De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 7 juli pagina 2

7 juli 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D E C' A M S T ik R D!'A M M' E R W K E K D L A D V O O R N E D R LAN D. No. 1567 deze niet alleen die, welke be s-te md zijn op populaire w y z e de resultaten der wetenschapjj.e l ij k e on de rzoekingen in r u iBI e r k r i n-g bekend te maken, maar -o k d i e t'egelykertyd voor w efenschappelijs onderzoek en onderwijs -én voor algemeene entwikkeling geschreven z y n" 1), «la encyclopaediën, atlassen, wjordenboeken, handboeken, standaard- en compi latie werken, wettenverzamelingen, werken Tan 'oudere sehrij ?ers, van toegepaste weten schap, wetenschappelijke werken in lichteren yorm, reisverhalen, onderzoekingstochten, popu'aire uiteenzettingen van recente ont dekkingen (Ie laatste drie rubrieken vooral, «jank zij het depot van het Koninklijk Nederlandsch Airdrijiskundij; Genootsc iap), col lecties van plaatselijke geschiedenis en van plaatsbeschrijvingen, welke toch alle op de Openbare liofk^cij vertegenwoordigd moeten zijn *yn in de Ui)i .-ersiteitsbibliotheek te vinden. Behalve al deze werken zullen vele perio dieken en vele werken van onderhoudende «rekking, als romans, novellen en gedichten, m het Nederlandsch zoowel als in vreemde talen, mede ia grooten getale ter Universi teitsbibliotheek aan fezig, in den behoefte der Openbare .Boekerij, zy het im dan ook nog slechts gedeel:eljjk, kunnen voorzien. J?mst(rdam zou dus bij tut stmid koming eener p heel ze l f-i tand 1,1, e Openbare Boekerij, twee inrich tingen krijgen die voor een zier groot gedeelte prtrallel zouden loopen. Boven lien zullen de kosten van een afzon derlijk beheer aanzienlijn hooger zijn. Uit er n zuiver economisch oogpunt is daarom een zelfstandige inrichting, zoo deze ?yermeden kan worden, niet te verkiezen. Doch vooral ook ia! de tegenwoordige Universiteitsbibliotheek baat vin !en by een samengaan van beide instellingen, immers ontlast van al wat op de Openbare Boekery te huis behoort, zal zij als zuiger weten«rbappelijke afdeeling, zich beter in de haar aangewezen richting kunnen ontwikkelen, be!er-iu de speciale behoeften van het hooier onderwijs kunnen voorzien. Centralisatie, voor zoover betreft de alge meene leiding, doch elke afdeeling afzonder)qfc werkende voor de haar meer speciaal aangewezen taak. Meent men echter toch te moeten over gaan tot oprichtiug eener geheel zellstandige Openbare Boekerij, dan is de inrichting op de1 Militiezaal zonder de koninklijke stallen, diïs het sub lo. genoemde geval, te ver werpen, omdat de Openbare Bo-'kery daar Teel te bekrompen zou zijn gehuisvest, geen gelegenheid zou hebben zich te ontwikkelen en spoedig zou blijken niet aan hare be stemming te kunnen beantwoorden. Jk zou mij in dat geval geheel scharen aan de zijde Tan dr. G. en van de bovengenoemde CommUsie, din beter een sub 2o. genoamde e op eenigszim royalen vost ingeri :hte nieu ve gehe-1 zelfstandige boekery. Dit zal echter van de gemeente een zwaar offer vergen en ik vrees dat een tegemoetkoming 1) Ik citeer hieruit: H- E. Greve, Open bare leesmusea en volk bibliotheken. Amst Leipzig 1906. WATITHRA, DOOR KEES MEEKEL. II. Met voorover hoofd liep Jaap het erf op, waar de knechten om de boerin stouden, die Len hal opgewacnt met een fles jenever. De kettin^honi sprong kwiepelstaartend tegen hem o,), gewekt uit z'n gepeins gaf hy het dier 'n schop, dat het jankend schuil ocht in z'n hok. Of hij niet goed was, en wat hem scheelde, Troeg de boer vol deelneming, want hij mocht Jaap graag lyden. . . hy wai een dubbele werker... Neen, waarom? De boerin reikte hem een glas, .. Neen, dankje vrouw... ' - Wat?! Neen, dankje ... ik ga naar bed ... goeie ftvend. Hij eing. Wel te rusten! zeiden de anderen en «aaiden hem na zagen elkaar aan. Dat is 'n kerel, sprak Toontje, met figen als de duivel!... En tóch zeg ik je, je kunt over hem lopen ; maar spreekt nooit met hem o7er indiese meisjes of hij zou je hoop-over stoop neerslaan. Ik denk dat het een boender is geweest toen-ie daar was... (én, die hier is gaan haten waar-ie vroeger veel van hield... Terwyl de anderen mg spraken over rare lui en aardigheidjes in Indie, liep Jaap naar i'n woning over de maan beschenen weg. De avonddauw stond over de vlakke vel den en de gerezene maan scheen teer en uremoede, liggend tassen een nevel wolk als in een perlemoere schaal. 'Een lichte avendbries streek door de bo men en deed de schaduw der takken, pluimig Afgetekend op de klare weg, leven en bewe gen als waaiers ven palmen in een vreemd land ... ' Watithra l Watithra I... Hoe kon zij toch zo diep in zyn kop staan gegrifd; dat geheimnis volle beeld wat zijn hait bewoog ajs de wind de zeilen van een schip ... Hoe kon het zijn dat hij in heimwee droomde Tan haar, en bij zj'n ontwaken soms weende ajs een kind dat zich bedrogen ziet! Watithra... ? Dat zij hem ook moest ontnomen wor den ... het enig-enige wezen waarvan hij in waarheid eens had gehouden, dat hij bemind had met lief Ie die nog iii hem leefde ... Of h|j geen aardigheidje had achter gelaten!... Dat was een vloek voor zijn hart en een sl'fige gesel in zijn ziel dat van die liefde niet kon worden gesproken .. . Wat was er af niet gespot met hem in Indië, omdat hij die indiese beminde oprecht en alleen ... dat hij haar trouwde met God en met ere l... Teruggekeerd na haar dood, had hij nooit m,eer over haar kunnen spreken ... ze zouden immers met hem lachen en spotten ^- een blanke met een bruine! en hoe zou hij voorzichtig genoeg kunnen hoeden zyn woor den om niets te verraden omtrent Klaas Kif, die hij doodde . ... Maar zo waarachtig!.. . Yjanave.nd dadelik nog zou hy zorgen dat er n ding was in de wereld om ta getuigen van haar naam... al was het voor der burgery met 100.000 gulden, slechts een zeer geringe, zal blijken te zijn. Doch er zyn meer wegen die naar Rome voeren. Het snb 3o. genoemde geval, tnede in overeenstemming met het in 1903 genomen Raadsbesluit, vordert een zeer nauw contact met de Univers.teitsbibliotbeek. Alles wat deze, buiten het direct voor het universitair onderwyg benoodigde, in hare boekenver zameling bergt, mott dan voor de Openbare Boekerjj beschikbaar en gemakkelijk tereikbaar worden gesteld. Het een-te kan geschie den door de ca'alogi der Universiteiisbib iotheek te schiften en daaruit nieuwe ain de behoeften der Openbare Boekerij aanpassende catalogi te vervaardigen. Het laatste, door een verbinding van de Milit'ezaal met het daarnaast gelegen boeken magazijn der Uni versiteitsbibliotheek tot stand te brt-ngen en de in aanmerking komende werken daarheen te verplaatsen. Hoe ik mij overigens den toestand in dit geval gedacht heb, kan d s lezer vinden in een door mij geschreven artikel in de ochtendeditie van het Alijemet-n Handelsblad van 4 Januari 1907, geteekend M. I. S. Het hierbyzaande scbetskaartje moge nt>g ter verduidelijking dienen De uitvoering der plannen in dezen geest heeft bovendien dit niet te verwerpen voor deel, dat, na een zekeren proeftijd, een over gang n naar het sub 2o. genoe ode a naar het nu te behandelen, su') 4o genoemde geva', mogelijk is. Doch veel meer lacht my' het, in hetzelf Ie orgaan van 4 Mei j I., door mij ontwikkelde plan, n.l. de Openbare Bjekeiij naast de Universitei sbibliotheek, beide alsonderafdeelingen eener A'gemeene Openbare Boekerij Dr. G noemt deze eenheidsbibliotheek ook de verkie?ely'k*te, wanneer ons bibliotheek wezen slechts na 1830 op modernen gronds'ag ware ontstaan, m. a. w. wanneer, in dit speciale geval, de bestaande Universitei'sbibliotheek maar niet veroud T l ware. Aan gezien dit nu met de Amsterdamsohe Uni versiteitsbibliotheek in geen' n deele het geval is, maar integendeel hare ontwikkelings gang juist wijst op et'ne, zij het dan nog gebrekkige voorziening in behoeften, welke het opeiibiar bibliotheekwezen in dentegenwoordigen tijd stelt, heefc dit argument voor dit. geval geen waarde. In $ 49 van het hierboven rtels aange haalde werk van dr. G. luidt het: Er b estaat m. i. geen enkele grondige reden waarom twee instellingen" (wetenschappelijke en openbare boekerijen) die, naar de prakt ij k u i t w s t, n kannen zijn, alt hans onder n dak kunnen samenwonen, gescheiden zouden moeten werken" Maar w au neer men den hi-toii-chen ontwikkeliiigsgang van het op nb,.ar bibliotheekwezen op het vasteland nagaat, wanneer men de methoden en principes in rekening brengt, volgens welke de wetenschappelijke bibliotbeken worden bestuurd en l eheerd, dan komt er niet alleen twijfel of practisch de samensmelting hier nog door te voeren zou zijn, maar ook, of dit wel wenschclijk zou zyn'1. Afgezien ni van het M t dat algeheele samensmelting ook niet ligt in de lijn van eenieder als klank zonder zin l Vanavend nog schreef hij het briefje ; wat hij zich zolang reeds had voorgenomen .. . reeds de eerste dag na haar dood. In het kleine tuintje voor z'n woning liep zijn geit te b eren. Meteen dacht hij weer aan de Vcrschrikkelike a^end in lüdie. Mij zag dat de geiteen paar zonnebloem steneels had stukgeVreten en de enkele bloempjes in een klein perkje vertrapt. Het dier had het touw stuk geknabbel! en de bloemen be proefd ... dat was de reden ! Aan het rafelige touw trok hij de geit voort en sloot ze op in een klein laag schuurtje Dan ging hij i,i zijn huisj", streek een lue f T af en slak zijn lamp aan, mompelend: Watithra nooit ver geet ik je... Hij haalde uit een roodbruine la-tafel een fiepje inkt, penhouder en papier en legde het voor zich neer op tafel. Roerloos zittend met de handen tegen de slapen, dacht hij lange tijd na. Ten matste werd het of hij sliep maar hij ontwaakte uit zijn denken toen z'n wekkerklokje de korte snelle tikjes inhield. Hij wond 't op, en liep dan met het lampje naar een hoek van het vertrek, lichtte een rode baksteen uit de vloer en haalde een kopere tabakdoos uit de opening. Zijn hand vol spinrag. De doos was gevuld opgepropt met bankbriefjes, die hij niet stroeve s'ijve vingers op de tafel uittelde... rijf en-tachtig van tien... vijf en-tachtig van tien acht-honderdvijfiig gulden... dat was zijn rijkdom, en daaraan... Ja! dat zou hij .. . zoo va-t aU 'n huis! Maar... dan was-ie zelf ook dood... Zover had hij bijna nog nimmer gedacht. .. Wat was dat toch aardig met 'n mens... hij werkte a!sof-ie eeuwig was. dacht nooit aan iets meer dan werken en leven, en geld om te leven ... en ten laatste stond je voor je graf! Wat was toch ten slotte alles bitter weinig waard. Ja... en dat ging nu zo met ieder mens ... met ieder mens ... Doch ineens hief hij het hoofd op en schudde verachtëlik. Daar wilde-n ie niet aan denken, dat was cue wijvekost.'.. Hij zou alles wel afwachten en als die dag kwam, zou hij hem rustig onder de ogen zien, alsof 't een Maleier was met 'n gevaarlike kris... Hij nam de bankbriefjes, vouwde ze n voor n netjes op en legde ze in de tabaks doos die hij weer verborg op de geheime plaats tussen jaren-oud rag A's hij het gat dichtsloot met de roode bak-steen keek hij orn zich heen schuw als een dief, die bang is overvallen te worden. Ze moesten 'ns weten dat hij hier geld had . .. God ! als toch 'ns iemand hem had afgegluurd ... het was best mogelik door het gordijn heen ... Hij rilde van de gedachte en staar Ie op het venster in zenuwvolle afwachting van twee grote ogen te zien turen door het dunne gordijne kan*. Maar hij zag niets en werd weer dezelfde bedaarde geruste vent van immer. .Doch ineens stoiid hij overeind, heftig en sidderend van ontroering ... . Daar stond iemand, mt-ende hij, twee starende ogen zag-ie achter het gordijn, twee heb zuchtig loerende ogen... Hij yoelde.de haren huiverend op zijn hoofd. Met n sprong stond hij bij de deur en. rukte ze open ... God-in-de-hoge ! Daar.stond niemand... er 'nas. geen levend wezen te dit, dóór mij voorgestelde plan, doch slechts samenwerking onder n hoofdleiding, wil het my voorkomen dat deze argumentatie, waarom wy niet tot de, ook door dr. G als verkie-elijkst" genoemde samenwerking zou Ie geraken, op de spec aal Amsterdamsche toestanden geen betrekk'ng heeft. De methoden en principes volgens welke de wetenschappelijke bibliotheken worden bestuurd en beheerd, kunnen m. i zonder fchade naar de omstandigheden worden gewij ziid. M. i. bestaat er dan ook geen enkele reden vaarom de beide instellingen, zonder geheel in e kaar op te gaan, niet onder n hoofd leiding zouden samenwerken. Wel valt er dan heel wat te reorganiseeren, doch begrij pelijker wij/,e zullen de kosten daarvan, op verre na, niet zoo hoog loopen als de stich ting eener geheel nieuwe Openbare B ekerij. J. W. \Vj.J.\;>E7.T)j. Wilt! Rloos en Je laatsie Teertien j lar litiratnnriKcnifüeiiis. in Bloemkziny B llf.r 'ijk. Neii. Bibliotheek, on'ler leiding van L. SIMONS. !Nos I V- V. Jfrijirich, lleine als Dichter. Amsterdam, S. L. van Looy, MCMVI. Zooals de eenvoudigste eerlijkheid'' van K loos eischte, dat hij voor het samenstellen van zijn bloemlezing Bilderdijk van a z las, verlangt, zij van mij. dat ik eiken dit niet gcd ian te hebbei. Evenwel, omler wat ik gele'.en heb, onder wat /eer verschillende keu.'di'rs als het beste of mooisle hebben bijeengebracht of geciteerd tus-chen hun be.-chouwingen, vond ik nooit het geringste dat mij genietbaar lijkt met modernen smaak. It beschouw het daarom als hoogst tivijfelachtijr, of het mogelijk zou zijn uit Silierdijk een bloemlezing bijeen te brengen van fuiven, of desnooli versregels, die in ove eenstem ming zouden zijn niet oaze Echoonheidsb?geerten. Ken soort keiue slechts zou, naar 't mij voorkomt, waardevol wezen, inoielijk de historische. De saamsteller zou desnoods kunnen beginnen rnet de verklaring dit bij de gekosen gedichten niet schoon, maar belai'grijk vord; doch overigens zou hij zich van vergelijKingen liefst moeten onthouden. Hij zou Biiderdijk moeten doorschouwen in zijn sfeer, in zijn tijd, nagaan in hoeverrt- hij bereikt heeft wa' hij zelf «i'.de, wat een maal aang^rjoinm dat andere theoritën en inzichten hier geid n d in die de otize /.ijn onder zijn werken de bjste *aren. Hij zou langzamerhand moeten gaan besi-IF-n, wat mcn;chen uit Bilderdijks sf^er in hem sdioon vonden, en dat betrekkelijk schoone zou, zorg vuldig bijeen gebracht, een historisch monu ment zijn, Doch zu'k een bloemlezer la »t bespeuren ... en hij vergiste zich niet, want de maan scheen helder alsof het morgen was en dig. Dat was toch wonderlik ! hij had er wel een eed op kunnen doen dat hij er t.vee loerende ogen zag . . . Hij ging weer naar binnen. Hij was lootn en moe voelde-n-ie, of het van 't werken was of van het ontzenuwende ongewone gedoe ... hij wist 't niet maar er lag een afmattend gevoel van spanning op hem, als droeg hij een last die hem drukte in alle leden, zijn strot was hem als ingeregen en deed pijn als-ie slikte ... Het beste was maar dat ie gauw naar bed ging... hij moest vroeg op. En Watilhra dan ? vroeg htt ineens hefiig in zijn gedachten. Ja l... Eerst moest de brief gereed, r ging ie niet naar bed al werd het ook ochtend. Hij schoof zijn stoel dichter bij tafel met tierend krassend geluid over de stene vloer en legde een blad papier voor zich, prutste wat aan do lamp, draaide aan de pit, trok het kurkje van de inktpot en ging weer zitten denken, met het hoof l tussen de grove sterke vuisten Ten laatste begon hij te schrijden met scherpe hoekige letters; maar gaf dadelijk een krassende haal door het geschrevene en verscheurde het velletje papier in kleine snippertjes, die hij naast zich neerlegde op tafel... Hij nam een brievezakje . .. voordat je schrijft moetje toch weten aan wie je wilt schrijven ... dat is nog al wiedes ... Ja, aan wie zou-ie schrijven? Aan d^ bur gemeester!... Of aan de veldwachter?... Neen. niet aan de veldwachter hoewel er eigelik niks tesjen was... dan zou het een zaak worden voor het gerecht, meen-n-ie en dut wi^ altijd een ilink ding. . . dau werd er zeker werk van gemaakt. Maar, jongen... ?o'n diender is ook maar een diender!... Voorbeelden genoeg dat er door de mand zijn gevallen ... en als zó iemand j -) bedriegen wuii, kwam er geen spatji van terecht... Zo'n man is zelf zonder (luiten en kon ook wel 'EP in de bekoring vallen ... 't Was meer ge jeurd! Neen, aan de pastoor was wel 't beste... misschien. Als hij er zich maar mee wilde bemoeien . . . zulke lui hebben ook hun buien. Och, de pastoor-van-nu was 'u goeie man, die zou 't wel doen . . . maar God-betert, der kon een andere komen en die kon wel zo troti zijn a'.j de duivel-zelf... Maar tóch... aan de pastoor moest de brief gericht zijn... hij ontving immers de kosten van de begravenis! En 't kruis kwam toch ook op zyn kerkhof ja natuurlik . . . aan de pastoor. Maar wat zou ie misschien wel deuken van dat Watithra?... Ja, dat wist ie zelf ook niet... Wat kon no'n man al niet denken ! En wat zou 't-nog?...'t was geen doodzonde die er kwam te staan op dat kruis. Het geld was op die manier ingoe lehanden. Natuurlik l Hij zou er eerlik mee handelen ... vanzelf: I'odome ! als die 't niet deed, wie z')U 't den wél moeten doen ? Vanzelf, aan de pavtoor m jeat ie schrijven. Hij leg'le 't brieve/.akje voor zich en schreef met beverige grote letters, dik en hoekig: Voor de pastoor. Dat stond er goed . . . duidelijk-leesbaar. Ja. maar was 't nog niet genoeg... er moest nog iets bijstaan . .. voor 'ie pastoor. .. ja uaumrlik... ais ik dool beu. Dat sprak vanz.elf,.zo klair als do dat'. Anders k-ck het doo Igewoon kat.noch varken l mij er bij zegsen, dat het waarschijn'yk meer een geschiedkundig literair geleerd»-, d.in een kunstenaar zou moeten zijn zou dwaas doen, als hij nu ook onze bewondering onze genegenheid ging vragen voor zulke knust. Hij zou a'leen onze belangstelling kunnen winnen, maar die ook ten volle. Wie bij r. de niet bijzonder artistieke, maar historisch uiterst interessante opstellen van J. tCoopmans kent, een man die door zijn diep speuren in oude verlangens van geestelijk leven tijden voor ons herrijzen doet; tijden, sch'ijvers en d;Chters, wier kunst 'e ver van O'S af ligt dan dat wij haar genieten zou len; wie die opstellen, en andere, kt-nt, zal de mogelijkheid inzien van zulk een Uilderiiijkstudie, die. ware zij tijdens de feesten ver schenen, dui'.eudmaal meer onze sympathie zou hebben gehad dan pogingen van th-oio gen en om eigen holheid rhetoriek verheer lijkende poëtasters, om dien dichter ook weer dichter te doen heeten in otszen tijd. Meer sympathie ook dan dit overi ens in veel opziciiten belangwekken ie boekji'. Want de scheiding is daarin weggewischt en een door mij niet alleen opgemerkte tweeslach tigheid maakt het raadselachtig. De historische methode, en de andere, die het nu-uog-schoote zoekt te verzamelen, zijn hier zoo door elkander verward, dat het moeielijk va't te beslissen wat Kloosnu toch eigenlijk van Bilderdijk vindt. Hij zegt, dat wij in slaat zijn hem te beschou *en . .. als een hiftoruch verschijnsel, dat, als a'le his torie, interessant i?, en waarvan wij de goede zij Ie, in luar volle waadde kunnen zien." De Boede zij Ie, d w.z. de betrekkelijk goede, of de b ijvend goede? Niet veel klaarheid geeft my de vergtlijking die hieraan vooraf gaat, waar hij spreekt over het betere deel van Bilderdijk's veif-werk" waarin hij wel niet de schoonheid aan zijn aart drukt, als waar' zij een uit hemzelf geboren psychische gade, Uiaar toch de M ippen vau Laar kleed van uit de verte draag'." Hoewel Kloos beweert, dat hij hem rus!igobjectief' wil beschouwer), bewij«t deze plaats toch, dat hij hem niet ziet als een voornaam verleg'n voordiger van een andere, met onze euene onvergelijkbare, voor ons ongenietbare, dichter soort, maar ais een dichter (?Het is zeker heel verketï! om te zeggen, uut Bil derdijk eigenlijk ueen dichter was") van de:n tweeden lang.' Ja, hij gaat zoover, dat hij z-!gt : Ook als dichter was hij tnjzond-tr en lang niet de eerste de beste," terwijl hij nauwelijks ten blad «ij te voren verklaart: ,,'nnigheid, fijnheid, zielvo'le diej te en breed eenvoudige subtiliteit ... waren geheel onbek»nde dingen voor dezen koud-hartstochtelijkea rnensch-vau-intellekt tn kranig begrip." Ook dit, dit hij zich niet gaan liet op de diepe, mysterieuse vloeden, die naar het lic it toe willen, der psychische onbewustheid, maar op den, met vaste eergierige wilskracht en door de macht der gewoonte, in (zijn)ttre 'ende ho ..fd als ingehamerden maat-duin, en ka'mmachiualen gang van het technUche kunnen en 't verstandelijk be-=ef. . ." Uitstekend, maar Kloos' onverbiddelijke, wel dikwijls te-on pas aangebrachte, maar juiste theorie is (enkele bldz. later) : Een waarachtig, ernstig en niet op belangen van ijdele roem zucht lettend dichter gaat alleen Met kleiner letters schreef hij er on Ier : al-i ik dooj ben. Wat gek staat 't er b'rj . . maar toch is 't goed. Het begin was gemaakt en dat was al veel. . Als Watithra nu eens wist, wat hij wilde, hoe zou ze dan voor hem staan met haar ogen vol blijheid en wat zou ze dankbaar naar hem opiien! Hij voelde qjn hart zacht ontroeren nu hij weer aan haar dacht... hij herinnerde zich zijn geluk door haar liefde... enkele goede dagen in zijn eenzaam leven. Met 'n zucht legde hij een velletje papier voor zich. Wat gaf het feitelik zo te mieren over dingen die voorbij zijn?... Zo ging het nu eenmaal in het leven, 't Trok je alles voorbij als zat je in een spoortrein... Vandaag hier, morgen daar, gister lust en heden leed, en voor dat je 't wist werd je oud... En zo scheen 't wel of je enkele gelukkige dagea nooit vergat... Eigenaardig in datleven.dat nog al stug is op-de-hand; hij kon er van meepraten, docht-ie O;j slot-van-rekening was er gewoonweg geen begrijpen aan ... En 't gin» ook allemaal te-gauw, en je gaf er geen acht op ... je merkte 't soms niet eens. .. het hele leven glee je door je vingers als zand . . . je zag het niet, zoals de lucht... Maar 't was nu eenmaal niet anders medrijven moest je wel ... graag of tegen stribbelend, mee moest je toch ... de goeie God moest maar zien waar 't aankwam... Maar wat zou-ie nu op dat papier schrij ven ? . . . Dat was 'n lastig pak en hem veel te geleerd. Hij stond Hever te hooien, dan wist je tenminste wat je deedt en wat je onder handen hadt... dingen en woorden uit de lucht grijpen en neerschrijven, dat hem Ie geleerd... Daar Fchoot 'm iets te binntnl Wel ja, gewoon met de deur in huis vallen... Menheer de pastoor. Als ik dood ben wil ik graag een kruis op mijn graf hebben. Het geld er voor zit onder een baksteen waarop een 4 is gekerfd Het is... Ja! de hoeveelste steen was 'c ook weer? Hij bedacht zich een ogenblik en s'.ond op. Het matje voor de dremrel wierp hij terzijde en telde nauwkeurig de rode vier kante stenen. Zeven l Juist, de zevende was het... nu kon ie zich weer herinneren. Hij telde nog 'n keer, met dezelfde on lorg, Zeven ! 't kwam uit. .. Dan schreef hij door met scherp-krassende pen, als sneed /ij door h-t papier ... de zevende steen van de drem pel af. In de kopere tabakdoos zit het geld. liet moet, als u zo vrindelik w.lt zijn, een kruis wezen van glanzend zwart marmer en er moet opstaan : Jacobus Watithra Terlaan; maar J.icobus en Terlaan moet met donkere lett:ers staan en Watithra met goüe. Ik dank u menheer pastoor. Zo, dat was klaar doc'it 'm. God- zij-gedankt. dat stond er! Zou ie er nog iets bijschrijven? Hij herlas het briefje, te/reden-knikkend met zijn bruin gebrande kop. Bij het einle werd hij ineens ernstig-'lenkend, als stuitte hij op iets onaangenaams... 't Was erg kort! Er moest iets bijstaan maar wat ? Hij dacht lang na. Juist... dat moest het zijn. Hij schreef: B:d voor mij. Dat s'o'd heel goe.l... en kwaad ton het zeker niet. Dat stond er duidelik de pastoor zou het brkfje best kunnen leien. dda verzen schrijven, als hij voelt ain een zekere inwendige psychische ontroering, dat zijn onbe vastheid aan het werk is, en hij acht het beneden zich, de wereld te foppen met een uiterlijke vertooning van de dich terlijke vormen, zonder dat er pcëzie in leeft." Hoe kan iemand, die hiervan o7ertuigd is, trch den dichternaim en niet alleen in historischen zin geven, aan een, van wien hij zelf zegt: In zijn praktijk van verzenschiijven volgde Büdirdijk de dwaling der aloude aesthetische wetgevers, dat poëzie en welsprekend leid gelij iloopende dingen van n/.elfde soort zijn te noemen, wier onder^. ling ^ erscMl niet zoozeer is gelegen in het innerlijk we:en, als wel beider uiterlijken vorm betreft?" Na deze bondige verklaring is het een vraag van bijkomstig belang, of Bilderdyk werkelijk in theorie ree Is iets heefc gevoeld van de moderne opvatting. Dat zou waar kunnen zijn, zon Ier dat hij in zijn werk zelf uit de sfeer der Rhttorici raakte. Verweij heeft in zijn bespreking van deze bloemlez;ng gezegd dat ? gevoel' in de uitlatingen van Bilderdijk niet ons gevoel beteekent. Kloos zegt (bldz. 37,: wat B-lderdijk onder gevoel"' verstaat, blijkt dikwijls niet meer te wezen dan een hooggedragen, harmoni-:ch vloeiend wclsprekendzijn." Wie dit erkent, had in zijn gevolgtrek kingen uit plaatsen, waar B. dat gevoel" bespreekt, wel wat voorzichtiger kunnen zijn. Telkens kan men bij hat ezen van de In leiding den V en, dat Kloos de historische metende volgt. Telkens rerzoe'it hij ons, geen vergelijkingen te maken rnet Saelley, Keat», ncch zelfs met Potgieter < f Gorter, maar met Feith of B.iderdijk zelf. Wat op die manier uitblinkt, is m. i, toch nog maar betrekkelijk goed. Kloos vindt dit eigenlijk o,ik wel, en kan er dus niet voor instaan, dat alle hier verder-op gege7ene verzen in elk onderdeel voldoen zullen aan de aestheti che eigohen van den meer ontwikkelden, moderr en smaak, maar v el heb ik geen enkel gedicat opgenomen van de zeer velen, die niets anders dan stevig rij TI werk zijn." Pus... en dit is het bedroevende: Klo>8 vindt de verzen in de Bloemlezing in hoofd zaak poëzie, naar ónze begrippen : niet ^tevig rij m werk, ' maar uit het onbewuste en het gejoel vojrtiekomen. Ik zou er hein op kunnen wijzen, dat hij van De rund des grafs" zegt, dat het stellig zijn waarde" heeft als ... rijmend essay'ije," maar uit andere Aanteekeningen blijkt helaas dat hij gedichten als Ahacha," De; Kroko dillen korjing" en andere, werkelijkmot.i vindt. Van het laatste, meest onleesbare wellicht u t de heele ver/ameling, heet het, dat het moet indruk maken op ieder, die in staat is, datgene wat hij leest, als levend en tastbaar vóór zich Ie zien." Met allen eeibied voor Kloos' ernstigen arbeid, die zijn stijl werkelijk weer iets van het boeiende van vroeger teruggaf... zulke opdringing van wat vijandu is aan onzen smaak, wijzen wij onherroepelijk af Wij ergeren ons als hij Bilderdijk in diens Ode aan Xipoleou" een gevoelend dichter" noemt, in plaats van een opgewondene. Wij zouden ons over zulk een verbastering van inzicht (des te vreemder daar Kloos tot nu toe stelselmatig te keer ging tegen verstanllinlIlllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIUIIMlnlIMMII Hij st eek met heftig gewrijf een moetvcu w in 't panier en der d het in 't brievezakje. Wat zou Watithra nu wel denken? Het zou haar, durfde-n ie wel welden, goed doen in de hemel.. . Maar waar zou-ie nu de brief bewaren? 't B^t was onder de stenen bij het geld. Ji! daar was ie goed geborgen Maar neen, wat duivel! dan zou de doos immers nooit gavonden worden! Hoe stom. Waar zou-ie na die brief bergen? Als-ie hem nu 'ns in de oude haugklok verborg... de klok was toch stuk in niemand kwam er ooit bij. Of in de blauwe vaas op de la tafel? Of in de tafel-la? Neen daar niet! Maar ergens moest dat ding toch worden bewaard... 't Kon toch niet blijven zwerven .. Het beste was misschien als hij de brief in een zakje op de borst naaide. Dat was 'n veilige plaats en dan had-ie 'ui ook altijt bij zich. Hij kon de brief dan dragen zoals je een skapulier draagt... in een zakje aan een bandje ... Ja dat zou ie doen .. . hij zou van zeemleer z'n wasvrouw zo'n zakje laten maken... Maar hoe laat was 't al? Go bewaarmei Al half-een! En hij moest zo vroeg op l Als-ie zich maar niet versliep... gauw naar bed I De brief maar zolang in de blauwe vaas. Gehaast kleedde hij zich uit knielde tebidden 'n ogenblik voor een s'oei. .. maakce een jagerig kruis... blies zijn lamp uit en kroop in een gebloemd-rood-gordijn behangen bedstee, met veel gestommel en gerits van gordy'ne ringetjes die langs een roe worden geschoven. Hij was moe van de drukke ongewone avend ... en 't was weer zo vroeg dag. Dadelik sliep hij in, in volle vrede met zich zelf, blij om zijn brief. Door het ve'nster viel de gedempte zachte zomer-maneschijn ... en lag op de rode stenen der vloer met de fijne schaduw van 't BO-dijne kant als een vlak geheimzinnig leven. Jaap heette hij en was in Indie geweest. En omdat hij in Indiëwas geweest, zag zijn gelaat er uit als oud perkament en z'n haar en z'n snor als pek zo zwart. Des Zondags liep hij met 'n medalje op zijn bes'e pak. Dat wisten alle mensen ... zelfs de kleinste schooljongen. Getrouwd is hij nooit geweest en altijd heeft hij moederziel-alleen gewoond in het hui-je wat nu Piet Vermeren bewoont. Hij werkte van alles, de hele week langlosRe werkman was hij?maar een kerel met handen tot zijn beschikking. Des Zondags liep hij trouw naar de kerk, zat op de drempel voor zijn huisje en rookte pijpen ... De.s zomers hooide en oogste hij, in het najaar diepte hij sloten, des winters was hij baan veger of viste bij open-vater met Siepe. Dat was zijn leven . . Nu is hij dood en op zijn graf staat een prachtig kruis van zwart marmer .. . Daar heeft hij zijn hele leven voor gewerkt, zeggen de menden. Op het kruis staat Jakobus Witithra Terlaan... dat Witithra pronkt in rnooie goude letters uitgebeiteld. Dat is zeg gen de mensen omdat hij in Indiëii geweest... De meeste uit het dorp kunnen het woord niet eens goed uitspreken .?als ze over j raten, zeggen ze altijd: de goüe letters op Jaap zn graf. Dat verstaat een ieder.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl