Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOORNEDERLAND.
?Ko. K61
heeisebt, daarmede ineensmelten en tot na
die verkiezing voortduren.
Geruchten, dezer dagen in Wallstreet ver
spreid, volgens welke particuliere ramingen
de tarweopbrengst reeds op 175 millioen
bmhels minder schatten dan het vorige j aar,
zullen nog wel een meer betrouwbare beves
tiging behoeven. V. d. H.
ttllinillll|IIIIIHIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIMIIIIIIIrMIIIIIIIIIIIHIIIMflll
MnmiMl en KtódaHolo
Ma dunkt, er kan voor degenen, die een
deel van hun tijd ten nutte willen maken
yoor bun medemenschen, en daarvoor ook
in staat zijn om eenige finantieele offers te
brengen op het rijke terrein der liefdadig
heid, geen aangenamer werk zijn dan dat
der Gezondheids-koloniën.
Aangenaam in den zin van voldoening
en genot in de resultaten, die men er van
kan constateeren!
De gewone armenzorg baart veel teleur
stelling, ondank, verdrietighedsn. Het werk
der Gezondheids-koloniën voor minver
mogende schoolkinderen, om de zwakke,
bleeke kinderen meer frischheid en ge
zondheid terug te geven, stellig voor tijdig
en misschien voor goed, is een werk vol
sympathie en hartelijke opgewektheid l
Dezen indruk krijgt men ook thans weer
uit het verslag over 1906 der vereeniging voor
Gezondheids-koloniën te Rotterdam, die
ook voor 1907, hare werkzaamheden weer
is begonnen.
Er -werden wederom 10 koloniën uitge
zonden, ieder van 43 man. Helaas, van de
617 kindereu die zich hadden aangemeld,
moest dus een groot aantal afvallen. Een
bedroevend aantal voorwaar," zegt het ver
slag. Groot genoeg om een flink
koloniehuis een heel jaar te bevolken." Maar
er is geen geld voor!
Van de 413 kinderen, die werden
uitgewmden, werden er 29 kinderen bijzonder
veel verbeterd, 168 heel veel verbeterd,
98 tamelijk verbeterd, 64 niet blijvend ver
beterd ; terwijl er 54 verhuisden en niet
terug werden gevonden.. .
Velen konden na de uitzending gere
gelder dan vroeger de school bezoeken, en
met meer lust het onderwijs volgen, zooals
Tele onderwijzers constateerden.'
En dan nog deze passage, die óók slaat
op m'n begin van dit stukje:
Aan uitingen van dankbaarheid zoowel
van de ouders als van de kinderen, heeft
het ook dit jaar niet ontbroken, en het is
treffend, gade te slaan, hoe de meeste
kolonistjes zich aan hunne geleiders en
geleidsters gehecht hebben niet voor korten
tijd maar zelfs jaren, nadat zij uitgezonden
zijn geweest."
Van de uitgezonden kinden n, konden er
50 nog gebruik maken van de gelegenheid,
die de Vereeniging er voor verschaft, om
nog eenige maanden lang twee glazen melk
te gebruiken.
' Nietwaar, dat alles is niet slechts nuttig
maar ook opwekkend werk. En dit spreekt
nog meer uit het volgende stukje uit het
verslag van de Ulnenhautsche kolonie:
De baseule was naar de eetzaal verhuisd.
> Omdat het dien avond vrij donker was,
werd de lamp aangestoken en de weegschaal
er vlak onder geschoven. No. l werd ge wo
gen en bleek 8J< pond in gewicht te zijn
toegenomen. Nauwelijks werd dit gehoord
door de kinderen, die in een kring om de
bascule stonden, of een luid hoera weerklonk
ter eere van haar, die in 3 weken zooveel
was weten aan te komen. En dit gejuich
?werd byna al den tijd, dat 't wegen plaats
yond, aangeheven, want maar zeer enk >Ien
"bleven onder de 5 pond. De meesten waren
meer, een zelfs 12 pond aangekomen. Na
tuurlijk was deze de held van den avond,
en door sommigen werd hy zelfs met een
blik, die naar wangunst zweemde, aange
keken."
Voor het eerst wordt thans ook verslag
uitgebracht van het koloniehuis Sonsbeek,
de grootste stichting, die door den oud-bur
gemeester 's Jacob, der vereeniging als een
geschenk ter beschikking werd gesteld, ge
wijd aan de nagedachtenis van wijlen mevr.
M. 's Jacob-Templeman van der Hoeven,
die in den arbeid dezer vereeniging steeds
zooveel belangstelling had getoond!
Dat eerste jaar hebben er 81 kinderen
van de heerlijke omgeving kunnen genieten,
van de heerlijke, prachtige en gezonde
omgeving. Van deze waren er 78 uit Rot
terdam, en hierbij weer 41 kinderen van
leden der grjote coöperatie Vooruitgang",
die dit voor de leden behartigde.
Want, hoezeer men ook mag aannemen,
dat het noodzakelijk is, toch is het voor
zér veel ouden, pok uit den middenstand
(voor welke de stichting eigenlijk bestemd
is) een groot bezwaar, dat er voor de kin
deren een pensionprtjs van ? t.?per dag
"betaald wordt! Want o, zulk een vacantie"
is zoo goed.
De resultaten," lezen we in het 't verslag,
waren zeer verblijdend, soms verrassend.
Met den dag zag men de zwakke kinderen
in de hooge Geldersche lucht aankomen,
ze kregen blozende wangen en heldere
oogjes en met hunne betere gezondheid
groeide de levenslust. De gemiddelde
wichttoeneming van 14 pond behaalde een jorg n
in 6','a week, de minste '/a pond in 4 weken.
Ook de later ingekomen berichten aangaande
de meeste patientjes luiden zeer gunstig."
* *
n
Des te meer is het te betreuren, dat het
met de financiën der vereeniging er niet te
best bij staat. Gedurende 1906 vermin
derden de giften voor de kas der kostelooze
Gezondheids-koloniën met /'1700.?, terwijl
ook de spaarbusjes f 100.?minder op
brachten. Te samen zijn de inkomsten met
? 2152.59 verminderd!
En van de apart beheerde financiën van
het koloniehuis Sonsbeek wordt o. m. ge
meld, dat er uit het reservefondsje van
?1400.?niet minder dan ?603.?verbruikt
moest worden.
Kan daarin niet door mér belang
stelling van gegoede particulieren wat ver
betering komen? Hoezeer zou n goed
ondernomen fancy-fair per jaar, de ver
eeniging uit den nood helpen ? Hoe zou
n goed-geslaagd concert, haar ten be
hoeve, gemakkelijk de financiën met een
? 1000 kunnen opvoeren ! En vooral: hoe
zou de kas er beter yoor 'kunnen staan,
indien veel gegoeden, die thans niets daar
voor doen, hun medewerking verleenden.
Zoo pessimistisch als thans de
financieele mededeelingen luiden, hebben zij nog
?nooit geluid!
Moge daarin toch spoedig verandering
Jkotnen!
-XVoorttreiileiil mflittir onderwijs.
Ingevolge de -wijzigingen, aangebracht in de
regeling van het voorbereidend militair onder
richt, zal de aanmelding tot deelneming aan
dit onderricht, dat kosteloos wordt verstrekt,
moeten geschieden vóór den len Juni e. k.
en wel:
a. IQ plaatsen waai Infanterie cf
VestingArtillerie in garnizoen ligt, by den Comman
dant- Ofiicier der Infanterie of der
VestingArtillerie ;
6. In de overige plaatsen bij den Burge
meester der gemeente.
Bedoelde commandeerende-offieieren en
burgemeesters zenden vóór of op l Juli
aan den Inspecteur der Infanterie een staat
in, vermeldende onder meer welke jonge
lieden zich tot deelneming hebben aangemeld.
Vermits nu door genoemden Inspecteur
na ontvangst van bedoelde staten, alle ver
zoeken om alsnog tot het onderricht te worden
toegelaten, zullen worden afgewezen, tenzij de
belanghebbenden kunnen aantoonen, dat zy
door verblyf in het buitenland of om andere
redenen onschuldig zijn aan te late aanmel
ding, meenen we de jongelieden die aan
het voorbereidend militair onderricht
wenschea deel te nemen, dat l October a. c.
begint, nadrukkelijk opmerkzaam te moeten
maken, op de noodzakelijkheid zich daartoe
vóór l Juni a. s. aan te melden, terwy'l we
tevens in herinnering brengen, dat gelijke
aanmelding pok moet geschieden door hen
die ten vorigen jare reeds aan het onderricht
deelnamen.
's Gravenhage 18 Mei.
«nnmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin iniiiiinHiiiiniiiiiiiiiniiitiiiiiiuiuiiiHWi
De f ol-iot.
Naar PIERRE LOTI.
In mijn eigen huis, mijn woning die er
nit ziet als een hoekje oud Oostersche kunst,
dringt op een donker-droeven lente-avond
een zwakke schemering tusschen de dikke,
bijna gesloten raamgordynen door, die een
lange lichtstreep werpt naar buiten in de
donkere lucht.
Uit de plooien van een rood fluweelen
muurbehang, met uitheemsch goud-stiksel
geborduurd, komt plotseling iets oneindig
kleins te voorschijn, als voelde het zich aan
getrokken door het kwijnend» licht, en een
maal daar, vliegt het rond in dwarrelenden
dans: een nauwelijks zichtbaar, grauw vlinder
tje is het, een niets met vleugels aan, dat
zeker pas is uitgekomen, bij de ditmaal zoo
bleeke verjonging van het jaar.
In het vorige jaargetij, terwijl ik rondzwierf
op de Chïneesche wa'eren, was het zeker een
aller/akeligst woroopje, in 't geheim bezig den
draad van het kostbaar fluweel door te knagen,
in de onveranderlijke duisternis en stilte van
het vertrek. En heden beleefde d t nietige
atoom een nieuw bedwelmend bestaan, de
kleine ruimte leek plotseling ontvettend
groot en het half-licht leek wel licht I Het
was nu zijn jonge tijd, zijn uur van weelde,
het uur der liefde, de glorie, het doelwit van
zijn nietig bestaan vau larf.
Al sneller in de wellust van te leven, be
woog het de zijig bestofte vleugeltjas, om
steeds blyder en griliiger wendingen te wa
gen ... In 't voorbijgaan zag ik hem van een
al te dolb luc it -d warreling naar beneden
tuimelen en neërzjjgen op een purper-rood
Oostersch tapijt. Zijn afgemat lichaampje
schokte bij de laatste siddering en om hem
zonder verder lijden tot het niet te doen
wederkeeren, zette ik, uit meêlij, e^en den
voet op zijn microscopischen doodstrijd.
Een oogenblik bleef ik denken :
Waar herinnerde mij dat ook wt er aan ? ...
Iets dergelijks... een beweging... dat flad
deren .. . een oogenblik gevoel van droef
heid, maar nog levendiger gevoeld. . . waar
en wanneer was het ook wtè. ?....
O ja,... te Constantinopel, op de houten
brug die Stamboel met Pera verbindt, op een
droeven Aprilavond als die van heden l
Op een somberen lente-avond als vandaag
wandelde ik er overheen. Al de bedelaars
die gewoonlijk deze plaats bezoeken, waren
op hunne posten : in een lange rij zag men
al de bekende gedaanten nf rzitten : blinden,
verminkten, idioten geheel met wonden be
dekt. Onder anderen ook een
allerongelukkigst kind van vier A vijf jaren; met
kromgegroeide handen, ontstoken oogen zat het
elkeu dag op een hoop lompen aan den kant
van het trottoir.
Een larve geleek hij, en achter hem zat
zijn moeder, een oude vrouw die de roode
stompen van haar twee afgehouden beenen
ten toon stelde.
Menschen gingen druk af en aan: wan
delaars, ruiters, rijtuigen, mannen met een
rooden fez op en gesluierde schoonen uit de
harems. Achter de;e menigte strek'e Stam
boel zich uit in al zijn pracht, met de ronde
koepeltorens afgeteekend tegen den avond
hemel. Op bijna lieven toon riep de vrouw
zonder beenen haar kind en in het Turksch
sprak ze tot hem: kom Mahmo;d, doe je
jas aan, de wind wordt koud."
Geduldig stond hij op en kwam naar haar
toe. Zijn mantel was een onduidelijk gestreepte
leelijke militaire jas, van Oostersch model,
met een kap er aan.
De moeder hield hem het kleedingstuk
voor, en de knaap stak de armen uit, die
eindigden in de kromgegroeide banden. Maar
vóór de tweede mouw was ingestoken, over
viel hem plotseling een zekere speelsheid en
hij begon te loopen, te loopen, altijd maar
in de rondte voor de vooibügangers uit,
terwijl hij de losse mouwen van zijn jas
fladderen liet, als waren het zijn vleugels....
Iets vaa de eeuwig dartele jeugd, de
speelsche kinderlijkheid by den aanvang van
het leven aan menschen en dieren eigen,
kwam plotseling over hem.
Zeker waren er onder zijn voorouders, als
bij die van ieder andt-r, gezonde wezens
geweekt, die lichaatnsvreugde hadden gekend;
de blijdschap op zich zelf van te leven en zich
te kunnen bewegen; iets van dat wat voorbij
was gegaan, bezielde het zwakke vleeech
van het uitgeteerde kind.
Ik zag hem a«u, n en al verbazing, hem
dien ik altijd zonder beweging had gezien, en
ik weet niet welk een oneindige droefheid
zich van mij meester maakte bij het
gadeslaan van de korte, oogenblikkelijka
vroolijkheid om het fladderen van de mouwen
van zijn jas in den wind....
De moeder zonder beenen [schrikte : zij was
bang voor paarden en rijtuigen, riep hem,
knorde, trachtte zich naar hem voort te
slepen ; maar hij draaide al door, tusschen
de OBvertchillige wandelaars, dol, als de
grauwe motten bij avond....
In 't eind hurkte hy weer neer op de oude
plaats, kromp ineen en verroerde zich niet
meer. TJit was het, zooils het begonnen was.
Iets wreeders dan de luchtwarreding der
wol mot, had het ongelukkige schepsel
teer doen zygen: het bewustzijn zoo ellendig
en verschillend te zy'n van anderen, een
paria met doode handen.
Met het hoofd gebogen, keek hij nu naar
den grond, met een grimmige uitdrukking
en een kwaadaardig knippen van de oogleden
De overeenkomst tusschen hem en de
wolmot ligt duidelijker in mijn geest, dan dat
ik die hier heb kunnen brengen onder
woorden. .. .
E. H. DU QuKSXE?VAN GoGH.
INGEZONDEN.
Rectificatie.
A'd a m, 7 Mei 1907.
Geachte Reda, tie,
Naar aanleiding van de opmerking van den
heer Steenhoff, die onlangs in uw blad zeide
dat de kunstrubriek een afspiegeling van
haar beide medewerkers moest zy'n, ver
onderstel ik dat de/.e heer allerminst zal
dulden dat in die rubriek de lezer op or.juUfen~
heden wordt vergast. Daarom vertoek ik u
deze rectificatie van een van 'sheeren 8.
besprekingen («e 't no. van 28 April) te
willen opnemen, ofschoon die wel niet onder
de oogen zal komen van allen die z'ch
vermeidden in wat van zyn hand in de Groene"
stond.
Volkomen de groote moeielijkheden van
't vak van kunst-criticus beseffende, spy't 't
me toch voor den heer S. dat zelfs hij dit
maal op een klip geraakt is. Anderzijds zal
de heer S. wel weten dat ook 't schilder-zyn
niet gering te schatten zwarigheden mee
brengt. Daarom voor een begin ner" al een heel
ding dadelijk uit een zee van schilders nwt
alleen genoemd, maar zelfs als staaltje"
aangehaald te worden.
Het is zeker te betreuren a's zoo iemand
reeds als beginner verbastert" Maar dan is
het niet mindej te bejammeren als een
journalist, een criticus, een Steenhotf, zich
zijn zware verantwoo delijkhei l niet bewust,
zoo'n armen beginner ten onrechte brand
merkt als een verdorrend exemplaar.
Op St. Lucas is 't n.l. duidelijk te zien,
dat ik van de in menig opzicht aardig ge
observeerde" keukentafel ben afgezakt tot
een schoolsche volmaking van doen" in 't
Stilleven met Helm. Ik weet niet welke
redenen de heer S. heeft om hierbij
verkeerdelrjk aan te nemen dat het Stilleven met
Helm 't laatst geschilderd werd. Daar het
inderdaad ouder is, stelt hij mij dus onbe
wust als voorbeeld, hoe je van een ver
basterde" toestand kunt komen tot een
aardige"observatie,vrij van Fchool?chdoen."
Voor dit compliment mijn daak uitende,
zou ik toch den heer S. willen verzoeken
met 'n beetje minder vrijmoedigheid grepen
te doen uit zy'n ongetwijfeld rijke fantasie.
Vooral daar, waar hij ondanks het
nietweten van de vereischte feiten zich tot
het trekken van conclusies verstout, komt
hy' tot slotsommen die nu juiscniet geschikt
zijn tot waarachtige voorlichting van zijn
publiek. En zeker zal de heer S. met my
van meening zijn dat bij afwezigheid van
licht geen voorlichting plaats vinden kan en
geschrijf over kunst alsdan niet de minste
raison-d'ètre heeft.
Met beleefden dank voor de plaatsing.
Hoogachtend,
J. C. POORTEXAA.R.
** *
Dit ia zeker wel de mmder aangename
kant van het vak kunstkriticus", om een
ieder, die in den luim raakt een ingezonden
stukje te schrijven, van wederwoord te moeten
dienen. Nu deze heer, die mij komt
aankeffen over een beu'.elachtightid, het geva
een, gewichtige kwestie wil doen schijnen en
dairdoor op kunstmatige wijze zijn werk
zaamheid onder bereik brengt der publieke
aandacht Ik gun hem dit resultaat van zy'n
moeite, doch moet opmerken dat de
RECTIFIC ITIK, die bij zoo noodzakelyk achtte, in
enkele regeltjes had kunnen gegeten word .n.
Wat is toch het euvel dat zoo hoog wordt
opgenomen? Ik taste mis in een ver
moeden, dat ik des ondanks als gegrond
bly'f beweren, en zeker in verdere strekking
zeer ter plaatse wa*. Welke redenen ik had
voor dit (verkeerd) vermoeden ? Ik heb
geen lust het wér eens te gaan zeggen,
waarom ik het stilleven met Keukentafel
Iets, dat met .Helm Niet» acht. De termen
voor nadere definitie zijn reeds te vinden in
het ingezonden stukjp, Een ieder die met
eenige oplettendheid de komende en gaande
debutanten op tentoonstellingen volgt, weet,
dat er meerderen zijn die van lieverlede vast
raken op het doode punt van handvaardig
heid in het schildersberoep.
Er zijn voorbeelden genoeg van schilders,
wier aaavangswerk nadrukkelijker beloften
in het verschiet stelden, dan deze heer
Poortenaer, en die toch nooit er aan voldeden. Met
dit eene Stilleven noemde ik hem m'nder
ter bijzondere onderscheiding uiteen zee van
schil Iers", waarop bij nu zoo prat gaat, dan wel
als een staaltje" om dat veel voorkomend
verschijnsel van ontaarding der rechtgezinde
eenvoud in zinledige bekwaamheid aan. te
duiden. Dat hij nu juist de Keukentafel nu
de Helm maakte, kan de bewijskracht voor
het veel vo )rkomend verscbynsel van verbas
tering, langs den weg pis genoemd, niet ver
zwakken; alleen mijn gevolgtrekking betref
fende een bijzonder geval, falikant doen
schijnen. Maar ... een onwaarschijnlijkheid
is nog wat anders als een onmogelijkheid
en bovendien, een verdorrend exemplaar"
kan nog wel vleugen van opleving hebben.
Ik geloof wel dat van de meeste schilders
in hun aanvangswerk sympathieke trekjes
zijn aan te wijzen en, met het gezicht op de
duffe middelmatigheid van zooveel meer
ervarenen, wil men al gauw daaruit ver
wachtingen gaan stellen.
Ik had wellicht op de Lucas-fentoonstelling
nog wel andere werken kunnen vinden,
waaraan deze algemeene opmerkingen waren
vast te knoopen. Maar 't liep zor>, dat ik taet
een Lucas-lid voor dit Stilleven kwam te
staan, (waardoor ik ook te weten kwam dat
het 't werk van een beginner was) en we na,
de kwaliteiten, waardoor het aantrekkelijk:
was, te hebben opgemerkt, werkelijk met
ontsteltenis bemerkten dat het Stille ven met
Helm eveneens van hem was. Ten slotte
hoop ik, dat om andere redenen en dan niet
afgedwongen van de heuschheid eener redactie
er eens zooveel woorden als nu over het
werk zelf van dezen heer mogen gezegd
worden. Alvast kan hij gerust zy'n, dat in de
kunsthistorie later een belangrijke fout
omtrent de chronologische volgorde zy'ner
scheppingen zal voorkomen wezen door zijn
RECTIFICATIE I W. STEENHOFF.
Uit eigen aandrang.
Zonder mij partij te stellen in de zaak
mej. Hopper-Feenstra Vorrink, kan ik me
toch niet bedwingen ook 'n woordje mee te
praten.
Ik wens niet op geheugen-feiten" te pro
jecteeren" en zo blunders, a.s den heer
Feenstra maakt.te ontlopen bezigheden hou
den mij een dag of twaalf in Groningen, dus
buiten bereik van eigen gegevens en zal
mij dus bepalen tot de punten door den heer
Feenstra in De Amsterdammer van HMeij.l.
gesteld: a dat mej. Hopper weinig werkt;
b dat iemand die de kunst van het tooneel
ziet, zonder de personeu te kennen, tot de
volgende conclusie gerechtigd mag schynen:
Die voelt zich arrivée, enz. enz.
Ik begin met die punten te onderBchry ven.
Juist, meneer Feenstra, dat, dit alleen hebt
u te bewijzen met uwe, grootpralend aan
gekondigde, documenten".
Maar dat hebt ge niet gedaan, wat ik wil
aantoont n.
Evenals in het vorige artiekel, tracht de
heer Feenstra zich ook nu door 'n draai in
een gunstiger stelling te plaatsen, door han
digheid. Tóén de Oud-Heidt-lberg blunder
trots groot wo >rd geschetter en
geleerderige woorden-praal niet goed gepraat, waar
ongelijk-erkencing had moeten volgen, 1) mi:
Mijn bedoelen (ik kursiveer J. B.) kanalleen
zijn, dat er geen studio meer door haar w rd
bedreven, die tot zichtbaar resultaat in haar
creëren tot uiting kwam".
Neen, meneer Feenstra, bedoelen moogt u
niet, als u zulke... onaangename dingen
zegt. Achter bedoelen" is het makkel.k
schnilhoekje spelen, maar u hebt daar het
recht niet toe in een aanvallend artiekel.
Daarin zegt men waar het op staat, duidelik,
voor ieder te begrijpen, maar 6;doelt" niet
iets anders.
Evenmin wensen wy genoegen te nemen
met: Daar het niet aangaat van een Wtekblad
als de Groene tijdschriftruimte voor dit bewijs
te eischen", want een weekblad als de
Groene", dat ruimte geeft voor uw krenkende
persoonsbespreking, dat u als kundig jour
nalist ' een rubriek over personen doet openen,
moet u ruimte geven gemaakte blunders te
herstellen, foutieve meningen te herroepen
of uw gelijk te bewyzen. En de Red. v. d.
Groene zal dat, daar ben ili van overtuigd, een
aangename plicbt achten. Doet u het niet,
kunt u zelfs uw oordeel niet goed praten,
dan ... enfin, dat weet u.
U demonstreert." liefst op Nora". Dat
geloof ik. ik ben zo van mening, dat u
mej. Hopper nooit een andsre rol zagcreeëren.
Zij heeft denaïje kind-vrouw-poesie niet,
die Nora groot maakt", , zij bezit geen zachte
naïviteit, en mist de gevoelsdisUneüe". Dat
alles weet ze.' Dus: studie l" Studeren Dij :
de philologen; de practische dramaturgen ; de
begaafdere kunstzuster''! Zeker,zeker meneer
Feenstra, maar . .. u zou niet vertellen wdt
of hóe mej. H. had moeten doen, maar, dat
zij dat alUs NIKT deed.
Heus, wij weten er ook wel iets van, lazen
en zagen ook wel eens iets. Noch Sur,. Déspréz,
noch Jtl. Duae, noch Agn. Sorma waren (zijn)
kind-viouvstje" met engelachtig, mooi,teeüer
vleugelgeklep" en nog nooit was er een
artieste in staat Nora te spelen als
kindvrouw", ooi de eenvoudige reden, dat zij
allen in een te ver gevorderd gevoelsleven
gegroeid waren, vóór zij aan een Nora ver
tolking konden denken.
Hierruêe is het niet kind-vrouw'' zijn
van mt-j. H. niet verdedigd of gerechtvaardigd,
daar wens ik geheel buiten te blijven, maar
het is de ontkenning dat zij bij haar meer
begaafde" kunsUusters in aat opzicat iets
hadde kunnen leren.
En de philologen! Zij lieten geen pers
pectief onontdekt." Kom, meneer Feenstra,
zo sUcht op de hoogte? Ieder ogenblik lezen
we niew-gevonden perspectie/en. :t Is waar,
elke studie heelt als basis, dat Nora een
kind-vrouw" is dat leztn we trouwens
zonder enige scherpzinnigheid al in den
tietel maar de teoreUese verklaring der
uitiiig-.-wijze voor het Nora-karakter, loopt
zeer uiteen. En nogmaals, het kind vrouwtje"
deed j*een enkele artieste nog voor ons leven
en do persoonlike opvattingen waren even
wijd uiteenlopend als die der philologen.
Maar, ik gelool, dat er juist een gevaar
schuilt in de bestudering der philolo£en, dat
ook mtj. H niet ontkomen is. M.i. berustte
haar Nora-creas:e op den sterken invloed van
dr. Wulffen's betoog in Ibseii's Nora vor
dam Strafrichter ucd P.-ychiater ' (ik noteer
uit't hoofd). Want juist deonbewuste hysterie,
waarin dr. \V. het zwaarte punt zoekt, meende
ik meei malen door haar spel te zien
heenbreken. Misschien kent mej. H , dr. VVulfl'eu's
studie niet eens, dat zou, artiesüek, nog meer
waardeering voor haar s udie-gevolg geven.
Immers in hoogste kunnen moeten kunste
naar en psychiater samen gaan. Juist 't door
den heer Feenstra genoemde koketteren met
Rank, is door dr. W. helder belicht.
Wie weet, mijnheer Feenatra, misschien
had mej. H. de püilologei beter bestudeerd
dan... u. Misschien ook nitt. Weten doe ik
dat evenmin als u. Een oordeel daarover
blijve dus achterwege en hebben wij alleen te
bewonderen wat een actrice, met alles tegen
voor een bepaalde rol, daar toch nog van te
maken weet. Maar blijft voor u de plicht
van rehabilitatie, erkenning van u verga
loppeerd te hebben.
Vergeefs heb ik in uw artiekeltje gezocht
naar het bewijs: dat mej. H. niet studeert
en dat u tot u w krenkend oordeel gerechtigd
if>. Uit eigen wil heeft u dingen gezegd waar
niemand naar vroeg, bent u als krietiekus
opgetreden en wilt nu nog als wegwijzer
poseren. Maar geloof mij, mijnheer Feenstra,
al zijn wij maar" toneelspelers, uw leiding
hebben wij niet nodig, u oordeel is gebleken
waardeloos te zijn iets niews toch hebt
u ons nUt gezegd! en uw krie iek ge
bouwd op dnn wankelen bodem van
geheugen-feiteu" veroordeelde zich zelf.
Groningen 15 Mei '07.
JOIIAH BRANDENBURG Ja.
1) De ongelijk-erkenning'1 werd door den
heer Feenstra ten duidelijkste gedaai .
Wij oat'ingen nog een schrijven van den
heer Vorrink, van gelijk- strekking. Wij
sluiten echter het debat over deze zaak, na
in het volgend Nr. een antwoord van den
heer Feenstra, dat wij te laat ontvingen, te
hebben opgenomen. Red.
4e Jaargang. 26 Mei 1907.
Eed.: C. H. BBOKKAUP, Damrak 59, Amst.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubrii k
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
Probleem No. 85 is goed opgelost door: H.
J. Boomsm», K. C. de Jonge, L. i Koperberg,
A D. Querido, J. Swarr, D. Tates, A'dam; K.
Bouwes, N. Bouwes, D. Kikke, Edam; W, van
Daalen, W. J. A. Matla, Haarlem; J. Fortgens,
Helder.
Zij, die ons foutieve oplossingen hebben
toegezonden, zullen dit, bij het aanschouwen
van de eenige juiste oplossing, wel reeds be
merkt hebben.
A4N DE PROBLEMISTEN.
Even a!s vorige jaren, openen wy weder
een wedstrijd voor problemuten, waaraan ten
premie, ter waarde van / 3 voor het probleem,
en een, ter waarde van f 5 voor het eindspel
is verbonden. De auteur, wiens inzending de
minite oplossers telt, ontvangt de premie.
Composities met meer dan l oplossing, komen
niet in aanmerking. Zijn van twee of meer
problemen het aantal oplossers gelijk, dan
krijgt de naluurlijkste stand de voorktur.
Dezelfde auteur mag hoogstens 2 eindspelen
en l probleem, 3 problemen en l emdspel
of 4 problemen latfn mededingen, maar
behoeft ze niet gelijktijdig in te leveren. A_l:t*
moet oorspronkelijk en eigen werk zijn,
en>niet reeds in andere binnenlandsche oladea
of tijdschriften opgenomen. In de rubriek
wordt de auteur genoemd brj de oplossing,
tenzy het aangebodene een opdracht is, in
welk geval de naam des auteurs onmiddellyic
boven het diagram wordt geplaatst. De auteur
krijgt ook een punt als oplosser, tenzij diets
oplossing wordt afgebroken, in welk g-;val
het probleem ook buiten mededinging wordt
gesteld. Wij verzekeren de opnamen van
minstens 20 problemen of eindspelen; verder
geven wij geen zekerheid, daar af en toe ook
composities buiten mededinging worden op
genomen. Alle toezendingen blijven eigendom
van de redactie, die het recht behoudt, min
derwaardige- of om andere reden ongeschikte
toezendingen terzyde te leggen.
De plaatsing in de rubriek, geschiedt zoo
veel mogelijk in volgorde van ontvangst.
AAN DE OPLOSSERS.
Even a's vorige jaren, wordt ook voor de
oplossers weder een wedstrijd uitgeschreven.
Hieraan verbit den wij 4 premies, ter waarde
van 4, 3, 2 en l gld., op de volgende voor
waarden:
Zij, die van de 30 achtereenvolgende gc~
nnmmerde problemen of eind?pelen, de mees
ten hebben opgelost, ontvangen in volgorde
de premies. Hebben twee of meer oplossers
een gölijk aantal punten, dan beslist het lot.
Elk goed opgelost probleem of eindspel
geeft l punt, tenzij bij voorafgaande kennis
geving, dat er meer punten voor n oplos
sing worden gegeven. Ook wordt een extra
premie uitgeloofd voor dengene, die de meecte
bij oplossingen heeft ingezotden.
Van ongenummerde problemen worden geen
punten gegeven. Ooi de 14 dagen verschijnt
een genummerd probleem of einlsptl. Men
lette er vooral op, dat het woordje ter" of
buiten melelinging", boven het probleem
geplaatst, uitsluitend betrekkin? heeft op den.
wedstrijd voor problemisten, en dus ni,t in.
verband staat met den wedstrijd voor oplos sera.
De wedstrijd vangt aan met pr. No. 87, in
de rubriek van 2 Juni a.s. en ein-iigt na
plaatsing van No. 116.
De heer K. Koster, Hoogcarspel, zendt on»
onderstaande stelling uit een gespeelde partij,
waarin zijn partner, de heer M. de Jong, een
schoone doch o. i. geen winstaanbrengende
combinatie ontwikkelde.
Stand van de partij:
Zwart. K. Koster (14 schijven).
Wit M de Jong (14 schijven*.
Ontleding: w. 27-2i, 32:21, 33-28, 2323,
34 3n, 30 : 10, 25 :3!
Wij maken den heer De Jong ons compli
ment voor deze kranige damzet. Jammer dat
hij iets te duur gekocht i?.
UIT DE D AM WERELD.
Za'.erdag 18 Met 1.1., is te Amsterda-n, in
Caféde Karseboom", een match bfg >nnfn.
tuaschen de heeren J. Weiss, van Parijs en
J. de Haas, van Amsterdam. Naar wij ver
nemen zuilen er 20 partijen gespeeld worden,
waarvan 2 per dag.
Wij lezen hieromtrent in het Damspel"
(hoofdredactie, de heeren J. de Haas en Ph.
L. Battet'ell), No. 3 van Mei j.).: Tot ons
groot genoegen kunnen wij mededeelen, dat
adhesie-betuigingen zijn ingekomen van de
groote fianeche damclubs te Marseille en
Lyon, met de verklaring, dat zij den over
winnaar in dezen match als wereldkampioen
zullen erkennen en dus hunne goedkeuring
er aan hechten dat de heer Weigg diens itel
in dezen malch gaat inzetten," enz.
Dit lezende, zullen velen de vraag volkomen.
gerechtvaardigd vinden: beslissen dan slechts
twee fi-ansche clubs, over het al of niet ver
spelen van 't wenldk&mpioenschap? Is dit
wel wettig?...
De meening der hollandsche damspelers
wordt eenvoudig genegeerd.
In de rubriek van 26 Aug. 1906, gaven wij
hierover onze meening duidelijk te kennen
en willen dus heden, niet verder hierop
icgaan, maar het oordeel afwachten van de
Holiandsche en het groot aantal niet genoemde
Fransche damclubs.