Historisch Archief 1877-1940
No. 1567
DE A M STEK DA M ME R WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
in Mei -1893, door het geheele hotel eene
electrische-licht-installatie werd aange
bracht.
Indien men in meerdere bijzonder
heden kon treden zou men zien, dat de
ontwikkeling van het hotel gelijke tred
heeft gehouden met die der gemeente.
1868 besloten werd de omnibus voorloopig
maar n keer naar het station te laten
gaan, om 4 uur 's middags.
In de latere jaren is dat anders ge
worden, winter en zomer rijden op alle
treinen drie a vier omnibussen; het
hotel wordt ten alle tijde vooral door
Van allen die tot het hotel in be
trekking hebben gestaan is de heer
R. Sequeira Jr. er van den aanvang af
werkzaam geweest. Hij werd in 1883 tot
administrateur en in 1893 tot directeur
benoemd.
Het Bestuur van de Amstel-hótelmaat"
-mn n.rüiriM lüs i i'
fff! '«r<! Fi !?! H F! HIRH F
spifpii ninn
\>
Bijvoorbeeld wat het vreemdelingenver
keer aangaat, dat 12 Sept. 1867 besloten
werd om voor 's hands 2 maal per dag
een omnibus naar het station van de
Hollandsche spoor te zenden voor de
treinen, die te l H en te 4 uur aankwa
men. Er daagden echter, na den zomer,
zoo weinig buitenlanders op,dat in October
Het Amstel-Hotel van de Hoogesluis gezien.
buitenlanders bezocht; des zomers kan
het vele niet logeeren en moet het uaur
andere hotels verwijzen; het heeft inde
Hal een eigen reisbureau, waar men
plaats kan nemen naar alle windstreken,
van een reisje naar Haarlem tot een.
reis om de wereld, en bovendien de bagage
doen inschrijven.
schappij is op dit oogenblik aldus
saamgesteld: Commissarissen, de heeren Mr.
C. H. v. Tienhoven, J. H. v. Eeghen,
B. L. Gompertz, E- 8. Labouchère, en
Mr. C. J. den Tex Bondt; en Direc
teuren de heeren: Dr. H. F. R, Hubrecht
en II. Sequeira Jr.
Theophile de Bock.
Eene zeer belangwek
kende tentoonstelling van
schilderijen niet minder
dan 32 en van eenige
teekeningen van wijlen
Theophile de Bock is in
den kunsthandel van J. J.
Biesing te 's-Gravenhage
geopend. Tot de
aUervoornaamste behooren de Beu
kenlaan, Riviergezicht,
Duinzand, Zonnige weg,
Boschgezicht, enz.
De catalogus bevat eene
studie over Th. de Bock's
kunst door H. de Boer.
Hij zegt o. a. van hem :
De Bock is door de jaren
heen een altijd weer belang
stelling inboezemend schil
der gebleven. Hij heeft al
't aantrekkelijke, 't
ongemeene, V, met deugdelijke
traditie doorvoede van een
figuur uit 'n rijpe, in vollen
bloei staande schilderperi
ode. De Barbizonsche School
had haar schitterende triom
fen gevierd, de Haagsche
klom tot een hoogte die,
wat zuivere
schilderdeugden betreft, in den nieu
weren tijd schier onge
venaard mag heeten. In die
periode kwam de Bock,
een naar 't mij lijkt gemoedelijke en toch
weer geestdriftige, aannemelijke natuur,
die, als even later de Amsterdammers,
leermeesters vond te kust en te keur,
maar ie tevens geheel in den geest van
zijn tijd aanstonds leerde zichzelf nimmer
te verloochenen.
Hij was een der weinigen in wier werk
het breede gebaar, het echte gemoeds
volle pathos dier wat oudere Hollandsche
en Fransche generaties scheen voort te
j leven. Voeg daarbij de bekoring die van
werk uit de latere phases van een rijpe
schilderbeschaving pleegt uit te gaaa,
het verleidelijke van zijn meesterlijk
welbewuste, schijnbaar zoo gemakkelijk
doeltreffende voordracht, die zich door
een zoo bij uitstek schilderachtige
bravour onderscheidde, en ge ziet voor een
deel althans het succes verklaard waar
mee deze natuur op jongeren heeft
kunnen inwerken.
Tentoonstelling yan etsen, gravures
litbogra
DhiënenbontsnedeninArti.
Op de samenstelling van deze tentoonstel
ling zouden zeker weer aanmerkingen te maken
wezen, of liever, te zeggen zijn hoe men die
zuiverder wenschen mocht, door meerder
compleetheid en door gunstiger vertegen
woordiging van sommige aanwezigen. In aan
merking dient echter genomen, dat het een
leden- en geen keuze-tentoonstelling is. Toch
is ze zeer belangwekkend, deze tentoonstel
ling, en dit is al een heuchelijk ding bij de
talrijke schildery-étalages van tegenwoordig.
Er is zelfs zooveel een nadere bespreking
overwaard, om er met den beknopten vorm
van een gewone recensie voor verlegen te
zitten. Want daar zijn er verschillenden van
gevestigde reputatie, die een zóó ruim aantal
werken te zien geven, dat er nu uitnemend
gelegenheid is tot wat doordringender inzien
van hun werkelijke beteekenis. Ik denk hier
vooral aan Witzen, Bauer, Jan Veth en
Dupont. Deze geven, ieder voor zich, reeds stof
tot uitvoerige beschouwing, en deze, critisch
bedoeld, is bezwaarlyk in korte regelen samen
te persen.
En dit temeer, daar bij onvoldoend gear
gumenteerde aanmerkingen al gauw het een
zucht kan lijken om aan de gevestigde
reputatie's" te knagen. Het moet ons onverschillig
zijn tot welke hoogte deze of die mijnheer
in zijn loopbaan als kunstenaar, met zijn
verworven vermaardheid de burgerij kan
blijven imponeeren; de critiek raag hare uit
spraak niet vormen met aanzien des persoons,
nog minder zich storen aan de belangen van
den kunsthandel. De algemeene gunstige dunk
o ver een kunstenaar als Bauer bijv. is zeker niet
zonder grond.(Daar voedtde publieke kunstmin
zich toch niet aan, als wel ten duidelijkste
blijkt uit het zeer matig bezoek van deze
tentoonstelling). Die dunk echter houdt, juist
uit zijn alomveispreidheid, niet het laatste
woord in van zuivere appreciatie; maar de
alom gedeelte meening heeft zijn zin, en deze
zal klaarder uitschijnen, winnen dus aan
stabieliteit, al naocht er ook van overschatting
te gewagen zijn zoo we ons voor ons begrip
trachten te verklaren waarin deze kunst te
genieten kan blijven geven, durend.
Verder zijn op deze tentoonstelling etsen
van Matthijs Maris, twee van zijn broer Jacob,
meerdere van Mauve, van Israël3, en een
enkele van Weissenbusch. Vergeleken bij
het werk van jongeren als Witsen en Bauer,
lijken de etsen van deze ouderen wat speelsche
ontspanningen van zwaarwichtiger kunstbe
zigheid. Matthijs Maris er-hter daarbij uitzon
derend. De fijnheid van Mauve is in deze
etsen, behoudens enkele uitzonderingen als
172 en 173, te schraal en de vertegenwoor
diging van Jacob Maris, vooral met de
Trekvaart, is al zeer weinig beduidend. Van Israëls
zijn 't beste : de Man die zyn pijp aansteekt,
de Visscher en vooral de Blinde.
Over de merkwaardigheden van den inhoud
dezer tentoonstelling een volgenden keer
verder. W. STEENHOEF.
P.S. Nog een voorloopige rnededeeling:
Ook de vereeniging St. Lucas geeft weer
gelyktijdig met Arti een tentoonstelling, en ook
van graphiache kunst, in 't gebouw der Ver
eeniging Rembrandtplein 10.
Pnlctori Stnflio.
Werken bijeengebracht door Schüller
(Notities).
De meeningen over sommige Hollandsche
schilders uit de 19de eeuw hebben reeds een
zoodanige vastheid verkregen dat 't zien van
nieuw of ongekend werk, door hen gemaakt,
slechts een verfijning (geen verbreeding meer
of diepe wyziging) brengt in het
pgysologisch, of picturaal, inzicht en aanzicht.
Dezelfde stelligheid van opinie bestaat niet
omtrent alle jongere schilders, (ik meen
daarmee die welke pi. m. 1860 geboren zijn).
Waarschijnlijk is voor hen ook de tijd der
zich vestigende meening niet ver af meer
zelfs dunkt hij mij voor meer dan een reeds
gekomen. Het werk door Voerman gemaakt
en te maken, is reeds in sommig opzichtte
definieeren. De geest van dezen schilder is eer
een fijne dan een hartstochtelijke of diep
zinnige. Den diepen zin heb ik er niet dik
wijls in gevonden. Een enkel maal is er een
nog al groot schilderij geschilderd door
hem (zie museum te Amsterdam) maar den
werkhjk vollen, diepen zin of de rondom
bloeienden hartstocht vond ik er zei den in
tot nu. In zija vroeger werk, in dommelender
kleur; in werk daarna als de bloemen,
wel gesoigneerd van houding en toch
nooit me werkelijk diep-kostbaar van
kleur; in zijn latere en laatste, transparante
oogenblikken gevend, kantelingen van lichi
gevende, watervei fteekeningen is hetzelfde
te kort, bij dezelfde technische neiging, een
tekort aan volheid (die everzeer in fijnheid
zitte als in gloed) en die maakt dat ze voor
den geest te gauw doorgekeken zijn. Ik kijk er
tot nu, te snel, doorheen. Het is soms niet
meer dan skin-deep" Misschien stel ik mees
tentijds te stellige eischen voor een kunst van
dezen tijd maar noch wil ik, noch zal ik,
noch kan ik anders doen. Ei zjjn te veel
lieden die ver lunde melk als room prijzen ...
Tot de belangrijkste werken van Voerman
op deze tentoonstelling behooren het
zachtkleurige gezicht op Hattem (uit 1906) en
Vroege morgen. Hoewel ik in beide nog mis
wat ik boven schreef geven ze op den
duur meer houvast voor het kijken dan de
composities 107, 112, en de als compositie
daarvan 't spiegelbeeld zynde 109, en 111. De
compositie van deze waren te geven als |^[,
het lichte ook het lichter deel van het schil
derij voorstellend, maar de verhoudingen van
het lichte en het donkere op het vlak dunken
me niet kiesch genoeg, niet beweeglijk genoeg
gevonden. Ze hebben daarenboven het veel
vuldig tegenwoordig voorkomend gebrek van
niet als gewoon schilderij gegroeid te zijn,
en toch niet nadruk genoeg geleed te hebben
op het decoratieve waardoor iets ont
staat als b. v. een wolk niet wijkend van het
loof der boomen ... In het groote gezicht op
Hattem is o. m. de partij der huizen links (er
voor staand) te ijl, te zeer zonder innerlijke
meening, en in de schuttingen om de tuinen
is magerte" in kleur en lijn hoewel
neigingen en naar siervolheid. Het
overwogent" in al de dingen is een verdienste.
De vier schilderijen door B. J. Blommen
treffen niet door kwaliteiten.
No. 6, Wandeling, is van geen belang.
Noch de lucht, noch de urond, waarop de
figuren wandelen, zijn eenigszins voldoende,
terwijl de takje spuwende echtgenoot mis
schien voor zijne echtgenoote niet zonder
belang is maar voor een schilder kundig
of geestelijk inzicht even goed en beter Liet
zijn kon. Even zoo is het met de kinderen
der zee" waarin een reus van een jongen
(met vrouwe-beenen) zijn zusje draagt, en
een scheepje, met wel geel zeil den naam
van Blommers voert, Ik vrees inderdaad dat
deze zijn made for America. Het beste is
nog Badende jongens, en de aquarel Moeder
en kind. Van de Bastert's is No. 3 Aan de
Vecht een goed specimen van zyn werk.
No. 2 te koud. Tot de schilderijen, die in
hun eenvoudige werkelijkheid niet klaatren,
(hoewel vol zijnd) behooren de vier Gabriëls :
Vroege morgen (het reeds eens beschrevene
schilderijen met de meerkoet) melodieus van
lijn en kleur : In de plassen", een krachtige
studie, witte svolken op diepe blauw, een
boomgroep stellig gezet boven het land, voorts:
Onder Kortenhoef" wat zwaarder van
kleur maar dat hoe stil, en eenvoudig, zijn
kracht behoudt onder een portret door Joz.
Israels en eenvoudig zooals het lijkt, blijkt
te zijn zeer hecht verder de?Molen" een oud,
stemming bezittend werk. Ik heb te dikwijls
den eenvoud en de hechtheid van Gabriël
geprezen dan- om di alles hier te herhalen,
in deze te korte bespreking. Een werkje van
Karsen (Ed.) als deze kalveren" met zijn
rammeienden *>ouw,enzijn sloot die den hemel
in pijlt. met zijn kalveren (vreemde dieren l)
en zijn huizen (boe onvast !) is malloterij
tegenover de verborgen kracht van Gabriël.
Sommig avend-uur heeftKarsen wel 's wat meer
geluk gebracht. Tevens is dit werk een bewijs
dat iemand getypeerd kan zijn, en niet zeer
belangrijk. Het werk van P. A. Langereld is
me in zijn Meent te Blaricum zeer tegenge
vallen. Het werk van den jongen A. Mauve
over hetzelfde gegeven is (hoewel niet inner
lijk genoeg nog) belangrijker.
Jacob Maris 58, 59, 60, 61. No. 59 zoowel als
60 zijn een schilderij van een veerpont.
No. 51, de veerpont uit 1870 is geschilderd
op precieuzer, kleiner wijze. De groep figuren
in de schuit heeft een sterk verwant-zijn met
een aantal huishoudelijke Hollandsche schil
ders ; het groepje huizen links en het boompje.
en de twee beesten zijn in overeenkomst met
werk door Matthijs Maris gemaakt, ge
schilderd. De impressionistische veerpont
No. 59 is ruimer". Het stadsgezicht (met
berinneringen aan Fransch werk in de com
positie) is in de brug gedetailleerder dan ge
woonlijk het kon alleen minder verf zijn;
meer diepe praal die de tijd 't geven zal?
De fijnste werken van Willem Maris zijn
65, 64, 156 een aquarel, en het Hondje (No. 67).
De nummers G5, 64, deze schilderijen zijn
minder gericht naar atmospherische werking
van zijn meeste lateren. Ze zijn daarentegen
van meer bezonnenheid. Het lustig geschil
derde Hondje" is een aangenaam werkske.
Als kleur is de aquarel No. 156 van de goede
door W. Maris gemaakt; vooral het verste
beest dat zijn hoofd in het loof steekt, is
bekorend. De RouviUe's vrouwenkopje heeft
De markt te Workum (Fr.), dat 10 Juli a.s.
het duizendjarig bestaan viert.
sommige verdiens elijke fijnheden, met meer
vastheid dan gewoonlijk.
De Isaac leraëls zijn nooit meer dan
volkleurige studies. Er ontbreekt bouw aan
maar de kleur is rijp, en de schaduwen
zuiver. De voornaamsten zijn: Rookstertje
(No. 34, grijs, roze, paars en zwart); Zomer
(No. 33, een meisje met de hand aan haar
voile), interesseerend om de schaduwen, en
het Ezelrijden" 2 kindertjes in rood en roze,
n derde in het wit tegen de zee; verder
de aquarel van de 2 meiskes op een bank
zittend, een met een klaar- blauwen hoed op.
Er is in dit k leur-vol werk te weinig over
weging dit is een bezwaar voor lange
aandacht. De schilderyen van den vader van
Isaac, van Jozef Israels zijn zekerlijk meer
bezonnen. De kleur van de
Pannenkoekenbakster (No. 3»!) is diep Maar er is geen
contradictie tusschen compositie en kleur,
hoewel dat sommigen mag lijken. Naast een
aantal kleinere fouten (d. w. z. mis-verhou
dingen niet verdedigd door een voldoende
mate van gevoel) is in dit schilderij de
bouw te los. De vraag is b. v. te stellen wat
doet het spinnewiel in deze samenstelling.
Het verklaart niets. Het staat bij den rug
van de bakkende vrouw als moest het er
op vallen en het verzwakt de gansche
compositie voorts, omdat het geestelijk als
volkomen nutteloos daar ondervonden wordt.
Hoewel door een kleur belangrijk, mist het
werk waardigheid in bouw.
Van de twee schilderijen voorstellend zee,
en man, en schuit is in beide het gedeelte
zee-en-hond daarom belangrijk, omdat in die
partijen het geestelijk element duidelyker is
dan in de anderen hier, en omdat werklijk
het gevoel daar het gegeven maakt tot iets
bizonders. In deze beide is tevens de bouw niet
klein hoewel er in andere dingen, zooals
in het eene: de verhoudingen (naar den af
stand) van paard tot paard, en de mannen
die als appels vallend van een boom van de
(te platte) schuit vallen, ?ele van die dingen
zijn die misschien dadelijk niet hinderend
by langer aanzien toch bezwarend worden.
lu Geloofsvertrouwen" waar het
sentimenteele dat in Israëls is niet buiten zijn maat
treedt is het gezicht, de oogen belangrijk.
Over de water verwen 147, 148, 149, 150 zijn
soortgelijke opmerkingen te maken. Het blijkt
telkens opnieuw dat er onder het werk door
Jozef Israëls veel belangrijks is, maar ook
veel wat later zijn waarde zal verliezen.
Het werk behoort tot dat der Expressieven.
De uitdrukking van het gevoel is gezet boven
het Schoone dat het Harmonische is.
Van Jan van Essen is de landweg met het
water ia de sporen staand beter dan de andere
werken. Alleen is het water totaal er uit,'je
ziet van het schilderij niets dan die niet juist
gegevene waterplassen De Beek is slecht.
Zooals Jan van Oort ren kalkoen teekent
en een lepelaar bezag het is te herhalen
zoo konden al onze grootmoeders het
ook, en beter deëen ze het meestentijds. De
vogels door Th. van Hoytema zijn beter, en
onder ziin werk een der aangename dingen.
De twee van Anrooy's: dom te Utrecht goed
voor een tijdschrift, maar niet belangrijk,
geenszins belangrijk evenmin als zijn in de
Plassen. Van idz. Koning zijn hier twee
aquarellen. De eene is al door mij besproken,
de latere met een grooten strooien hut als
een dak staand onmiddellijk op den grond
heeft juist in dit strooien dak"
qualiteiten maar het vrouwtje is een zwak
gedeelte in de voorstelling. De kleur is daar
geen kleur meer (zie de schaduwen) maar
tot iets vuiligs geworden wat de gansche
aquarel scha brengt. De cavallerie door
Bruiner (No. 134), een aquarel eveneens,
imiMiiimiiiimiiiiii
Het Beethovenhuis. (Ontwerp H. P. Berlage Nz.).
Op eene groote
duinvlakte , nabij
Het <opje" te
Bloemendaal, heb
ben
mnziekvrienden het voornemen
een
Beethovenhuis te stichten,
dat men van O ver
veen en Bloemen
daal, door het
prachtige Duin-
enUaal, lang» vier
mooie wegen zal
kunnen bereiken.
De kunstvrienden
hebben zich van
een zeer groote ui
gestrektheid
duingrond verzekerd.
Van het duinvlak,
op 't welk men het
gebouw hoopt te
zien verrijzen, heeft
men, naar alle zij
den, een wijd ea
schoon uitzicht
over begroeide
duinen tot aan zee ;
links Zandvoort,
rechts Ymuiien.
Het voornemen be
staat in het even
tueel te verrijzen
Beethoven- huis,
jaarlijks van half
Juni tot A igustus, uit roeringen van verschillende werken te geven, telkens verdeeld over n dag, b. v. 's morgens vroeg,
Zonsondergang.
Er heeft zich een voorloopig comitévan voorbereiding gevormd, bestaande uit invloedrijke personen in het binnen
De vader van "net plan is: Wm. Hutsclienruyter.
's middags en bij
- en buitenland.