Historisch Archief 1877-1940
D E C' A M S T ik R D!'A M M' E R W K E K D L A D V O O R N E D R LAN D.
No. 1567
deze niet alleen die, welke be
s-te md zijn op populaire w y z e
de resultaten der
wetenschapjj.e l ij k e on de rzoekingen in r u
iBI e r k r i n-g bekend te maken, maar
-o k d i e t'egelykertyd voor w
efenschappelijs onderzoek en
onderwijs -én voor algemeene
entwikkeling geschreven z y n" 1),
«la encyclopaediën, atlassen,
wjordenboeken, handboeken, standaard- en compi
latie werken, wettenverzamelingen, werken
Tan 'oudere sehrij ?ers, van toegepaste weten
schap, wetenschappelijke werken in lichteren
yorm, reisverhalen, onderzoekingstochten,
popu'aire uiteenzettingen van recente ont
dekkingen (Ie laatste drie rubrieken vooral,
«jank zij het depot van het Koninklijk
Nederlandsch Airdrijiskundij; Genootsc iap), col
lecties van plaatselijke geschiedenis en van
plaatsbeschrijvingen, welke toch alle op de
Openbare liofk^cij vertegenwoordigd moeten zijn
*yn in de Ui)i .-ersiteitsbibliotheek te vinden.
Behalve al deze werken zullen vele perio
dieken en vele werken van onderhoudende
«rekking, als romans, novellen en gedichten,
m het Nederlandsch zoowel als in vreemde
talen, mede ia grooten getale ter Universi
teitsbibliotheek aan fezig, in den behoefte der
Openbare .Boekerij, zy het im dan ook nog
slechts gedeel:eljjk, kunnen voorzien.
J?mst(rdam zou dus bij tut stmid koming eener
p heel ze l f-i tand 1,1, e Openbare Boekerij, twee inrich
tingen krijgen die voor een zier groot gedeelte
prtrallel zouden loopen.
Boven lien zullen de kosten van een afzon
derlijk beheer aanzienlijn hooger zijn.
Uit er n zuiver economisch oogpunt is
daarom een zelfstandige inrichting, zoo deze
?yermeden kan worden, niet te verkiezen.
Doch vooral ook ia! de tegenwoordige
Universiteitsbibliotheek baat vin !en by een
samengaan van beide instellingen, immers
ontlast van al wat op de Openbare Boekery
te huis behoort, zal zij als zuiger
weten«rbappelijke afdeeling, zich beter in de haar
aangewezen richting kunnen ontwikkelen,
be!er-iu de speciale behoeften van het hooier
onderwijs kunnen voorzien.
Centralisatie, voor zoover betreft de alge
meene leiding, doch elke afdeeling
afzonder)qfc werkende voor de haar meer speciaal
aangewezen taak.
Meent men echter toch te moeten over
gaan tot oprichtiug eener geheel zellstandige
Openbare Boekerij, dan is de inrichting op
de1 Militiezaal zonder de koninklijke stallen,
diïs het sub lo. genoemde geval, te ver
werpen, omdat de Openbare Bo-'kery daar
Teel te bekrompen zou zijn gehuisvest, geen
gelegenheid zou hebben zich te ontwikkelen
en spoedig zou blijken niet aan hare be
stemming te kunnen beantwoorden. Jk zou
mij in dat geval geheel scharen aan de zijde
Tan dr. G. en van de bovengenoemde
CommUsie, din beter een sub 2o. genoamde
e op eenigszim royalen vost ingeri :hte
nieu ve gehe-1 zelfstandige boekery. Dit zal
echter van de gemeente een zwaar offer
vergen en ik vrees dat een tegemoetkoming
1) Ik citeer hieruit: H- E. Greve, Open
bare leesmusea en volk bibliotheken. Amst
Leipzig 1906.
WATITHRA,
DOOR
KEES MEEKEL.
II.
Met voorover hoofd liep Jaap het erf op,
waar de knechten om de boerin stouden, die
Len hal opgewacnt met een fles jenever.
De kettin^honi sprong kwiepelstaartend
tegen hem o,), gewekt uit z'n gepeins gaf
hy het dier 'n schop, dat het jankend schuil
ocht in z'n hok.
Of hij niet goed was, en wat hem scheelde,
Troeg de boer vol deelneming, want hij mocht
Jaap graag lyden. . . hy wai een dubbele
werker...
Neen, waarom?
De boerin reikte hem een glas, ..
Neen, dankje vrouw...
' - Wat?!
Neen, dankje ... ik ga naar bed ... goeie
ftvend.
Hij eing.
Wel te rusten! zeiden de anderen en
«aaiden hem na zagen elkaar aan.
Dat is 'n kerel, sprak Toontje, met
figen als de duivel!... En tóch zeg ik je,
je kunt over hem lopen ; maar spreekt nooit
met hem o7er indiese meisjes of hij zou je
hoop-over stoop neerslaan. Ik denk dat het
een boender is geweest toen-ie daar was...
(én, die hier is gaan haten waar-ie vroeger
veel van hield...
Terwyl de anderen mg spraken over rare
lui en aardigheidjes in Indie, liep Jaap naar
i'n woning over de maan beschenen weg.
De avonddauw stond over de vlakke vel
den en de gerezene maan scheen teer en
uremoede, liggend tassen een nevel wolk als
in een perlemoere schaal.
'Een lichte avendbries streek door de bo
men en deed de schaduw der takken, pluimig
Afgetekend op de klare weg, leven en bewe
gen als waaiers ven palmen in een vreemd
land ...
' Watithra l Watithra I... Hoe kon zij toch
zo diep in zyn kop staan gegrifd; dat
geheimnis volle beeld wat zijn hait bewoog
ajs de wind de zeilen van een schip ... Hoe
kon het zijn dat hij in heimwee droomde
Tan haar, en bij zj'n ontwaken soms weende
ajs een kind dat zich bedrogen ziet! Watithra...
? Dat zij hem ook moest ontnomen wor
den ... het enig-enige wezen waarvan hij in
waarheid eens had gehouden, dat hij bemind
had met lief Ie die nog iii hem leefde ... Of
h|j geen aardigheidje had achter gelaten!...
Dat was een vloek voor zijn hart en een
sl'fige gesel in zijn ziel dat van die liefde
niet kon worden gesproken .. . Wat was er
af niet gespot met hem in Indië, omdat hij
die indiese beminde oprecht en alleen ... dat
hij haar trouwde met God en met ere l...
Teruggekeerd na haar dood, had hij nooit
m,eer over haar kunnen spreken ... ze zouden
immers met hem lachen en spotten ^- een
blanke met een bruine! en hoe zou hij
voorzichtig genoeg kunnen hoeden zyn woor
den om niets te verraden omtrent Klaas
Kif, die hij doodde . ... Maar zo waarachtig!.. .
Yjanave.nd dadelik nog zou hy zorgen
dat er n ding was in de wereld om ta
getuigen van haar naam... al was het voor
der burgery met 100.000 gulden, slechts een
zeer geringe, zal blijken te zijn.
Doch er zyn meer wegen die naar Rome
voeren.
Het snb 3o. genoemde geval, tnede in
overeenstemming met het in 1903 genomen
Raadsbesluit, vordert een zeer nauw contact
met de Univers.teitsbibliotbeek. Alles wat
deze, buiten het direct voor het universitair
onderwyg benoodigde, in hare boekenver
zameling bergt, mott dan voor de Openbare
Boekerjj beschikbaar en gemakkelijk
tereikbaar worden gesteld. Het een-te kan geschie
den door de ca'alogi der Universiteiisbib
iotheek te schiften en daaruit nieuwe ain de
behoeften der Openbare Boekerij aanpassende
catalogi te vervaardigen. Het laatste, door
een verbinding van de Milit'ezaal met het
daarnaast gelegen boeken magazijn der Uni
versiteitsbibliotheek tot stand te brt-ngen en
de in aanmerking komende werken daarheen
te verplaatsen. Hoe ik mij overigens den
toestand in dit geval gedacht heb, kan d s
lezer vinden in een door mij geschreven
artikel in de ochtendeditie van het Alijemet-n
Handelsblad van 4 Januari 1907, geteekend
M. I. S. Het hierbyzaande scbetskaartje moge
nt>g ter verduidelijking dienen
De uitvoering der plannen in dezen geest
heeft bovendien dit niet te verwerpen voor
deel, dat, na een zekeren proeftijd, een over
gang n naar het sub 2o. genoe ode a naar
het nu te behandelen, su') 4o genoemde geva',
mogelijk is.
Doch veel meer lacht my' het, in hetzelf Ie
orgaan van 4 Mei j I., door mij ontwikkelde
plan, n.l. de Openbare Bjekeiij naast de
Universitei sbibliotheek, beide
alsonderafdeelingen eener A'gemeene Openbare Boekerij
Dr. G noemt deze eenheidsbibliotheek ook
de verkie?ely'k*te, wanneer ons bibliotheek
wezen slechts na 1830 op modernen
gronds'ag ware ontstaan, m. a. w. wanneer, in dit
speciale geval, de bestaande
Universitei'sbibliotheek maar niet veroud T l ware. Aan
gezien dit nu met de Amsterdamsohe Uni
versiteitsbibliotheek in geen' n deele het
geval is, maar integendeel hare ontwikkelings
gang juist wijst op et'ne, zij het dan nog
gebrekkige voorziening in behoeften, welke
het opeiibiar bibliotheekwezen in
dentegenwoordigen tijd stelt, heefc dit argument voor
dit. geval geen waarde.
In $ 49 van het hierboven rtels aange
haalde werk van dr. G. luidt het: Er b
estaat m. i. geen enkele grondige
reden waarom twee instellingen"
(wetenschappelijke en openbare boekerijen)
die, naar de prakt ij k u i t w s t, n
kannen zijn, alt hans onder n dak
kunnen samenwonen, gescheiden
zouden moeten werken" Maar w au
neer men den hi-toii-chen
ontwikkeliiigsgang van het op nb,.ar bibliotheekwezen
op het vasteland nagaat, wanneer men de
methoden en principes in rekening brengt,
volgens welke de wetenschappelijke
bibliotbeken worden bestuurd en l eheerd, dan
komt er niet alleen twijfel of practisch de
samensmelting hier nog door te voeren
zou zijn, maar ook, of dit wel wenschclijk
zou zyn'1.
Afgezien ni van het M t dat algeheele
samensmelting ook niet ligt in de lijn van
eenieder als klank zonder zin l Vanavend
nog schreef hij het briefje ; wat hij zich zolang
reeds had voorgenomen .. . reeds de eerste
dag na haar dood.
In het kleine tuintje voor z'n woning liep
zijn geit te b eren. Meteen dacht hij weer
aan de Vcrschrikkelike a^end in lüdie. Mij
zag dat de geiteen paar zonnebloem steneels
had stukgeVreten en de enkele bloempjes in
een klein perkje vertrapt. Het dier had het
touw stuk geknabbel! en de bloemen be
proefd ... dat was de reden ! Aan het rafelige
touw trok hij de geit voort en sloot ze op
in een klein laag schuurtje Dan ging hij i,i
zijn huisj", streek een lue f T af en slak zijn
lamp aan, mompelend: Watithra nooit ver
geet ik je...
Hij haalde uit een roodbruine la-tafel een
fiepje inkt, penhouder en papier en legde
het voor zich neer op tafel.
Roerloos zittend met de handen tegen de
slapen, dacht hij lange tijd na. Ten matste
werd het of hij sliep maar hij ontwaakte
uit zijn denken toen z'n wekkerklokje de
korte snelle tikjes inhield. Hij wond 't op,
en liep dan met het lampje naar een hoek
van het vertrek, lichtte een rode baksteen
uit de vloer en haalde een kopere tabakdoos
uit de opening. Zijn hand vol spinrag.
De doos was gevuld opgepropt met
bankbriefjes, die hij niet stroeve s'ijve vingers
op de tafel uittelde... rijf en-tachtig van tien...
vijf en-tachtig van tien
acht-honderdvijfiig gulden... dat was zijn rijkdom, en
daaraan...
Ja! dat zou hij .. . zoo va-t aU 'n huis!
Maar... dan was-ie zelf ook dood... Zover
had hij bijna nog nimmer gedacht. .. Wat
was dat toch aardig met 'n mens... hij
werkte a!sof-ie eeuwig was. dacht nooit aan
iets meer dan werken en leven, en geld om
te leven ... en ten laatste stond je voor je
graf! Wat was toch ten slotte alles bitter
weinig waard. Ja... en dat ging nu zo met
ieder mens ... met ieder mens ...
Doch ineens hief hij het hoofd op en schudde
verachtëlik.
Daar wilde-n ie niet aan denken, dat was
cue wijvekost.'.. Hij zou alles wel afwachten
en als die dag kwam, zou hij hem rustig
onder de ogen zien, alsof 't een Maleier was
met 'n gevaarlike kris...
Hij nam de bankbriefjes, vouwde ze n
voor n netjes op en legde ze in de tabaks
doos die hij weer verborg op de geheime
plaats tussen jaren-oud rag A's hij het gat
dichtsloot met de roode bak-steen keek hij
orn zich heen schuw als een dief, die bang
is overvallen te worden.
Ze moesten 'ns weten dat hij hier geld
had . .. God ! als toch 'ns iemand hem had
afgegluurd ... het was best mogelik door het
gordijn heen ...
Hij rilde van de gedachte en staar Ie op
het venster in zenuwvolle afwachting van
twee grote ogen te zien turen door het
dunne gordijne kan*. Maar hij zag niets en
werd weer dezelfde bedaarde geruste vent
van immer.
.Doch ineens stoiid hij overeind, heftig en
sidderend van ontroering ...
. Daar stond iemand, mt-ende hij, twee starende
ogen zag-ie achter het gordijn, twee heb
zuchtig loerende ogen...
Hij yoelde.de haren huiverend op zijn hoofd.
Met n sprong stond hij bij de deur en.
rukte ze open ... God-in-de-hoge ! Daar.stond
niemand... er 'nas. geen levend wezen te
dit, dóór mij voorgestelde plan, doch slechts
samenwerking onder n hoofdleiding, wil
het my voorkomen dat deze argumentatie,
waarom wy niet tot de, ook door dr. G als
verkie-elijkst" genoemde samenwerking
zou Ie geraken, op de spec aal Amsterdamsche
toestanden geen betrekk'ng heeft.
De methoden en principes volgens welke
de wetenschappelijke bibliotheken worden
bestuurd en beheerd, kunnen m. i zonder
fchade naar de omstandigheden worden
gewij ziid.
M. i. bestaat er dan ook geen enkele reden
vaarom de beide instellingen, zonder geheel
in e kaar op te gaan, niet onder n hoofd
leiding zouden samenwerken. Wel valt er
dan heel wat te reorganiseeren, doch begrij
pelijker wij/,e zullen de kosten daarvan, op
verre na, niet zoo hoog loopen als de stich
ting eener geheel nieuwe Openbare B ekerij.
J. W. \Vj.J.\;>E7.T)j.
Wilt! Rloos en Je laatsie Teertien j lar
litiratnnriKcnifüeiiis.
in
Bloemkziny B llf.r 'ijk. Neii. Bibliotheek,
on'ler leiding van L. SIMONS. !Nos I V- V.
Jfrijirich, lleine als Dichter. Amsterdam,
S. L. van Looy, MCMVI.
Zooals de eenvoudigste eerlijkheid'' van
K loos eischte, dat hij voor het samenstellen
van zijn bloemlezing Bilderdijk van a z las,
verlangt, zij van mij. dat ik eiken dit niet
gcd ian te hebbei. Evenwel, omler wat ik
gele'.en heb, onder wat /eer verschillende
keu.'di'rs als het beste of mooisle hebben
bijeengebracht of geciteerd tus-chen hun
be.-chouwingen, vond ik nooit het geringste
dat mij genietbaar lijkt met modernen smaak.
It beschouw het daarom als hoogst
tivijfelachtijr, of het mogelijk zou zijn uit Silierdijk
een bloemlezing bijeen te brengen van fuiven,
of desnooli versregels, die in ove eenstem
ming zouden zijn niet oaze
Echoonheidsb?geerten. Ken soort keiue slechts zou, naar 't
mij voorkomt, waardevol wezen, inoielijk
de historische. De saamsteller zou desnoods
kunnen beginnen rnet de verklaring dit bij
de gekosen gedichten niet schoon, maar
belai'grijk vord; doch overigens zou hij zich
van vergelijKingen liefst moeten onthouden.
Hij zou Biiderdijk moeten doorschouwen in
zijn sfeer, in zijn tijd, nagaan in hoeverrt- hij
bereikt heeft wa' hij zelf «i'.de, wat een
maal aang^rjoinm dat andere theoritën en
inzichten hier geid n d in die de otize /.ijn
onder zijn werken de bjste *aren. Hij zou
langzamerhand moeten gaan besi-IF-n, wat
mcn;chen uit Bilderdijks sf^er in hem sdioon
vonden, en dat betrekkelijk schoone zou, zorg
vuldig bijeen gebracht, een historisch monu
ment zijn, Doch zu'k een bloemlezer la »t
bespeuren ... en hij vergiste zich niet, want
de maan scheen helder alsof het morgen was
en dig.
Dat was toch wonderlik ! hij had er wel
een eed op kunnen doen dat hij er t.vee
loerende ogen zag . . .
Hij ging weer naar binnen.
Hij was lootn en moe voelde-n-ie, of het
van 't werken was of van het ontzenuwende
ongewone gedoe ... hij wist 't niet maar
er lag een afmattend gevoel van spanning
op hem, als droeg hij een last die hem drukte
in alle leden, zijn strot was hem als
ingeregen en deed pijn als-ie slikte ... Het beste
was maar dat ie gauw naar bed ging... hij
moest vroeg op.
En Watilhra dan ? vroeg htt ineens hefiig
in zijn gedachten.
Ja l... Eerst moest de brief gereed, r
ging ie niet naar bed al werd het ook
ochtend. Hij schoof zijn stoel dichter bij tafel
met tierend krassend geluid over de stene
vloer en legde een blad papier voor zich,
prutste wat aan do lamp, draaide aan de
pit, trok het kurkje van de inktpot en ging
weer zitten denken, met het hoof l tussen de
grove sterke vuisten Ten laatste begon hij
te schrijden met scherpe hoekige letters;
maar gaf dadelijk een krassende haal door
het geschrevene en verscheurde het velletje
papier in kleine snippertjes, die hij naast
zich neerlegde op tafel... Hij nam een
brievezakje . .. voordat je schrijft moetje toch
weten aan wie je wilt schrijven ... dat is
nog al wiedes ...
Ja, aan wie zou-ie schrijven? Aan d^ bur
gemeester!... Of aan de veldwachter?...
Neen. niet aan de veldwachter hoewel er
eigelik niks tesjen was... dan zou het een
zaak worden voor het gerecht, meen-n-ie
en dut wi^ altijd een ilink ding. . . dau werd
er zeker werk van gemaakt. Maar, jongen...
?o'n diender is ook maar een diender!...
Voorbeelden genoeg dat er door de mand
zijn gevallen ... en als zó iemand j -) bedriegen
wuii, kwam er geen spatji van terecht...
Zo'n man is zelf zonder (luiten en kon ook
wel 'EP in de bekoring vallen ... 't Was meer
ge jeurd! Neen, aan de pastoor was wel 't
beste... misschien. Als hij er zich maar mee
wilde bemoeien . . . zulke lui hebben ook hun
buien. Och, de pastoor-van-nu was 'u goeie
man, die zou 't wel doen . . . maar God-betert,
der kon een andere komen en die kon wel
zo troti zijn a'.j de duivel-zelf... Maar tóch...
aan de pastoor moest de brief gericht zijn...
hij ontving immers de kosten van de
begravenis! En 't kruis kwam toch ook op zyn
kerkhof ja natuurlik . . . aan de pastoor.
Maar wat zou ie misschien wel deuken van
dat Watithra?... Ja, dat wist ie zelf ook niet...
Wat kon no'n man al niet denken ! En wat
zou 't-nog?...'t was geen doodzonde die er
kwam te staan op dat kruis.
Het geld was op die manier ingoe lehanden.
Natuurlik l Hij zou er eerlik mee handelen ...
vanzelf: I'odome ! als die 't niet deed, wie
z')U 't den wél moeten doen ? Vanzelf, aan
de pavtoor m jeat ie schrijven.
Hij leg'le 't brieve/.akje voor zich en schreef
met beverige grote letters, dik en hoekig:
Voor de pastoor.
Dat stond er goed . . . duidelijk-leesbaar.
Ja. maar was 't nog niet genoeg... er
moest nog iets bijstaan . .. voor 'ie pastoor. ..
ja uaumrlik... ais ik dool beu. Dat sprak
vanz.elf,.zo klair als do dat'. Anders k-ck het
doo Igewoon kat.noch varken l
mij er bij zegsen, dat het waarschijn'yk meer
een geschiedkundig literair geleerd»-, d.in een
kunstenaar zou moeten zijn zou dwaas
doen, als hij nu ook onze bewondering onze
genegenheid ging vragen voor zulke knust.
Hij zou a'leen onze belangstelling kunnen
winnen, maar die ook ten volle. Wie bij r.
de niet bijzonder artistieke, maar historisch
uiterst interessante opstellen van J.
tCoopmans kent, een man die door zijn diep
speuren in oude verlangens van geestelijk
leven tijden voor ons herrijzen doet; tijden,
sch'ijvers en d;Chters, wier kunst 'e ver van
O'S af ligt dan dat wij haar genieten zou len;
wie die opstellen, en andere, kt-nt, zal de
mogelijkheid inzien van zulk een
Uilderiiijkstudie, die. ware zij tijdens de feesten ver
schenen, dui'.eudmaal meer onze sympathie
zou hebben gehad dan pogingen van th-oio
gen en om eigen holheid rhetoriek verheer
lijkende poëtasters, om dien dichter ook weer
dichter te doen heeten in otszen tijd.
Meer sympathie ook dan dit overi ens in
veel opziciiten belangwekken ie boekji'. Want
de scheiding is daarin weggewischt en een
door mij niet alleen opgemerkte tweeslach
tigheid maakt het raadselachtig.
De historische methode, en de andere, die
het nu-uog-schoote zoekt te verzamelen, zijn
hier zoo door elkander verward, dat het
moeielijk va't te beslissen wat Kloosnu toch
eigenlijk van Bilderdijk vindt. Hij zegt, dat
wij in slaat zijn hem te beschou *en . .. als
een hiftoruch verschijnsel, dat, als a'le his
torie, interessant i?, en waarvan wij de goede
zij Ie, in luar volle waadde kunnen zien."
De Boede zij Ie, d w.z. de betrekkelijk goede,
of de b ijvend goede? Niet veel klaarheid
geeft my de vergtlijking die hieraan vooraf
gaat, waar hij spreekt over het betere deel
van Bilderdijk's veif-werk" waarin hij wel
niet de schoonheid aan zijn aart drukt, als
waar' zij een uit hemzelf geboren psychische
gade, Uiaar toch de M ippen vau Laar kleed
van uit de verte draag'."
Hoewel Kloos beweert, dat hij hem
rus!igobjectief' wil beschouwer), bewij«t deze plaats
toch, dat hij hem niet ziet als een voornaam
verleg'n voordiger van een andere, met onze
euene onvergelijkbare, voor ons ongenietbare,
dichter soort, maar ais een dichter (?Het is
zeker heel verketï! om te zeggen, uut Bil
derdijk eigenlijk ueen dichter was") van de:n
tweeden lang.' Ja, hij gaat zoover, dat hij
z-!gt : Ook als dichter was hij tnjzond-tr en
lang niet de eerste de beste," terwijl hij
nauwelijks ten blad «ij te voren verklaart:
,,'nnigheid, fijnheid, zielvo'le diej te en breed
eenvoudige subtiliteit ... waren geheel
onbek»nde dingen voor dezen
koud-hartstochtelijkea rnensch-vau-intellekt tn kranig begrip."
Ook dit, dit hij zich niet gaan liet op de
diepe, mysterieuse vloeden, die naar het lic it
toe willen, der psychische onbewustheid, maar
op den, met vaste eergierige wilskracht en
door de macht der gewoonte, in (zijn)ttre 'ende
ho ..fd als ingehamerden maat-duin, en
ka'mmachiualen gang van het technUche kunnen
en 't verstandelijk be-=ef. . ."
Uitstekend, maar Kloos' onverbiddelijke,
wel dikwijls te-on pas aangebrachte, maar
juiste theorie is (enkele bldz. later) : Een
waarachtig, ernstig en niet op belangen van
ijdele roem zucht lettend dichter gaat alleen
Met kleiner letters schreef hij er on Ier :
al-i ik dooj ben.
Wat gek staat 't er b'rj . . maar toch is
't goed. Het begin was gemaakt en dat was
al veel. .
Als Watithra nu eens wist, wat hij wilde,
hoe zou ze dan voor hem staan met haar
ogen vol blijheid en wat zou ze dankbaar
naar hem opiien!
Hij voelde qjn hart zacht ontroeren nu hij
weer aan haar dacht... hij herinnerde zich
zijn geluk door haar liefde... enkele goede
dagen in zijn eenzaam leven.
Met 'n zucht legde hij een velletje papier
voor zich.
Wat gaf het feitelik zo te mieren over
dingen die voorbij zijn?... Zo ging het nu
eenmaal in het leven, 't Trok je alles voorbij
als zat je in een spoortrein... Vandaag hier,
morgen daar, gister lust en heden leed, en
voor dat je 't wist werd je oud... En zo
scheen 't wel of je enkele gelukkige dagea
nooit vergat... Eigenaardig in datleven.dat
nog al stug is op-de-hand; hij kon er van
meepraten, docht-ie O;j slot-van-rekening
was er gewoonweg geen begrijpen aan ... En
't gin» ook allemaal te-gauw, en je gaf er
geen acht op ... je merkte 't soms niet eens. ..
het hele leven glee je door je vingers als
zand . . . je zag het niet, zoals de lucht...
Maar 't was nu eenmaal niet anders
medrijven moest je wel ... graag of tegen
stribbelend, mee moest je toch ... de goeie
God moest maar zien waar 't aankwam...
Maar wat zou-ie nu op dat papier schrij
ven ? . . . Dat was 'n lastig pak en hem veel
te geleerd. Hij stond Hever te hooien, dan
wist je tenminste wat je deedt en wat je
onder handen hadt... dingen en woorden
uit de lucht grijpen en neerschrijven, dat
hem Ie geleerd... Daar Fchoot 'm iets
te binntnl Wel ja, gewoon met de deur in
huis vallen... Menheer de pastoor.
Als ik dood ben wil ik graag een kruis
op mijn graf hebben. Het geld er voor zit onder
een baksteen waarop een 4 is gekerfd Het is...
Ja! de hoeveelste steen was 'c ook weer?
Hij bedacht zich een ogenblik en s'.ond
op. Het matje voor de dremrel wierp hij
terzijde en telde nauwkeurig de rode vier
kante stenen. Zeven l Juist, de zevende was
het... nu kon ie zich weer herinneren.
Hij telde nog 'n keer, met dezelfde on lorg,
Zeven ! 't kwam uit. .. Dan schreef hij door
met scherp-krassende pen, als sneed /ij door
h-t papier ... de zevende steen van de drem
pel af. In de kopere tabakdoos zit het geld.
liet moet, als u zo vrindelik w.lt zijn, een
kruis wezen van glanzend zwart marmer en
er moet opstaan : Jacobus Watithra Terlaan;
maar J.icobus en Terlaan moet met donkere
lett:ers staan en Watithra met goüe. Ik dank
u menheer pastoor.
Zo, dat was klaar doc'it 'm. God- zij-gedankt.
dat stond er! Zou ie er nog iets bijschrijven?
Hij herlas het briefje, te/reden-knikkend
met zijn bruin gebrande kop. Bij het einle
werd hij ineens ernstig-'lenkend, als stuitte
hij op iets onaangenaams...
't Was erg kort! Er moest iets bijstaan
maar wat ?
Hij dacht lang na.
Juist... dat moest het zijn. Hij schreef:
B:d voor mij.
Dat s'o'd heel goe.l... en kwaad ton het
zeker niet.
Dat stond er duidelik de pastoor zou
het brkfje best kunnen leien.
dda verzen schrijven, als hij voelt ain een
zekere inwendige psychische ontroering, dat
zijn onbe vastheid aan het werk is, en hij
acht het beneden zich, de wereld te foppen
met een uiterlijke vertooning van de dich
terlijke vormen, zonder dat er pcëzie in leeft."
Hoe kan iemand, die hiervan o7ertuigd is,
trch den dichternaim en niet alleen in
historischen zin geven, aan een, van wien
hij zelf zegt: In zijn praktijk van
verzenschiijven volgde Büdirdijk de dwaling der
aloude aesthetische wetgevers, dat poëzie en
welsprekend leid gelij iloopende dingen van
n/.elfde soort zijn te noemen, wier onder^.
ling ^ erscMl niet zoozeer is gelegen in het
innerlijk we:en, als wel beider uiterlijken
vorm betreft?"
Na deze bondige verklaring is het een vraag
van bijkomstig belang, of Bilderdyk werkelijk
in theorie ree Is iets heefc gevoeld van de
moderne opvatting. Dat zou waar kunnen zijn,
zon Ier dat hij in zijn werk zelf uit de sfeer
der Rhttorici raakte. Verweij heeft in zijn
bespreking van deze bloemlez;ng gezegd dat ?
gevoel' in de uitlatingen van Bilderdijk niet
ons gevoel beteekent. Kloos zegt (bldz. 37,:
wat B-lderdijk onder gevoel"' verstaat, blijkt
dikwijls niet meer te wezen dan een
hooggedragen, harmoni-:ch vloeiend
wclsprekendzijn." Wie dit erkent, had in zijn gevolgtrek
kingen uit plaatsen, waar B. dat gevoel"
bespreekt, wel wat voorzichtiger kunnen zijn.
Telkens kan men bij hat ezen van de In
leiding den V en, dat Kloos de historische
metende volgt. Telkens rerzoe'it hij ons,
geen vergelijkingen te maken rnet Saelley,
Keat», ncch zelfs met Potgieter < f Gorter,
maar met Feith of B.iderdijk zelf. Wat op
die manier uitblinkt, is m. i, toch nog maar
betrekkelijk goed. Kloos vindt dit eigenlijk
o,ik wel, en kan er dus niet voor instaan,
dat alle hier verder-op gege7ene verzen in
elk onderdeel voldoen zullen aan de
aestheti che eigohen van den meer ontwikkelden,
moderr en smaak, maar v el heb ik geen enkel
gedicat opgenomen van de zeer velen, die
niets anders dan stevig rij TI werk zijn."
Pus... en dit is het bedroevende: Klo>8
vindt de verzen in de Bloemlezing in hoofd
zaak poëzie, naar ónze begrippen : niet ^tevig
rij m werk, ' maar uit het onbewuste en het
gejoel vojrtiekomen.
Ik zou er hein op kunnen wijzen, dat hij
van De rund des grafs" zegt, dat het stellig
zijn waarde" heeft als ... rijmend essay'ije,"
maar uit andere Aanteekeningen blijkt helaas
dat hij gedichten als Ahacha," De; Kroko
dillen korjing" en andere, werkelijkmot.i vindt.
Van het laatste, meest onleesbare wellicht
u t de heele ver/ameling, heet het, dat het
moet indruk maken op ieder, die in staat
is, datgene wat hij leest, als levend en
tastbaar vóór zich Ie zien."
Met allen eeibied voor Kloos' ernstigen
arbeid, die zijn stijl werkelijk weer iets van
het boeiende van vroeger teruggaf... zulke
opdringing van wat vijandu is aan onzen
smaak, wijzen wij onherroepelijk af
Wij ergeren ons als hij Bilderdijk in diens
Ode aan Xipoleou" een gevoelend dichter"
noemt, in plaats van een opgewondene. Wij
zouden ons over zulk een verbastering van
inzicht (des te vreemder daar Kloos tot nu
toe stelselmatig te keer ging tegen
verstanllinlIlllllllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIHIIIIIIUIIMlnlIMMII
Hij st eek met heftig gewrijf een
moetvcu w in 't panier en der d het in 't brievezakje.
Wat zou Watithra nu wel denken?
Het zou haar, durfde-n ie wel welden, goed
doen in de hemel.. .
Maar waar zou-ie nu de brief bewaren?
't B^t was onder de stenen bij het geld. Ji!
daar was ie goed geborgen Maar neen, wat
duivel! dan zou de doos immers nooit
gavonden worden! Hoe stom. Waar zou-ie na
die brief bergen? Als-ie hem nu 'ns in de
oude haugklok verborg... de klok was toch
stuk in niemand kwam er ooit bij. Of in de
blauwe vaas op de la tafel? Of in de tafel-la?
Neen daar niet! Maar ergens moest dat ding
toch worden bewaard... 't Kon toch niet
blijven zwerven ..
Het beste was misschien als hij de brief
in een zakje op de borst naaide. Dat was 'n
veilige plaats en dan had-ie 'ui ook altijt
bij zich. Hij kon de brief dan dragen zoals
je een skapulier draagt... in een zakje aan
een bandje ... Ja dat zou ie doen .. . hij zou
van zeemleer z'n wasvrouw zo'n zakje laten
maken...
Maar hoe laat was 't al? Go bewaarmei
Al half-een! En hij moest zo vroeg op l Als-ie
zich maar niet versliep... gauw naar bed I
De brief maar zolang in de blauwe vaas.
Gehaast kleedde hij zich uit knielde
tebidden 'n ogenblik voor een s'oei. .. maakce
een jagerig kruis... blies zijn lamp uit en
kroop in een gebloemd-rood-gordijn behangen
bedstee, met veel gestommel en gerits van
gordy'ne ringetjes die langs een roe worden
geschoven.
Hij was moe van de drukke ongewone
avend ... en 't was weer zo vroeg dag. Dadelik
sliep hij in, in volle vrede met zich zelf, blij
om zijn brief.
Door het ve'nster viel de gedempte zachte
zomer-maneschijn ... en lag op de rode stenen
der vloer met de fijne schaduw van 't
BO-dijne kant als een vlak geheimzinnig leven.
Jaap heette hij en was in Indie geweest.
En omdat hij in Indiëwas geweest, zag
zijn gelaat er uit als oud perkament en z'n
haar en z'n snor als pek zo zwart.
Des Zondags liep hij met 'n medalje op
zijn bes'e pak.
Dat wisten alle mensen ... zelfs de kleinste
schooljongen.
Getrouwd is hij nooit geweest en altijd
heeft hij moederziel-alleen gewoond in het
hui-je wat nu Piet Vermeren bewoont.
Hij werkte van alles, de hele week
langlosRe werkman was hij?maar een kerel met
handen tot zijn beschikking.
Des Zondags liep hij trouw naar de kerk,
zat op de drempel voor zijn huisje en rookte
pijpen ...
De.s zomers hooide en oogste hij, in het
najaar diepte hij sloten, des winters was hij
baan veger of viste bij open-vater met
Siepe. Dat was zijn leven . . Nu is hij dood
en op zijn graf staat een prachtig kruis van
zwart marmer .. .
Daar heeft hij zijn hele leven voor gewerkt,
zeggen de menden. Op het kruis staat Jakobus
Witithra Terlaan... dat Witithra pronkt in
rnooie goude letters uitgebeiteld. Dat is zeg
gen de mensen omdat hij in Indiëii geweest...
De meeste uit het dorp kunnen het woord
niet eens goed uitspreken .?als ze over
j raten, zeggen ze altijd: de goüe letters op
Jaap zn graf. Dat verstaat een ieder.