Historisch Archief 1877-1940
1568
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907..
WEEKBLAD YOOE NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . ? 1.50, fr. p. post f 1.05
Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/*
Zondag 14 Juli.
Advertcntiën van 1?5 regels f 1.23, elke regel meer f 0.2»
Reclames per regel . . . Q.4O
Annonces uit Duitsclilani], Oostenrijk en Zwitserlimd worilcn uitsluitend aangenomen door de firma
llüDOT.l1' MOSSK te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 l'fennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Iets over
zaakwaarnemerij door ambtenaren, door
Gerard G. Lenselink. Eindelyk, door S.
{Beknopte argumentatie tegen bet
schelpenvisgcherij-rapport, door een der Bestrijders der
visscher^j naar schelpen. Parlementair
leven, door v. d. M.?FEUILLETON : Zijne
brieven, door Louise Zaalberg, I. KUNST
EN LETTEREN: Tentoonstelling van etsen.
gravures, lithografiën en houteneden in Arti,
II, door W. Steenboff. Verbijsterden,
schetsen van Jan Steynen en Het geheime,
?vreemde verhalen van P. v. d. Meer, beoor
deeld door Peter Spaan. Les Stances"
-van Jean Moréas, beoordeeld door P. N. v.
Eyck. Van Lieverlede, door Fritia
Lelivelt, beoordeeld door v. H. VOOR DAMES;
Halfheid, door May. - ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUR: door E.
'Heimans. Tentoonstelling van Gootsche
Oudheden (Gooi en Ommelanden) te Naar
den. Kuno Fischer, met portr. Schuller's
verzameling. Palchri, II, door Plasschaert.
Tentoonstelling van teekeningen volgens de
nieuwe methode gemaakt, gehouden in de
Militiezaal te Amsterdam, door R. W. P. de
Vries Jr. Dirk van der Horst, met portr.,
door J. van Rossum du Ghattel. Kritiek
Brieven uit Nieuw-Nederland, door A. E.M.
S. te Laer. Uit den strijd tegen de tering,
door S. Over Tuberculose-Ziekenhuizen,
door W. J. v. Gorcom, beoordeeld door dr.
J. \V. F. Donath. FINANCIEELE EN
OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex.
J. Hendrix en V. d. S. SCHETSJES.
DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL.
ADVERTENT1EN.
Iets over zaakwaarnemer^ door
ambtenaren.
Zaakwaarnemer!) in hoofdzaak het
behartigen van rechtsbelangen voor anderen
tegen vergoeding wordt hier te lande
uitgeoefend: officieel door advocaten en
procureurs, behoudens, dat het kanton
gerecht geen officiëele vertegenwoordigers
kent, zoqdat een advocaat of procureur, d ie
ervoor optreedt als gemachtigde van zijn
cliënt, alsdan gelijk staat met eiken anderen
gemachtigde (lasthebber), onverschillig of
deze practhijn (zaakwaarnemer) is of
niet; officieus door allerlei personen uit
verschillende standen en met verschillend
hoofdberoep. In de groote steden door
? practizijns en deurwaarders, veelal gewezen
procureurs-, deurwaarders- en griffieklerken.
(In Amsterdam bijv. is de civiele
kantongerechtspractijk voor een groot deel in
handen van practizijns en deurwaarders.)
In provineieplaatsen en op het platteland
door notarissen, candidaat-notaritsen, deur
waarders, burgemeesters, gemeente-secre
tarissen, gemeente-ontvangers, secretarie
ambtenaren enz.
Wordt de zaakwaarnemerij van practizijns
en deurwaarders door de autoriteiten nog
geduld, anders is dit het geval niet notaris
sen, burgemeesters, secretarissen en ont
vangers, die zich met zaakwaarnemerij
inlaten.
Vooral in het zuiden van ons land moet
de zaakwaarnemerij veel door de drie
laatstgenoemde officiëele personen als bijvak
uitgeoefend worden. Onlangs werd daarover
in de rste Kamer geklaagd en gaf de
minister zelfs te kennen, dat wanneer de
genoemde officiöele personen zich bezig
houden met zaakwaarnemerij dit van invloed
zal zijn op hunne promotie.
Dit is wel een bangmaker waardoor
misschien hier en daar een der bedoelde
ambtenaren zich zal laten afschrikken, of
het vak in kwestie nog meer achter de
schermen zal uitoefenen, maar een radicaal
middel tot tegengaan of uitroeien der ambte
naren-zaak waarnemerij is het toch niet,
waaraan trouwens de minister zelf wel niet
zal twijfelen.
De officieuze zaakwaarnemerij dankt haar
ontstaan aan allerlei omstandigheden en
factoren, welke, als men haar wil tegengaan,
in overweging dienen te worden genomen.
De onbekendheid van den Nederlandschen
staatsburger met recht en wet eenerzijds
en het gemis aan eenvoud bij de toepassing
van recht en wet en in de wijze van oplos
sen van geschillen op elk gebied van het
recht anderzijds, waardoor het een leek
bijna onmogelijk is gemaakt zelf zijne rechts
belangen naar behooren te behartigen en
te verdedigen, hebben het publiek naar
lieden doen omzien, die betrekkelijk voor
een koopje", zooals men 't noemt, rechtsbelan
gen kunnen waarnemen. Officiëele zaak waar
nemers advocaten en procureurs kunnen
daarvoor vaak niet in aanmerking komen,
omdat zij voor kleine luiden met kleine
zaken veel te duur zijn en aan zulke zaken
dikwijls niet de noodige zorg kunnen be
steden. Jonge advocaten zijn practisch ook
niet voldoende op de hoogte met allerlei
formaliteiten op rechts-gebied. Wendt
iemand zich met een kantongerechtzaak tot
een sinds jaren gevestigd advocaat met
drukke praktijk, dan stuurt deze hem wel
naar een practizijn, of zoo hij de zaak al
aanneemt, dan behandelt hij haar in den
regel toch niet zelf. Of hij laat de behan
deling over aan z\jn bediende, of aan een
jongen collega, óf aan een zaakwaarnemer,
welke beide laatste gevallen toch zeker niet
kunnen bijdragen tot geringheid van kosten.
Bovendien is het platteland veelal van
rechtsgeleerde hulp verstoken. De advo
caten hopen zich op in de steden, waar 't
slechts voor enkelen is weggelegd zich in
eene drukke, winstgevende practijk te mogen
verheugen. Vandaar, dat ondci de jongere
advocaten er zijn, die een goed heenkomen
zoeken naar ministeries,
gemeente-secretariën, provinciale griffiën,
bank-instellingen en allerlei maatschappijen. Een
feit is, dat het publiek in de steden zich
vaak voor de behandeling van kleine zaken
wendt tot een deurwaarder of practizijn,
op het platteland tot den notaris, burge
meester, secretaris, of ontvanger, waar deze
officiëele personen dikwijls niet alleen als
ambtenaren, maar ook als vertrouwens
personen, hetzij dan terecht of ten onrechte,
aangezien worden, tot wie men zich voor
allerlei moeielijkheden op rechtsgebied kan
wenden. Daarbij is het uitoefenen van zaak
waarnemerij voor do drie laatstgcmelde
personen in kleine plaatsen, waar de bezol
diging karig is, eene welkome bijverdienste.
In 't algemeen is er veel te zeggen voor
do stelling, dat officiëele personen, ah
burgemeesters, secretarissen, ontvangere,
notarissen en deurwaarders zich van zaak
waarnemerij hebben te onthouden. Dit vak
doet hen meermalen in botsing komen met
hun ambtenaars plicht. Hun zelfstandigheid
en onafhankelijkheid als ambtenaar brengt
het in gevaar. Maar er kunnen zich gevallen
voordoen waarin 't moeielijk zal zijn om
bij denzelfden persoon te constateeren wan
neer de ambtenaar ophoudt en wanneer
de zaakwaarnemer begint. Men verbiede
dan echter ook den burgemeester en den
notaris, die den graad van meester in de
rechten bezitten, de advocaten-practijk
uit te oefenen.
Wil de regeering de zaakwaarnemerij
door officieel a personen als genoemd met
kans op succes tegengaan, dan zal zij de
oorzaken moeten wegnemen welke tot dea
bestaanden toestand geleid hebben. Het
zou te ver voeren hier uitvoerig te bespreken
wat de regeering doen kan om een volgens
haar bestaand kwaad te keeren.
Laat ik er daarom alleen op wijzen, dat
mij het volgende (voor nadere uitwerking
vatbaar) als geschikte middelen tot ver
betering voorkomt. Allereerst, waar noodig,
verbetering van de positie der ambtenaren
(burgemeesters, secretarissen, ontvangers en
secretarie-ambtenaren), waardoor het finan
cieel belang dier ambtenaren om zich met
allerlei bijbaantjes bozig te houden, ver
zwakken zal. Voorts aanvulling van de
onderwijsvakken op de lagere en middelbare
scholen, kweekscholen en gymnasia met de
rechtskundige vakken. (Hoofdbegrippen van
publiek-, privaat-, staats- en
administratiefrecht). Een ander vak zou misschien wel
kunnen vervallen of beperkt worden.
Ver doorgevoerde vereenvoudiging in de
wijze van procedeeren. De vervanging van
den nu eens tegenover partijen lijdelijken
dan weer met partyen mee-procedeerenden
kantonrechter door den partijen-tot-elkander
brengenden, den verzoenenden
vrede-rechter, met uitgebr iide
bevoegdheid:Rechtbankzaken, waarvan de meeste betrekkelijk ook
eenvoudig zijn, kunnen ook door een
alleenrechtsprekenden rechter beslist worden.
Het aantal dier rechters dient dan natuur
lijk te worden uitgebreid, waartegenover
staat, dat dan de gerechtshoven gemist
kunnen worden. De vrederechter, tot welk
ambt in de toekomst ook niet meesters in
de rechten benoembaar moeten zijn, o. a.
de personen, die ook thans wel tot kanton
rechter-plaatsvervanger bt noemd worden,
als burgemeesters, gemeente-secretarissen,
ontvangers der registratie, notarissen,
candidaat-notarissen, worde do rechter, voor
wien alle zaken aangebracht worden.
De rechtbank worde Hof van Appel en
de Hooge Raad Hol' van Cassatie.
Waarom moet een vordering beneden
f 200 door een alleen-rechtsprekendeu
rechter beslist worden en een vordering
boven ?200 door drie rechters? Waarom
is van zaken beneden f 50 en tusschen
?200 en /'400 geen appul toegelaten.
Men late hooger beroep toe in alle zaken,
onafhankelijk van bedrag en aard der vor
dering. Ook bij een klein bedrag, waarvoor
in rechten geageerd wordt, kunnen groote
belangen betrokken zijn.
Bij de rechts-colleges worde de keus voor
rechter niet uitsluitend beperkt tot meesters
in de rechten. Dezelfde personen, die in aan
merking kunnen komen voor het ambt van
vrede-rechter, moeten ook benoembaar zijn
tot lid van een rechts-college, althans zij,
die zich gedurende een reeks van jaren
op loffelijke wij 20 van hun taak als vrede
rechter gekweten hebben. In elk geval is
het wenschelijk, dat een ervaren handels
man met veel takken van handel op de
hoogte in de Colleges (Hof van Appel en
Hof van Cassatie) zitting heeft. Afzonder
lijke rechtbanken van koophandel, waartoe
meermalen m. i. ten onrechte stemmen zijn
opgegaan, zyn dan zeker overbodig.
Eindelijk is noodig vereenvoudiging van
formaliteiten vooral
opadministratief-rechtelijk terrein. Men verlange zoo weinig
mogelijk schriftelijke stukken, maar geve
het publiek de gelegenheid bezwaren ook
mondeling aan den bevoegden ambtenaar
mede te deelen, die daarvan zoo noodig
een verbaal kan opmaken, als ge volg waar
van het publiek minder zal terugschrikken
om persoonlijk voorautoriteiten te verschijnen
Openstelling van de gelegenheid van staats
wege middelbaar examen in de rechtswe
tenschap en examen voor
candidaat-deurwaarder te doen. Zij, die een dezer examens
of beide met goed gevolg hebben afgelegd,
doch het leeraars- of deurwaarders-ambt niet
begeeren, kunnen dan bij het kantongerecht
zicb als kanton- procureur laten inschrijven.
Afschaffing van den verplichten rechts
bijstand, d w. z. de wettelijke verplichting
zich in civiele gedingen voor rechtscolleges
van den bijstand eens procureurs te voor
zien, welk proces trouwens, indien alle
zaken in eersten aanleg voor een vrede
rechter worden gebracht, zich als het ware
grootendeels van zeil' voltrekt.
Een en ander zal in de toekomst onge
twijfeld meer tot tegengaan van zaakwaar
nemerij door ambtenaren bijdragen dan het
bloote van regeeringswege tegenhouden
van promotie van bedoelde ambtenaren.
GEKARD G. LEXSELIXK,
Gedi.pl. Cand.- Gem.-Secr.
Eindelijk!
V. D. schrijft in de Anihemxc/n' Courant:
Onze partij (de vrijzinnig-democratische)
moet overal, waar dit maar eenigszins
mogelijk is, zelfstandig en met eigen
candidaten optreden. Warm kunnen wij de
kiezers zelf toch alleen dan maken, wan
neer wij zelf die warmte in ons voelen.
Hoe menig partijgenoot zal zich in
ZuidHolland afgevraagd hebben, of het waarlijk
wel de moeite loonde, een stel rechtsche
conservatieven te vervangen door een
gelijkgezind stel linksche behoudenden."
Wij moeten ons eene positie veroveren.
Geleidelijk aan, doch gestadig opslaande
na iedere nederlaag, die alleen tellende
als voorbereiding voor eene nieuwe over
winning."
Dit allernieuwste vrijzinnig-democratische
standpunt wordt verder in het artikels als
basis voor een nieuwe partij-taktiek ont
wikkeld.
Maar wat het allereerst in dit artikel
moet opvallen is, dat met geen enkel
woord erkend wordt, dat de kritiek des
heeren De Koo in het Weekblad van het
ontstaan der partij af en nog het laatst bij
de verkiezingen in 1905 met de meeste
kracht als de eenig goede taktiek zonder
ophouden heeft verdedigd een principieel
zelfstandig optreden van alle democraten,
en dus ook der vrijzinnig-democraten, met
grondwetsherziening en algemeen_kiesrecht als
eerxle doel.
Hij heeft steeds gehekeld het samen
gaan der vrijzinnig-democraten bij eerste
stemming met unie-liberalen en
rechtschliberalen, alleen om de winst van eenige
zetels in Kamer of Regeering.
Hij toonde herhaaldelijk aan dat dit gedoe
op niets anders kon uitloopen dan op de
meest smadelijke nederlagen, gelijk de laatste
stembus nu weer aan de geconcentreerde
liberalen heeft gebracht.
Hij leerde steeds, dat verguizing of
achteruitstelling der democratische begin
selen niets anders zou kunnen brengen
dan schade voor de ware volksbelangen.
Hot bewijs dat hij goed zag is nu weer
voor de zooveelste maal geleverd.
Zullen de vrijzinnig-democraten thans
die warmte kunnen ontwikkelen, waarvan
V. D. spreekt en die onontbeerlijk is om
stemming te maken in het land en een
eind te maken aan het beginselloos gehaspel
dat den politieken wagen in het moeras
stuurde ? Dat deze bekeering tot daden zal
leiden, wordt ook door het Centrum be
twijfeld. Het schrijft:
***
E 10 N BEKEERING.
Het is een politieke bekeerina;, waarvan
hier sprake is, en de bekeering is niemand
anders dan V. D., de geheimzinnige pen
voerder der vrijzinnig democraten.
Vóór de Staten-verkiezingen verdedigde
hij in meer dan n artikel de samenwerking
der liberale groepen aan de stembus.
Hij verweet zelfs aan de sociaal-democraten,
dat deze hun plicht hadden verzuimd, door
zich niet terstond bij de vrijzinnige concen
tratie" aan te sluiten.
Anti-clericaal, en niets anders dan dat,
moest de leus zyn.
Maar nu is V. D. tot inkeer gekomen.
Een heugelijk resultaat temeer van den
uitslag der verkiezingen I
Hij werpt de concentratie, waarvoor hij
enkele weken geleden nog zoo vurig ijverde,
nu ver van zich af.
Ja, bij lierstemmingtn kan men nog wel eens
samengaan, om de keuze van een clericaal"
te verhinderen.
Maar overigens moeten de vrijzinnig-demo
craten zich de handen vrij houden, steunen
op eigen kracht, wandelen hun eigen weg.
Al wat er toe kan medewerken", zegt V.
D. in de Arnhemsche Courant, om algemeen
het besef te versterken, wij voor ons
weten wel dat onze partij door een klove
links zoowel als rechts van andere partijen
gescheiden wordt, ook by buitenstaanden,
dat wij zijn en bly ven de vr ij zinnige
democraten, vrijzinnige in tegenstelling
met de sociaal- democraten, democraten tegen
over de liberalen, moet ons en onze begin
selen ten goede komen."
Dit alles klinkt heel fier, en 't zal zyn nut
hebben er later eens aan te herinneren,
wanneer wederom Staten- en Kamer-verkie
zingen voor de deur staan.
Want het is een eigenaardig verschijnsel,
dat zulke kloeke zelfstandigheids-verklaringen
in den regel eerst worden afgelegd, als de
verkiezingen zijn afgeloopen.
Aan den vooravond van den stryd ver
neemt men ze zelden, of nooit.
Af te wachten is derhalve, of V. D.'a be
keering zal blijken duurzaam te zijn.
Mij dunkt het clericale blad heeft het
hier aan het rechte eind.
V. D. spreekt toch wel van neder
lagen maar wanneer alleen do neder
lagen als tot nu toe geleden, die het
gevolg zijn van halfheid, van gebrek aan
warmte en overtuigingsgloed en daarom
niet anders dan tot schade kunnen leiden
der werkelijke democratie en niet een
ontwaakte liefde tot beginselen, die kracht
geven en eindelijk ter overwinning moet
leiden hem drijven zoolang zal de warmte
die hij thans gevoelt geene andere zijn dan
die in de geslagen lichaamsdeelen ontwik
keld wordt, door de ontvangen klappen, en
die weder moet verdwijnen zoodra het
pijngevoel heeft opgehouden.
De overtuigingswarmte, die ten strijde
kan voeren, die tot ontberingen en ont
houdingen in staat stelt, is eene andere
en die zal zich op nog andere wijze moeten
openbaren dan door het schrijven van V. D.
Wat nu? blijft daarom de vraag.
S.
Beknopte argumentatie tegen het
schelpenvisscherij-rapport.
In hot jaar 1895 gaf de Memorie van
Antwoord op het voorloopig verslag
deiEerste Kamer over de Staatsbegrpoting den
Minister van Waterstaat aanleiding een
onderzoek in te doen stellen, omtrent de
vraag of de schel pen visscherij langs de
Noordzeekust nadeelig kan zijn voor het
weerstandsvermogen van het strand en het
behoud der duinen als zeewering.
Dit onderzoek werd opgedragen aan eene
commissie en deze bracht dat zelfde jaar
een rapport uit. Dit rapport nu, feitelijk
niets dan een treurige lijst van zeeschade
aan de kust toegebracht, vond al dadelijk
bestrijders welke het onwetenschappelijk
en verward, deels onvolledig en deels onpar
tijdig vonden en wat de slotsom aangaat,
onjuist. Een er van ging al dadelijk zoo
ver een deol van zijn vermogen in de waag
schaal te stellen en verzocht den minister
de schelpen visscherij te mogen pachten,
onder voorwaarde de halve kust te laten
braakliggen en de rest te laten bevisschen
op den tijd en de wijze door ZEx. te be
palen en Jast not least daarvoor eene
pachtsom te betalen door ZEx. vast te stellen.
Hierop werd een afwijzend antwoord ont
vangen en daarmede gingen jaar op jaar
belangrijke pachtsommen voor het Rijk ver
loren en wat nog het ergste was, voor 't
oogenblik scheen de kans op een proefveld
verkeken.
Hier in alle twijfelachtig historische, tech
nische en andere bijzonderheden afdalen, is
natuurlijk ondoenlijk. Ik meen te kunnen
volstaan met een paar feiten mede te deelen.
Op blz. 17 wordt gezegd dat de perioden
1861/76?1877,180 en 1877/86?1887/94 de ge
middelde achteruitgang (der kust) te Loos
duinen, waar het schelpenbedrijf iets meer
bloeit dan op Callantsoog, niets bedroeg of
onbeduidend was.
Op blz. 41 en -42 staat feitelijk, dat in
1873 de schelpvisscherij te Loosduinen
ophield (en sedert 1874 toen reeds van
3570 M3 tot 2000 M3 per jaar was gedaald)
hetgeen blijkt uit de tabel. Indien de com
missie zich daarin vergist heeft, dan nog
zou zij moeten erkennen van Loosduinen
geen juisten gegevens te hebben en voor
het bloeien der schelpvisscherij ter plaatse
geen enkel bewijs te bezitten. Wel ver
zekert zij expresselijk over 1894 geene ge
gevens te hebben ontvangen.
Hierbij zij tevens opgemerkt, dat alle ook
maar eenigszins vertrouwbare gegevens
over schelpenhoeveelheden enz. pas van
de laatste 20 jaar dagteekenen, zegt het
rapport.
Uit deze geconstateerde vermindering en
mogelijk later zelfs, althans volgens het
rapport, geheel ophouden der schelpvisscherij
is deze kust-aanwinst of behoud zeer goed
te verklaren,
Op blz. 2 vindt de commissie merkwaardig,
dat do dieptelijn van 20 meter de kust bij
Ter Heide het dichtst nadert.
()p blz. 184 spreekt de ingenieur van
Rijnland verband uit tusschen de diepte
der zee en kustafslag.
Waar nu Loosduinen slechts een paar
palen verwijderd is van Ter Heide, bestaat
er dus volgens ons geen 't minste bewijs
voor deze meening.
In bijlage I wordt in plaats van eene
behoorlijke reeks analyses, aangehaald de
meening van een schelpkalkfabrikant. De
commissie voegt daarbij nog een paar
hypothesen.
Eene voor ons belangrijke is, dat de blauwe
kleur der schelpen toe te schrijven zou zijn
aan eene doordringing dezer met organische
stoffen (zij noemt dit onvolkomene ontle
dingsproducten van dierlijken en
plantaardigen oorsprong).
Op blz. 73 wordt gesproken van een stuk
schelpbreccie door de commissie te Egmond
aan Zee gevonden. Zij is hier geneigd te
denken aaa een dood dier dat in zand en
schelpgruis door den golfslag weed begra
ven, en nu met deze schelpen en dat zand,
een hard complex vormt.
Waar dus de commissie aanneemt dat uit
veel vrij stof schelpgruis en zand zich eene
harde massa vormt, daar behoeft het geen
betoog, dat schelpen en zand óp zich zelf
reeds eene eenigszins hardere massa kunmn
vormen en in staat zijn om dag op dag eene
kleine aanwinst op te leveren welke, waar
de wind tijdelijk geen vat op heeft, ten
slotte de duinen doen ontstaan, en tenminste
van storm tot storm de toegebrachte schade
herstellen en daardoor nu nooit aangevulde
verliezen zouden dekken.
Toen de commissie haar rapport had in
gediend werd dit door ZEx. reeds direct, zou
men haast zeggen, gewantrouwd, aangezien
ZEx. de commissie uitnoodigde ook kennis
te nemen van eene door dr. J. L. Scbröder
v. d. Kolk geuite meening ten aanzien va»
een nadeeligen invloed, die door hem gezien
werd in het schelpvisschen, op grond
vanonderzoek van zand uit de zee, van het
strand en van den duinvoet.
Dit wordt behandeld in een aanhangsel,
en eindigt met de volgende merkwaardige
zinsnede.
Ten slotte stemde de heer v. d. Kolk toe
in het besluit, dat, indien het vaststaat,
hetgeen hij, niet bekend niet den inhoud
van ons verslag, ontkende, dat de schelpen
gemakkelijker verplaatsbaar zijn dan het
kwartszand, zijne gevolgtrekking onjuist
is geweest.
In 't midden wordt feitelijk gelaten of
dat vaststaan inderdaad waar is en of dr.
v. d. Kolk het ook erkent.
Waar van geene verdere waarnemingen
in 12 jaar tijd bleek, sluiten we ons in
zooverre bij de meening der commissie aan,
dat gewichtige gevolgtrekkingen zelfs nu
in 1907 niet te maken zijn en voorzeker
niet in 1895 door de commissie zelce.
Op blz. 79 wordt de meening van pro£
Martino eenigszins belachelijk gemaakt door
mede te deelen dat zijn waarnemingen pp
jeugdigen leeftijd zouden zijn gedaan. Wij
hebben (ik heb het voorrecht Z.H.Gel. per
soonlijk te kennen) meer vertrouwen in uieii
geleerde, waar hij toch in zijne Dies Oratie
zegt: dat uit schelpen een oever of strand!
gevormd wordt", daar mogen wij toch niet
aannemen, dat deze meening op
jongenstheoricn zou berusten.
Veel meer wij gelooven dan ook, dat
zcoals hij zegt: Hij op Wangeroog ea
op andere Noordzee eilanden de aangroeing
van strand en duin aan het Oostelijk einde
van die eilanden opgemerkt heeft en waar
nam hoe de schelpen op het strand niet
alleen deelnamen, in vereenigiug met het
zand, aan die aangroeing, maar ook dat bij
wind de schelpen het zand achter zich in.
strookjes deden ophoopen, dus werkten als
kleine zandschermen, en door vastlegging
van het zand verhooging van strand ea
aanstuiving van duin bevorderden."
De commissie op hare beurt meent, dafc
dat daar aan de Oostzijde, (zonder dat ze
zelve ter plaatse kwam) een lume hoek,,
zoo als er aan onze eilanden volgens haar
voorkomen, zich zou bevinden, waarin zand
en schelpen rustig blijven liggen (eene in
onze oogen ideale toestand schelpen dia
rustig mogen blijven liggen 'waai- ze
lchooren '.)
Of nu die schelpen niet inderdaad de oor
zaak zijn, dat ook het zand er blijft liggen.
wordt ook hier bescheidenlijk in het midden.
gelaten.
Waarnemingen voor zoover die dan mis
schien in Delfland gedaan zijn, worden ia
Rijnland vrijwel niet gedaan. Waar het
eenigszins twijfelachtig kan zijn wie de
gegevens verstrekte, daarop betrekking heb
bende, wordt er nog bij vermeld dat deze?
zijn van den ingenieur van Rijnland en
schijnen daarmede tevens voor zijne reke
ning gesteld te worden.
Op blz. 14 geeft de commissie eerst eene
theoretische wetenschappelijke verklaring
van het hard-worden van schelppaden (n.l.
koolzuurhoudende regen, welke regen zij
blijkbaar aanneemt pp ons strand niet te
vallen, wel op tropische stranden en i»
Nederlandsche bosschen), later wil zij het
practischer zoeken in het vast Ipopen gelijk
dit met grintpaden het geval is." Zij geeft
daarmede dan ook tevens te kennen, dat
aan schelpen daarvoor geene behoefte bestaat.
(Bovendien zijn grinthpuders economisch
zwakker dan schelpenvisschers). Tn aan
merking nemende het betrekkelijk gering
prijsverschil in schelp en steenkalk, blijkt
ook de weinig betere qualiteit meer nog
dan uit den eisch door het Rijk uit traditie
gesteld om voor hare gebouwen uitsluitend
schelpkalk te gebruiken. Wij beschouwen
dit dan pok als eene ongemotiveerde be
voorrechting en subsidie aan het sche
pkalkbrandersbedrijf, welke bovendien daar
door den prijs der schelpkalk kunstmatig
in de hoogte voert, waar dit bedrijf zich
tot een syndicaat heeft gevormd.
Kortom, waar der commissie was gevraagd!
of de schelpvisscherij nadeelig kon zijn voor
onze kust, daar heeft zij zich bescheidenlijk
slechts (op hare manier) van haar taak ge
kweten en deze onschadelijkheid op boven
staande en soortgelijke aantastbare grondea
uitgesproken, zonder ook maar rekenschap,
te geven van den omvangrijken afslag,
en zonder ook maar eenigermate in uitzicht
te kunnen stellen, hoe kustaanwinst op
andere wijze mogelijk was.
De ingenieur van Rijnland doelt boven
dien in zijne conclusie op het feit, dat hij
verwacht, dat, als de diepwaterlijn zich naar
binnen verplaatst, de kust nog mér zal
afslaan; of dit in de naaste toekomst te
verwachten is, valt niet te zeggen, meent
hij (zie hierbij onze opmerkingen over Loos
duinen). Om de paar j aar den toestand voor
de kust in zee nameten, lijkt ons toch
mogelijk.
_ Eindelijk heeft de commissie in hare
einduitkomst de wenschelijkheid van eea
proefveld niet aangeroerd, en het is .juist
dat proefveld (ruim eerlijk en onpartijdig)
wat wij wenschen. Afgeheele
afschaffingachten wij natuurlijk nog beter. Wij, be
strijders der schelpvisscherij, achten met
zulk een rapport de zaak niet uit en waar