De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 26 mei pagina 10

26 mei 1907 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND. ?Ko. K61 heeisebt, daarmede ineensmelten en tot na die verkiezing voortduren. Geruchten, dezer dagen in Wallstreet ver spreid, volgens welke particuliere ramingen de tarweopbrengst reeds op 175 millioen bmhels minder schatten dan het vorige j aar, zullen nog wel een meer betrouwbare beves tiging behoeven. V. d. H. ttllinillll|IIIIIHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIrMIIIIIIIIIIIHIIIMflll MnmiMl en KtódaHolo Ma dunkt, er kan voor degenen, die een deel van hun tijd ten nutte willen maken yoor bun medemenschen, en daarvoor ook in staat zijn om eenige finantieele offers te brengen op het rijke terrein der liefdadig heid, geen aangenamer werk zijn dan dat der Gezondheids-koloniën. Aangenaam in den zin van voldoening en genot in de resultaten, die men er van kan constateeren! De gewone armenzorg baart veel teleur stelling, ondank, verdrietighedsn. Het werk der Gezondheids-koloniën voor minver mogende schoolkinderen, om de zwakke, bleeke kinderen meer frischheid en ge zondheid terug te geven, stellig voor tijdig en misschien voor goed, is een werk vol sympathie en hartelijke opgewektheid l Dezen indruk krijgt men ook thans weer uit het verslag over 1906 der vereeniging voor Gezondheids-koloniën te Rotterdam, die ook voor 1907, hare werkzaamheden weer is begonnen. Er -werden wederom 10 koloniën uitge zonden, ieder van 43 man. Helaas, van de 617 kindereu die zich hadden aangemeld, moest dus een groot aantal afvallen. Een bedroevend aantal voorwaar," zegt het ver slag. Groot genoeg om een flink koloniehuis een heel jaar te bevolken." Maar er is geen geld voor! Van de 413 kinderen, die werden uitgewmden, werden er 29 kinderen bijzonder veel verbeterd, 168 heel veel verbeterd, 98 tamelijk verbeterd, 64 niet blijvend ver beterd ; terwijl er 54 verhuisden en niet terug werden gevonden.. . Velen konden na de uitzending gere gelder dan vroeger de school bezoeken, en met meer lust het onderwijs volgen, zooals Tele onderwijzers constateerden.' En dan nog deze passage, die óók slaat op m'n begin van dit stukje: Aan uitingen van dankbaarheid zoowel van de ouders als van de kinderen, heeft het ook dit jaar niet ontbroken, en het is treffend, gade te slaan, hoe de meeste kolonistjes zich aan hunne geleiders en geleidsters gehecht hebben niet voor korten tijd maar zelfs jaren, nadat zij uitgezonden zijn geweest." Van de uitgezonden kinden n, konden er 50 nog gebruik maken van de gelegenheid, die de Vereeniging er voor verschaft, om nog eenige maanden lang twee glazen melk te gebruiken. ' Nietwaar, dat alles is niet slechts nuttig maar ook opwekkend werk. En dit spreekt nog meer uit het volgende stukje uit het verslag van de Ulnenhautsche kolonie: De baseule was naar de eetzaal verhuisd. > Omdat het dien avond vrij donker was, werd de lamp aangestoken en de weegschaal er vlak onder geschoven. No. l werd ge wo gen en bleek 8J< pond in gewicht te zijn toegenomen. Nauwelijks werd dit gehoord door de kinderen, die in een kring om de bascule stonden, of een luid hoera weerklonk ter eere van haar, die in 3 weken zooveel was weten aan te komen. En dit gejuich ?werd byna al den tijd, dat 't wegen plaats yond, aangeheven, want maar zeer enk >Ien "bleven onder de 5 pond. De meesten waren meer, een zelfs 12 pond aangekomen. Na tuurlijk was deze de held van den avond, en door sommigen werd hy zelfs met een blik, die naar wangunst zweemde, aange keken." Voor het eerst wordt thans ook verslag uitgebracht van het koloniehuis Sonsbeek, de grootste stichting, die door den oud-bur gemeester 's Jacob, der vereeniging als een geschenk ter beschikking werd gesteld, ge wijd aan de nagedachtenis van wijlen mevr. M. 's Jacob-Templeman van der Hoeven, die in den arbeid dezer vereeniging steeds zooveel belangstelling had getoond! Dat eerste jaar hebben er 81 kinderen van de heerlijke omgeving kunnen genieten, van de heerlijke, prachtige en gezonde omgeving. Van deze waren er 78 uit Rot terdam, en hierbij weer 41 kinderen van leden der grjote coöperatie Vooruitgang", die dit voor de leden behartigde. Want, hoezeer men ook mag aannemen, dat het noodzakelijk is, toch is het voor zér veel ouden, pok uit den middenstand (voor welke de stichting eigenlijk bestemd is) een groot bezwaar, dat er voor de kin deren een pensionprtjs van ? t.?per dag "betaald wordt! Want o, zulk een vacantie" is zoo goed. De resultaten," lezen we in het 't verslag, waren zeer verblijdend, soms verrassend. Met den dag zag men de zwakke kinderen in de hooge Geldersche lucht aankomen, ze kregen blozende wangen en heldere oogjes en met hunne betere gezondheid groeide de levenslust. De gemiddelde wichttoeneming van 14 pond behaalde een jorg n in 6','a week, de minste '/a pond in 4 weken. Ook de later ingekomen berichten aangaande de meeste patientjes luiden zeer gunstig." * * n Des te meer is het te betreuren, dat het met de financiën der vereeniging er niet te best bij staat. Gedurende 1906 vermin derden de giften voor de kas der kostelooze Gezondheids-koloniën met /'1700.?, terwijl ook de spaarbusjes f 100.?minder op brachten. Te samen zijn de inkomsten met ? 2152.59 verminderd! En van de apart beheerde financiën van het koloniehuis Sonsbeek wordt o. m. ge meld, dat er uit het reservefondsje van ?1400.?niet minder dan ?603.?verbruikt moest worden. Kan daarin niet door mér belang stelling van gegoede particulieren wat ver betering komen? Hoezeer zou n goed ondernomen fancy-fair per jaar, de ver eeniging uit den nood helpen ? Hoe zou n goed-geslaagd concert, haar ten be hoeve, gemakkelijk de financiën met een ? 1000 kunnen opvoeren ! En vooral: hoe zou de kas er beter yoor 'kunnen staan, indien veel gegoeden, die thans niets daar voor doen, hun medewerking verleenden. Zoo pessimistisch als thans de financieele mededeelingen luiden, hebben zij nog ?nooit geluid! Moge daarin toch spoedig verandering Jkotnen! -XVoorttreiileiil mflittir onderwijs. Ingevolge de -wijzigingen, aangebracht in de regeling van het voorbereidend militair onder richt, zal de aanmelding tot deelneming aan dit onderricht, dat kosteloos wordt verstrekt, moeten geschieden vóór den len Juni e. k. en wel: a. IQ plaatsen waai Infanterie cf VestingArtillerie in garnizoen ligt, by den Comman dant- Ofiicier der Infanterie of der VestingArtillerie ; 6. In de overige plaatsen bij den Burge meester der gemeente. Bedoelde commandeerende-offieieren en burgemeesters zenden vóór of op l Juli aan den Inspecteur der Infanterie een staat in, vermeldende onder meer welke jonge lieden zich tot deelneming hebben aangemeld. Vermits nu door genoemden Inspecteur na ontvangst van bedoelde staten, alle ver zoeken om alsnog tot het onderricht te worden toegelaten, zullen worden afgewezen, tenzij de belanghebbenden kunnen aantoonen, dat zy door verblyf in het buitenland of om andere redenen onschuldig zijn aan te late aanmel ding, meenen we de jongelieden die aan het voorbereidend militair onderricht wenschea deel te nemen, dat l October a. c. begint, nadrukkelijk opmerkzaam te moeten maken, op de noodzakelijkheid zich daartoe vóór l Juni a. s. aan te melden, terwy'l we tevens in herinnering brengen, dat gelijke aanmelding pok moet geschieden door hen die ten vorigen jare reeds aan het onderricht deelnamen. 's Gravenhage 18 Mei. «nnmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin iniiiiinHiiiiniiiiiiiiiniiitiiiiiiuiuiiiHWi De f ol-iot. Naar PIERRE LOTI. In mijn eigen huis, mijn woning die er nit ziet als een hoekje oud Oostersche kunst, dringt op een donker-droeven lente-avond een zwakke schemering tusschen de dikke, bijna gesloten raamgordynen door, die een lange lichtstreep werpt naar buiten in de donkere lucht. Uit de plooien van een rood fluweelen muurbehang, met uitheemsch goud-stiksel geborduurd, komt plotseling iets oneindig kleins te voorschijn, als voelde het zich aan getrokken door het kwijnend» licht, en een maal daar, vliegt het rond in dwarrelenden dans: een nauwelijks zichtbaar, grauw vlinder tje is het, een niets met vleugels aan, dat zeker pas is uitgekomen, bij de ditmaal zoo bleeke verjonging van het jaar. In het vorige jaargetij, terwijl ik rondzwierf op de Chïneesche wa'eren, was het zeker een aller/akeligst woroopje, in 't geheim bezig den draad van het kostbaar fluweel door te knagen, in de onveranderlijke duisternis en stilte van het vertrek. En heden beleefde d t nietige atoom een nieuw bedwelmend bestaan, de kleine ruimte leek plotseling ontvettend groot en het half-licht leek wel licht I Het was nu zijn jonge tijd, zijn uur van weelde, het uur der liefde, de glorie, het doelwit van zijn nietig bestaan vau larf. Al sneller in de wellust van te leven, be woog het de zijig bestofte vleugeltjas, om steeds blyder en griliiger wendingen te wa gen ... In 't voorbijgaan zag ik hem van een al te dolb luc it -d warreling naar beneden tuimelen en neërzjjgen op een purper-rood Oostersch tapijt. Zijn afgemat lichaampje schokte bij de laatste siddering en om hem zonder verder lijden tot het niet te doen wederkeeren, zette ik, uit meêlij, e^en den voet op zijn microscopischen doodstrijd. Een oogenblik bleef ik denken : Waar herinnerde mij dat ook wt er aan ? ... Iets dergelijks... een beweging... dat flad deren .. . een oogenblik gevoel van droef heid, maar nog levendiger gevoeld. . . waar en wanneer was het ook wtè. ?.... O ja,... te Constantinopel, op de houten brug die Stamboel met Pera verbindt, op een droeven Aprilavond als die van heden l Op een somberen lente-avond als vandaag wandelde ik er overheen. Al de bedelaars die gewoonlijk deze plaats bezoeken, waren op hunne posten : in een lange rij zag men al de bekende gedaanten nf rzitten : blinden, verminkten, idioten geheel met wonden be dekt. Onder anderen ook een allerongelukkigst kind van vier A vijf jaren; met kromgegroeide handen, ontstoken oogen zat het elkeu dag op een hoop lompen aan den kant van het trottoir. Een larve geleek hij, en achter hem zat zijn moeder, een oude vrouw die de roode stompen van haar twee afgehouden beenen ten toon stelde. Menschen gingen druk af en aan: wan delaars, ruiters, rijtuigen, mannen met een rooden fez op en gesluierde schoonen uit de harems. Achter de;e menigte strek'e Stam boel zich uit in al zijn pracht, met de ronde koepeltorens afgeteekend tegen den avond hemel. Op bijna lieven toon riep de vrouw zonder beenen haar kind en in het Turksch sprak ze tot hem: kom Mahmo;d, doe je jas aan, de wind wordt koud." Geduldig stond hij op en kwam naar haar toe. Zijn mantel was een onduidelijk gestreepte leelijke militaire jas, van Oostersch model, met een kap er aan. De moeder hield hem het kleedingstuk voor, en de knaap stak de armen uit, die eindigden in de kromgegroeide banden. Maar vóór de tweede mouw was ingestoken, over viel hem plotseling een zekere speelsheid en hij begon te loopen, te loopen, altijd maar in de rondte voor de vooibügangers uit, terwijl hij de losse mouwen van zijn jas fladderen liet, als waren het zijn vleugels.... Iets vaa de eeuwig dartele jeugd, de speelsche kinderlijkheid by den aanvang van het leven aan menschen en dieren eigen, kwam plotseling over hem. Zeker waren er onder zijn voorouders, als bij die van ieder andt-r, gezonde wezens geweekt, die lichaatnsvreugde hadden gekend; de blijdschap op zich zelf van te leven en zich te kunnen bewegen; iets van dat wat voorbij was gegaan, bezielde het zwakke vleeech van het uitgeteerde kind. Ik zag hem a«u, n en al verbazing, hem dien ik altijd zonder beweging had gezien, en ik weet niet welk een oneindige droefheid zich van mij meester maakte bij het gadeslaan van de korte, oogenblikkelijka vroolijkheid om het fladderen van de mouwen van zijn jas in den wind.... De moeder zonder beenen [schrikte : zij was bang voor paarden en rijtuigen, riep hem, knorde, trachtte zich naar hem voort te slepen ; maar hij draaide al door, tusschen de OBvertchillige wandelaars, dol, als de grauwe motten bij avond.... In 't eind hurkte hy weer neer op de oude plaats, kromp ineen en verroerde zich niet meer. TJit was het, zooils het begonnen was. Iets wreeders dan de luchtwarreding der wol mot, had het ongelukkige schepsel teer doen zygen: het bewustzijn zoo ellendig en verschillend te zy'n van anderen, een paria met doode handen. Met het hoofd gebogen, keek hij nu naar den grond, met een grimmige uitdrukking en een kwaadaardig knippen van de oogleden De overeenkomst tusschen hem en de wolmot ligt duidelijker in mijn geest, dan dat ik die hier heb kunnen brengen onder woorden. .. . E. H. DU QuKSXE?VAN GoGH. INGEZONDEN. Rectificatie. A'd a m, 7 Mei 1907. Geachte Reda, tie, Naar aanleiding van de opmerking van den heer Steenhoff, die onlangs in uw blad zeide dat de kunstrubriek een afspiegeling van haar beide medewerkers moest zy'n, ver onderstel ik dat de/.e heer allerminst zal dulden dat in die rubriek de lezer op or.juUfen~ heden wordt vergast. Daarom vertoek ik u deze rectificatie van een van 'sheeren 8. besprekingen («e 't no. van 28 April) te willen opnemen, ofschoon die wel niet onder de oogen zal komen van allen die z'ch vermeidden in wat van zyn hand in de Groene" stond. Volkomen de groote moeielijkheden van 't vak van kunst-criticus beseffende, spy't 't me toch voor den heer S. dat zelfs hij dit maal op een klip geraakt is. Anderzijds zal de heer S. wel weten dat ook 't schilder-zyn niet gering te schatten zwarigheden mee brengt. Daarom voor een begin ner" al een heel ding dadelijk uit een zee van schilders nwt alleen genoemd, maar zelfs als staaltje" aangehaald te worden. Het is zeker te betreuren a's zoo iemand reeds als beginner verbastert" Maar dan is het niet mindej te bejammeren als een journalist, een criticus, een Steenhotf, zich zijn zware verantwoo delijkhei l niet bewust, zoo'n armen beginner ten onrechte brand merkt als een verdorrend exemplaar. Op St. Lucas is 't n.l. duidelijk te zien, dat ik van de in menig opzicht aardig ge observeerde" keukentafel ben afgezakt tot een schoolsche volmaking van doen" in 't Stilleven met Helm. Ik weet niet welke redenen de heer S. heeft om hierbij verkeerdelrjk aan te nemen dat het Stilleven met Helm 't laatst geschilderd werd. Daar het inderdaad ouder is, stelt hij mij dus onbe wust als voorbeeld, hoe je van een ver basterde" toestand kunt komen tot een aardige"observatie,vrij van Fchool?chdoen." Voor dit compliment mijn daak uitende, zou ik toch den heer S. willen verzoeken met 'n beetje minder vrijmoedigheid grepen te doen uit zy'n ongetwijfeld rijke fantasie. Vooral daar, waar hij ondanks het nietweten van de vereischte feiten zich tot het trekken van conclusies verstout, komt hy' tot slotsommen die nu juiscniet geschikt zijn tot waarachtige voorlichting van zijn publiek. En zeker zal de heer S. met my van meening zijn dat bij afwezigheid van licht geen voorlichting plaats vinden kan en geschrijf over kunst alsdan niet de minste raison-d'ètre heeft. Met beleefden dank voor de plaatsing. Hoogachtend, J. C. POORTEXAA.R. ** * Dit ia zeker wel de mmder aangename kant van het vak kunstkriticus", om een ieder, die in den luim raakt een ingezonden stukje te schrijven, van wederwoord te moeten dienen. Nu deze heer, die mij komt aankeffen over een beu'.elachtightid, het geva een, gewichtige kwestie wil doen schijnen en dairdoor op kunstmatige wijze zijn werk zaamheid onder bereik brengt der publieke aandacht Ik gun hem dit resultaat van zy'n moeite, doch moet opmerken dat de RECTIFIC ITIK, die bij zoo noodzakelyk achtte, in enkele regeltjes had kunnen gegeten word .n. Wat is toch het euvel dat zoo hoog wordt opgenomen? Ik taste mis in een ver moeden, dat ik des ondanks als gegrond bly'f beweren, en zeker in verdere strekking zeer ter plaatse wa*. Welke redenen ik had voor dit (verkeerd) vermoeden ? Ik heb geen lust het wér eens te gaan zeggen, waarom ik het stilleven met Keukentafel Iets, dat met .Helm Niet» acht. De termen voor nadere definitie zijn reeds te vinden in het ingezonden stukjp, Een ieder die met eenige oplettendheid de komende en gaande debutanten op tentoonstellingen volgt, weet, dat er meerderen zijn die van lieverlede vast raken op het doode punt van handvaardig heid in het schildersberoep. Er zijn voorbeelden genoeg van schilders, wier aaavangswerk nadrukkelijker beloften in het verschiet stelden, dan deze heer Poortenaer, en die toch nooit er aan voldeden. Met dit eene Stilleven noemde ik hem m'nder ter bijzondere onderscheiding uiteen zee van schil Iers", waarop bij nu zoo prat gaat, dan wel als een staaltje" om dat veel voorkomend verschijnsel van ontaarding der rechtgezinde eenvoud in zinledige bekwaamheid aan. te duiden. Dat hij nu juist de Keukentafel nu de Helm maakte, kan de bewijskracht voor het veel vo )rkomend verscbynsel van verbas tering, langs den weg pis genoemd, niet ver zwakken; alleen mijn gevolgtrekking betref fende een bijzonder geval, falikant doen schijnen. Maar ... een onwaarschijnlijkheid is nog wat anders als een onmogelijkheid en bovendien, een verdorrend exemplaar" kan nog wel vleugen van opleving hebben. Ik geloof wel dat van de meeste schilders in hun aanvangswerk sympathieke trekjes zijn aan te wijzen en, met het gezicht op de duffe middelmatigheid van zooveel meer ervarenen, wil men al gauw daaruit ver wachtingen gaan stellen. Ik had wellicht op de Lucas-fentoonstelling nog wel andere werken kunnen vinden, waaraan deze algemeene opmerkingen waren vast te knoopen. Maar 't liep zor>, dat ik taet een Lucas-lid voor dit Stilleven kwam te staan, (waardoor ik ook te weten kwam dat het 't werk van een beginner was) en we na, de kwaliteiten, waardoor het aantrekkelijk: was, te hebben opgemerkt, werkelijk met ontsteltenis bemerkten dat het Stille ven met Helm eveneens van hem was. Ten slotte hoop ik, dat om andere redenen en dan niet afgedwongen van de heuschheid eener redactie er eens zooveel woorden als nu over het werk zelf van dezen heer mogen gezegd worden. Alvast kan hij gerust zy'n, dat in de kunsthistorie later een belangrijke fout omtrent de chronologische volgorde zy'ner scheppingen zal voorkomen wezen door zijn RECTIFICATIE I W. STEENHOFF. Uit eigen aandrang. Zonder mij partij te stellen in de zaak mej. Hopper-Feenstra Vorrink, kan ik me toch niet bedwingen ook 'n woordje mee te praten. Ik wens niet op geheugen-feiten" te pro jecteeren" en zo blunders, a.s den heer Feenstra maakt.te ontlopen bezigheden hou den mij een dag of twaalf in Groningen, dus buiten bereik van eigen gegevens en zal mij dus bepalen tot de punten door den heer Feenstra in De Amsterdammer van HMeij.l. gesteld: a dat mej. Hopper weinig werkt; b dat iemand die de kunst van het tooneel ziet, zonder de personeu te kennen, tot de volgende conclusie gerechtigd mag schynen: Die voelt zich arrivée, enz. enz. Ik begin met die punten te onderBchry ven. Juist, meneer Feenstra, dat, dit alleen hebt u te bewijzen met uwe, grootpralend aan gekondigde, documenten". Maar dat hebt ge niet gedaan, wat ik wil aantoont n. Evenals in het vorige artiekel, tracht de heer Feenstra zich ook nu door 'n draai in een gunstiger stelling te plaatsen, door han digheid. Tóén de Oud-Heidt-lberg blunder trots groot wo >rd geschetter en geleerderige woorden-praal niet goed gepraat, waar ongelijk-erkencing had moeten volgen, 1) mi: Mijn bedoelen (ik kursiveer J. B.) kanalleen zijn, dat er geen studio meer door haar w rd bedreven, die tot zichtbaar resultaat in haar creëren tot uiting kwam". Neen, meneer Feenstra, bedoelen moogt u niet, als u zulke... onaangename dingen zegt. Achter bedoelen" is het makkel.k schnilhoekje spelen, maar u hebt daar het recht niet toe in een aanvallend artiekel. Daarin zegt men waar het op staat, duidelik, voor ieder te begrijpen, maar 6;doelt" niet iets anders. Evenmin wensen wy genoegen te nemen met: Daar het niet aangaat van een Wtekblad als de Groene tijdschriftruimte voor dit bewijs te eischen", want een weekblad als de Groene", dat ruimte geeft voor uw krenkende persoonsbespreking, dat u als kundig jour nalist ' een rubriek over personen doet openen, moet u ruimte geven gemaakte blunders te herstellen, foutieve meningen te herroepen of uw gelijk te bewyzen. En de Red. v. d. Groene zal dat, daar ben ili van overtuigd, een aangename plicbt achten. Doet u het niet, kunt u zelfs uw oordeel niet goed praten, dan ... enfin, dat weet u. U demonstreert." liefst op Nora". Dat geloof ik. ik ben zo van mening, dat u mej. Hopper nooit een andsre rol zagcreeëren. Zij heeft denaïje kind-vrouw-poesie niet, die Nora groot maakt", , zij bezit geen zachte naïviteit, en mist de gevoelsdisUneüe". Dat alles weet ze.' Dus: studie l" Studeren Dij : de philologen; de practische dramaturgen ; de begaafdere kunstzuster''! Zeker,zeker meneer Feenstra, maar . .. u zou niet vertellen wdt of hóe mej. H. had moeten doen, maar, dat zij dat alUs NIKT deed. Heus, wij weten er ook wel iets van, lazen en zagen ook wel eens iets. Noch Sur,. Déspréz, noch Jtl. Duae, noch Agn. Sorma waren (zijn) kind-viouvstje" met engelachtig, mooi,teeüer vleugelgeklep" en nog nooit was er een artieste in staat Nora te spelen als kindvrouw", ooi de eenvoudige reden, dat zij allen in een te ver gevorderd gevoelsleven gegroeid waren, vóór zij aan een Nora ver tolking konden denken. Hierruêe is het niet kind-vrouw'' zijn van mt-j. H. niet verdedigd of gerechtvaardigd, daar wens ik geheel buiten te blijven, maar het is de ontkenning dat zij bij haar meer begaafde" kunsUusters in aat opzicat iets hadde kunnen leren. En de philologen! Zij lieten geen pers pectief onontdekt." Kom, meneer Feenstra, zo sUcht op de hoogte? Ieder ogenblik lezen we niew-gevonden perspectie/en. :t Is waar, elke studie heelt als basis, dat Nora een kind-vrouw" is dat leztn we trouwens zonder enige scherpzinnigheid al in den tietel maar de teoreUese verklaring der uitiiig-.-wijze voor het Nora-karakter, loopt zeer uiteen. En nogmaals, het kind vrouwtje" deed j*een enkele artieste nog voor ons leven en do persoonlike opvattingen waren even wijd uiteenlopend als die der philologen. Maar, ik gelool, dat er juist een gevaar schuilt in de bestudering der philolo£en, dat ook mtj. H niet ontkomen is. M.i. berustte haar Nora-creas:e op den sterken invloed van dr. Wulffen's betoog in Ibseii's Nora vor dam Strafrichter ucd P.-ychiater ' (ik noteer uit't hoofd). Want juist deonbewuste hysterie, waarin dr. \V. het zwaarte punt zoekt, meende ik meei malen door haar spel te zien heenbreken. Misschien kent mej. H , dr. VVulfl'eu's studie niet eens, dat zou, artiesüek, nog meer waardeering voor haar s udie-gevolg geven. Immers in hoogste kunnen moeten kunste naar en psychiater samen gaan. Juist 't door den heer Feenstra genoemde koketteren met Rank, is door dr. W. helder belicht. Wie weet, mijnheer Feenatra, misschien had mej. H. de püilologei beter bestudeerd dan... u. Misschien ook nitt. Weten doe ik dat evenmin als u. Een oordeel daarover blijve dus achterwege en hebben wij alleen te bewonderen wat een actrice, met alles tegen voor een bepaalde rol, daar toch nog van te maken weet. Maar blijft voor u de plicht van rehabilitatie, erkenning van u verga loppeerd te hebben. Vergeefs heb ik in uw artiekeltje gezocht naar het bewijs: dat mej. H. niet studeert en dat u tot u w krenkend oordeel gerechtigd if>. Uit eigen wil heeft u dingen gezegd waar niemand naar vroeg, bent u als krietiekus opgetreden en wilt nu nog als wegwijzer poseren. Maar geloof mij, mijnheer Feenstra, al zijn wij maar" toneelspelers, uw leiding hebben wij niet nodig, u oordeel is gebleken waardeloos te zijn iets niews toch hebt u ons nUt gezegd! en uw krie iek ge bouwd op dnn wankelen bodem van geheugen-feiteu" veroordeelde zich zelf. Groningen 15 Mei '07. JOIIAH BRANDENBURG Ja. 1) De ongelijk-erkenning'1 werd door den heer Feenstra ten duidelijkste gedaai . Wij oat'ingen nog een schrijven van den heer Vorrink, van gelijk- strekking. Wij sluiten echter het debat over deze zaak, na in het volgend Nr. een antwoord van den heer Feenstra, dat wij te laat ontvingen, te hebben opgenomen. Red. 4e Jaargang. 26 Mei 1907. Eed.: C. H. BBOKKAUP, Damrak 59, Amst. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubrii k betreffende, te richten aan bovenstaand adres. Probleem No. 85 is goed opgelost door: H. J. Boomsm», K. C. de Jonge, L. i Koperberg, A D. Querido, J. Swarr, D. Tates, A'dam; K. Bouwes, N. Bouwes, D. Kikke, Edam; W, van Daalen, W. J. A. Matla, Haarlem; J. Fortgens, Helder. Zij, die ons foutieve oplossingen hebben toegezonden, zullen dit, bij het aanschouwen van de eenige juiste oplossing, wel reeds be merkt hebben. A4N DE PROBLEMISTEN. Even a!s vorige jaren, openen wy weder een wedstrijd voor problemuten, waaraan ten premie, ter waarde van / 3 voor het probleem, en een, ter waarde van f 5 voor het eindspel is verbonden. De auteur, wiens inzending de minite oplossers telt, ontvangt de premie. Composities met meer dan l oplossing, komen niet in aanmerking. Zijn van twee of meer problemen het aantal oplossers gelijk, dan krijgt de naluurlijkste stand de voorktur. Dezelfde auteur mag hoogstens 2 eindspelen en l probleem, 3 problemen en l emdspel of 4 problemen latfn mededingen, maar behoeft ze niet gelijktijdig in te leveren. A_l:t* moet oorspronkelijk en eigen werk zijn, en>niet reeds in andere binnenlandsche oladea of tijdschriften opgenomen. In de rubriek wordt de auteur genoemd brj de oplossing, tenzy het aangebodene een opdracht is, in welk geval de naam des auteurs onmiddellyic boven het diagram wordt geplaatst. De auteur krijgt ook een punt als oplosser, tenzij diets oplossing wordt afgebroken, in welk g-;val het probleem ook buiten mededinging wordt gesteld. Wij verzekeren de opnamen van minstens 20 problemen of eindspelen; verder geven wij geen zekerheid, daar af en toe ook composities buiten mededinging worden op genomen. Alle toezendingen blijven eigendom van de redactie, die het recht behoudt, min derwaardige- of om andere reden ongeschikte toezendingen terzyde te leggen. De plaatsing in de rubriek, geschiedt zoo veel mogelijk in volgorde van ontvangst. AAN DE OPLOSSERS. Even a's vorige jaren, wordt ook voor de oplossers weder een wedstrijd uitgeschreven. Hieraan verbit den wij 4 premies, ter waarde van 4, 3, 2 en l gld., op de volgende voor waarden: Zij, die van de 30 achtereenvolgende gc~ nnmmerde problemen of eind?pelen, de mees ten hebben opgelost, ontvangen in volgorde de premies. Hebben twee of meer oplossers een gölijk aantal punten, dan beslist het lot. Elk goed opgelost probleem of eindspel geeft l punt, tenzij bij voorafgaande kennis geving, dat er meer punten voor n oplos sing worden gegeven. Ook wordt een extra premie uitgeloofd voor dengene, die de meecte bij oplossingen heeft ingezotden. Van ongenummerde problemen worden geen punten gegeven. Ooi de 14 dagen verschijnt een genummerd probleem of einlsptl. Men lette er vooral op, dat het woordje ter" of buiten melelinging", boven het probleem geplaatst, uitsluitend betrekkin? heeft op den. wedstrijd voor problemisten, en dus ni,t in. verband staat met den wedstrijd voor oplos sera. De wedstrijd vangt aan met pr. No. 87, in de rubriek van 2 Juni a.s. en ein-iigt na plaatsing van No. 116. De heer K. Koster, Hoogcarspel, zendt on» onderstaande stelling uit een gespeelde partij, waarin zijn partner, de heer M. de Jong, een schoone doch o. i. geen winstaanbrengende combinatie ontwikkelde. Stand van de partij: Zwart. K. Koster (14 schijven). Wit M de Jong (14 schijven*. Ontleding: w. 27-2i, 32:21, 33-28, 2323, 34 3n, 30 : 10, 25 :3! Wij maken den heer De Jong ons compli ment voor deze kranige damzet. Jammer dat hij iets te duur gekocht i?. UIT DE D AM WERELD. Za'.erdag 18 Met 1.1., is te Amsterda-n, in Caféde Karseboom", een match bfg >nnfn. tuaschen de heeren J. Weiss, van Parijs en J. de Haas, van Amsterdam. Naar wij ver nemen zuilen er 20 partijen gespeeld worden, waarvan 2 per dag. Wij lezen hieromtrent in het Damspel" (hoofdredactie, de heeren J. de Haas en Ph. L. Battet'ell), No. 3 van Mei j.).: Tot ons groot genoegen kunnen wij mededeelen, dat adhesie-betuigingen zijn ingekomen van de groote fianeche damclubs te Marseille en Lyon, met de verklaring, dat zij den over winnaar in dezen match als wereldkampioen zullen erkennen en dus hunne goedkeuring er aan hechten dat de heer Weigg diens itel in dezen malch gaat inzetten," enz. Dit lezende, zullen velen de vraag volkomen. gerechtvaardigd vinden: beslissen dan slechts twee fi-ansche clubs, over het al of niet ver spelen van 't wenldk&mpioenschap? Is dit wel wettig?... De meening der hollandsche damspelers wordt eenvoudig genegeerd. In de rubriek van 26 Aug. 1906, gaven wij hierover onze meening duidelijk te kennen en willen dus heden, niet verder hierop icgaan, maar het oordeel afwachten van de Holiandsche en het groot aantal niet genoemde Fransche damclubs.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl