het
andere in de betuiging van waardeering,
alle getuigenissen zijn schier saam te brengen
in het getuigen van E. Gugel: Dichterlijke
opvatting, soberheid en fiere stoutheid van
lijnen kenmerken in het algemeen Cuypers'
kunst, die bovenal in zeldzame mate den
stempel van zelfstandigheid en oorspronke
lijkheid draagt.
Het getuigenis van Victor de Stuers duidt
bovendien op Cuyper's kunst in het
restanreeren van oude bouwwerken. Tal van onde
monumenten besloot hij heeft hij
gered en doen waardeeren, en zjjn eigen
scheppingen dragen het karakter onser
nationaliteit. Zijn vijftigjarige arbeid het
was in 1897 heeft de architectuur in eere
Men heeft hem verweten, dat zijne richting
eenzijdig was Dat verwijt is een lof. Het
genie kent het doel en stuurt er rechtop aan.
hersteld.
Meyr. Sophie Panwels-y. Biene. t
G e o. 1854. Ge s t. 1907.
Met het verscheiden van mevr. Sophie
Pau wel a-v. Biene is mevr. Chris tine Poolman
de eenig overgeblevene tooneelspeelster, die
aan de Vereeniging: Het Nederlandsch
Tooneel," schier van de oprichting af, tot
heden verbonden is.
In de vele jaren, dat mevr. Sophie
Pauwelsv. Biene aan de Vereeniging: Het Neder
landsch Tooneel," die met der tijd Koninklijk"
werd, verbanden was, beeft zij er bovenal uit
gemunt als eerste jonge-rol en dramatische
minnares.
Zij had het geluk dit emplooi te vervullen
in een tijd, dat zij geene mededingsters had
te schromen, omdat zij er niet waren. Snel
en onverziens is echter, voor die na haar
k «*amen, de kans gekeerd. Toch zou z\j dezen
het hoofd hebben geboden door warmte van
gevoel en lyrisch vermogen.
Had zij geen miljoen in haar keel, zooals
men van groote zangeressen zegt, toch een
schat. Want behalve haar gevoel overwon
zij door een lief, smeltend geluid, In haat
geluid trilde ziel, zoolang zij er niet te veel
Fan vergde. De rollen, waarin zij heeft uit
gemunt, behooren allen tot het repertoire
van Alex. Dumas fils, Emile Augler, Victorien
Sardou, enz. Bizonderen naam heeft zij ge
maakt als Hageroos in Vondei's Leeuwen
dalers'', als Denise in het stuk van dirn naam,
als Marie Letellier in De Fourchambault's",
het laatst in Vriendinnetje", en als eene
vrouw uit het volk in een werk van mevr.
Simons-Mees. Nog eene eigenschap, die voor
een tooneelspeelster van belang is, kenmerkte
haar: goeden smaak en de kunst van zich
behagelijk te kleeden
Zoowel aan als buiten het tooneel heeft
zy zich zeer bemind weten te maken. Zij
was gehuwd met den alom bekenden opera
zanger DesiréPauwels, en laat hem twee
kinderen na.
Invloed op mevr. Sophie Pauwels kunst
ontwikkeling hebben gehad: bovenal Victor
Driessens, mevr. O. Beersmans en later J .