De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 2 juni pagina 5

2 juni 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

Na 1562 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ANNIE SALOMONS. Schrijfster van: Een meisje-studente". heel wat vakbij zonderheden meegedeeld en my' dikwijls gesproken over de goede zyden, maar ook over de moeilijkheden en tegen spoeden aan haar werkkring verbonden. Zoowel met no. l als met no. 2 had ik de afspraak gemaakt, dat zij altijd zooveel tijd kon nemen als zij meende noodig te hebben en dat ik nooit verlangde, dat de meisjes voor m\j dat afmattende noodelooze machinewerk zouden verrichten van honderd opnaaiseltjes in een japon. Dat is gekheid," zei echter no. 2, als ze het voor een ander kunnen doen, dan zullen ze het voor u ju;st doen, al was het maar, omdat u het niet bestelt, nu heb ik er juist pleizier in!" Multatuli zou gevraagd hebben of de meisjes dat pleizier-ge voel deelden; maar dit was een soort van goedhartigheid, waartegen niet te redeneeren viel. Beiden hielden zich echter nooit aan een afspraak of een belofte. Ach, weet u." zei No. 2 openhartig, ik denk: u wordt toch zoo gauw niet boos en daarom worden de lastigste dames het eerst geholpen, maar dat is niet eerlijk van me, niet mooi en dus: Al» u een japon bestelt, zeg er dan dadelijk bij dat u met een paar dagen op reis gaat, al gaat u niet op reis, dan zegt u dat toch maar; alleen dan kunt u er va.it op rekenen dat u de japon op tijd thuis krijgt." Kort te voren had No. me hetzelfde geradenl Daar gingen al m'n goede voornemens van steeds billijk, rechtvaardig en wat al niet moois meer te zijn; beiden verzochten me nadrukkelijk, nooit lang vooruit te bestellen, doch er altijd haastige spoed achter te zetten, er voor het vaderland op los te jokken en -den leugen vooral vol te houden : Of ik zeg dat het kan of niet, u moet er maar op blijden staan, anders neem ik toch maar weer nieuw werk aan en laat dat voorgaan." Waar dus modisten en naaisters goedgezin den stervelingen verzoeken haar met leu gentjes er t,oe te brengen zich aan hare be loften te houden, zyn, dunkt me, de schul digen niet alleen onder de damesklanten te zoeken? Zeker zou in het belang van beide partyen, het goed zijn indien er bepalingen gemaakt konden worden, dat (behalve bij rouw), een japon nooit binnen de vijf dagen werd afgeleverd. Voor groote partijen komen de uitnoodigingen toch altyd lang genoeg vooruit. Zelfs voor rouw (binnen de 24 uur) laat de door mij bedoelde naaister nooit overwerken, al neemt zij geregeld driemaal te veel werk aan, zij laat er eenvoudig de andere dames het slachtoffer van worden; sommige dame' laten haar dan ook een beivijsje teekenen dat zy op de door haar be paalde datums zal passen en het werk afleiiiimimmiiiliMMiittiiilHHniMlMtmiiiMHmiMiiiiiiiiiiiMilMiliimitiiii UIT DB NATUUR. CCXXV. Bloemen n vogels van Juni., Nog is het Hollandsche grasland schitterend schoon; maar 't zal niet lang meer duren of de zeis, niet de figuurlijke, maait 't mooie leven af. Dan is het opeens een doffe geel met groene vloer geworden, wat nu nog een wondermooie bloemrijke sprei vormt. Nam de Mei voor zijn geel en paars de pinkster- en de paardebloem, Juni heeft daarvoor de klaver en de boterbloem; deze maand geeft voller en dieper kleuren en bonter ook, want tegelyk bloeien de zuring en de groote margeneten, die rood en wit met oranje sprenkelen en strooien op 't don kerder groen van 't gras. Vandaag stond een strakke blauwe hemeltent uitgespannen over de velden tusschen Amsterdam en 't Gooi; de slooten en plassen waren zoo blauw als de hemel zelf; een lauwe oostewimd rimpelde met vlagen 't water, dan flikkerde 't op in de felle zon; 'thooge gras en de veldbloemen golfden als halfwas koren; hoog in de lucht tingelde 't zonder ophouden, vroolyk en welluidend; de leeuweriken stegen en daalden bij drie en vier tegelijk, en bene den rikkikten en rokten de kikkers. Bij tientallen ploften ze in de sloot als je de kant nabij kwam en bij honderden lagen de groene snuiten met de bolle oogen op 't water, de lyven schuin naar onder, de achterpooten lang en wijd, lui uitgestrekt. Wie geduld had en een paar minuten dood stil bleef staan, zag dan uit zoo'n kikkerkop op eens twee groote witte knikkers te voorschijn komen en dan begon de muziek; lang niet leelijk en in volle harmonie met de leeuwrikklokjes omhoog en byengezoem beneden, boven de klaver. De boerentuintjes en buitenplaatsen zijn nu groote boeketten van goudenregen, sering, meidoorn en jasmyn ; de eenige effen groene plekken in 't geboomte vormen de uitgebloeide appels en peren; de wilde paardekastanje is by'na klaar met bloeien, 't gras onder zijn wijdvertakten kroon bestrooit hy met millioenen witte blaadjes en in de kegeltrossen die al ijler en yler worden, staan al kleine groene balletjes: een belofte voor de groene stekelballen ; daaruit zullen de gepolitoerd mahonie houten vruchten vallen en rollen in 't gras dat nu besuikerd is met de kroonblaadjes. De roode kastanje is nog niet zoo ver heen, die houdt zijn mooie bloemenpyramide veren. Toen zij onlangs in gebreke bleef, liet de dame haar met de japon zitten. (De naaister [levert of koopt zelf het goed.) Dit was een krasse, maar toch goede maatregel geloof ik, welke ik zou verkiezen boven het smoesje van op reis gaan. Och ja," zei No. 2 goedmoedig gelaten en maar heel weinig beschaamd, nadat ze voor de zooveelste maal haar stelligste beloften verbroken had : foppen is ons vak" en een anderen keer iets meer verlegen : Ik weet heusch niet hoe ik me tegenover u zal verantwoorden ..." Door nu eens uw belofte te houden ..." Dat zegt u goed, neen, maar nu kunt u er zeker van zijn, laat het nu maar gerust aan my over..." En nu fopte ze weer. Dat er op deze wy'ze totaal verkeerde toe standen moeten ontstaan is duidelijk, en dat de dames ten einde raad, minder nobel handelen dan van haar verwacht mocht wor den ik zal het niet verdedigen, maar de menschelijke natuur in aan merking genomen, kan ik 't wel begrijpen. En dat de damea zoo'n heel sterk gevoel van medelijden niet bezielt, waar de jonge meisjes-helpsters in de modemagazy nen alleen e f en weelderig ge kleed en even hopeloos gemaakt zijn, ook dat kan men zich voorstellen; dat neemt echter niet weg, dat men geen oogenblik vergeten mag, dat door vele nyverige bijtjes hard gewerkt moet worden, en dat in de heete Junimaand in menig broeiig, zwoelieg naaisters kamer een mand kersen een ware vreugde en verkwikking zou zijn. Wie weet hoeveel goedhartige dames dit zomer een tiental pond kersen meer zal koopen en bij haar naaister laten bezorgen ? D. E. A. J. Gezelschapsdame. Eerst met verbazing, t en met klimmend misnoegen, las ik het stukje in het vorig nummer van dit blad, getiteld: Gezelschaps dame". De dringende behoefte om ook eens van mijn kant een woordje over dit onder werp te zeggen, drukt mij de pen in de hand. Laat mij voorop stellen, dat ik tot diegenen behoor, die den arbeid lief hebben en in den beschaafden stand de werkende vrouw oneindig veel hooger schatten dan de meest bekoorlijke en schitterende salondame. Al was het ook in mijne jeugd nog weinig algemeen, dat de meisjes opgeleid werden om mede te doen in de struggle for life, toch heb ik de beweging in die richting alty'd toegejuicht, en ook gesteund voor zoo ver dat in myn vermogen was. Maar door dat tegenwoordig de meisjes, evenzoo goed als de jongens een beroep kiezen, is lang zamerhand het wanbegrip ontstaan, dat een werkkring in het gezin minder hoogstaand en eigenlijk zoo een beetje bijzaak in het leven is. Dat bijzonder begaafde meisjes zich aan de studie wijden; andere, die veel werk lust en werkkracht voor bepaalde beroepen gevoelen deze willen vervullen, vind ik zeer begrijpelijk, maar er zijn toch ook nog duizende vrouwen en zeker niet de minst ontwikkelden van hare sekse die haar werkkring by voorkeur in den huiselijken kring zouden zoeken. Laat men niet beweren dat daa> te weinig werk te vinden is. Het is een veeleisehende taak huisvrouw (ik bedoel ook remplaceerende) te zijn, zooals ik dat woord begrijp. Er zijn gezinnen waar een geest van opgewektheid en tevredenheid heerscht, die zich doet gevoelen, zoodra men den drempel van hun huis overschrijdt. Aan het hoofd daarvan staat zonder twijfel eene vrouw, die de kunst verstaat de verhoudingen van alle huisgenoten onderling (de dienstbaren inbegrepen) aangenaam te maken. Dat is eene taak die veel beschaving en boven alles takt vraagt; en wie die taak vervult, heeft een zeer ruim arbeidsveld voor zich. Takt is het fijne gevoel voor de gemoedsstemming van hen, met wie wij in aanraking komen, en het zich verplaatsen in hun gedachtengang. Dit eischt voor ons een groote mate van menschenkennis en toewijding. Om die te verkrijgen, behoort meer dan eene gewone vakopleiding, en mijn inziens -moest die kennis ook hoog gewaardeerd worden, waar zij aangetroffen vaak tot half Juni toe, dan is 't opeens gedaan, verfletst, verdroogd; ik houd veel meer van de gewone witte, die zijn bloemen strooit als zij nog mooi en frisch zijn. Op de buitens met hoog geboomte kijken eigenaars en voorbijgangers met trots en genoegen op naar de bruine beuken, die nu in 't eerst van Juni met recht roode beuken mogen heeten. Zooals van morgen door dat jonge wijnroode loof de zon heen scheen, zoo ziet ge 't alleen in 't eind van wordt. Er moet met de bestaande wanbegrip pen gebroken worden, die hier te lande over de verhouding tusschen het huiggezin en de juffrouw of gezelschapsdame bestaan; dan komt er een nieuw rijk arbeidsveld en een schoon levensdoel voor vele vrouwen uit den deftigen stand beschikbaar. Menige alleenstaande dame die gaarne eene levens gezellin by zich opnam, menig huisgezin waar hulp noodig is, zon dan niet meer, zooals thans, te vergeefs naar een beschaafd meisje als huiegenoote zoeken. Geen wonder dat die niet te vinden is, als er zulke be grippen, omtrent de positie van eene dergely'ke gezelschapsdame bestaan, zooals zij door de schrijfster, die zich May" noemt, geschetst werden. Ik kan mij wel is waar nauwelykg voorstellen, dat er onder de gegoede klasse dergelijke weinig beschaafde vrouwen gevonden worden, als deze rijke dame, die hare gezelschapsdame gely'k een slavin behandelt; evenmin dat er vele meisjes zijn die zoo weinig gevoel van eigenwaarde bezitten dat zy' zulk eene behandeling niet zouden weten af te weren. In het buitenland heb ik herhaaldelijk met gezinnen kennis gemaakt, waarin eene vreemde even als ware zij een familielid op genomen was, en waar de verhouding op wederzydsche sympathie en waardeering berustte. Dddr is geen sprake van vrijen tijd geven of nemen, zulk eene gezelschapsdame deelt geheel zelfstandig haar tijd in; en in ruil voor hare betaling, geeft zij haar werk kracht en haar gezelschap, voor zoover dat noodig en aangenaam is. Het ware te wenschen dat ook in ons land in die richting eene ver andering ten goede kwam, en in plaats jonge meisjes die een werkkring zoeken te waar schuwen het eigenlijke beroep van de vrouw te kiezen, wilde ik liever de gegoede klasse aansporen meer eerbied voor de uitoefening van dit beroep en hare vertegenwoordigsters te hebben. Men gevoelt hier over het alge meen zeer weinig voor de juiste positie, die een beschaafd meisje in onzen huiselijken kring, ja zelfs in de salonkamer toekomt. Het onvermijdelijk gevolg daarvan is dat wij voor ons gezelschap niemand vinden, die met toewijding, opgewektheid en tact ons bestaan opvrolijkt als wij daaraan behoefte hebben. Waar de huisvrouw ontbreekt wordt zij zelden op de juiste wijze vervangen. Dit zoude alleen mogelijk zijn, indien de maatschappelijke positie van de gezelschapsdame zoedanig gere geld ware.als het eene vrouw vantjroerfe opvoeding toekomt. Zelfs onze kinderen worden dikwijls aan zeer weinig beschaafde personen toever trouwd, omdat men het als een last beschouwt eene dame voor dat doel in buis te nemen. Men vergete toch niet dat eene werkelijk beschaafde vrouw in ondergeschikte betrek king overal en altijd de juiste plaats zal weten in te nemen die haar toekomt. S. P. * * *? (De redactie was zoo vriendelijk mij boven staand tegen mij gericht schrijven ter inzage te zenden. Ik ben S. P. dankbaar dat ze mij de gelegenheid geeft een misverstand op te helderen. Du choc des ;,ppimons jaillit la vérité. Ik heb haar wooraen niet;,met klim mend misnoegen" g^lezei, omdat ik het ei volkomen eens medeïbe^^en toch neem ik geen woord terug vail mpr\stuk. Ik ben de laatste om de vrouwen témiskennen, die zich nuttig maken in de jpaatschappij, door een welopgevatte taak te vervullen in het gezin. En zoo mijn stuk er toe kon bijdragen dat haar arbeid" beter gewaardeerd wordt en haar positie zuiverder geregeld, zal ik dankbaar zijn. Maar ik blijf twijfelen aan de degelijke Vedoelingen van de jonge meisjes, die met een beetje muziek en een beetje talen, een vernisje van beschaving uitgerust, dame van gezelschap willen worden, bij een dame alleen, liefst een reizende... Velen kunnen thuis moeilijk gemist worden en de meesten moet men niet met kinderen aan komen. Op zijn hoogst zijn zij genegen (het juister geneigd vindt men in geen enkele advertentie meer) lichte huiselijke bezigheden te verrichten. . Vertaal kopjes wasschen, visites ontvangen en een puddinkje koken. Men onderscheide vooral tusschen , hulp in de huishouding" en gezelschapsdame". Wie stermeer werd 't aldoor rijker en voller, daar zongen, kwinkeleerden en schetterden de vogels of 't weer een wedstrijd gold wie vogelkoning zou worden. Boven alles uit en over alles heen schet terde ook nu de winterkoning; fitis en tjitjaf deden heel bescheiden, met de Mei is hun eerste hoofdstuk uit; nu 't Juni i?, heeft de spot vogel 't overgenomen. Die heeft van de week het hoogste woord. Uit de boomen langs den weg, uit het kreu pelhout in 't bosch, uit de heesters in de tuinen giet hij de wereld vol met zijn blijd schap over 't eerste eitje. Hij alleen maakt in den middag zooveel geluid en geef i zooveel zich voor het laatste uitgeven is het meest om het mondaine, niet om nuttig-zijn te doen. En dan diende my'n wellicht iets te scherpe kleuring, om haar voor teleurstelling te waarschuwen. Ik zou te uitvoerig worden als ik nader op de zaak inging. 8. P. erkent intusschen zelf dat de maatschappelijke posi tie van de hulp in de huishouding niet vol maakt geregeld is. Ik heb niet gewaarschuwd tegen wat de gezelschapsdame zou kunnen zijn, maar tegen wat zij meestal is. tegen den halven toestand van thans. Alleen door dezen te erkennen, kan men tot verbetering komen. Men zie dan wel onder de oogen, dat de huisgenoote ook recht heeft op een verze kerde toekomst. MAY.) Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Een vrouwlijke ttoker. Brieven van Lenau aan Sophie von Löwenthal. Should we forgttf" De 121ste algemeene, jaarlyksche verga dering der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, heeft Woensdag 22 Mei j.l. te Amsterdam plaats gehad. Voor 't eerst werd deze gewichtige by'eenkomst geleid door een vrouw. In haar kwaliteit als presidente, hield mej uffrou w Jo hann a ter Meulen haar boeiende, zaakrijke openingsrede. Mejuffrouw Johanna ter Meulen wijdt zich sedert lange jaren met groeten ijver aan socialen arbeid. Toen zij op zeer jeugdigen leeftijd haar frissohe krachten in dienst stelde van Armenzorg, kwam zij door huisbezoek tot de droeve overtuiging, dat de arbeiderswoningen heel wat te wenschen overlieten. Op haar initiatief zijn reeds een aantal woningen gebouwd, waarvan de inrich ting en afdeeling beantwoorden aan de aller eerste eischen der hygiëne : licht, lucht en voldoende ruimte geven aanarbeidersgezinnen, in den regel in 't bezit van een respectabel aantal kinderen. De presidente zette in haar rede uiteen, dat in de toekomst nog veel arbeid te ver richten is voor alle mogelijke nutsafdeelingen, te "veten: Van de Nuts-bibliotheken mér invloed te laten uitgaan op de ontwikkeling van het volk. Mej. ter Meulen acht het wenschelijk be halve het verstrekken van boeken, voordrach ten te houden, omdat het helder bezielend woord meer direct spreekt tot het bevattings vermogen van hen, die slechts bij uitzondering lezen. Volkshuisvesting : verzorging van minder jarigen ; kook- en huishoudcursussen ; licha melijke verzorging van het zeer jonge kind; alom doen verrijzen van Toynbee-vereenigingen, dit alles zou naar het oordeel der ijverige, schrandere presidente bevorderd kunnen worden door krachtdadig optreden van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Onze tijd staat in het teeken van den 4en stand" zegt mej. ter Meulen terecht. Onze tijd kentert óók naar het teeken der vrouw, en voor den 4eu stand is het een niet genoeg te waardeeren bate, wanneer vrouwen, zooals de leidster van deze jaarlijksche ver gadering, met helder hoofd en warm hart, zijn belangen voorstaan ! De eerste machinestookster is een Hongaarsche. In Budapest legde zij voor een commissie proeven van bekwaamheid af in de stookkunst, en, verkreeg daarna haar diploma. In de door Helene Simon geleide arbeid sters-conferentie, zette de presidente zooveel mogelijk op den voorgrond: ontwikkeling van speciaal vrouwelijken aanleg" Zou het stokersbediijf hiertoe ook moeten gerekend worden ? l * * * Die Frau" Mei-aflevering 1907, geeft een belangrijk artikel van dr. Helene Hermann. Het opstel is gewijd aan de jongste uitgaaf van brieven van den Oostenrijkschen dichter Nicolas Lenau. in 1841 geschreven aan Sophie von Löwenthal. Deze nieuwe uitgave bevat: minnebrieven, vermelding van gesprekken gevoerd met Sophie von Löwenthal, gedichten en ont werpen voor gedichten. De minnebrieven dagen geleden een tjiftjaf-nestje gewezen, op een plaats waar ik 't nooit zou hebben gezocht. In een klimop tegen den keuken, bijna twee meter van den grond nog wel, achter grof kippegaas. Er waren nu al jongen in, ik hoorde ze piepen en de beide oudjes, klein als goud haantjes, brachten voortdurend rupjes aan; voorzichtig schoof ik de klimopbladeren wat op zij om in 't nest te kijken, en meteen sprongen er opeens twee jonkies angstig piepend uit. Vliegen konden ze nog niet, ze fladderen neer in 't gras en op 't grint, en hupten angstig verder. Wat gingen de ouders te keer. Met weinig moeite kreeg ik de jonMei en in de eerste week van Juni. Ook de eiken hebben nog iets van de eerste teere tinten, de jongste bladeren bezitten nog dat rossige en weeke van de pas gebotte knop pen en 't oude blad is nog niet stroef en taai, nog niet gehard door weer en winden feite zonnehitte Wat zy'n de dennen en sparren van de week verbazend opgeschoten ; 't scheen of de wisse ling van hevige koude en groote hitte in de afgeloopen maand, ze kwaad had gedaan, maar nu is er opeens schot in gekomen en de witte kaarsen staan weer flink rechtop op de donkere kandelaars. Voorbij de vlakke weiden waar de lage boschjes beginnen, aan 't Gein en de Horspotvogel. liedjes ten beste als alle andere vogels samen; hij neemt 't op voor merel en lyster, voor spreeuw en karakiet; en wie 't niet weet, gaat een grutto en een kievit zoeken boven in een bruine beuk, een goudenregen, of een roode meidoorn. En als die iemand dan na lang zoeken in 't geboomte en druk vogeltje in den kijker heeft gekregen, gelooft hij nog niet dat dit slanke citroengele diertje dat alles alleen kan doen ; tot hij op eens 't diertje vlak bij zich op een laag takje ziet neerspringen, 't bekje ziet open en dicht gaan, en hij 't vogeltje vlak in 't roode bekje kijkt, waar uit uit de tonen van merel en grutto met volle kracht te voorschijn stroomen ; iets scherper misschien, maar zoo luid en duidelijk, dat ge er versteld van staat. Zoo ging 't mij van morgen in een tuin te Abcoude; een groote, heerlijke bloemen- en vogeltuin. De eigenares had me een veertien Schijnbaar vleugellam. gen weer te pakken en bracht ze in 't nest; maar nu wilden ze er niet meer in blijven, vielen weer op den grond ; weer in 't neat gebracht, wipten ze over in een hulst naast de klimop. Mannetje en wijfje vlogen om ons heen, op een meter afstand ; terwijl ik een jong in de hand hield verbeelde ik mij dat de moeder of de vader my'n haren raakte. Ik probeerde een van de jongen een rupsje van den vinger te laten eten, hij hapte even, maar 't rupsje bewoog, hij bedankte. Nu gingen de ouden aan 't voeren, waar wij bij stonden; die gaven groene doode rupjes. 't Rumoer, dat de beide tjiftjaffen maakten, had de heele vogelbevolking van den tuin zenuwachtig gemaakt. Twee man-spotvogels schreeuwden als dollen en vlogen om ons heen. Die moesten ook een nest in de buurt heb ben We gingen aan 't zoeken maar vonden niets, dat op een nest leek, noch in de bespiegelen veel over liefde en vermelden weinig over de personen zelf. In hartstoch telijke verzen heeft Lenau zijn aangebeden Sophie bezongen. Gloeiende, lyrische, ont redderde en teugellooze epistels aan haar gericht. Sophie's ijdelheid was er door ge streeld dat ha ir persoonly'kheid den kun stenaar inspireerde. Als echtgenoote van een man dien zij niet liefhad, wilde zy rein tegenover dien man en haar kinderen blijven. Met den armen, hartstochtelijken, doodelijk verliefden dichter speelde zij een wreed spel. Geestelijk stelde Lenau Sophie von Löwenthal zoo hoog, dat hij van haar getuigde: Zij staat in ontwik keling boven George Sand." Heine beweert dat de Fransche romancière George Sand, in gezelschap saai en vernuftloos was, dat haar gesprekken zeer onbedui dend waren, en dat zy' al haar geest bewaarde voor haar schrifturen. Dit is niet van toepas* sing op de vrouw, vereerd en bemind door Lenau. Sophie von Löwenthal bezat een natuurlijke welsprekendheid, die baar in den steek liet wanneer zij schreef. Van haar brieven zijn er slechts enkelen bewaard. Haar praktische wereldwijsheid, en haar omiichtige natuur zullen er haar hoogstwaarschijnlijk toe geleid hebben, van Lenau de belofte te verkrijgen haar minnebri»ven te vernietigen. * ?* * Die Waffen nieder", Bertha von Suttner's roman en protest tegen den heilloozen oorlog, vindt een pendant in Should we forget", fél-ontroerende bladzyden, geschreven door een Engelsche vrouw, echtgenoote van wijlen ds. Neethling, predikant bij de Nederlandsen Hervormde kerk van het stadje Utrecht, in Transvaal. Aan Die Wafl'en nieder" en Should we forget" komt een eereplaats toe in de biblio theek van het te verrijzen Vredescaleis. Allen deelnemers aan vrede'seonferenties zou men een exemplaar Should we forget"? in handen willen geven Geen pijn lijker aanklacht tegen het rnenschonteerend krijg voeren, zou men zich kunnen voorstel len dan dit sober, ongesmukt relaas over de ellende der Boeren, van hun arme vrou wen en kinderen, tijdens den jongsten oorlog in Zuid-Afrika. Weerzinwekkend is het rooven, plunderen, in brand steken en verwoesten door de Engelschen. De lezing, hoogst smartelijke lezing van mevrouw Neethling's boekje, bewijst, dat ds. van Gheel Gildemeester geen woord te veel zei in zijn bekende boutade tegen de Engelschen : Men hoort u van gelijkheid snoeven In 't ne, groote, Britsche rijk, Men ziet, hoe gij de Boerenhoeven Al vast maakt met den grond gelijk, Als andre volken u niet prijzen, Gij doet het zelf met energie, En durft uw soort der wereld wijzen Als tinest of humanity." ... Hoe is 't mogelijk, noble Heeren, Dat gansch verzekerd in 't gemoed, Gij, al j men u niet weet te keeren Zoo schandelijke dingen doet ? ! Dat ge als bandieten komt te rooven, Uw brandspoor trekt van Noord naar Zuid, En tóch naïflijk blijft gelooven. Wij breiden de beschaving uit!" Van het bandietachtig optreden der Engel schen legt Should we forget ?" een folterend getuigenis af. Folterend; de eenvoudige mededeeling der hartverscheurende feiten, der hemeltergerjde wreedheden dringen tranen naar de oogen, beklemmen het gemoed. Aan het slot vraagt de schrijfster: Waarom al die afgrijslijkheden in herinnering ge bracht, om de gemoederen te verbitteren, haat te kweeken ? Wij vertrouwen dat een waardiger gevoel ons hiertoe heeft aangezet: de hoop namelijk, dat, door aan 't daglicht te brengen eenige feiten en phasen, welke dezen oorlog karakteriseerden, wij op be scheiden wijze hebben mogen bijdragen, oin alle weldenkende man aen en vrouwen te doen inzien en te doen erkennen den gruwel en de goddeloosheid van het oorlog-voeren." Moge mevrouw Neethling's ernstige waar schuwing voorbode zijn van smartlijk ver beidde wereldvrede. CAPRICE. HIMIIIIIHIIIIIIII heesters, noch in de lagere boomtakken. Eén van de beide spotvogels zong zijn heele repertoire haastig af, op een paar meter boven ons, net toen wij een smal pad tus schen de coniferen en de buist doorliepen. Op eens zie ik 't diertje wanhopig kleppen met de vleugels en toen woonden we iets wonderlijks en uiterst aandoenlijks bij; iets dat ik al eens eerder gezien had, maar dat ik nu voor geen tien gulden zou gemist hebben. De spotvogel fladderde van den beukentak op den grond en viel midden op een breed grintpad neer, een meter af vier van ons af. Daar lag hij te trekken met n vleugel en draaide in 't rond en piepte klagend en luid. Ofschoon ik de manoeuvre dadelijk begreep, liep ik evengoed alg mijn geleidster op den vogel toe; maar die vloog op toen ik de hand uitstrekte en riep grutto! grutto!" en bracht ons een heel eind van 't nest af verder in den luin. Wij gaven hem wil van zijn list-uit-vaderliefde, en wij hebben voor vandaag niet verder gezocht naar zijn nestje, zijn wijfje en eitjes. Toch weet ik nu wel op een paar meter na waar 't verborgen is. 'k Heb met aandoening, wel is waar, 't geval aangezien, maar tegelijk met volle aandacht; zoodat ik 't uit 't hoofd heb kunnen teekenen ; ik was er al op verdacht, toen de spotvogel raar ging doen op zijn tak, en zei al tegen mevr. K., pas op, daar gaat hij zich lam houden!" nog n oogenblik voor 't vogeltje zijn tactiek uitvoerde; dus overbluft was ik niet. Mijn indruk is dus niet vervalscht door't indruk wekkende van 't feit zelf; welnu ik ben er van overtuigd, dat 't diertje noch verlamd, noch stuipig was door overgroote angst; het bleef ons aankijken, koos 't rechte oogenblik en de goede richting, en zijn herstel was zoo plot seling, en zijn opspringen zoo precies afge meten naar den afstand tueschen mijn hand en hem, dat ik moet gelooven: 't is een vol komen bewuste list; instinctmatig dat is mogelijk; maar dan is 't een soort instinct dat verstandig overleg al zeer nabij komt. Wel is 't duidelijk dat de manoeuvre niet berekend is op den mensch, maar op katten of ander slechtruikend, sluipend gediertje dat op broedende vogeltjes jacht maakt. E, HEIMANS. J. K. H. te Zevenaar. Uw nestje is van de bastaardnachtegaal of heggemusch.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl