De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 16 juni pagina 7

16 juni 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1564 DE AMSTERDAMMER \YEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Tentoonstelling der werken van Dr. P. J. H. Cuypers in het Stedelijk Museum te Amsterdam. MEUBELEN. Het vredespaleis. Vijftien voorname nederlandsche archi tecten, gesteund door zestien collega's hebben een adres aan de 2de Kanier der StatenGeneraal gericht, waarbij zij dit staatslichaara verzoeken zijn invloed aan te wenden om aan het Vredespaleis een andere plaats te doen geven dan het Zorgvliet-terreintje en om moreele voldoening te verschaften aan den architectenstand, wiens rechten door het verloop der prijsvraag zijn gekort." Het is mogelijk dat de Tweede Kamer zich onbevoegd zal achten om in deze zaak handelend op te treden. Maar zonder uit werking zal bet verzoekschrift der mis noegde architecten niet blijven. Als resultaat van een jarenlang gehaspel hebben wij nu gekregen het projekt voor een vredespaleis, dat meer doet denken aan een weelderige club de bien faisance dan aan een vredestempel, benevens een aan gewezen bouwterrein, dat volkomen onge schikt is. Het bouwplan, dit blijkt duidelijk uit het adres, heeft zijn bekroning te danken, lo. aan den slechten smaak der juryleden, 2o. aan het buiten beschouwing laten door de jury van de condities, den mededingers in den wedstrijd gesteld, en die door den prijs winner eenvoudig genegeerd zijn. De terrein-ellende is veroorzaakt door een aan bedenking onderhevig voorschrift der Carnegie-stichting: Het gebouw, aldus de bou wheeren , zal gemakkelijk te bereiken moeten zijn voor de daaraan verbonden ambtenaren en voor allen wien het denkbeeld van arbitrage ter harte gaat. Daarom moet het eenigszins in het centrum der stad liggen. Het paleis moet dus dicht bij de woningen der ambtenaren gebouwd worden, in plaats dat de ambtenaren er wat dichter bij gaan wonen! En wat is het centrum eener stad als 's Gravenhage ? De regeeringsgebouwen ? Zou het nu wezenlijk zoe erg wezen als het vredespaleis een half uur daar vandaan lag ? In der tijd der telefoon en der elek trische stadsbanen ? In het jury-rapport, lezen wij in het adres, staat, dat de bekroonde architect niet is geslaagd (bij de scheiding van paleis en bibliotheek) te handhaven het altijd wenschelijk karakter van een geheel van eene architectonische eenheid " En die niet geslaagde bouwmeester, wordt bekroond ! Geen wonder, dat het engelsche jurylid F. E. Collcutt den uitspraak noemt a stuperdous failure." Daarbij komt nog, dat de teekening van het oorspronkelijk bekroonde plan over de geheele wereld is verspreid, terwijl geen sterveling (buiten enkele ingewijden) iets weet van het gewijzigde, definitieve plan. In het buitenland verwondert men zich ten zeerste hierover en vraagt men zich waarom zooveel geheimhouding in eene zaak, die haar beslag toch heeft gekregen (?) en die een punt van internationale belang stelling is ? Er is dus nu reden genoeg om te ver onderstellen, dat wanneer de Carnegiestichting op haren weg doorgaat, en het plan Cordonnier laat uitvoeren, Nederland door het geheele verloop dezer zaak een zeer treurig figuur zal maken en dat we op weg zijn om, voor rekening van een buitenlander, ons een monumentale blamage te laten bouwen. Iets geheel bizonders treft ons in deze kwestie. Het is alsof ze geheel buiten de belang stelling van het groote publiek ligt. In _ de dagelyksche pers wordt er maar weinig over gesproken. Als het paleis op Urk gebouwd werd, zou er ten hoogste een mededeeling onder de faits divers" van in de kranten komen. Het is evenwel te hopen, en zeer wel mogelijk, dat, door het krachtig geargumen teerd adres der architekten, de algemeene be langstelling in den afloop verhoogd wordt. Dit is zeer wenschelijk, daar m.i. de personen, die in deze de macht tot handelen hebben, of tenminste op den verderen gang der zaak grooten invloed kunnen uitoefenen, zeer gaarne gestimuleerd zouden worden door eene kennelijk publieke opinie. Het ware dus te wenschen, dat de voor name bladen, het adres der architekten in extenso opnamen, tot voorlichting van het publiek, opdat een ieder do overtuiging kon bekomen, dat de wijze waarop de prijsvraag is geleid en de bekroning verleend, beden kelijk is geweest. Dat het projekt Cordonnier op het eerste gezicht vele lieden bekoord heeft, verwon dert mij niet. Hier capti veerde voornamelijk de machtig handige teekening. Cordonnier's bekroonde vredespaleis is evenwel te vergelijken bij eene geblankette Fransche cocotte, die op een tentoonstelling in quasi oud-Hollandsch coituum paradeert, met de jongelui flirt en waarvan men, met aan verontwaardiging grenzende verbazing, verneemt, dat ze op het punt staat in eene deftige Hollandsche familie te trouwen. Als de bouw niet doorgaat is het plan nog best te gebruiken. Met een tikje ver andering is het een heel leuk casino voor een station balnéaire met jeux de petits chevaux, roulette etc. Maar een vredestempel is het niet, en wanneer men zal inzien, dat het plan wuft en ordinair is, zal men er voor terug dein zen het monster in steen voor eeuwen te doen verrijzen, al is het dan ook ergens in den hoek van een park. Laat men zich toch goed rekenschap geven van hetgeen op het punt staat van gecreëerd te worden. Op een plein zoo groot als de ijsclub achter het Eijksmuseum te Amsterdam, het opgedirkte valsch-gestileerde gebouw. Daaromheen, aan alle kanten huizen (met balcons), waartusschen het hotel de l'arbitrage^ het caféder ambassadeurs, de restau rant a la paix universelle, de carnegie-bar etc. etc. Nu nog iets. Zou het niet overweging verdienen, de publieke meening in deze te polsen ? De architekten zijn niet alleen in hun volle recht door te hebben geprotesteerd, maar het is zelfs hun plicht daarmede op alle wijzen door te gaan. Het komt er waarlijk niet op aan of de zaak nog een weinig langer duurt. Als we er eindelijk in mochten slagen een schoon gebouw in eene schoone omgeving te krijgen, zal ieder zich verheugen over elke vertra ging in den aanvang ondervonden, indien die geleid heeft tot een mooi resultaat; in de eerste plaats de royale Amerikaan, die op dit oogenblik misschien geweldigen spijt heeft zich met de zaak te hebben in gelaten ; dadelijk daarop de bestuurders van de Carnegie-stichting zelven, die zullen inzien dat ze gedwaald hebben en op het punt gestaan hun vaderland en vooral de stad 's Gravenhage onberekenbare schade te berokkenen. Natuurlijk begrijpt iedereen, dat van den aanvang af de taak der Carnegie-stichting een zeer moeielijke was. Hoe hoog de positie der bestuurders en de achting die men hunne persoonlijkheid toedroeg ook waren, kon men voorspellen, dat, heen en weer geslingerd door adviezen van ver schillende (zoogenaamd bevoegde) zijden, zij kans zouden hebben in eene impasse te geraken. Maar, in eene impasse gekomen, keert men om en zoekt den goeden weg. Elk uitstel in deze bouwzaak is beter dan het knoopen-doorhakken." De universeele vrede, de lang verwachte, die de wereld ongekenden voorspoed en rust zal geven, is ook nog niet kant en klaar, en het is juist het werk der diplo maten om te verhinderen dat door ontijdige besluiten er toestanden geschapen worden, die voortdurend de volken tot twist en strijd zouden prikkelen. Men dcnke toch niet te gering over het uiterlijk en de omgeving van den vredes tempel. Evenmin als iemand er vóór zou zijn zulk een tempel in de gedaante van een fort te bouwen, mag men er zich bij neerleggen een gebouw te accepteeren, waarvan het uiterlijk in geen enkel opz/cht overeenkomt met het verheven doel waarvoor het wordt opgericht. CARKL L. DAKE. K. ANDRIESSEN f. Derkzen van Anpren, en Aarts (bij Schier, den Haai). I. Derkzen van Angeren. Etsen. Het werk door Derkzen van Angeren was en is mij een welgekend werk. De ontwikkeling van dezen etser is me niet vreemd, zoodat deze eerste tentoonstelling van 30 zijner werken me een genoegen was van weer-zien. De belangrijk heid dezer expositie is tweevoudig: Ze doet ten eerste zien wat hij bereikte, en ten tweede is ze een verwachting voor het toekomende tijdperk. Want deze etsen waarvan natuurlijk de eene beter is dan de andere (wat niet ver wondert bij een zoo bezigen geest en een zoo naar het groote en tragische geneigden aard) hebben in hunne lijnen een levens-volheid die, meer dan is, van hem doet verwachten; ze hebben in den ganschen bouw van som mige hunner die neiging naar grootheid en groote samenstelling die voortreffelijk werk altijd eigen moet zijn. De kleinere etsen en sommige der eer verkoopbaren (ze zijn niet vele in aantal !) zal ik niet bespreken; alleen die welke aanleiding tot de een of andere overweging geven, of een bewijs zijn voor bovengenoemde belangrijkheden. Den katalogus volgend vind ik No. l Stilleven. Het is een aantal kopjes, een suikerpot, een kan staand op een spirituslicht, op een tafel. Voor den zwaar gebeten, diepgestreepte zwarten fond staan vrij en ruim de voorwerpen. De compositie is geken merkt door kracht, forsche teekening, en door den gemakkelijken ruimen bouw. Deze zelfde vrije beweeglijkheid in een toch in evenwicht zijnde composite vindt ge in de kleinste ets ('So. 20) waarvan de boomenen de blaren daarvan op teekenkracht wijzen; die natuurlijk in sommige etsen in belang rijker mate voorkomt. Er is toch iets in een lijn, dat den meesten ontgaat. Een lijn in zichzelf heeft, voorwie ze lezen" kan, een beduiding. Ze is een schoonheidsuitdrukking van een ontroering. Ze is een uitdrukking die vol leven kan zijn, of dat niet heeft. Wier lijnen vol leven zijn, vol van deze teekenkracht" hebben mij altijd de belang rijken toegeschenen. En ge vindt, wat niet verwondert, deze eigenschap (een schoonheids volle, ontroeringsvolle lijn) bij de groote tee kenaars en groote schilders ... Het landschap (No. 4) met het hek in den linkerhoek van de ets en ter rechterzy het ver zich strekkende landschap is een van die studie-achtige krabbels, die meer en meer nu meer en meer zijn hand z'n gevoel zal kunnen volgen hem mogelijk worden. Er is iets spranklends in; er is geen weidschgeconstrueerder bouw in die alleen door bezinning in zoo'n landschap kan komen. De studies Lelies", waarvan hier een zeer slechte druk is, heeft in de enkle zwaaien der lijnen, vooral onder aan den stengel, een spontanieteit die hem zeer eigen is in zijn lijn. No. 8. Bij Delft, No. 19 Delft, No. 25 Huisjes bij Delft schijnen voor de meesten meer bekoring te hebben dan voor mij. Ze zijn meer gedetailleerd dan de andere, wat natuurlijk van tyd tot tijd noodig is maar ze missen die diepe levensvolheid die de anderen (met al hun fouten nog) doet waar deeren. 9. De slapende vrouw. Een zijner vroege etsen op deze tentoonstelling. Iets als een zwaar borduursel (door zijn dikke inktplaatsen op den papieren grond). Een van de eigenschappen die zoowel in zijn lijn als in zijn gansche ets, zoowel in zijn levensaanzicht, in zijn werk naar voren komt en duidelijk blijkt is de kracht vol uitgesproken tragische zijde. Het gevoel is in deze ets nog te massief' gegeven. De bouw van den kop die zich als naar duisters wendt, kon beter. En dit is ook van tijd tot tijd beter door hem bereikt geworden. Ik ken een kop van een dooden schilder waarin misschien het gevoej niet zoo groot" ie uitgeduid maar waarin de ontroerde psycho logische observatie doordringender is. Een Vanitas" eteen is hem niet enkel een stil leven-kwestie, maar meer. > o. LO en No. 12 zijn studies naar een zelfde vorm. Het vrou?wenkopje (No. 10) ie een teekening van een oud vrouwtje met een zwarte mats op (rechts proflei) waarvan de kop het fijnst geobser veerd ia; het lichaam is maar even aange duid tot ongeveer het middel De plaats van de figuur ten opzichte van het vlak der ets is aangenaam. No. 12, Boerin, is dezelfde figuur zittend op een kerkestoeltje; eveneens in recht profil. De uitvoerig bewerkte muts en het hoofd zijn ook nier de voornaamste partijen; de handen op de schoot liggend zijn even geschetst; evenals de stoel. Ook in deze ets is de hand van teekenen op merkelijk. No. 14 Mc»t-echuit is een krabbel waardoor zon op een schuit etc. wél ge geven wordtDe voorwerpen noodig voor het etsen : de pers, de plaat, de doeken, de drukinkt, 't krijt, de verschillende naalden en andere ijzers, de tampon, zyn den werklijken etser dikwyls een reden tot het maken van een Stilleven geweest. De pers met zyn tafel, met zijn poolen staande, met zyn groot wiel met de gebogen verbindingen van het middelpunt gaande naar den buitensten rand; alle, deze, dingen zijn niet alleen en ten eerste va a Angeren voorwerp van aandacht geweest. Hem zijn ze het geweest, niet alleen in zyn etsen, maar tevens in een waterverfteekening (waarvan ik het begin zag, 1907). De No. 17 Drukpers en N o. 23 Atelierraam zyn de etsen die hier deze voorwerpen geven. In No. 23 is vooral het Stilleven op de etstafel (dat by klare drukken schoon" is) belangrijk; in No. 17, het wiel, de schaduw daarvan, het lampje er boven hangend. In zulke dingen openbaart zich een lang-verworven waarneming door veel omgaan met deze dingen verkregen, en verteederd in zijn kracht van opmerking door een genegen heid. Zulke dingen zyn onderwerpen die het publiek" niet of eerst laat kan apprécieeren. Ze zijn niet wat geheeten wordt verkoop baar". Ze zijn geen beschouwingen die op dezelfde hoogte zijn of van dezelfde geringe diepte als die van wat het publiek is. Maar in den tijd dat te velen der schilders hun (geestelijk) aangezicht schenden om het geld der kunsthandelaren machtig te worden, zijn deze deze dingen, gemaakt uit zuiveren drang, te waardeeren. De Doodskoppen" (No. 18 en No. 22). Ik heb de waarde van deze etsen, vooral van de laatste (uit 1906) op een andere plaats gedefinieerd. Maar wat het publiek schijnt te beminnen in het Huisjes bij Delft" No. 25, de zorgvuldige weergave van zoo veel mogelijk, is in een stilleven als dat hier is (No. 22) in dien zin aanwezig, en van meer belang. Uit 1906 zijn de Zonnebloemen, een der belangrijkste etsen van deze tentoonstelling (No. 21). In een steenen, donkre melkkan met het oor naar links staan een 5-tal zon nebloemen. Sommige al verwelkend. Vier zijn naar recats gericht, telkens twee, de vijfde komt in het midden, bovenaan tegen den boven rand der ets. Deze staat ten opzichte van de andere vier wat alleen. Links op de ets steken eenige bladen uit. Het zwakste gedeelte in deze ets zijn de verzameling blaeren van de plant Het belangrijke is twee voud hierin lo. de grootheid der compositie; 2o. het schoone teekenen zooals b. v. sommige der buitenbloemen, neerhangend, geteekend zijn met het welkende al in zich en het verflen ste zijn, en het neerhangen daardoor dien buitent-te blaeren tegenover het nog volle van de als een bloemhart saamgedrongen zijnde hoop der binnenste bloemen. En ik ken maar een etaeres in Holland die dit beter zou kunnen. En dan nog in haar laatsten tijd. De zonnebloemen door Barb. van Houten zijn wellicht (ik herinner ze me nu) niet grootscher" gezien, gevoeld, gewild, dan deze door Derkzen van Angeren de praal der bloemen door Barb. van Houten geëtet is van hartstochtelijke statie. Maar ook deze zonnebloemen zijn belangrijk En de techni sche oplossing van een gegeven als een donkre kan waarin ze staan (met het groote licht er op) is een bewijs van het steeds zich uitbreidend vermogen van Van Angeren. Fijnheid is hem niet vreemd, al mocht dit lijken. Zie b.v. Venstertje, een keukenraam, een tafel, en een rank geteekend stilleven er op. Ik noein dan nog No. 27 een meid aardappelen schillend, en een No. 28 Houtzaagmolen (de molen rechts) met een vrije hand geteekend. * * * Zooals ik aan het begin van dit kort opstel, van deze paar opmerkingen, schreef, kende ik het werk door van Angeren zeer wél. Het is me zeer vertrouwd. Maar het is altijd met een objectiever houding, dat het werk bezien wordt in een tentoonstellingszaal. Nu was me dit tevens de gelegenheid (en dat gebeurt niet altijd) om te zien opnieuw hoe spring-let-end" dit werk is, en (zoo Derkzen van Angeren nog een aantal jaren geregeld en studeerend zal kunnen werken) hoe groot de kans is dat we niet alleen een belangrijke etser zullen hebben, maar ook nog een onge kend ziel-kundig, ziel-kennend schilder van portretten. Het werk (en dat zjjn voornamelyk etsen) door Derkzen van Angeren is : krachtig, met een persoonlijke lijn geteekend ; psychologisch is de wensch naar het tragische 't meest gericht ; het leed heeft voor hem een altijd nieuwe en diepe bekoring: 't geteisterd lijf, het lijf der zware geestelijken strijd duidlijk in trek ken doende zien. De fouten in het werk zullen, ook door zijn neiging naar het grootsche, verwonnen worden. PLASSCHAERT. Amerikaanse Mrniken Spoorweg zwendel. De trust- en spoorwegschandalen in de Ver enigde Staten, waarvan we vooral het laatste najaar zoveel te horen kregen, hebben nog eens scherp doen uitkomen, welk een abnormaal verschynsel in de Amerikaanse maatschappij de reusachtige, in n bezit opgehoopte kapi talen zijn, die monumenten van moderne roofzucht. Maar is het al bar genoeg, dat deze kapitalen bijna zonder uitzondering ver kregen zijn door diefstal en omkoperij van hogere" orde natuurlik erger nog is, dat de zwendel waaruit de Amerikaanse milliardairs ontstaan, beschermd wordt door een regeringslichaam, de Senaat, waarvan een deel der leden slechts de werktuigen zijn van grote geldmannen, wier regeringswerk bestaat in het bevorderen van partikuliere, meest onzuivere, belangen. De instelling van de Senaat, oorspronkelik bedoeld als een veilig heidsklep op het Huis van Afgevaardigden, heeft allerminst aan het doel beantwoord, en zolang niet in de gehele staatsinrichting, altans in de verkiezingen, een ingry pende verandering wordt gebracht, mag de organizatie van de Amerikaanse Republiek een

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl