De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 30 juni pagina 7

30 juni 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

1566 AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. grtpp _ _ (uil GS, Reeds zeer dikwijls, ook in de kolommen van dit blad, is er geklaagd over den treurigen toestand van het zangonderwijs op de lagere school. Verschillenle pogingen zijn al in het werk gesteld om hierin verbetering te krijgen. Zoo heeft het bestunr der Nederlandsche Toonkunstenaai svereeniging zich reeds meermalen tot de regeering gewend, om van boven af invloed ten goede uit te oefenen op dien slechten toestand. Het mocht echter niet baten. En toen mr. A. H. M. v. Berckel een paar jaren geleden de zaak ter sprake bracht in de Eerste Kamer, kreeg hij van den t oenmaligen minister van binnenlandsche zaken een antwoord, dat niet bemoedigend klonk voor de toekomst. ? Ook van deze regeering schijnen geen stappen in de goede richting verwacht te mogen worden. Daarom heeft het hoofdbestuur der Nederlandsche Vereeniging tot Bevordering van het Schoonheidsbeginsel in het Onderwijs" een goede daad verricht met zich per adres te wenden tot de gemeentebesturen van enkele groote gemeenten in ons land, ten einde dezen te verzoeken het volgende te over wegen : 1. Een onderzoek te doen instel l e n, zooveel mogelijk door ten commissie, waarin deskundige musici zitting hebben, naar de wijze waarop in uwe gemeente het onderwijs in het vak zingen wordt gege ven, en naar de lesultaten welke worden bereikt. 2. Indien dit onderzoek ongunstige resul taten mocht aan het licht brengen, naar verbetering van bedoeld onderw ij s te streven door a. het tot stand brengen en onderhouden van speciale oplei dingscursussen in het zingen ten behoeve van onderwijzers en aspirant onderwyzers en geleid door bekwame musici, b. het voorloopig aanstellen van een vak-onder wijzer op die scholen, waar direct verbetering nood zakelijk blijkt. Het hoofdbestuur der vereeniging t. B v. het Schoonheidsbeginsel, heeft zich de adhaesie weten te verzekeren van de Maat schappij tot bevordering der Toonkunst, van de Nederlandsche Toonkvmstenaarsrereeniging, van de Nederlandsche Koorvereeniging, van de Vereeniging van Muziekonderwyzers en Onderwijzeressen, van de Vereeniging Het Nederlandsen Lied" en van de Nationale vereeniging voor den Volkszang". In een Memorie van Toelichting zet adres santéuiteen, welke motieven haar geleid hebben tot het indienen van haar adres en brengt zy ook de volgende punten onder de aandacht van de verschillende Gemeente besturen, aan wie het adres gericht is: 1. Kunnen de verstrekkende gevolgen, die goei en slecht zingen hebben niet alleen op het gemoedsleven doch ook op de gezondheid en ook op den kunstzin, voldoende bekend geacht worden by hen die op de L. S. zingen onderwijzen? 2. In hoeverre staan eventueel te groote klassen, onvoldoende muzikale aanleg by leerlingen en onderwijzers en andere ongunstige omstandigheden het goede zangonderwijs in den weg. 3. Worden op den lesroo»ter een voldoend aantal en geschikte uren voor 't zangonderwys uitgetrokken? 4. Word n bij het zangonderwijs instru menten ter begeleiding enz. gebruikt en zoo ja, zijn ze geschikt voor dat doel ? Zijn in 't algemeen de leermiddelen voldoende ? Iedereen die het zangonderwijs op de lagere school een goed hart toedraagt, zal er zich zeker over verheugen, indien deze adressen een goede uitwerking mochten hebben. Amsterdam bezit wel is waar in de Vereenigicg tot verbe:ering van den Volkszang een lichaam dat uitmuntend werkt, doch vooreerst behooren de kinderen die daar het zingen beoefenen, niet meer to; de school gaande jeugd en dan . .. wat beteekenen die paar honderd kinderen op de vele duizen ien die de school bezoeken? Het is volkomen waar wat adressante be weert, dat er verband bestaat tusschen de onvoldoende resultaten van bet zangonderwijs op de lagere school (enkele gunstige uitzon deringen niet te na gesproken) en de ei«chen die bij het verkrijgen der acte L. O. worden gesteld aan de onderwijzers voor het vak zingen". Wy weten het maar al te goed, dat er van de talrijke onderwyskrachten die jaarlyks de acte L. O. behalen, slechts een luttel getal op de hoogte is van de meest primitieve kennis van muziek, laat staan van zingen en wat daarmede annex is. En nu moge het in de practijk niet goed te doen zyn aan overigens voortreffelijke onderwijs krachten het diploma te onthouden, alleen omdat deze door de natuur misdeeld zijn met aanleg voor muziek deze overweging moest tevens aanleiding geven op andere wijze hierin te compenseeren. Wel mag men vreezen, dat de gemeente besturen geen middelen ter beschikking kunnen stellen om opleidingscursussen in het zingen tot stand te brengen; alleen het feit echter dat er tengevolge dier adres sen in de gemeenteraden over deze belangry'ke quaestie gediscussieerd zal worden, brengt ons reeds een stap nader tot het doel. Wanneer dan in eiken gemeenteraad een der leden, kon opstaan om de zaak te bepleiten en het misschien daarheen kon leiden, dat de gemeentebesturen rekening hielden met de examensder Ned.Toonkunstenaarsvereeniging (koorgezang) en der Maatschappij tot Bevor dering der Toonkunst (diploma's zangonder wijs op de L. S.) byaldien er geen middelen kunnen worden gevonden tot het oprichten van cursussen, als door adressante bedoeld, dan zou reeds een grondslag worden gelegd, waarop later met goed gevolg kon worden voortgebouwd. ANT. AVERKAMP. Het Stadsbosch van Assen. De trots van Assen is het Stads bosch, meer bekend onder den naam het Sterrebosch." Nu, Assen deze week het hon derdjarig bestaan viert (zie het artikel van R W. Herweg in De Amsterdammer van 22 Juni 1.1.) wordt bizotder de aandacht op die fraaie bosch gevestigd,dat voor As sen het Vreemdelingenverkeer be vordert, door allen die over Assen schrijven, ia het bijzonder door Alb. Oltmans, amanuensis bij het Rijksarchief in Drente. Hij heeft by L. Angma te Aaaen eene lezenswaarde studie over deze gemeente het licht doen zien, toegelicht door zeer vele afbeeldingen. By de samenstelling werd Alb. Oltmans met raad en daad bijgestaan door mr. J. G. C. Joosting,' Rijks archivaris in Drente. Het boekje eene keurige uitgave bevat deze hoofdstukken: De wording der gemeente Assen; Koning Lodewyk te Assen; de aanleg der stad Assen; het schoolwezen; het Stadsbosch; Assen opgenomen in het wereld verkeer ; het garnizoen; handel en nijverheid; en, vor stelijke bezoeken in de 19de eeuw. De mwraai ?oor Pen woonhuis. Alles wijst er op, hoe bij het uitschrijven der bouwkundige prijsvraag van De Amster dammer eene practische bedoeling heeft voorgezeten. Het onderwerp in de eerste plaats. Het was ongetwijfeld eene uiterlijk aantrekkelijker opgave geweest om bijv, het ontwerp van een landhuisje of cottage te vragen. Dat had naar alle waarschijnlijkheid een nog veel grooter aantal inzendingen uitgelokt dan er nu inkwamen. Maar aan zulke ontwerpen bestaat geen behoefte. Inte gendeel. Onze boekentafel wordt overstroomd door meer of minder geslaagle uitgaven, die alle landhuisjes en weer eens landhuisjes brengen. Bij duizenden worden zij ontworpen en gepubliceerd in alle landen, in alle materialen, in alle genres, maar veelal toch naar Ensjelsch model. Nuttiger was het de aanlacht onzer bouwkundigen te vestigen op de stadswoning. Daarbij worden niet minder belangwekkende probleemen gesteld, wier oplossing bovendien tengevolge van verschillende omstandig heden bezwaarlijk is. Het bouwterrein is beperkt tot een rechthoekig stukje grond, welks doorgaans te eng bemeten grenzen met geen streep mogen word en overschreden. Maar bovendien is de architect die in de stad bouwt, nog door andere overwegingen gebonden. Scherper bouwverordeningen dan het platte land ze pleegt te kennen, houden hem in banden. De toevoering van licht en lucht in alle vertrekken, de eerste eisch eener goede woning, stelt hem bij het ont werpen van ingebouwde perceelen voor de oplossing van vraagstukken, die de villa bouw niet kent. En ten slotte om nog epns niet te spreken van artistieke moeilijkheid, die een smalle woonhuisgevel met zich medebrengt dragen de aanmerkelijk hoogere bouwkosten in de steden het hunne er toe bij om de bezwaren te vergraoten. Dit laatste werpt te meer gewicht in de schaal, wijl een landelijke type goedkooper bouwwijzen mogelijk maakt, ja zelfs uitlokt, dan in steden rationeel zouden zijn. Het gevolg van een en ander is dat het huidige menschdom wel nergens minder geriefelük behuisd is dan in de nieuwe wijken onzer steden, roote en kleine plaatsen yerkeeren daarbij vrijwel in gelijke conditie. Het ontwerpen dier en-masse gebouwde huizen berustte bovendien grootendeels niet in, constructief noch artistiek bevoegde handen. De revolutiebouw deed bij honder den tegelijk zijne kaartenhuisjes verrijzen, die alle, vanaf het slot tot den schoorsteenmantal, onderling zum Verweehslen ahnlich" zijn. Hunne indeeling was het toppunt van ongezelligheid, dreef den spot met het be grip van huiselijkheid. Het geheele type tartte elke tenzij zér ingrijpende poging tot gezellige inrichting. Het formaat der kamers te hoog en te lang en te smal leende er zich niet toe; de ope ningen in de wand stonden in geen ver houding tot het dichte muurvlak, dank zij de te groote ramen en de rampzalige suite deur", die, vooral wanneer ze zoogenaamd met perspectief" voorzien is, twee kamers te gelijk hopeloos bederft. De versiering;'' der plafonds streed met den marmeren schoorsteenmantel en diens gepleisterde bekroning omd en prijs der smakeloosheid, maar het is mogelijk dat die ten slotte werd weggedragen door een bloemenrijk behang of door de verf. En was nu zulk een woning slechts geriefelijk in het gebruik. Maar ook dat was ze niet. Elk der suite-kamers voor zich beant woordt meestal niet aan de afmetingen van een Hink vertrek, maav te /amen gebruikt zijn ze te groot en daardoor duur in ver warmingen verlichting. De achterste kamer is bovendien meestal door eene voorge bouwde veranda donker. De gangen en trappen zijn nauw; de keuken zoo eng, dat een dienstbode er zich nauwelijks in roeren kan ; de beroem Ie kabinetjes" zijn te klein voor een tafellaken, te groot voor servet; de privaten donker en slecht verlucht. Maar waartoe nog meer gebreken op te sommen waar wij allen ze uit ondervinding leerden kermen In zulke woningen is een groot deel van het huidige geslacht groot geworden. Is het wonder dat het geen hooge eischen aan zijne woningen pleegt te stellen, dat de meesten, al schijnen z\j ook te meenen dat het zoo hoort, eenerzijds ook weinig voelt voor hunne woning, anderzijds begrijpelij ker wijze niet van diep respect voor de architectuur zijn doordrongen. In de eigen, dagelijksche omgeving dient ook dat gevoel gekweekt te worden. Het besef dat het wenschelijk was in die toestanden eene kentering te doen ontsraan, en daartoe een stootje bij te dragen, was een der overwegin gen, die in de Amsterdammer- prijsvraag de keuze van het onderwerp bepaalden. Het vraagstuk is echter omvangrijk. Slechts een enkel onderdeel werdt er uit gelicht. Bij het uitschrijven der Prijsvraag voor Bouwkunst', aldus stond in de inleiding van het programma, heeft de bedoeling voorgezeten: een eigen, vrij huis, in een groote stad, op een huur van /'9UO i ?950 te doen ontwerpen. Om een norm te hebben is in de bepalingen gesproken vanAmsterdamsche eenheidsprijzen en Amsterdamsche Bouwverordening. Het huis, voldoen de aan d^ gestelde eischen, kan in iedere groote of kleinere stad worden opgetrokken. De bouwkosten zullen buiten Amsterdam lager zijn, omdat in andere gemeenten grond en arbeidskracht minder uitgaven eischen. Aan een huis, bedoeld in 'onder staande prijsvraag, is in Amsterdam en elders behoefte." En zekere grondwaarde aannemende en aftrekkende een bedrag voor de fundeering, kwam men er toe een zuivere bouwsom van f 8500 beschikbaar te stellen. Het juryrapport constateert dat aan geen der inzenders der Vereeniging is gelukt om de practische en aesthetische eischen te vereenigen met de mogelijkheid van bouw voor de gestelde som. Hoog is dat bedrag het moet erkend worden niet. Vooral niet als men rekening houdt met het programma van eischen. De prijsvraag heeft echter uitgewezen dat de oplossing geenszins onmogelijk is. Er moet echter tot het laatste gezocht worden, op dat, woekerende met de ruimte, eene geriefelijke indeeling vereenigd gaat met de meest zuinige constructie. Wat hier met zoeken te bereiken valt, blijkt o.a. hieruit, dat door oordeelkundige schikking de eene inzender op een bebouwd oppervlak van een 70 M!. nog meerdere gemakken bood, dan waarvoor een concurrent er met 100 M*. niet uitkwam. Terwijl de een met twee volle en een gemansardeerde verdieping uitkwam, hadden anderen nog een sousterrein of een benedenverdieping ontworpen. Dat is een resultaat van het voortdurend zoeken. Er moet eindeloos gevijld worden. Cent fois sur Ie métier remettez votre ouvrage'', geldt ook hier. Het is daarbij een moeilijk probleem van ruimtekunst om aldus bij de uiterste beknoptheid toch den indruk van benepenheid te vermijden. De vraag bijv. naar een kleine traphal" heeft velen verleid tot grootsche trappenhuizen, die in een woning als deze ongepast en ongewenseht zijn. Het programma herlezend zal men moeten toegeven dat daarbij een huis werd uitge lokt van beter type dan men gewoonlijk ziet. Allereerst was de breedte op 7 Meter gebracht. Het bindend stellen van de bepalingen der nieuwe Amsterdamsche bouwverorde ning was een waarborg van hygiënischen en cunstructieven aard. De gevraagde ruimte eindelijk was toereikend voor een vrij groot gezin met vier kinderen, die dan nog elk een eigen kamer hadden. Het programma liet den inzenders op zettelijk eene groote mate van vrijheid, in de hoop daardoor origineele gedachten uit te lokken. Deze hoop, ging echter slechts gedeeltelijk in vervulling. Vele inzen ders wisten zich niet los te maken van het geijkte suite-type, zelfs al werden zij door de programma-eischen van een groote en een kleine kamer eenigszins in de nor male toepassing van dat type bemoeilijkt. Opvallend is, hoe slechts weinigen zich inderdaad er rekenschap van gaven, dat de in de prijsvraag gestelde bouwsom wier vermelding toch wel als de belang rijkste programma-bepaling mocht be schouwd worden tot de alleruiterste economie dwong. Zelfbeperking moet het alpha en omega zijn. Het groote meerendeel der ingezonden ontwerpen echter is met geene mogeli.ikhoid uit te voeren voor de beschikbare som van t' 8500. Dit is clan ook een der redenen dat de jury geen prijzen mocht toekennen. Die beperking kan echter geen kwaad. Het zijn immers dikwijls slechts kleinig heden, die er veel toe bijdragen een huis aangenaam ii: de bewoning te maken. Klei nigheden, waaraan moeite noch kosten van eenige bettekenis venenden zijn, wanneer er maar tijdig aan gedacht svovdt door een ontwerper met praktischen zin. Dat bijv. de deuren in een vertrek den verkeerden kant opdraaien kan de be oogde gezelligheid van hut hoekje bij den haard' volkomen bederven. De kombinatie van de keuken met het voorportaal van een "W. C, kan de verspreiding van etensdampen door het huis beletten. En juist deze en dergelijke kleinigheden, dienen bij huizen dezer categorie met zorg te worden over wogen. De plattegronden bestudeerende, komt men lot verschillende zonderlinge waarne mingen. Men ziet een kolenhok op zolder, terwijl de keuken in het sousterrain zich bevindt enz. Men ziet kamers aan binnen plaatsen, kamers zoo hoekig dat er geen meubel in plaats kan vinden en men kan zich verbazen over het naïeve gemoed van den ontwerper die naast de voordeur een dienst boden kamer projecteerde. Wanneer men de tentoonstelling bezien heeft dau zal mogelijk het algemeen samen vattende oordeel mogen luiden: te veel arehitektuur", te veel kunst". Het was te verwachten geweest dat de aard vari deze prijsvraag iederen inzender voor den geest had gebracht dat hier althans eenvoud het kenmerk van het ware be hoorde te zijn. Slechts enkele der inzendingen hebben uiterlijk een volkomen ongedwongen karak ter, waaruit men voelt dat het zich geheel natuurlijk en vrij ontwikkelde uit de beant woording der praktische eischen. Bij vele is dat niet het geval. Daar is niet van binnen naar buiten gewerkt, maar omgekeerd gaf het uiterlijk den doorslag. Vandaar o a. die geheel onnoodige offers aan de symmetrie der gevels gebracht, ten nadeele van achtergelegen kamers, die nu bijv. een onrationeel verschil van venster vormen vertoonen of wel leidende tot ruimte versnippering. Vandaar vele stijve gevels, die eer op kantoor- of bankgebouwen dan op eene burgerwoning zouden wijzen. De interieurs van vele ontwerpen leiden tot eenzelfde opmerking. Er was te vaak merkbaar dat er gezoeht was naar iets bij zonders, iets anders". Hoezeer een ontwerp ook doorwerkt moet zijn, de deugd wordt een fout wanneer zij in het eindresultaat te duidelijk merkbaar is. Dan dreigt zelfs eene aldus bereikte eenvoud hinderlijk te zijn pretentieus te werken. Zoowel in Duitschland als elders, bijv. in Zwitserland, wij zijn wat dit betreft eenigszins achter wordt in de laatste jaren groote aandacht gewijd aan de be scheiden burgerhuizen van weleer. Volgens de oudere opvatting, die het kunstbegrip in de architectuur verbindt en wil met monu mentaliteit of met meer decoratieve stijlna bootsing, bleven bij de studie der architectuur die oude burger woningen vrijwel buiten be schouwing. Eerst sedeit enkele jaren is daarin verandering gekomen en waardeert men haar onpretentieuzen eenvoud, haar warmen, huiselijken toon die met de allersimpelste middelen verkregen is. Het zijn daarbij met name de eenvoudige woningen der 18de eeuw of wel die uit de eerste helft der 19de eeuw, de zoogen. Biedermeier''- tijd, d ie aandacht en n a, vplgin g vonden. Door het overwegen van de eischen van practijk is die bouwkunst daarbij nauw verwant aan het streven der moderne" richting onzer dagen. In die richtirg zou wellicht ook bij ons eene oplossing van het i:i de Woonhuis-prijs vraag van de Amsterdammer gestelde vraag stuk kunnen worden gevonden. Het verdient misschien opmerking dat bij de ingekomen ontwerpen wél verschillende klaarblijkelijk sterk geïnspireerd zijn op modern-duitsche voorbeelden, zelfs zonder rekening te houden met onze nationale materialen, maar dat onze eigen oude bouwkunst niet bevruch tend werkte. En toch had zulks eer voor de hand ge legen, waar juist deze op het gebiei der burgerlijke kunst, zoowel in de 17de ah in de 18de eeuw, zooveel voortbracht lat aandacht verdient, en, zopal niet door zijn vormen, dan toch door zijn geest veilig ten voorbeeld kon worden genomen. De prijsvraag van de Amsterdammer kan intusschen, al heeft zij niet een vol resul taat gehad, groot nut gehad hebben, door veler aandacht op het gestolde probleem saam te trokken. Zij verdient zoowel inde kringen der bouwheeren als in die der bouw meesters attentie. Het kan niet uitblijven of ook zij zal een stoot geven aan het algemeene streven: ons hedendaagsch woon huis te verbeteren. A msterdam. J. II. W. LEI.IMAN. liwk. lm,). De Tzaar - fte 130.000 potpnibezitttis. De Tzaar dat zijn wij, de 130.000 land goed bezitters I Dat is de formule van zoo ongeveer de geheele politiek dergenen, die als verdedigers van den Czarentroon en van het heilige landeigendom, Rusland's bodem met bloed blijven drenken. Immers: het streven van de Russische volksmassa's om uit haar ellende een uitweg te vinden, een uitweg, die, naar iedereen weet, slechts kan bestaan in een radicale agrarische hervor ming, dat streven juist heeft Rugland's jonkers in de arruen der zwartste reactie gedreven. Zoo zijn dan tegenwoordig de eigenlijke dragers der reactie deze 130.000 laudgoedbezitters. Zij zijn de leiders van het chtrussische Verbond; uit hun rijen komen de hofkringen en de hoogere ambtenaren voort, alsmede de hoogere politie en de generale beulen in den Kankasus, de Baltische pro vincies en Polen. Het is geen geheim, dat de eerste Doema door den aandrang van deze werkelijke steunpijlers van het Tsarisme is ontbonden en dat rij ook verder heel de regeeringspolitiek bepalen. Moge het ook bijwijlen schijnen, alsof zoo iets als een ver koeling in de vriendschap tusschen deze invloedrijke machten en de otücieele regecring zou zijn ingetreden, in de werkelijkheid is dit niets dan schijn of zeer handige vermom ming van de waarheid. En zoo blijft de regeeringstaktiek dezelfde als in 1900, ook uu de tweede Doema zetelt. Van tijd tot tijd bestijgt de minister-presi dent van deze 130.000 landbeeren de tribune der Doema, om dit voor het vergaderde volk ook te verkondigen. En zoo geschiedde dit ook weer den 2 Mei, toen Stolypin naar aanleiding van de heropening der beraadsla gingen over de agrarische kwestie, het nooiig achtte een verklaring" over de agrarische hervorming af te leggen. Meer en meer is deze kwestie door de ge heele economische en politieke ontwikkeling in het middenpunt van het politieke leven gebracht; zy is de kern van het politieke moment en de eigenlijke botsing tusschen de volksvertegenwoordiging en de regeeiing zal om haar plaats vinden. Wanneer men laag zeggen, dat iets beslissen zal over het lot dei tweede Doema, dan zal het zeker deze grt ote vraag zyn. Zoo was ook de algemeene indruk bij alle afgevaardigden der linkerzijde, nadat Stolypin zijn rede had voltooid. Haar inhoud was in hoofdzaak de volgende: Stolypin zeide, dat hy geen volledig pro gram van de regeering betreffende de agrari sche kwestie wilde geven: het departement, dat dit aanging, zou zulks wel voor de agra rische commissie doen. Maar hij wilde dan eerst wijzen op het buitengewone gewicht der agrarische kwestie, zoowel voor de boeren als voor de grondbezitters, die ook liever als buren rustige en tevreden menschen hebben dan zulke, die hongeren en pogrom's op touw zetten. Daarop kritiseerde de minister de verschillende ontwerpen der partyen van links en den weg, dien dezen bewandelen. Uit de ver wezen hjking van die ontwerpen zou een werkelijke staatsgreep en een sociale omwenteling ontstaan. De minister gaf daar van staaltjes. In de Noordelijke provincies zouden de boeren meer dan 150 dessj. ont vangen; in de provincie Archangelsk zelfs 1309, wanneer al het land verdeeld werd, maar in de provincie Poltawa zouden zy b.y. slechts 9 dessj. per familie ontvangen. Hieruit kon men zien, dat de verdeeling van alle landerijen onder allen de landarmoede in de verschillende provincies niet zou lenigen. Dus zou het wel noodig blijken, dat men tot bet middel greep, hetwelk de regeeringzelf voor stelde: de emigratie. Stolypin critiseerde vervolgens het program der constitutioneel-democratiscbe party, dat hij vol contradicties en onduidelijkheden noemde. Eenmaal erkend, moest het principe der gewelddadige onteigening het eigendoms begrip vernietigen. De regeering kon echter wel meegaan met een andere gedachte der K. D.-p&rtij, die namelijk betreffende de economische vryheid der boeren. De minister wees vervolgens op de agitatie onder de boeren in de provincies. De regeering ging mee met die kringen der publieke opinie, welke het leven der boeren langs legaten weg willen verbeteren, doch er bestond een strooming, die hiertegen inging, die de onrust wilde vermeerderen en alle der regeering vyandige krachten wilde vereenigen. Het ontwerp der K. D.-party zou tot hetzelfde resultaat voeren als dat van de link sche partyen. Ver volgens legde de minister het regeeringsstandpunt uit. De regeering wil het lot der boeren verbeteren; de regeering wil, dat de boer een welgestelde bezitter zal zijn; want, waar welgesteldheid is, daar is ook beschaving en ware vrijheid. Daartoe moest de boer bevrijd worden van de voorwaarden, waaionder hij nu leeft, moest Lij in't bezit komen van de vruchten van zijn arbeid. Alle boeren, wien land ontbreekt, moesten dus het noodige land ontvangen. Er is gezegd, dat daartoe 57 millioen dessj noodig zouden zijn, terwijl de regeering slechts beschikt over 10 millioen, doch de regeering heeft immers zooeven eerst haar werk begonnen. Ver volgens ging de minister over tot de hulp verschaffing door den Siaat. De Staat was ziek en het ziekste deel vormden de boeien. Daarom behoorde men hen te helpen. Het voorstel was gedaan, 130000 domeinen onder de boeren te verdeelen, maar men kan geen ziek lichaam meer op krachten brengendoor het te spijzigen met brokken van zijn eigen vleesch. (Men proeft hier den Tartaar met een Europeesch vernis overtogen. v. R.). Vteleer behoorde men het organisme op te wekken, het weer in bewegin» te brengen, dan zou het vanzelf de ziekte kunnen over winnen. Alle partyen van den Staat behooiden daaraan mee te werken. Dat kon dan wel licht socialisme zyn, maar dan toch staats socialisme, dat reeds zoo vaak in Europa was toegepast. De Staat kon by ons private landgoederen opkoopen om zoo met domeinen van den Staat en het keizerlijk huis een landerijenfonds te vormen. De prijzen zouden niet stijgen, daar het aanbod der landerijen zeer groot was. De boeren, die groot gebrek aan landerijen hadden, konden deze dan onder gunstige voorwaarden uit dit fonds bekomen. De boeren waren op 't oogenblik wel arm en kouden dus het hooge percentage, da: de Btaat eischte, niet betalen. Maar de Staat kon bet verschil tusschen het percentage der uit te geven obligaties en het percentage, dat als normaal zou worden erkend voor de boeren, overnemen en dat verschil kon op het staats budget komen. Op die manier zouden alle klassen er toe worden gebracht, den boer te helpen om het land te verwerven, dat deze noodig had. Wat de gedwongen onteigening betreft, men kon deze niet als een toovermiddel of panacee aanzien. De gedwongen onteigening zou in het geruïneerde Rusland nog slechts een nieuwe klasse van geruïneerde grondbezitters scheppen. De gedwongen ont eigening kon noodig zijn, maar slechts in uitzonderingsgevallen. Stolypin besloot met te zeggen : mijn ervaring van 10 jaar heeft mij hiervan overtuigd, dat men aan de agrarische kwestie bestendig moet arbeiden ; dat het niet mogelijk is, haar met n slag op te lossen. Wij staan een. bescheiden doch een werkelijken wejj voor; de vijanden van den Staat daarentegen zouden den weg van het radicalisme, den weg van de ver nietiging der geschiedenis van Rusland en van de vernietiging der trad.ties onzer cultuur willen kiezen. Zij willen groote afpersingen ; wij willen een groot Rusland. In den kiiiderachtigen polemischen uitval van Stolypin tegen de agrarische voorstellen der linkerpartijen is nu slechts dit ne waar, dat de landvraag tot d groote vraag der zich afwikkelende revolutie is geworden. Haar oplossing, zooals die in de wetsontwerpen der linkerzijde is voorgesteld, gebaseerd op een gedwongen onteigening zonder vergoe ding, doet een diepen greep in oude eigen domsrechten en verbreekt de economische en politieke macht juist van die klosse. waarop zich de afschuwelijke ruïne van hei absolutisme nog verheft. Voor een Stolypin is deze klasse het korte begrip der Russische kuituur, voor het geheele beschaafde Rusland is zij de klasse der bloedige tyrannie en der antikultuur. Men mag zeggen, dat deze klasse of haar oude macht bly'ft behouden en dan is de Russische revolutie vruchteloos of de revolutie is consequent en dan kan zij deze vesting der slavenheeren niet achter zich laten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl