Historisch Archief 1877-1940
iHV 1561
DB AMSTERDAMMER
A°. 1907,
WEEKBLAD VOOE NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
t i e TT a. ia. J". OD E IC O O.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . . . . . f 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Inctiëper jaar .......... . : « . mail 10.
AfeonderUjke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . .^ . . . 0.12v«
DU bl«d ii vwkzjjgbur Kiotk 10 Boulevard det Capucines tegenover liet Grand Café, te Pary».
Zondag 26 Mei.
Advertentiën van t?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firm»
KUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
INHOUD:
VAN VEERE EN VAN NABIJ:
Verstaatlichnng", I, door S. J. Visser. Sym
pathiek. Poststempels. FEUILLETON:
De droom eener moeder, II, van Gustaf
TJllman, uit het Zweedseh. KUNST EN
LETTEREN: Muziek in de Hoofdstad, door
Ant. Averkanap. Van een hartstocht, door
P. H. Smithuizen, beoordeeld door J.
Steynen. Thomas van Kempen, Hofje van
Bozen, door Leo Balet, beoordeeld door P.
H. Hugenholtz Jr. VOOR DAMES: Be
scherming van het moederschap, door
Hv. d. M. Mode-.ateliers, door H. J. C.
Biesselman. Allerlei, door Caprice. UIT
DE NATUUR, door E. Heimans.
Gedenkteeken van Carolns Linnaeus. Gabriël
van Gogh, met .af b., door W. Steenhoff.
J. K. Huysnuuifl, met portret door Frans
Erens. Eene vrouw-kanselredenaar, met
portret. Weaeldschokken, door Kras.
De muurschilderingen van Roland Holst,
door W. Steenfaoff. Pulchri, door
Plasachaert. Financieele en oeconomische
kroniek, door Aiex J.. Hendrix en v. d. S.
Kindergezondheid en kinderkoloniën, door X.
SCHETSJE. INGEZONDEN.
DAMEUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVER
TENTIËN.
Verstaatlichung'
i.
De omzetting yan eene partieuliere in
dustrie in overheids- (staats of gemeente-)
exploitatie kan men moeielijk met n
Nederlandsch woord aangeven.
Municipaliser" door vergemeenteiyken" vertalen
zoude eene nieuwigheid zijn.
De Engelsche uitdrukking: publie
ownership" is reeds niet meer dezelfde gedachte.
Nieuwe economische denkbeelden hebben
het vormen van nieuwe woorden tengevolge.
Dit bewijst de benaming van Faguet, die
spreekt van l'anarchisme,
Vappropriationnisme et Ie collectivisme". (Zie de Figaro:
Les idees sociales de M. Faguet, 4: IV.: 07).
Onder het tweede verstaat hij een partieel
collectivisme. Ook de woorden tatisation",
tatisme" régie" enz. vindt men herhaal
delijk terug.
In de talen van verschillende volken
komen deze of analoge uitdrukkingen
sinds lang voor en het beginsel der
overheids-exploitatie van tot dusverre vrüe
beroepen is in vele landen reeds doorge
drongen. De kwestie b.y. der staatsorga
nisatie van apotheken is in Duitschland
evenzeer als bij ons in de vakbladen en de
gewone pers besproken. Ja met nog meer
recht dan bij ons, immers daar te lande
is de apotheek een zeker monopolie. Het
aantal is van staatswege beperkt. De K
lnische Volkszeitutig, het bekende Centrums
«rgaan schreef bij de bespreking van het
nieuwe wetsontwerp, regelende het apothe
ker sberoep dat het toch tot
verstaatliehung der apotheken vroeg of laat ko
men zal" (K. V, 31/111 '07). f)
De yerstaatlichung" der
hiberniabergwerken door den ex-minister von Möller
voorgesteld, heeft heel wat gemoederen in
beroering gebracht.
De door het Fransche ministerie aange
kondigde rachat des chemins de fer de
l'ouest" telt naast vele voorstanders talrijke
tegenstanders.
Het tabaksmonopolie in Eumenië, *) het
alcoholmonopolie in Zwitserland, de
Fransche tabak- en lucifersmonopolies bewijzen
dat het beginsel: .de overheid-ondernemer"
in verschillende landen een begin een
moeilijk begin zoo men wil, maar toeh een
begin heeft gemaakt. Voeg daarbij de vele
gemeentelijke exploitaties in Engeland en
Amerika; de «tüdtische verwaltung" van
de groote meerderheid der Duitsche
heilquellen" met de daaraan verbonden in
richtingen, en men zal toegeven dat het
materiaal, hoewel nog zeer beperkt, toch
groot genoeg i» om over het vraagstuk der
overh«idsexploitatie eenig licht te werpen.
Het beroep op theoretische beschouwin
gen is niet alt«d verwerpelijk, somtijds zelfs
onmisbaar. Vaak ook is dit het eenigewat
men, zelf buiten de exploitatie staande kan
doen gelden.
Da meeste theorie is echter ook hier,
zooals in vele economische vraagstukken
gestolde praktijk.
Een rapport, een jaarverslag, een over
zicht behelst dan toch feiten, gezift en
gegroepeerd, feiten en resultaten die ten
slotte het mechaniek eener exploitatie en
organisatie voor den buitenstaander terug
geven.
Het moge dikwijls opgesmukt en roos
kleurig gesteld zyn, de kern er van, voor
controïeering vatbaar, geeft de werkelijk
heid terug.
In zooverre doet men m. i. verkeerd
theorie en praktijk als tegenstellingen te
beschouwen.
Boekengeleerdheid is waarlijk niet_ te
?versmaden wanneer die boeken een overzicht
geven van de... praktijk.
Toch heeft een beroep zelfs op de levende
praktijk nog altijd bezwaren.
Vooreerst immers moet wil zij iets
bewijzen de praktijk zich over een vrij
langen tijd uitstrekken.
Het van staatswege geregelde postpak
ketten vervoer b. v. is thans wel zoolang b\j
ons ingeburgerd dat een oordeel over de
resultaten niet lichtvaardig kan genoemd
worden. Ditzelfde geldt van de
Kijkspostspaarbank. Men kan over beide een afdoend
gunstig of ongunstig oordeel vormen. Er
is echter nog een tweede bezwaar.
Zijn er gebreken in een overheids exploi
tatie aan te wijzen, dan is lang niet altijd
gemakkelijk te zeggen of zulks aan het
stelsel zelf of aan voorbijgaande oorzaken
te wijten is. 1) Deze moeielijkheid wast
nog aanmerkelijk indien het eene
buitenlandsche staatsexploitatie is. Nemen we b.v.
de klachten die de Figaro dagelijks over
de Fransche post-en telephoonadministratie
in zijne kolommen opneemt. Er is bijna
een constante rubriek onder den naam van
L'état industrie!".
Soms zijn de klachten geteekend, soms
niet. Natuurlijk maken alleen met vollen
naam en adres geteekende klachten op
denkende mensehen eenigen indruk.
Hebben we hier te doen met tendencieuse
berichten, met een campagne tegen staats
exploitatie nu de Fransche regeering de
rachat de l'Ouest" in uitzicht heeft gesteld?
Of laat de post- en telefoon-administratie
in Frankrijk inderdaad veel te wenschen
over ? Het is duidelijk dat de tegenstanders
van staatsexploitatie ten onzent en elders
deze gegevens gaarne gebruiken. Waar
materiaal over mislukte of gedesorganiseerde
overheidsexploitatie te vinden is, behooren
zij tot de gegadigden.
Dit is hun recht.
Daartegenover sta echter de plicht oai
de gegevens te verifieeren, om aan bevoegde
en zaakkundige mensehen in Frankrijk te
vragen zijn de klachten, door de Figaro
gepubliceerd, gegrond ?"
Waar ligt de oorzaak dezer tijdelijkt
desorganisatie ? In het stelsel of in voorbij
gaande verschijnselen ?
Niet altijd is- het antwoord gemakkelijk.
Maar zoolang een klaar, ondubbelzinnig
antwoord niet gegeven is, mogen voor- noch
tegenstanders een afdoend oordeel uit
spreken.
Ten einde het vraagstuk der
verstaatlichüng" juister te kunnen bestudeeren
zoude ik wenschen: meer gegevens, meer
materiaal, veel en veelzijdig.
Daarnaast een bond of althans een nau
were aaneensluiting van menschen die over
de resultaten inlichtingen kunnen ver
schaffen.
De gegevens van overheidsexploitatie zijn
thans reeds vele, doch ze zijn verspreid in
verschillende geschriften, maand-, week
of dagbladen.
Slechts enkele voorbeelden:
Dr. E. Herr deelt ons in zijn jongsten
arbeid 2) mede:
Met de reeds in 1887 gevestigde stede
lijke electriciteitswerken ter verkrijging van
electrisch licht heeft Chicago, niettegen
staande de zeer onvolkomen en op het
spoil-systeem gegronde administratie (een
kenteeken van alle Amerikaansche gemeen
ten en in 't bizonder van Chicago) groote
financieele resultaten gehad.
Allegheny in Pennsylvanië, de zusterstad
van Pittsburg, levert door de stedelijke
electriciteitswerken ongeveer een vierde
goedkooper licht dan een
priyaatonderneming in Pittsburg onmiddellijk tegenover
haar aan den anderen oever van de
Allegheny-rivier gelegen."
Dr. Herr citeert verder nog uit een plei
dooi van den Amerikaanschen hoogleeraar
Parsons die zich ten gunste der staats
exploitatie van het telephoonwezen uit
spreekt het volgende: In 1894 gebruikte
het ministerie van binnenlandsche zaken
de Bell'sche telephoon voor een totaalprijs
van 75 dollar.
In 1895 legde de regeering een eigen net
aan en nu had men als gevolg dat de kos
ten der telephoon inclusief rente van het
kapitaal, slijtage enz. slechts op 10.25 dollar
berekend werden. Daardoor werd de Bell'
sche maatschappij gedwongen een lageren
prijs te vragen."
Nemen we nu b.v. de staatsexploitatie
der spoorwegen in Pruisen.
In 1906 waren de inkomsten 1736 millioen,
de uitgaven 1072 millioen.Voor 1907 worden
de inkomsten begroot op 1941 millioen; de
uitgaven op 1222 millioen. De batige saldo's
bedragen dus resp. 654 en 719 millioen. Voor
1907 derhalve een hooger overschot yan 55
millioen. (Bericht der Budgetcommission
iiber die Einnahmen und die dauernden
Ausgaben des Etats der
Eisenbahnverwaltung für das Etatsjahr 1907).
Deze resultaten zijn zeer gunstig te
noemen. Minister von Thielen, de voor
ganger van den tegenwoordigen minis
ter Breitenbach had niet geloofd vóór
1913 op een saldo van 700 millioen te
mogen rekenen. In de laatste twaalf jaren
is het personeel, ondergeschikt aan het
minsterie van publieke werken bijna ver
dubbeld. Het aantal beambten steeg van
1895 tot op heden van 287,162 op 413,508.
Een sterk toenemend fonctionnarisme dus
in het Duitsche rijk. 4) Nog een ander
voorbeeld zij hier vermeld.
Het postale cheque-verkeer in Zwitser
land bestaat nog slechts kort. De resultaten
van het eerste jaar zyn thans gepubliceerd.
Zij overtreffen echter in ieder opzicht de
verwachtingen die de voorstanders hadden
uitgesproken, ofschoon de organisatie met
het oog op de lokale belangen tamelijk
moeielijk was, de kosten hooger zijn dan
in Oostenrijk-Hongarije en geen
postvrijheid voor de correspondentie met de
cheque-bureaux verleend wordt. (Frankf.
Zeitung No. 91, Morgenblatt). 5)
Nemen we verder de resultaten van het
Fransche tabak- en lucifersmonopolie in het
Bulletin van Januari 1907 gepubliceerd.
Het Fransche tabaksmonopolie heeft in
1905 opgebracht 452.1 millioen francs en
gekost 81.4 millioen, dus een saldo-ontvangst
van 370.7 millioen of 4.7 millioen meer dan
in 1904.6) In de opbrengst uit den verkoop
van fabrikaten deelden in 1905derooktabak
met 58.93 pet., de sigaretten met 14.28,
sigaren met 11.77, snuif met 11.84 en pruim
tabak met 3.18 pet., verhoudingen welke met
die van het vorig jaar weinig verschil op
leveren. Naar het buitenland werd, op een
totalen verkoop van 450.4 millioen fr. voor
niet meer dan 2.7 millioen geleverd.
Er waren 46,733 tabakswinkels of n per
827 zielen. De reductie op de prijzen aan de win
keliers toegestaan bedroeg in het geheel 38.6
millioen of per debitant826francs (bid 57).Bijna
de geheele verkoop geschiedde door
tusschenkomst der debitanten, daar voor niet meer
dan 6.7 millioen rechtstreeks door het mono
polie aan de verbruikers werd geleverd. Het
gemiddeld verbruik per hoofd was 1004 gram,
waarvan 120 voor snuif. In 1904 was het
verbruik 999 gram per hoofd. De geheele
uitgaaf voor tabaksgenot bedroeg 485.7 mil
lioen fr. of 12.56 fr. per hoofd, waarvan de
schatkist fr. 11.56 ontving.
Het aantal fabrieken bedroeg 20, uitge
zonderd de werkplaatsen teLimoges. Daarin
werkten 169 hoogere beambten met een loon
in 1905 van 0.8 millioen; 772 meesterknechts,
opzichters enz. (waaronder 158 vrouwen) met
een loon van 1.7 millioen; en 1815 mannelijke
en 13,564 vrouwelijke werklieden met een
loon van 16.1 millioen fr. Het gemiddeld loon
per werkdag van 10 uren is voor de mannen
van fr. 5.27 per dag in 1896 tot fr. 5.91 in
1904 gestegen, en sedert in bet eerste halfjaar
van 1905 op fr. 5.89 teruggegaan. Voor de
vrouwen steeg het van fr. 3.30 tot fr. 3.93,
In den loop van bet tweede halfjaar van 1905
werd de negen-uren-dag ingevoerd.
Ten slotte wordtaangeteekend,(bld. 68)dat de
verhouding der netto uitgaven tot de opbrengst
van den verkoop, de exploitatiecoëfficiënt in
1904 18.46 en in 1905 18.06 pet. bedroeg.
De gegevens van het lucifersmonopolie zijn
als volgt (bid. 44?53): De ontvangsten beliepen
in 1905 35.95 de uitgaven 9.4 millioen, zoodat
een batig elot van 26.5 millioen werd verkregen
of ongeveer eer> half millioen meer dan in
1904. Per hoofd der bevolking werden 1022
lucifers gebruikt, wat een uitgaaf vertegen
woordigt van fr. 1.08, waarvan de'schatkist
O 91 fr. ontving. In het geheel werden bijna
40 milliarden lucifers verkocht, waarvan
slechts 43 millioen naar het buitenland.
Er zijn 6 staatslucifersfabrieken waarin
werkten 22 hoofdambtenaren met een loon
van bijna een ton francs, 105 meesterknechts
(waaronder 21 vrouwen) met een loon van
237,000 fr.. en 1919 werklieden (waaronder
1205 vrouwen) met een loon van 2.9 millioen.
Het gemiddeld dagloon per werkdag van 10
uren steeg by de mannen van fr. 4.36 in
in 1890 tot fr. 6.71 in het eerste halfjaar van
1905; by de vrouwen van resp. fr. 2.78 op
fr. 5.04. Ook in deze fabrieken werd in 1905
de negen-uren-dag ingevoerd. De
exploitatiecoëfficiënt bedroeg hier in 1904 en 1905 resp.
26.23 en 26.11 (bid. 54).
De litteratuur over de Fransche mono
polies is niet bijzonder groot In de biblio
theek van het Musée social te Parijs, Rue Las
Cases 5 bij wiens directeur ik in 1903 door
professor Gide aanbevolen was, kreeg
ik slechts enkele geschriften ter inzage.
De belangrijkste zijn: Maurice Bourguin:
De l'application des lois ouvrières aux
ouvriers et employés de l'Etat. (Edit :
Arthur Rousseau. Paris 1902). Verder: De la
condition des ouvriers dans les manufactures
de l'Etat, par Charles Mannheim; docteur
en droit; ingenieur des manufactures de
l'Etat. (Paris V. Giard, & G. Briêre Editeurs.)
Opmerking verdient ook nog dit woord
van den tegenwoordigen min. van financiën:
Les monopoles sont au nombre de trois.
Le monopole des tabacs, Ie monopole des
allumettes, Ie monopole de la poudre a feu.
Les monopoles fiscaux fournissent a l'Etat
un produit considérable valuéa 459,414,100
franc au budget de 1902.
Il n'est que juste de dire que pour
l'acquisition des matières premières les frais de
fabrication et de perception contrainent une
dépense de pres de 100 millions."
(Les impots en France a vee une piéface
de J. Caillaux p; 146.)
In Frankrijk is het monopolie-vraagstuk
voor vele kabinetten een zeer lastige kwestie.
Groote invloeden ran de haute finance"
doen zich gelden. Dit is wel niet anders
mogelijk. Het eigenbelang speelt in zulke
kwesties een niet-geringe rol. Komen daarbij
bovendien nog werkelijk bestaande nadeelen
van het monopolie-stelsel dan is de strijd
dubbel moeilijk. Toen la régie du gaz"
vóór twee jaren in de Senaat met kleine
meerderheid verworpen werd heeft de rap
porteur van het door de kamer reeds aan
genomen ontwerp het monopolie-beginsel
met de volgende woorden, niet vrij van
groote overdrijving, bestreden: Cet idéal
(de monopoliser toute la production) n'a
rien de particulièrement seduisant." Tous
les monopoles sont inférieur* a l'industrie
priyée quant a la qualitédes produits
et ils les vendent généralement plus cher.
(Charles Prévet: La régie du gaz. Discours
dans Ie sénat.)
Ook hier blijkt weer de eenzijdige voor
stelling van den tegenstander. Dat alle
monopolies lager staan dan de
privaatindusfcrieën zou toch nog nader bewezen
moeten worden. In deze fout der eenzijdig
heid nu moeten m. i. de principieele voor
standers niet vervallen.
Naast de groote voordeden der
verstaatlichung" zoude men de gebreken en leemten
van oyerheidsexploitaties moeten stellen
gelijk ik reeds deed in het begin van dit
opstel door te wijzen op de klachten van
de Figaro over de Fransche
postadministratle. Ook de bezwaren ten onzent geuit door
mannen als jhr. mr. Smissaert, v. d. Wall
Bake e. a. verdienen de overweging van
iedereen die het hier behandelde vraagstuk
wil bestudeeren. 8)
Dit alles eenerzijds. (Slot volgt.)
Bonn. S. J. VISSER.
f) In ons land is dit vraagstuk herhaaldelijk
en op voortreffelijke wijze door dr. G. W.
Bruinsma behandeld. Over ditzelfde onder
werp schreef nog dr. med. H. Beckers, arts
te Hannover Die Verstaatlichung des
Heilwesens" (Verlag: Schmorl und von Seefeld,
Hannover).
*) Zie dr. Busuiescu : Das Tabak
monopol in Rumanien mit 2 karten und 8
graphischen Tabellen. (Jena: Gustav Fischer
1905).
1) Zoo kunnen de moeilijkheden eener
gemeente-exploitatie, wel degelijk te wijten
zijn aan eene verouderde gemeente wetgeving.
2) Der Zusammenbruch der
Wirtschaftsfreiheit in den Vereinigten Staaten. G. Fischer
Jena.
3) Bulletin de statistique et de législation
comparée. Janvier 1907. Imprimerie Nationale
bb. 44?69. Over 1904: Zie Février 1906
blz. 123?169.
4) De economische vooruitgang van
Duitschland wordt erkend b.v. door den
Franse hen staat huishoudkundige professor
Blondel te Nancy. (L'essor de l'industrie
allemande.)
5) Zie dr. Manfred Krischberg. Der
Postscheck.
6) Dit zijn de afgeronde cyfers. Ia wer
kelijkheid zyn ontvangen fr. 452.094.254,77
en uitgegeven fr. 81.374.160,94 dus saldo
fr. 370.720.093,83.
7) De juirte c ij fer a zyn. Inkomsten:
fr. 35.949,407,08 ; uitgaven: fr 9.388.951,12 :
batig saldo : fr. 26.563.455,96.
8) Daarom moet de uitgave van een
geschrift als pro en contra," waarin een
voor- en een tegenstander van Staatsexploi
tatie der Spoorwegen aan het woord komen,
hartelijk worden toegejuicht.
Sympathiek.
Het dagblad De Tijd, anders gezegd
hare redactie, heeft eenige onaangename
oogenblikken beleefd, nu zij meende ous
te moeten verdenken van anarchisme,
blijkende uit woorden, door den heer
J. Isr. de Haan gebezigd, in een artikel
in het Weekblad, naar aanleiding der
berechting van den Andijkschen moord.
Het blad schrijft:
De rechtbank te Alkmaar, terecht van
meening, dat een dergelijke misdaad zware
straf vorderde, veroordeelde den moordenaar,
overeenkomstig den eisen van den Officier
van Justitie, tot veertien jaar gevangenisstraf.
Tegen dit vonnis nu wordt in De
Amgterdammer, het ook sommigen Katholieken zóó
sympathiek voorkomend groene weekblad, met
kracht geprotesteerd door Jacob Israël de
Haan, een schrijver, die meermalen over
rechtsquaestiën in dat blad het woord voert.
Deels op algemeen theoretische, deels op
aan het geval ze.'f ontleende gronden, acht
deze schrijver het gevelde vonnis door en
door onrechtvaardig, terwijl door de redactie
van het weekblad met geen enkel woord of
teeken van een afwijkend oordeel of zelfs
maar van eenigen twijfel of eenig voorbehoud
wordt blijk gegeveo.
Ziehier iets uit de inleiding: (bet geheele
artikel is te lang, om in ons blad te worden
overgenomen).
Ieder moordgeval is belangryk, niet alleen
wegens relatieve zeldzaamheid en iedere moor
denaar is een symphatiek mensch, en zy'n
terecbtstand is een belangwekkende zaak.
De rechtszaak tegen den Andijker moordenaar
ia meer dan gewoon belangwekkend, wegens
sommige onverwachte dingen, die gezegd
zyn, en dan ook wegens dat sommige
verwachtbare dingen niet zyn gezegd".
Dat wij in lederen moordenaar een sympa
thiek menscb behoorem te zien, is een stelling,
die, naar ons bekend is, wel in zeker soort
van perverse Fransche romans wordt verde
digd. Het is echter de eerste maal, meenen
wij, dat zy in een Nederlandsen orgaan, het
welk zich in 't algemeen niet de verdediging
van anarchistische begrippen ten doel stelt,
openlijk en zonder protest van de redactie
wordt uitgesproken."
Tot ons genoegen kunnen wij al aan
stonds De Tijd voor goed bevrijden van
iets dat haar geplaagd moet hebben als
een cauchemar.
Wij vinden een moordenaar niet
sympathiek in den zin van dat
woord, als men spreekt b.v. van een
sympathiek man of een sympathieke
vrouw. Maar de uitdrukking lezende in
verband met hetgeen er aan voorafgaat
en hetgeen er op volgt, en dat in een
artikel, hetwelk een pleidooi is voor
beter strafrecht, dat dan lang niet altijd
zachter zal zijn en volstrekt niet senti
menteel, hebben wij geen oogenblik er
aan gedacht, dat iemand zich in de
beteekenis dier woorden zou vergissen, en
dan zóó grof!
Met den misdadiger moet men medelijden
hebben. Waar zou men beter kunnen
weten, dan aan het bureau van De Tijd,
dat medelijden ook tot de oorspronkelijke
beteekenis van sympathie behoort?
En is zulk medelijden nu een kwaad ?
We hebben van onze jeugd af in de
christelijke kringen onzer opvoeding nooit
anders gehoord, dan dat de misdaad te
verafschuwen, en den misdadiger te be
straffen is, maar dat men medelijden
moet hebben met den man, die niet ia
weten staande te blij ven; met den
medemensch, die niet alleen anderen ongelukkig;
maakt, maar daardoor zelf zoo ongelukkig;
is geworden, en wij meenen dat nóg
degeloovigen bij het zien van een gevallene,
gaarne bidden: Heere leid ons niet in
verzoeking, maar verlos ons van den
bpoze", een stemming, die ook
ongelooyigen past, en wel de beste verklaring
is van het natuurlijk medelijden, dat elk,
niet ganschelijk van naastenliefde en.
zelfkennis misdeeld schepsel, bij derge
lijke gevallen gevoelt.
Hoe was het nu mogelijk, dat cfe Tijd
bij de woorden ieder moordenaar is een*
sympathiek mensch", IEDER moordenaar!'
zelfs er niet aan gedacht heeft, dat hier
mede een eenvoudige waarheid kon zqn
bedoeld, maar niet de "door en door
onmenschelijke stelling, dat ieder
moorde-naar" een mensch is in wien men een
welbehagen moet hebben ? En op welken
grond heeft het blad den heer De Haan%.
en met dezen ons, dien diabolische»
onzin aangewreven? Op geen anderen
grond-dan dezen: dat zulk een wijsheid
is een stelling, die naar ons (de Tijd}
bekend is, wel in zeker soort van per
verse fransche romans wordt verdedigd".
Ach, waartoe leidt al niet bekendheid
met perverse fransche romans!
Intusschen gaat De Tijd voort als volgt r
Op de ongevoeligheid van vroeger is echter
een ziekelyke overgevoeliggeid gevolgd,
welkeelke straf uit den booze verklaart; voor de
ruwheid en het tekort aan beschaving van
vorige eeuwen is als resultaat van onze
moderne, door-en-door beidensche
overbeschaving" een degeneratie in de plaats ge
treden, welke den afschuwelyksten moorde
naar sympathiek" heet; welke voor hei
kwaad, voor de misdaad, ook in haar afzich
telijkste gedaante, al de teederheid,
vergeven*gezindheid en genegenheid van baar hart
bereid houdt; doch hooge deugd, welke zich
niet bij hare begrippen wil aansluiten of zich
niet naar die begrippen fatsoeneeren laat,
alleen bespotting en af keuring waardig keurt".
Wij hebben het recht ons hierover ten
zeerste te beklagen, daar dergelijke frazes
gebruikt worden om de katholieke lezers
tegen ons te waarschuwen.
De Tijd WIST dat De Haan, in plaats
van elke straf uit den booze te verklaren,
een /. i. beter strafrecht vraagt, soms
strenger en in 't geheel niet sentimen
teel; De Tijd had bij eenig nadenken,
bij nauwgezette overweging van het arti
kel, ook bij eenige welwillendheid, kun
nen weten, dat sympathiek" in het ver
band waarin het voorkomt,
medelijdenswaardig beteekende, ia den zin zooals wij
het hierboven hebben uiteengezet; De Tijd
wist evenzeer, dat het een lasterlijke voor
stelling is van ons of onzen medewerker,
als zouden wij onze genegenheid van
hart" voor de misdaad, ook in hare
afzichtelijkste gedaante" bereid houden;
of dat wij hooge deugd", die niet bij
onze begrippen zich aansluit, alleen
bespotting waardig keuren.
Waarom hier niet de geringste poging
tot objectief oordeelen?
De Tijd doet een paar grepen uit de
inleiding en zegt: (?het geheele artikel
is te lang, om in ons Wad te wordea
overgenomen").
Aangenomen, dat ruimte daartoe ont
brak, maar waarom dan niet 't zou
iets meer moeite gekost hebben, zeker!
een trouw, volkomen zakelijk verslag
gegeven en de strekking van het betoog
helder doen uitkomen ?
De tegenstrijdigheden van het requisi
toir, waarvan de schrijver in ons blad
uitging, hij had ze zelf immers kort
genoeg geformuleerd:
En er is voortdurend tegenspraak tusschen
de eigen gezegden yan Mr. Cnopius:
1. Ente Zwan is onnadenkend en toch
zou hij den moord na veel en kalm over
wegen hebben gedaan.
2. Ente Zwan is onverschillig en in hooge
mate ongevoelig, toch moest hy eenige bor
rels drinken om moed te bekomen.
3. Ente Zwan is volkomen toerekenbaar
en tegelykertyd zegt Mr. Cnopius, dat h\j d»
noodlottige daad toch onder invloed van
Vrouwtje Dekker, de echtgenoote dea
ver