De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 30 juni pagina 10

30 juni 1907 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V Ó~R' ? f D E R L A N D; No. 156-6 Peruvians hadden na het tot stand komen der .overeenkomst tusschen de Corporation en de Paruaansche regeering onder oprui mingen te lyjen. Blijkbaar ia men bevreesd, dat de nieuwe leening, die de maatschappij voor het bekostigen van den spoorwegaanleg, die zy op zich heeft genomen, zal moeten aangaan, het voor dividend beschikbare overschot zal verminderen. Op den duur moet echter de uitbreiding van het bedrijf ook aan de aandeelhouders ten goede komen. ALEX. J. HENDEIX. Groote Kapitalen. Tot de verschillende pogingen, in den laat sten tijd door President Roosevelt be proefd, om in Amerika tot betere toestanden op economisch en maatschappelijk gebied te geraken,- behoort ook het stieren om, zoo mogelijk, aan de steeds toenemende opeenhooping van groote kapitalen in enkele han den paal en perk te stellen. Tot dusver echter heeft hij het z.i. ge oorloofd maximusn-bedrag van groote ver mogens niet genoemd, noch den weg aan gewezen om, zonder de productieve kracht des lands te. benadeelen, tot het beoogde doel te geraken. Het stel-el, om door rede voeringen op de wonde plek te wij '.en, in de verwachting dat de groote schatten-ver zamelaars daardoor tot inkeer zuilen komen, biedt echter weinig kans van slagen aan. Dat evenwel in de Ver. Stalen dit vraag stuk wel degelijk een oplosring vordert, blykt uit de statistische ge.eveiis omtrent productie en verdeeling van inkomsten en vermogen ten duidelykste. Volgens die gegevens, telde Amerika 50 jaren geleden slechts ongeveer 50 milliouairs, waarvan het gezamenlijk vermogen, beziiters van een half mdlioen dollars inbegrepen, circa honderd millioen dollars bedroeg, zijnde plm. l pCt. van het geheele nationaal ver mogen van dien tyd. Maar 35 jaren later wordt het bezit van deze rubriek bevoorrechten reeds op 36 500 millioen D. geschat, d.i. 56 pCc. van het nationaal vermogen, dus een 365-voudige toename van het eerstgenoemd bedrag. En thans is de toestand nog erger, daar, volgens de raming l pCt. van het zielental ongeveer 99 pCt. van het totaal nationaal vermogen bezie. Een gevolg van dezen toestand is, dat althans in de steden do bevolking be staat uit een zeer klein aantal enorm ver mogenden en uit een groote massa, die van de hand in de tand leeft. De jaarlijksche inkomsten van plm. 18 mihioen loon-arbeiders zouden gemiddeld 600 D. per man bedragen. En van .de ti millioen farmers neemt men aan dat het derde deel pachters zijn, terwijl van een ander derde grond en woning met zware hypotheek is belast. Misschien is dese schildering wat donker gekleurd wat enkele onderdeelen betreft, doch over 't algemeen wordt aangenomen, dat zij den toestand niet onjuist weergeeft. Al is de Staatschuld der Unie in ver houding minder dan die van enkele Europeesche Staten, gering is zij niet en zij neemt snel toe. De ongeveere raming van 30.000 millioen D. geeft 375 D. per hoofd der bevolking of ruim 13 maal het bedrag, dat a!s circuleerend geld per hoofd wordt aangenomen. Veel langzamer dan de groote vermogens, zijn de deposito's,die hoofdzakelijk het eigen dom van den middenstand en den kleinen man zyn, toegenomen. Jn 1902 waren bij ruim 1000 spaarbanken van 6,358,000 inleggers 2597 millioen D. ge deponeerd. d.i. gemiddeld 408 D. per inlage. Drie jaren later was het aantal inleggers tot 7,696,000 gestegen met gem. 424 D. per hoofd. Deze resultaten zijn evenwel bevredigend, als men in aanmerking neemt dat het ver zekeringswezen in de Ver. Staten burgerrecht heeft en het verzekerd bedrag de eigenlijk flnancieele reserve van de groote massa uit maakt. Maar in vergelijking met de enorme ver mogens der millionaira vertegenwoordigen deze bedragen een bescheiden kapitaal. Da bovengenoemde schuld van circa 30.000 millioen is meerendeels een cijns voor het groot-kapitaal, waarbij niet moet worden ver. geten, dat een groot deel daarvan juist de ondernemingen van dat groot-kapitaal tref:. Voorts komen nog in aanmerking dj financieele ondernemingen, industrieele maat schappijen, spoorwegen en at dere midde'en van verkeer, die de productieve onder nemingen vertegenwoordigen, voor zoover zij in den vorm van maatschappijen opaandeelen weiken. Zg vormen dus een werkelijk be standdeel fan het nationaal verimgen, maar de dividenden, die op deze aandeel', n worden uitgekeerd, worden toch ontnomen aan het geldbedraf, dat jaarlijks voor het verbruik beschikbaar is. Van dit bediag, dat de natie (resp. bare arbeidg- en kapitaalkracht te /samen) jaarlijks opbrengt, moe', dus eerst worden betaald: a. De rente van de schulden der Unie, van de afzonderlijke Staten, van do steden enz b. De rente van andere schulden (hypo theek, obligatiën enz.\ c. De dividenden op de aandeelen. Eerst wat dan nog overblijft komt aan de particuliere industrie, den landbouw, koop lieden, ambtenaren, arbeiders enz. en van deze inkomsten gaan dan nog de huur- en pachtsommen af. Wat dus voor dividenden benoodigd is, wordt eigenlijk ook door de gemeenschap opgebracht en dit is daarom in de Ver. Staten van zoo groote beteeketis, omdat bij de meeste ondernemingen het kapitaal min of meer is verwaterd. Als men het totaal aandeelen-kapitaal van alle maatschappijen als een schuld van de gemeenschap zou aan nemen, dan koaat men tot een bedrag, veel grooter dan het werkelijk nationaal vermogen. In de',e verwa'ering van kapitaal schuilt een der grootste gevaren van de Amerikaansche Staathuishouding, een gevaar bijna zoo groot als dat der snelle kapitaal concentratie. Deze laatste is een uitvloeisel der mono polies. De minerale en houtrijk-dom des lands zijn in enkele handen, evenals de contióle over spoorwegen en andere middelen van vervoer. En de grootste industrieën, n), ij'.er, petroleum, euiker, tabak, vleesch, conserven enz. worden door trusts beheerd en beheerscht. Voor de meeste takken van nijverheid geldt het monopolie-systeem of een toestand, die het nabij komt. Van 1900 tot 1905 is de n verheidsprodnctie met 30, het aantal ondernemingen met slechts 4,'4' pCt. toegenomen. In ongeveerde helft der bedrijven is het aantal'ondernemingen niet toegenomen of verminderd. Meer dan 300 suikerraffinaderijen, bijna evenveel lederfabrieken, ruim 200 wolfabrieken en circa 300 schoenfabrieken hebben in 1905 opgehouden te werken of gingen in grootere ondernemingen op. Daarentegen bleef het aanial tabak-, papier- en tapijtfabrieken, alsmede expoit-slachterijen na genoeg onveranderd. Van de productie zijn petroleum, suiker, tabak, ijzer, staal en rundvleesch van 75 tot 90 pCt. in handen van de groote trust?. Het aantal werkplaatsen is met 13 pCt., tot 2990, verminderd, terwijl de waarde der jaarlijksche productie met 16 pCt, tot 2417 milüoen D., is toegenomen. Van een tweede jr>ep, omvattend wollen goederen, leder- en gummi-artikelen, zilveren en kunstvoorwerpen, hebben de trusts slechts over 40 tot 75 pCt. van de totale productie de controle. Hierin verminderde in hetzelfde tijdvak bet aantal werkplaatsen met 10 pCt, terwijl de p oductie-opbrengst van 617 tot 823 millioen D. vermeerderde. Alleen in de derde groep bestaat nog het ouderwetsche begrip van vrije concurrentie; voornamelijk behooren daartoe katoenen- en zijden goederen, alsmede schoenwerk. Voor deze is het aantal werkplaatsen met 3 pCt., tot 4356 gestegen en de waarde der jaar lijksche productie met niet minder dan 30 pCt. toegenomen, tot 1114 millioen D., niet tegenstaande de mededinging voor nieuwe OEdernemingen vooitdurend moeielijker en slechts met steeds grooter kapitaal mogelijk is. 27/6 '07. V. D. S. NIKU WE UITGA VEl». Z en en Zeggen, Platen voor het phantaseerend aanschou ^ings-ond°rwijs door K. DOORXBOSCII en G. DUIVEN. Groningen, Scholtens & Zoon. Loquela van Guido Gezclle,tot woordenboek omgewerkt, ati. I. Amsterdam, L. J. Veen. MATIT.DE SERAO, Geef acht,', en andere ver halen, uit het Italiaansch, door Carlo. Ik biecht. Het leven eener vrouw, naar het Duitsch, van CLAKA MULLER JAHXKE, door AXETA. H. G WELLS. Van ruimte en tij<>, door mevr. G. LOJIAX VAX UlI.DHIKS. II. G. WELLS, D i, meermin, door AXXIE DE GKAAFF. Bennekom, G. Schreuders. Karoliwgsche verhalen, door Jos. A. AI.BKRni>jc.K THIJM. 3e uitgave. Amsterdam, C. L. van Langenhuijsen. Anatomie voor kunstenaars, door J. GABRIKLSE met teekeningen van den schrijver. Amster dam, W Versluijs. Nederlandsch assurantw-rerht, zeeverzekering, door mr. J. G L Npi ST TUESITÉ, Ie en 2e stuk. Haarlem, De Erven F. Bohn. Hel Japansche huis. Roman door SUZE LA CitAPEtj.E-Roonoi, Amersfoort, Valkhofl et Co. Heraldiek, door JAN H. Juxius. 2e uitgave, met 521 af b. Amsterdam, C.L.v.Langenhuysen. SCHETSJE. Een uejrarsöai m fle in?eo. Het regent. Als een niet te stelpen, trooste loos tranengeechrei druipt een lauwe regen op het plaveisel langs de haven. Van de daken der loodsen, van de overdekte opslagplaatsen stroomt het water in tri lende stralen naar beneden, de gooten kunnen het niet ineer zwelgen. Op de straat, bot breede glooiende vlak met den hardsteenen rand, glimmend van het nat, staat het water in de kuilen tusschen de steenen, weerspiegelend blank den mat grijzen hemel. In de haven slaat het neer, spreidend dichte sluiers over de duinen, de huizen en de schepen aan den anderen oever. Uit de wolken, uit de zware hangluchten valt het omlaag; ginds boven de zee in don kere streepen ; uit buikige, van water zwan gere hoozen vol van bcozen lust en kwaad opzet. In nevelige plekken komen de buien aanzetten uit het Zuidwesten, de een na de an Ier, latende hier en daar het groezelig geel van de lucht onbedekt; ze draaien en rennen elkaar kort achterna in angstigen wedloop onder het uitgieten van onophou delijk regengeplas. Als striemende stortbaden druipt het water neer van de straat in de haven, het gulpt in tle spleten tusschen de palen, bet saieurt langs de baialtglooingen. het siipelt over de steengordingen, het maalt in de gleuven en kieren van het dijktalul, in snelle stroomrafelingen spuit het langs de steenen traptreden van de havenwerken. Aan het einde van het kanaal, wair de pier a's een lange zwarte streep de zee in gaat ligt het strand, nu verlaten en kaal; vlak en leeg tot den versten horizon en waar het met de zee en lucht verdruilt in een gore vervloeing van vale regenbuien. Glanzend en druipend van het nat liggen de visschersschuiten opeengepakt, zij aan zij in dubbele rijen, schurkend tegen elkaar, echrewielend aan de palen trekkende aau lijnen die in groote bochten kiuis over kruis steng be vestigd zijn aan bouten remmingen. De lucht schijnt af in de dekken eii opstaande kanten der boorden. Een monotoon geklaag van rukwinden en stormvlagen gaat door de tuigen: u.et drenzend geklikklalc slaat een touw zonder ophouden tegen de masten. Het grootzeil, dof bruin rood, handig opgehouden tegen de gali'el, met vele lijnen dichtgesnoerd en strak doorgehaald, heeft bet witte merk V. M. en een nummercijfer dat uit een plooi te voorschijn komt, nu onleesbaar door het opgevouwen zijn. Hoog in de steile masten waaien de vanen, allen naar het Noord Oosten wijzende; piepend en knarsend maken enkele vlaggetjes een beelen slag om als de wind bij wijle uitschiet m een krachtige stormvlaug. Hier en ehiar een kerel in druipend, glimmend, okcrgeel oliepak als een stij ;e lede pop, scharrelt wat over het dek, ziet om naar de lijnen en ver dwijnt dan weer in een luik. Als een schuit komt stijf te liggen, of gevaar loopt voor knellen en wegdrijven, dan geroep: hooge schreeuwstemmen,onverslaanbare langgei ekte giileii die wegwaaien in den wind. Sommige schuiten hebben groen geschilder de banden waar .-au de k'eur nauwlijks uit springt uit de donkere massa vaii dof oruin en vaal paars. Daar kooit een logger binnengrfzeild, de laatste van de vlcot! Reeds elen geheelen morgen was ze vó'jr den wa!, bij oogen'olikken te zien als een bui wat afgedreven was en het uitzicht vrij liet; zoeketde nu naar eea gunstige gelegenheid van tij en wind om binnen te loopen, zwalkt de schuit nog heen en weer als iemand die onzeker is van zijn zaak en liever wacht tot hij zijn kans schoon zie*. Maar dan op eens snel doorzettend, de gereefde zeilen fel ge spannen schiet ze vooruit in driesten over moed. Zoo komt ze tot vlak voor den haven moed. Nog een gier naar lij en een ruk naar loevert: een kraag van rullig schuim voor zich uitetuwende schiet ze, vastberaden tusschen de pieren. Zie zoo," zegt een in zich zelf, die bezig is met oude aangespoelde manden en rottende stukjes wrakhout te doorsnuffelen; zie zo3, die is d'r weer, versla j»." Mij tot den man wendende : Gotie middag, vadertje, slecht weer hè1" Of het slecht weer is l Hier gaat het nog, maar als je nou onder de Engelgche wal komt, dan waait het dat het rookt. En dik van den legen, versta je." Is dat nou niet gevaarlijk zooals die logger daar zeilt in zulk een storm ? ' Gevaarlijk, wel neen ik meneertje, wat is gevaarlijk? je zetten zeil naar wind, en as je dan maar goeie bulle hét, dan laat je hem maar schuiven, versta je? Maar goeie bulle mot je hebben: je rommel mot in orde weze, versta je? Kijk, nou zal 'k eens een gelijkenis met je maken, versta je? Een schip gaat met de golf op en neer en de zee is een zacht bed, bel nou, laat het dan maar waaien, dan ben je des te eerder waar je wezen mot, versta je Maar, de ruimte mot je hebbe, een logger is nLt voor het land gemaakt, dat is een zaak die zeker is, en ongelukken bemie kwaaie kansen, dat heb je met een anvaring en zoolang je nou maar een vrij gezicht houdt gaat alles best, opperbestig, maar as het dik wordt zit . n stoomboot je zoo op je lijf en dan heb je niet ?eel meer in te brengen dan kijieii ze naar de stee niet meer on, 't is maar '11 visscherman, zegge ze dan, en ze late je grif verzuipe, vertta je? Die kenue der ineer an as de Noor izee versta je?" Meteen wijst hij over zijn schouder om zijn verhaal toe te lichten. Zijn blik dwaalde daarbij naar een niet te be palen punt in de verte met dat eigenaardige starende oog dat eigenlijk naar niets kijkt, doch over alles heei glijdt naar een myste rieus iets aan den einder. Dan, zijn oogen half dicht geknepen, loert hij tersluiks naar de groote zeesluizen, waarnaar hy, op den grond spuwende, nogeens een handbeweging maakt. Daar hei je der weer n, die mot naar buiten, ze geven om slecht wter ook al niks meer, versta je l" In de sluis ligt roerloos en star een ma'.lstoomer. De stalen trossen stijf aangehaald op de paaikoppen. Zjn stoeren onverzettelijken reu/eckop me; minachtend air naar de zee gekeerd. Z.vart de schoorsteen, zwart de romp, zwart de rookpluim die er uit opwaait. Maar blank de compacte stoomwolk die met ra'eldouderingen in een SA ellende massa tro'.s den harden wind steil omhoog steigert: de stoom uit de veiligheidsklep, als een zinnebeeld van menschelijke energie en ingehouden kracht. , ..rrrr ! !! GKRARD J. KOEKKOEK:. Hilversum, 15 J u a i l W17. 't Keisseizoen breekt aan vele vreemde lingen bezoeken ons land en zullen naast de vele indrukken als van Hollanlsche zinde lijkheid, llollandsche weiden, plassen eo molens aanstoot vinden in het onbeta melijk optreden van de groote stads-jeugd. Wat is ba'dadig ? Ba dadig is 't, wanneer een troep jongens Zondags en in de week, na winkelsluiting den Nieuwendij J overtrekt en al schreeuwende de ij zei en gordijnen van de magazijnen bombardeert; baldadig is 't, wanneer een bende jongens een s-tapel steenen in de gracht gooit en dan aan den haal gaal; baldid;g is 't, als een der vertegenwoordigers van ons aardvlooiendom de kraan opent van een even alleenstaande meikwagen; baldadig tot het misdadige is 't, wanneer het tuig" langs de kaden slentert en daar balen en zakken opensnijdt, om met den inhoud hun diepe" zakken te vullen. Moet er nog langer over gesproken eii gescbreren worden of zou len we eens ernstig naar middelen omzien orn die wandaden stelselmatig uit den weg te ruimen ? Zou 't in ons vrij landje een vechten tegen bierkadea" zijn ? Ik geloof van niet. Gezien de diden" van de straatjeugd, moet er iets in de opvoeding de/zelve niet in den haak zijn. De jongens ontvangen hun opvoe ding a. thuis, b. in school, c. op etraat. Laat me als vakman" bij b. beginnen. De grootste straatbengels zijn in de klas vaak buiten gewoon ordelijk," conflicten ontstaan even wel, wanneer we trachten ouze orde tot vèrd'r dan bet schoolgebouw te w.Hen uit strekken. De opvoeding in huis van de straatjeugd richt niets uit, omdat ze zoo goed als nooit meer dan een kwartier en dan nog om een snee brood l huis zijn. De straat is de groote attractie, daar hangen ze de branie uit onder hun kornuiten, elaar worden ze aan bun lot overge'aten. Dat is m. i. de groote fout. De kwade elementen moeten ook buiten bet schoolgebouw voort durend worden nagegaan. Dat kan, wanneer er contact wordt gebracht tus^chen den onder wijzer; de ouders en de politie. Alle dr.e moeten inzien de groote waarheid . voor komen is beter dan te moeten genezen." I'rüctisch stei ik mij bet volgende voor: De onderwijzer boude geregeld aanteeke| niug van heigeen hij b .j de jongens opmei kt, zoowel in tchool als erbuiten. Hij zie er niet tegen o o, om zoo nu en dan, op verschil lende tijden van den dag, door ,.de buurt" te wandelen om die heeren'' 't denkbeeld bij te brengen : ..De meester let ook na schooltijd op ons." Op 't politiebu-eau worde eveneens in oen register aanteekening gehouden van de voor naamste bengels" en nu en dan samensprekiug gehouden met de ou Iers en onderwij :e;s. Van die drie kanten moet beslist met kracht worden opgetreden en dan maak'k me sterk, dat het kwaad tot een minimum wordt gere duceerd. Wie zal in die richting de-u stoot geven? Hij zal zeker bij zeer vele een kracbtigeu steun vinden. G. PH. SKI.MAN~, Ott<le.rtï!j:er. Van eenfnMe s De heer Alex, Gutteling beeft in zijn artikel over den kritikus Willem Kloos (Aiiislt-rdummer, 8 Juni '07) naast zeer-veel aanvechtbare meeningen nog een zin durven drukken, die of bewijst, dat de beer Gutteling vluchtige, vreemd-oppervlakkige meeningen, maar met aplomb gezegd, voor waarheid wil doen slikken, of dat bij op het gebied van poëzie er een zeer-eigene, eenigszins-vreemdsoortigafwijkende opinie op ra houdt. Ik lees daar: De naïve Gezelle en Giza Ritschl heeft hij in hun beteekeni» erkend, zeker en Bou ten?, en andeien wier kunst van de zijne niet al te zeer verschilde, maar worden deze appreciaties niet bedorven door de ophemelarij van unbeduidenda of slechte (ik curtiveer K. v. l>.) poëten als T. C. van 't Hoog, Frans Bastiaanse, J. B. Schepers. J. H. de Veer, C. S. Adama van Scheltema." Zonder te durven beweren, dat de heer Gutteling nu precies heelemaal gelijk heeft wa»r het de eerst-genoemden betreft, meen ik toch dat de wat bevreemde rarigheid in 's heereri G's kritisch kritiek vermogen duidelijk en tamelijk-wel-overtuigend blijkt, waar bij onder die categoiie van naar zijn oordeel abso!uufminderwaardige dichters de naam van Carel Steven Adama van Scheltema durft doen [ dinkben. Ik kan haast niet denken, dat de bewon dering voor zijn poe ischen papa Verwey, hem alleen smaak doet scheppen in kalmgedaclre strofen, z*aar, a's zeventiend'eeuwschèT, eiken-houten meubelen, diu, hoe wel bezittend hun geheel-vigene waarde en bekoring, toch missen het jong-jolue, het levendig-meiscbe, het dartele, forns brutale, overmoedige van Adama's verzen. Zoo zou de zwaar deftige Beweging-atmos feer hern hebben bevangen, dat in hem ge dood is al'e zin voor lichte leukheid, voor jeugdige blijheid, voor spel en dans. voor zomerfchen geest, voor naïve bekoorlijkheid, voor wat sptelsciie koketteiie? Neem alleen maar een^i de Zwervers-verzen : is dat werk van een onbeduidend of slechte poëet? Is die jong-optimistisc'ie, vroolijke, levem-slerke kerel, die soms echerpe spotter, die daar heeft een onbeduidend' of slechte poëet? Of neem de Eenzame Liedjes; zijn die fijnrtë&le, scherp-mooi geobserveerde stemmin gen de uiting van een onbeduidend of siejhte foeët? Is die muziek, zacht en fijn, heel zuiver en heel-diep, bet geluid van een onbeduidend' of slechte potët. Ik wou dat de heer Gutteling eens op eet) avond, als het dood stil is, een paar van de mooiste Eenzame Liedjes Jas, h ird op, onbe vooroordeeld, en aandachtig luisterend naar de klanken. Of op een middag, als goud is en zwaar de lucht van gu'.den licht, dat tweede simpele versje uit Van Zon en Zomer". Ik zou niet graag durven beweren, dat in de acht dichtbundels die de heer Adema uitgtf niets dan volmaakte verzeil staan: de dichter is jong. Waar er is toch w el zooveel schoonheid van visie en geluid in, zooveel natuurlijke beko ring, zóo,veel levend waie jeugd, zooveel pit tige kra ht, dat het op een buitengewoonbevreemdenden afwijking van het kri:isch vers'and van den schrijf er van As-fodillen"' en Van de gaanderijen van mijn Srnart en mijn Vreugde1' wijst, als hij C. S. Adama van Scheltema een onbeduidend' of slechte poëet noemt. De wezenlijke waaide van Adama's verzen zal door het kuriose beweren van den beer G. heelemaal niet geschm l worden, en mijn geschrijf hebben ze beusch niet noodig. .Maar, zie-je, ik maak me altijd een beetje kwaad, als ik menschen langs den neus weg, en met veel aplomb, zeldzaam-oppervlakkige eu geheel or,jui-te dingen hoor zeggen. Scheveningen, 16 Juni '07. KAOUL VAX OIKIIT. Aarürüiüncïb? Xu prof. Kan de Amsterdamse Universiteit gaat verlaten, worden door B. en VV. tw geleerden in zijn plaats aaiibevol-n, die beiden zonder twijf-1 de onderscheiding van 't hoogleraarsambt verdiener. En men moet erkennen, dat Amsterdam volkomen 't recht beeft om de Aardrijkskunde als vak van H. O. af te schaffen en er palaeoutologie en ethnografie voor in de plaats te stellen. Maar 't schijnt de bedoeling te zijn om over de beide voorgedragenen de taak te verdelen, die aan prof. Kan allén was opgf dragen. M. a. w. in plaats van een geo graaf zul en nu t*ee u iet-geografen komen. Wie zullen nu de colleges van de nieuwe titu!aris<en, als zij weikelik benoemd wor den, bezoeken? Dat, zal veel van de colleges afnangen, maar ik vrees dat ir voor de geogiafen niet zo heel veel te halen zal zijn en voor akademiese examens zijn ze niet rodig. Eigenhk wordt dus hiermee voor gfogrnfen de enige weg afgesneien om een akademiese opleiding te krrgen. Zeker, zij hebben geen rccltt op een leerstoel in hun vak aan een Gt'iHeentn-Unicersi'eit, nu 't, k'jk e-r nirts voor doet, maar zou 't niet gewenst zijn, óók voor 't weleiiscbappei.jk ijfh el aan de Amster damse Universiteit, om een tak van stu l:e te handhaven, die aau geen enkele wei-inge richte Universiteit gemijt kan worden en dan ook bij geen van onze naburen gemist wordt? 't Is toch \\aaiiik Ie gek, dat een land als 'L onzi>, de derde koloniale, de vijfde hacdelsmog.-r.dtieid van de aarde, nergens (>(>n gelegenheid zou aanbii den om de Aardrijksku de weteiischappe.ijk te behan delen, ('t Behoeft wel geen betoog dat palaeontologie plu-; et.hnogralie nog geen Aardrijkïkunde i-i') Er zou een geval mogelik zijn, waarin wij moesten berus en: r.l als er bij ons geen geografen te vinden waren, die voor een leeri-to:! in aanmerking komen. Iemand, die op de hoogte, ij. zal dat echtnr niet durven beweren (namen te noemen, aaat hier natnurlik niet). Kr zijn er inisfchien niet vél, maar zeker gf-nóeg. Wa-. er een Aardrijkskundige faculteit van vier of vijf hoogleraren, dan zouden ongetwi^f'Ui tle rit'; voor je.Iragen geleerden daai in op hun jdaa'.s zijn; ma-Ar uu de Aard'ijkskundu door hoogstens twee personen gfgeven zal worden, moet toch wel minstens n van b.'Men een ruk geograaf zijn, die zijn stcf uit een geograii'-s oogpunt bi kijkt en volgens geograli-sn inetho Ie o-bamle.lt. Nop eens -- wij hebben geen r,c'tl om van Amsterda'ii te verlangen, d.it 't de geo grafen voor 't hele land oplti.it: at is de taak van 't Kijk. Maar heeft men er zich wol rekenschap van gegeven of de ,r<ni<l^ring, die 't gevolg zal zijn van de benoeming van de voorgedragenen (.óók voor de A m-terdamse Universiteit) een i'irbeterh'tj zou zijn? Ik twijfel niet of alle geografen in 't land zonden met mij die verandering betreuren. Misschien wil de Amsterdamse Gemeente raad de Aardrijkskunde nog reddea. Hoogachtend, Uw d w., M. J. Koi.LEWJJN-, Leraar aan hel Gymn. te 's Grai\iiJiage. 4e Jaargang. 30 Juni 1907. Bed.: C. H. BROBKKAMP, Damrak 59, Amst Verzoeke alle mededeelingen, deze robrit k batreü'ende, te richten aan bovenstaand adres. No. 89, de DAM-speler". Probleem met naspel van C. M. Broekkamp. De auteur blijft met dit prob'.eem buiten mededinging. De hooflvariant van htt naspel moet aangegeven worden. Zwart (7 scbij ^en en l dam ) Wit (10 schijven ) Oplossingen moeten binnen 14 dagen wor den opgezonden aan bovenstaand adres. Oplossing van pr. No. 88, van den auteur W. J. A. Matls, Haarlem: w 39-34, 37-31, 2'J 24r, 38 32, 44 : 2, 2:7! De beer Van Daalen ver:o;kt ons, langs dezen weg dm auteur hartelijk dank te zeggen, voor de opdracht van dit probleem, hetwelk eenvoudig is in zijn ontleding, doch natuurlik in de. opbouwinf. Oplossing van het b'ad-probleem van den auteur K. C. de Jonge: w 32-27, 27-22, 44-3'.), 42-37. Verder baalt wit dam met schijf 17, en is in s'aat orn te beletten, dat de zwarte schijf de darnlijn bereikt. UIT DE DAMWERELH. Wij lezen in de damrubriek Ie Bavard'', Marseüle, van 22 Juni U. o. m. de volgende interpretatie, over het resultaat van de door Webs gegeven simultaanseance, op 30 Mei 1.1., in de damvereeniging Cons'aut'", te Kotterdam : Het resultaat hefft z ch doen gevoelen. Het was als volgt: 15 partyen gewoncen door den kampioen, 5 remise en 9 verloren Intusschen zou Weiss veel beter resultaat gehad hebben, wanneer de Itotterdamscbe spelers, gedurende den geheelen duur van de féance, niet met elkaar geraadpleegd hadden. Een zaak, die in Frankrijk niet voorkomt en in Amsterdam niet voorgekomen is." Te Haarlem, in het lokaal van den heer Tibbe, Kruisstraat 23, is Maandagavond 24 Juni IJ. opgerich', 4e HaarlemscheDamclub'. Het samenstellen nm statuten en rejementen is opgedragen aan een commissie van drie leden, de heeren A. M. Verkerk, J Jaeobson Az. en W. J. A. Matia, Spaarne 92i;. Er beeft zich reeds een Hink aantal ama teurs bij de.-e vfreeriging, waarvan de wekelijksche speelavoLd nog niet door ons kan gemeld worden, aangesloten. KORTE BIOGRAPHIK. Van enkele meesters in bet damspel. V. Het ligt niet in miin bedoeling om a'le dam-auteurs in volgoide de revue te laten passeeren, daar hiervoor de be^-hikbare ruimte te kiein is. Slechts enkele kopstuk ken wil ik tiachlen iets nader ter kennis te brengen, en noem als zoodanig, een der kundigste opvolireis van Manouiy, d^n tevens vermaarden schaakspeler Pi ilidor, ' Deen van geboorte. Deze auteur paf in 1770 te Parijs, een k'ein maar zakelijk studleboek e over bet Poolscb damspel in 't licht, geLaamd: Traite du jeu de dames." Ten vorige jare zagen wij in een on^er dag bladen vermeld, dat Phiiidor ten tijde van Napoleon op damgebied werkzaam was. liet onjuiste biervan geeft echter bovengenoemd jaartal duidelijk te kennen. Herhaaldelijk zien wij dergelijke fla'ers maken door hen, die wel eens da klok hebben hooien luiden, maar niet weten waar de klepel hangt. Men beeft behoefte aan nieuws en schiijft er maar op los, om zoo de aandacht van het lezei d publiek op zich gevestigd te houden, liet zou wel weri.'chelijk >ijn, dat de udactie dier biaden, vóór de opr.atne, de herkomst van dergelyke inededeelir.geD, wat aandachtiger be schouwde, opdat in dam-zaken, de ware stai d beter kou te voorschijn komen. Laten wij hopen dat deze biographie hiertoe aanlei ding geeft. Hierna kan Ephraim van Emblen," als een der opvolgende auteurs van beteekenis genoemd wordt p. Van Ivnb len" woonde (e Amsterdam i-n oefende daar het makelaars bedrijf uit. De oveileveiing beeft ons de vo'gende anecdote van d:en meester nagelaten : Tijdens een bezoek a.-tn een zijner histgevers moest bij een koite wijle in de vestibjle vertoeven, teneinde zijn aandieirng af te wachten. On willekeurig roLdkijkendi--, bleef ten laatste zijn oog op den met tegels, als een dambord irgelegde vloer rusten. Spoedig ging zijn geest aan bet pbanta-eereu en geraakte datrbij zoo verdiept in bot plaatsen en rangschikken van denkbeeldige stukken, en beredeneerde hij de \ erkregen sfel.in^en zoo luid sprekende, da1", na herhaald ri.cp<-ï), hij op gevoelige w ij'.e moest aanges'.ooten wordjii, om weder tot de werkelijkheid terug te keei en en zich te herinreren, voor geheel andere zaken, dan die van het damspel, daar te be .-in Ier. Van Embden'' was niet alleen theore'isch en praeti-eh speler, maar vooral problemisr. Ju zijne verban leling over het dan ]>?!," die in 17SÏ, bij J. A. Craijeaschat. te Am sterdam, het licht zag. vinden wij bier van de duidelijkste bewij'.en. Meer dan 150 verschil lende stellingen geeft hij te aanschou .ven en hieronder zijn vele interessante composities ge-ang-chikt. Het boek van Van JCrnbdeii' is in Neder land vrij a'gtmeen bekend, en ik behoef dus. weinig meer hieruit mede te deelen. Slechts een paar zaken, daarin voorkomende, wil ik iets nader behandelen, daar dezen te belangrijk. zijn om stilzwijgend voorbij te gaan. ( \Vordt vervolgd.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl