De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 23 juni pagina 8

23 juni 1907 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

8 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1065 Die kinderen willen nu de onderwijzers voeren n dag helaas, voorloopig kan 't nog niet meer uit de beperking van het stadsleven in de vrijheid van de natuur, n dag de kinderziel brengen uit het rumoer en het geschreeuw van de achterbuurten in de ruimte en de rust van het buiten-zijn. Als ik aan dien feestdag denk, komt altijd onwillenrig de gedachte in me op, hoe mis schien onder die vele kinderen ook een zal zjjn, de kleine kunstenaar, de kunstenaarsziel die sluimert in 'n arm kind uit de steeg en hoe .dat kind met wijde oogen in won deren den dag zal doorgaan en hoe on uitwischbaar die dag indrukken van schoon heid in zijn ziel zal achterlaten, die we later in z'n werk .bewonderend zullen terugvinden. Maar ook om de andere kinderen l Ik wilde wel dat van alle hoeken en stegen der stad in drommen de kinderen kwamen opzetten om iets van de heerlijkheid van zee en bosch en heide en veld te genieten. Als het dan maar n dag is, n dag voor die kinderen, die eigenhjk niet weten wat spel, wat echte zuivere kindervreugde is, dan toch allen. Maar ook dat is 't nog niet. Op eene klasse van 40 & 50 kinderen konden er tot nu toe maar vier of vijf in aanmerking komen. Dat is een moeilijk wikken en wegen voor de onderwijzers wie 't het meest noodig heeft. Een veel te moeilijk en veel te pijnlijk werk. Dat ne echte groote feest, waarin het kind dingen doorleeft, die hem volkomen onbekend waren, van het reële: het zitten in een trein, het uit de stad weg zyn, het middagmaal ! en de hem zelf misschien onbewuste indruk ken van schoonheid en zuiverheid, is een schat van onberekenbaar groote waarde voor hem. Die schat van vreugde, dat opdoen van zooveel zuivere indrukken mogen we hem niet onthouden. Ja, ieder jaar opnieuw moeten die indrukken verdiept worden. De kinderen zullen daardoor genoegens leeren kennen, die later als ze zelf hun feesten maken, hen zullen helpen die zuiverder en schooner te leven dan ze nu meestal door het volk geleefd worden. Er is voor mij iets zoo by zonder aantrek kelijks in dien feestdag, die de onderwijzers voor hun kinderen organiseeren. Ze voldoet zoo aan wat een kind noodig heeft, wat zijn fantasie noodig heeft, .luist dat ongewone, dat zeer bijzondere, dat hoog-feestelijke I Daar wordt de fantasie van het arme kind niet dikwijls mee gevoed! Om ze dat eens een enkle keer te doen genieten, mogen we niet karig zijn. En toch, hoe eenvoudig maakt de commissie het; die eene groote feestdag bedraagt be trekkelijk zoo bitter weinig, ongeveer ?1.40 per kind, reiskosten inbegrepen. Er is iets dat in dit geval bij de aanvraag om geld veel moed geeft. In dezelfde kranten waarin op roeping om steun stond, staat wekelijks een lijst van advertenties van hotels en pensions waar velen met hun gezin drie, vier ja soms zes weken heengaan. Ook de prijzen van de pensions staan er bij. Ik behoef hier niet op het verschil te wijzen, we gevoelen dit ter stond, maar ik zeg alleen dat juist dit barre verschil veel moed geeft. Waar we zoo mild tegenover ons zelf en onze kinderen zijn, daar moeten we bereid zijn, als we dit even scherp-bewust gevoeld hebben, mee te zorgen dat die schriklijk groote massa kinderen, die niets weten van eene vacantie buiten door brengen, tenminste n dag er iets van kunnen genieten. Allen, allen, de gansche klasse. Dan wordt het pas goed, echt, ongestoord feest. Nu, we hebben het in onze hand. TH. KRUYT-HOGERZEIL. Bijdragen, liefst zoo spoedig mogelijk, daar dit de regeling vergemakkelijkt,worden gaarne ontvangen aan het kantoor van de afd. A'dam v/d Bond v. Ned. Ond., Singel 301; door H. van Breemen, Wagenaarstr. 6; H. H. Kappenburg, Allard Piersonstr. 17; W. Ploeger, Brederodestr. 69, Amsterdam. Ook ondergeteekende zal gaarne uwe bij dragen in ontvangst nemen en ze der commissie ter hand stellen. Tr. Kruyt?Hogerzeil, Bergweg, Zeist. Hoe men vroeger ie armen behandelde en onvermogende vreemdelingen afschrikte, Het is een bekende klacht, dat in de laatste jaren een groote stroom van plattelandsbe woners zich naar de steden heeft gewend, en daar door de overheid met een zuur gezicht wordt ontvangen. De reden daarvan is dui delijk. Het gemeentebestuur weet wel, dat wanneer in den eersten tijd al die timmer lieden, metselaars en schilders in de nieuwe plaats van hun inwoning werk kunnen vinden, er een tijd zal aanbreken, waarop een ge deelte gebrek aan werk krijgen en zich of tot de diaconieën, of tot de stedelijke armenzorg om bijstand weaden zal. Daarbij komt, dat voor de nieuwe ingezetenen scholen moeten woiden gebouwd, terwijl zij weinig of niets in de belastingen bijdragen Aan dit bezwaar is ook de gemeente Haarlem niet ontkomen en nu is het niet onbelangrijk om eens na te gaan, hoe vroe ger, in den tijd toen de stad nog wallen en poorten bezat en dus de toelating van nieuwe ingezetenen kon worden tegeügegaan, de overheid daarbij en in 't algemeen bij de ondersteuning der armen te werk ging. Het Boek der Keuren en Ordonnantiën der ge meente Haarlem, dat in 1755 werd uitgege ven, bevat daarover verschillende bijzonder heden. Men had te Haarlem in de zeventiende en achttiende eeuw nog een zeker buurtbestuur, dat wij niet meer kennen, hoewel het zeker zijn voordeelen heeft gehad. Het gemeentebestuur gaf daarover den 15den December 1670 een Oenerale Ordonnantie uit. Volgens dit geschrift moest er in elke buurt" zijn n deken, drie vier of meer Raden en twee, drie of meer Vinders. Zij yormden gezamenlijk een zeker buurt bestuur, dat de bewoners van de buurt in alle gebuurzame zaakeo" behoorlijk moesten erkennen, eeren en respecteeren op arbitrale strafte. Het was de speciale plicht van den deken, om een register te houden van al de personen uit de buurt, met vermelding van hunne nering, hanteering of ambacht" en de roeping van den deken met zijn raden om twisten onder de buren bij te leggen te beslechten. Het College bezat nog een knecht, wiens taak het was om boeten, die de buurtbewoners opli pen wanneer zij verschillende bepalingen niet nakwamen, behoorlijk te innen, waarvoor hij den tierden penning, of met andere woor den tien pCt. van de opbrengst genoot. Geen wonder, dat toen de vroede vaderen in 1700 een ordonnantie uitgaven op de regeling der alimentatie en het tegengaan van misbruik der aalmoezen, van het bestaan der buurtbesturen gebruik werd gemaakt. Aanvragen voor onderstand moesten altijd zjjn geassisteerd met de Vinders van de Buurten daar zij in w oonen, conform de oude buurtlysten." Intusschen schijnt hiermee nog geen rege ling1 te zijn gevonden, die de heeren voldeed, want in 1752 overwoog de vroedschap, dat de lasten der diaconie door het vermenig vuldigen van de armen en nooddruftige subjecten" toenamen en dat het van den anderen kant noodig was, dat de Aelmoessen, die door de goede Ingezetenen en Burgerij met een extraordinaire milddaadigheyd en mildheyd, bij continuatie, worden gegeeven, besteed mogen worden tot het oogmerk, waarmede zij gegeeven worden ..." Daarbij worden den vinders van de Buurten de duimschroeven wat vaster aangezet. Zij mochten aan personen, die zich bij hen om onderstand aanmeldden geen bewijs van onvermogen afgeven dan nadat hun bij behoorlijk onderzoek, of op andere wettige en genoegdoende wijze" was gebleken, dat dusdanige Luyden, het zij alleen of met hunne Huyshoulens, waarlijk en in der daad zo danige Hulp of alimentatie meriteeren en noodig hebben en zonder dien absolutelij k niet zouden kunnen bestaan." En tot meer dere zekerheid werd bij elk bewijs van on vermogen de onderteekening van twee der vinders vereischt. Waarschijnlijk vertrouwde het gemeente bestuur de vinders zelf niet recht. Althans het maande hen aan orr, wanneer er nieuwe vinders moesten worden gekozen, diegenen die met hunne Neeringen en Bestaan bereids veel te doen hebben", daarvan te verschoonen. Ten eynde," aldus praten de heeren er over heen, deVinders van de respectieve Buurten, zoveel mogelijk te dekken tegen alle Machinatiën en verkeerde sollicitatiën, welkequalijkgezinde personen zouden kunnenof willen ondernemen, hetzij om de Vinders te bedriegen of ook wel tot een onnut en verkeerd mededogen te beweegen ..." In die goedigheid schuilt iets verdachts en nog duidelijker blijkt dat er een addertje onder 't gras is, wanneer wij lezen, dat in overweging wordt gegeven, alle bakkers, commenyhouders, herbergiers, tappers en diergelijke neeringdoende personen," liever maar niet tot Vinders te benoemen. Hadden deze menschen het inderdaad met hunne bezig heden zóó druk, dat zij onmogelijk de buurtbelangen konden helpen behartigen ? Ik denk veeleer, dat zij uit den aard van hun bedrijf af en toe geneigd waren, hunne klantjes, wanneer de nood aan den man kwam, met een besvijs van onvermogen voort te helpen en dat daarom het gemeentebestuur van hunne adviezen minder gediend was. Heel veel persoonlijke vrijheid liet men den armen in die dagen niet. Bij ordonnantie van 2 Juni 1753 vonden Burgemeesteren en Regeerders het noodig er aan te herinneren, dat de bedeelden geen honden mochten houden. Aan allen, die door de Eegenten van het Aalmoezeniershuis, de Diakonen ?an de Nederduiytsche en Walsche kerken, de Roomsche en andere armbezorgers werden gealimenteerd, werd tevens scherpe lij k." ge ordonneerd, zich van de honden, die zij toen bezaten, binnen den tijd van acht dagen na de publicatie der ordonnantie te ontdoen. Mochten zij naderhand opnieuw honden gaan houden, dan zou de hun verleende onder stand worden ingetrokken. De motiveering van dit weinig menschlie^ende verbod bestond hieruit, dat de vroedschap meende, dat anders de burgerij niet meer zoo mild zou geven en dat de dieren ongelukken zouden kunnen veroor zaken. Het is de moeite waard, de juiste termen van deze ordonnantie te lezen: Burgemeesteren en regeerders der stad Haerlem, in ervaringe gekomen zijn-le, dat veele Persoenen, welke van zichzelven niet kunnen bestaan en dus van de publique Aelmoessen lee?en, zich niet ontzien Honden te houden en te voeden niettegenstaande menigvuldige ordonnantiën en interdictiën daartegen; en dat daar door de Aelmoessen worden misbruykt, hetwelke den ijver van de Burgers en Ingezetenen deezer stad tot het geeven van milde Giften, tot onderhoud der Armen, niet zonder reden zoude kunnen doen verflauwen; en het geene gevolglijk tot merkelijk nadeel der publique en andere Armen noodwendig zouden moeten strekken; dat ook zeer zijn te apprehendeeren de onge lukken die uyt het loopen der Honden langs de straaten als niet altoos binnen 's- Huys kunnende worden gehouden, zouden kunnen resulteeren. ..." De overheid schijnt van meening te zijn geweest, dat de honden van arme lieden meer bijten, dan die van anderen. In onze dagen zou een dergelijke ^paling een storm van verontwaardiging doen opgaan. Voor hem, die bedenkt, dat met de tijden ook de denkbeelden wisselen, is er zeker geen reden om de Haarlemsche overheid van die dasen over hare gestrengheid hard te vallen. Evenmin over haren af keer van onbe middelde vreemdelingen, welke in die dagen, toen elke stad immers een staatje op zichzelf was, volkomen logisch geweest moet zijn. Men hield niet van vermeerdering der arm lastige ingezetenen en nog heden ten dage is men op zulke gasten nog evenmin gesteld. Het eenige verschil tusschen toen en nu is, dat men ze vroeger min of meer weren kon en er nu, door de veranderde inrichting van staat en gemeente, geen kans meer toe ziet, al zru men dat ook gaarne willen. Uit den aanhef der resolutie van 10 Juni 1752 op 't admitteeren van vreemdelingen blijkt al duidelijk dat in deze aangelegenheid reeds meermalen besluiten door de overheid waren genomen, ten eynde dezelve (namelijk de stad) niet zoude worden vervuld met zodanige Persoenen, die voor geen dienst of nut zijn voor de Stad, maar integendeel tot bezwaring derzelve zouden verstrekken.. Maar daar de autoriteiten in ervaring ge komen waren," dat sommige vreemdelingen zich niet naar die voorschriften wilden ge dragen, werden ze vernieuwd en bepaald, dat alle vreemdelingen van geringe conditie (bemiddelde menschen won men wel) uit gezonderd dienstboden, voor hunne ves tiging te Haarlem admissie noodig hadden van het gemeentebestuur en daarenboven een acte van cautie of indemniteit moesten kunnen overleggen, afkomstig van de plaats waar zij het laatst gewoond hadden. Hadden ongetrouwden eenmaal die admissie verkregen en wenschten ze in het huwelijk te treden, dan moesten ze daarvoor opnieuw admissie bij het gemeentebestuur aanvragen. Edelmoediglijk werd daarbij bepaald, dat wanneer zij daarna in tweede of verder huwelijken treeden met Burgers of Ingezetenen Kinderen, geen verdere Admissiën zullen behoeven te verzoeken." Tegen dien tijd werden ze dus voor vol aangezien. Evenals andere burgers of ingezetenen mochten de geadmitteerde vreemdelingen niet van de eene naar de andere buurt ver huizen zonder van die buurt te hebben bekomen behoorlijke attestatie van hun comportement, gedrag en wandel." Binnen veertien dagen moest die attestatie overhan digd zijn aan den armbezorger, waaronder zij behoorden, op poene van, bij verzuim, te verliezen het Effect van hunne verkreegen Admissie en gehouden te worden, als of niet waren toegelaten." Tevens werd bepaald, dat niemand onder stand zou verkrijgen, voordat hij vier volle jaren, ca 't verkrijgen van een acte van admissie, in de stad had gewoond. De overluyden der buurten moe=ten hunnerzijds de vreemdelingen in hunne buurten o\ sporen, hen noodzaken de acte van admissie aan te vragen, hen inschrij 'en in een register met designatie van wat Religie die zijn." Waren ze gereformeerd, dan moesten de oveiluyden op inlevering der attestatie aandringen. En werden deze en andere ondergeschikte for maliteiten door de buurt-overluyden ver zuimd, dan moesten zij een vreemdeling, die tot armoede verviel, tot hunne particuliere lasten onderhouden." Dit laatste dreigement zal den vinders wel geweldig in de ooren hebben geklonken. Overigens mag wel aangenomen worden, dat ook in de achttiende eeuw de natuur boven de leer zal zijn gegaan en dat net stadsbe stuur er wel niet toe gekomen zal zijn, vreem delingen die niet precies aan alle vereischten voldeden, bij den arm te nemen en de stad uit te zetten, zoodra zij armlastig werden. Haarlem. J. C. PEEBEBOOM. Zomerspolen. Te Laren in Noord-Holland vangen 25 en 26 Juni a. s. de zomerspelen aan, door be schaafde jongelui, onder leiding van Willern Royaards en Eduard Verkade, om spoedig herhaald te worden.,te Rottetdam, Haarlem, Zandvoort en andereplaatsen, die deze spelen begeeren. Inrichting van tooaeel zal even als de kleedij eenvoudig en stemmig zijn, om saam te stemmen met het naïve van de taal der spelen, die dagteekenen uit de Middeleeuwen. Als eerste der zomerspelen wordt vertoond: Den Spyeghei der Salicheyt van Elckerlyc hoe dat elckerlyc mensche wert ghedaecht Gode rekeninghf te doen. Een eenvoudige doch zinvolle Oostersche parabel van Boeddhistische herkomst, welke o. a. voorkomt in den Griekschen Christelijken roman Barlaam en Joasaf uit de eerste helft der zevende eeuw, maar ook bij Hebreeuwsche en Arabische schrijvers uit de vroege middel eeuwen bekend was. werd vervolgens door christen-geestelijken, bij geschrifte en predi king, in verschillende taal en inkleeding, maar steeds met dezelfde grondgedachte, als louterende leeiing over gansch West-Europa verspreid, tot, in het laatst der vijftiende eeuw, een vroom kunstenaar het oude ver haal van den dood nieuw leven schonk in een drama dat, in weer.wüvan zijn kinder lijken opzet, toch door zijn soberen ernst, zijn waarachtige menschelykheid en welge slaagde karakterteekening ook den tijdgenoot nog treffen kan. Naast het Nederlandsche stuk, dat om streeks 1495, waarschijnlijk door den theoloog Peter Dorland van Uiest in Zuid-Brabant geschreven is, en eenige jaren later op een landjuweel van Brabantsche s!eden te Ant werpen den palm der overwinning wegdroeg, bpstaat uit denzelfden tijd een Engelech spel, dat op de meeste plaatsen woordelijk met het Nederlandscbe overeenstemt. De Everyman werd in 1904 door de Elizebethan StageSociety te Londen mtt grooten bijval opge voerd en maakte daarna een triomftocht door de Vereenigde Staten. De Elckerlyc heeft in zijn tijd meer dan eenig ander drama op gang gemaakt blijkens de talrijke, telkens herdrukte vertalingen of bewerkingen (in het Latijn, Duitsch, Nederlandsch, met den titel Homulus) die er direct of indiiect uit zijn voortgevloeid. Den tweeden dag vertoonen te Laren de heeren Willem Rooyaards en Eduard Verkade en hunne gezellen en gezellinnekens-van-den spele : Een Abel spel van Lanseloet van Denemerken hoe hi wert minnende ene jonc/rou, die met tynder monler diende. EEN FRAAI N. V, STEENDRUKKERIJ EN ETIKETTENFABRIEK voorheen KLUPPELL & EBELING, - Arnhem, In een handschrift bewaard in de Bibliothèque des Bourgondes te Brussel, zijn ons de drie eenige en daarom kostbare roman tische drama's overgeleverd, welke uit de veertiende eeuw tot ons gekomen zijn. Hun taal munt uit door eenvoud, natuur en wel luidendheid. Een van die zeldzame stukken behandelt de tragische geschiedenis van Lanseloet 1) en de schoone Sanderijn. Het is ongeveer een honderd jaar ouder dan Elckerlijc de tijd van het burgerlijke drama, met zijn moraliseering en bespiege 1) Spreek uit Lanseloot. ling was nog niet aangebroken en ver plaatst ons niet als Den Spieghel der Salicheit in een symbolische,'maar in een werke lijke, zij het dan ook geïdealiseerde wereld, van ridders en edel vrouwen. De liefde is er het hoofdthema van. Beiden spelen zjjn, door dr. K. H. de Raaf voorzien van inleiding en aanteekeningen, te Laren door den Larenschen kunsthandel keu rig uitgegeven en van verklaringen voorzien. Een groote en verblijdende belangstelling schraagt het stoute en hoogst te waardeeren pogen des heeren Willem Royaards en Eduard Royaards. Kunstzalen Pulchri Studio, Lange Voorhout 15, Den Haag imiiiiiiiiiiMiillimiiiMiiiiiiiili TENTOONSTELLING eener collectie Schilderijen, Aquarellen, Pastels en Bronzen, bijeengebracht door J. C. SCHÜLLER, den Haag. Dagelijks geopend van 10 tot 5 uur. 16 Juni tot 15 Juli. Entree 5O et. 's Zoiidag-s 25 et. METAALWAREN H AA R I_E M Magazijn Oud-Holland" Damrak 75, Amsterdam. Directie: P.J^JPAERELS. Imitatie- en Antiek Kunstsnijwerk, Koper- en Zilverwerk, Porselein, Glas, Tin, Oude Perzische Tapijten enz. enz. ATELIER VOOR HET VERVAARDIGEN _ VAN OUD-HOLLANDSCH SNIJWERK. - TELEFOON 7261. KUNSTHANDEL =-= =-= =?= ??-? WED. G. DORENS & ZN. ?-? ?-? ?-? EXPOSEERT : - ... ROKIN 56. ORIGINEELE ETSEN EN LITHO'S VAN BAUER, DUPONT, GR. VAN' ROGGEN, MOULIJN, NIEÜWENKAMP, _ _____ _ WITSEN, E. A. ORIGINEELE FRANSCHE KLEURETSEN. ETSEN NAAR SCHILDERIJEN VAN HOLLANDSCHEMEESTERriVANPROF. DAKE, GR. VAN ROGGEN, E. A. f t t REPRODUCTIES PROCÉD VAN MEURS. SIMILI-AQÜARELLEX, KLEURDRUKKEN, ENZ. ft t t t t t COPfcNHAGEN-PORCELEIN t t t t REPRODUCTIES NAAR BEELDHOUW WERKEN t t t t t t t t t t - SPIEGELS EN ENCADREMENTEN. D.DEBIÈVREBIESAART ACHTER 8T. PIET ER 16 -:- -:- Utrecht -:- -:MAGAZIJN VA1ÏCOMPLETE ME BELbüLUNQ EN STOFFEERING = VERHUIZINGEN, TRANSPORTEN, SPECIALE AFDEEL1NG A.NT1QDITEITEN EH KUNSTVOORWERPEN |6EB°W?PELIX MERITIS" rxEIZER5GRACHT32<t WONING-INRICHTINGEN SPUISTRAAT. 76 DAMRAK. AMSTERDAM AT?U?R22sED?CORATI?V | Kunsthandel KRÜGER &C2. 3?a Noordeinde. 's-Gravenhage. 11 Permanente Tentoonstelling v: Schilderijen en Aquarellen. 11 -:- Ontwerpen en uitvoering van ?:? PLAFOND- EN WANDBESCHILDERIN6 KUNSTNAALDWERK Ontwerpen, begonnen patronen en -:- -:- uitgevoerd werk z.a. -:- -:Voor Amsterdam verkrygbaar b{j Gez. POL, KeizenpAt 478, BATIKS V AH HEIII HERCKEHS. ONTWERPEN ENTEEKENINGEN - op het gebied van Kunstnijverheid Alp. Kist- en SIERKUNST" IV. Spiegelstraat 30. Verschillende soorten Aardewerk, Batik- en Borduurwerk, Koperwerk, Beeldhouwwerk. Schilderijen, Teekeningen, Etsen, Foto's en Lithografieën. Antiquiteiten (Meubelen, Aarde werk enz.) RUDOLF ELION & C«.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl