De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 14 juli pagina 1

14 juli 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

1568 DE AMSTERDAMMER A°. 1907.. WEEKBLAD YOOE NEDEBLAND Dit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . ? 1.50, fr. p. post f 1.05 Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/* Zondag 14 Juli. Advertcntiën van 1?5 regels f 1.23, elke regel meer f 0.2» Reclames per regel . . . Q.4O Annonces uit Duitsclilani], Oostenrijk en Zwitserlimd worilcn uitsluitend aangenomen door de firma llüDOT.l1' MOSSK te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 l'fennig. INHOUD: VAN VERRE EN VAN NABIJ: Iets over zaakwaarnemerij door ambtenaren, door Gerard G. Lenselink. Eindelyk, door S. {Beknopte argumentatie tegen bet schelpenvisgcherij-rapport, door een der Bestrijders der visscher^j naar schelpen. Parlementair leven, door v. d. M.?FEUILLETON : Zijne brieven, door Louise Zaalberg, I. KUNST EN LETTEREN: Tentoonstelling van etsen. gravures, lithografiën en houteneden in Arti, II, door W. Steenboff. Verbijsterden, schetsen van Jan Steynen en Het geheime, ?vreemde verhalen van P. v. d. Meer, beoor deeld door Peter Spaan. Les Stances" -van Jean Moréas, beoordeeld door P. N. v. Eyck. Van Lieverlede, door Fritia Lelivelt, beoordeeld door v. H. VOOR DAMES; Halfheid, door May. - ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR: door E. 'Heimans. Tentoonstelling van Gootsche Oudheden (Gooi en Ommelanden) te Naar den. Kuno Fischer, met portr. Schuller's verzameling. Palchri, II, door Plasschaert. Tentoonstelling van teekeningen volgens de nieuwe methode gemaakt, gehouden in de Militiezaal te Amsterdam, door R. W. P. de Vries Jr. Dirk van der Horst, met portr., door J. van Rossum du Ghattel. Kritiek Brieven uit Nieuw-Nederland, door A. E.M. S. te Laer. Uit den strijd tegen de tering, door S. Over Tuberculose-Ziekenhuizen, door W. J. v. Gorcom, beoordeeld door dr. J. \V. F. Donath. FINANCIEELE EN OECONOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. SCHETSJES. DAMRUBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENT1EN. Iets over zaakwaarnemer^ door ambtenaren. Zaakwaarnemer!) in hoofdzaak het behartigen van rechtsbelangen voor anderen tegen vergoeding wordt hier te lande uitgeoefend: officieel door advocaten en procureurs, behoudens, dat het kanton gerecht geen officiëele vertegenwoordigers kent, zoqdat een advocaat of procureur, d ie ervoor optreedt als gemachtigde van zijn cliënt, alsdan gelijk staat met eiken anderen gemachtigde (lasthebber), onverschillig of deze practhijn (zaakwaarnemer) is of niet; officieus door allerlei personen uit verschillende standen en met verschillend hoofdberoep. In de groote steden door ? practizijns en deurwaarders, veelal gewezen procureurs-, deurwaarders- en griffieklerken. (In Amsterdam bijv. is de civiele kantongerechtspractijk voor een groot deel in handen van practizijns en deurwaarders.) In provineieplaatsen en op het platteland door notarissen, candidaat-notaritsen, deur waarders, burgemeesters, gemeente-secre tarissen, gemeente-ontvangers, secretarie ambtenaren enz. Wordt de zaakwaarnemerij van practizijns en deurwaarders door de autoriteiten nog geduld, anders is dit het geval niet notaris sen, burgemeesters, secretarissen en ont vangers, die zich met zaakwaarnemerij inlaten. Vooral in het zuiden van ons land moet de zaakwaarnemerij veel door de drie laatstgenoemde officiëele personen als bijvak uitgeoefend worden. Onlangs werd daarover in de rste Kamer geklaagd en gaf de minister zelfs te kennen, dat wanneer de genoemde officiöele personen zich bezig houden met zaakwaarnemerij dit van invloed zal zijn op hunne promotie. Dit is wel een bangmaker waardoor misschien hier en daar een der bedoelde ambtenaren zich zal laten afschrikken, of het vak in kwestie nog meer achter de schermen zal uitoefenen, maar een radicaal middel tot tegengaan of uitroeien der ambte naren-zaak waarnemerij is het toch niet, waaraan trouwens de minister zelf wel niet zal twijfelen. De officieuze zaakwaarnemerij dankt haar ontstaan aan allerlei omstandigheden en factoren, welke, als men haar wil tegengaan, in overweging dienen te worden genomen. De onbekendheid van den Nederlandschen staatsburger met recht en wet eenerzijds en het gemis aan eenvoud bij de toepassing van recht en wet en in de wijze van oplos sen van geschillen op elk gebied van het recht anderzijds, waardoor het een leek bijna onmogelijk is gemaakt zelf zijne rechts belangen naar behooren te behartigen en te verdedigen, hebben het publiek naar lieden doen omzien, die betrekkelijk voor een koopje", zooals men 't noemt, rechtsbelan gen kunnen waarnemen. Officiëele zaak waar nemers advocaten en procureurs kunnen daarvoor vaak niet in aanmerking komen, omdat zij voor kleine luiden met kleine zaken veel te duur zijn en aan zulke zaken dikwijls niet de noodige zorg kunnen be steden. Jonge advocaten zijn practisch ook niet voldoende op de hoogte met allerlei formaliteiten op rechts-gebied. Wendt iemand zich met een kantongerechtzaak tot een sinds jaren gevestigd advocaat met drukke praktijk, dan stuurt deze hem wel naar een practizijn, of zoo hij de zaak al aanneemt, dan behandelt hij haar in den regel toch niet zelf. Of hij laat de behan deling over aan z\jn bediende, of aan een jongen collega, óf aan een zaakwaarnemer, welke beide laatste gevallen toch zeker niet kunnen bijdragen tot geringheid van kosten. Bovendien is het platteland veelal van rechtsgeleerde hulp verstoken. De advo caten hopen zich op in de steden, waar 't slechts voor enkelen is weggelegd zich in eene drukke, winstgevende practijk te mogen verheugen. Vandaar, dat ondci de jongere advocaten er zijn, die een goed heenkomen zoeken naar ministeries, gemeente-secretariën, provinciale griffiën, bank-instellingen en allerlei maatschappijen. Een feit is, dat het publiek in de steden zich vaak voor de behandeling van kleine zaken wendt tot een deurwaarder of practizijn, op het platteland tot den notaris, burge meester, secretaris, of ontvanger, waar deze officiëele personen dikwijls niet alleen als ambtenaren, maar ook als vertrouwens personen, hetzij dan terecht of ten onrechte, aangezien worden, tot wie men zich voor allerlei moeielijkheden op rechtsgebied kan wenden. Daarbij is het uitoefenen van zaak waarnemerij voor do drie laatstgcmelde personen in kleine plaatsen, waar de bezol diging karig is, eene welkome bijverdienste. In 't algemeen is er veel te zeggen voor do stelling, dat officiëele personen, ah burgemeesters, secretarissen, ontvangere, notarissen en deurwaarders zich van zaak waarnemerij hebben te onthouden. Dit vak doet hen meermalen in botsing komen met hun ambtenaars plicht. Hun zelfstandigheid en onafhankelijkheid als ambtenaar brengt het in gevaar. Maar er kunnen zich gevallen voordoen waarin 't moeielijk zal zijn om bij denzelfden persoon te constateeren wan neer de ambtenaar ophoudt en wanneer de zaakwaarnemer begint. Men verbiede dan echter ook den burgemeester en den notaris, die den graad van meester in de rechten bezitten, de advocaten-practijk uit te oefenen. Wil de regeering de zaakwaarnemerij door officieel a personen als genoemd met kans op succes tegengaan, dan zal zij de oorzaken moeten wegnemen welke tot dea bestaanden toestand geleid hebben. Het zou te ver voeren hier uitvoerig te bespreken wat de regeering doen kan om een volgens haar bestaand kwaad te keeren. Laat ik er daarom alleen op wijzen, dat mij het volgende (voor nadere uitwerking vatbaar) als geschikte middelen tot ver betering voorkomt. Allereerst, waar noodig, verbetering van de positie der ambtenaren (burgemeesters, secretarissen, ontvangers en secretarie-ambtenaren), waardoor het finan cieel belang dier ambtenaren om zich met allerlei bijbaantjes bozig te houden, ver zwakken zal. Voorts aanvulling van de onderwijsvakken op de lagere en middelbare scholen, kweekscholen en gymnasia met de rechtskundige vakken. (Hoofdbegrippen van publiek-, privaat-, staats- en administratiefrecht). Een ander vak zou misschien wel kunnen vervallen of beperkt worden. Ver doorgevoerde vereenvoudiging in de wijze van procedeeren. De vervanging van den nu eens tegenover partijen lijdelijken dan weer met partyen mee-procedeerenden kantonrechter door den partijen-tot-elkander brengenden, den verzoenenden vrede-rechter, met uitgebr iide bevoegdheid:Rechtbankzaken, waarvan de meeste betrekkelijk ook eenvoudig zijn, kunnen ook door een alleenrechtsprekenden rechter beslist worden. Het aantal dier rechters dient dan natuur lijk te worden uitgebreid, waartegenover staat, dat dan de gerechtshoven gemist kunnen worden. De vrederechter, tot welk ambt in de toekomst ook niet meesters in de rechten benoembaar moeten zijn, o. a. de personen, die ook thans wel tot kanton rechter-plaatsvervanger bt noemd worden, als burgemeesters, gemeente-secretarissen, ontvangers der registratie, notarissen, candidaat-notarissen, worde do rechter, voor wien alle zaken aangebracht worden. De rechtbank worde Hof van Appel en de Hooge Raad Hol' van Cassatie. Waarom moet een vordering beneden f 200 door een alleen-rechtsprekendeu rechter beslist worden en een vordering boven ?200 door drie rechters? Waarom is van zaken beneden f 50 en tusschen ?200 en /'400 geen appul toegelaten. Men late hooger beroep toe in alle zaken, onafhankelijk van bedrag en aard der vor dering. Ook bij een klein bedrag, waarvoor in rechten geageerd wordt, kunnen groote belangen betrokken zijn. Bij de rechts-colleges worde de keus voor rechter niet uitsluitend beperkt tot meesters in de rechten. Dezelfde personen, die in aan merking kunnen komen voor het ambt van vrede-rechter, moeten ook benoembaar zijn tot lid van een rechts-college, althans zij, die zich gedurende een reeks van jaren op loffelijke wij 20 van hun taak als vrede rechter gekweten hebben. In elk geval is het wenschelijk, dat een ervaren handels man met veel takken van handel op de hoogte in de Colleges (Hof van Appel en Hof van Cassatie) zitting heeft. Afzonder lijke rechtbanken van koophandel, waartoe meermalen m. i. ten onrechte stemmen zijn opgegaan, zyn dan zeker overbodig. Eindelijk is noodig vereenvoudiging van formaliteiten vooral opadministratief-rechtelijk terrein. Men verlange zoo weinig mogelijk schriftelijke stukken, maar geve het publiek de gelegenheid bezwaren ook mondeling aan den bevoegden ambtenaar mede te deelen, die daarvan zoo noodig een verbaal kan opmaken, als ge volg waar van het publiek minder zal terugschrikken om persoonlijk voorautoriteiten te verschijnen Openstelling van de gelegenheid van staats wege middelbaar examen in de rechtswe tenschap en examen voor candidaat-deurwaarder te doen. Zij, die een dezer examens of beide met goed gevolg hebben afgelegd, doch het leeraars- of deurwaarders-ambt niet begeeren, kunnen dan bij het kantongerecht zicb als kanton- procureur laten inschrijven. Afschaffing van den verplichten rechts bijstand, d w. z. de wettelijke verplichting zich in civiele gedingen voor rechtscolleges van den bijstand eens procureurs te voor zien, welk proces trouwens, indien alle zaken in eersten aanleg voor een vrede rechter worden gebracht, zich als het ware grootendeels van zeil' voltrekt. Een en ander zal in de toekomst onge twijfeld meer tot tegengaan van zaakwaar nemerij door ambtenaren bijdragen dan het bloote van regeeringswege tegenhouden van promotie van bedoelde ambtenaren. GEKARD G. LEXSELIXK, Gedi.pl. Cand.- Gem.-Secr. Eindelijk! V. D. schrijft in de Anihemxc/n' Courant: Onze partij (de vrijzinnig-democratische) moet overal, waar dit maar eenigszins mogelijk is, zelfstandig en met eigen candidaten optreden. Warm kunnen wij de kiezers zelf toch alleen dan maken, wan neer wij zelf die warmte in ons voelen. Hoe menig partijgenoot zal zich in ZuidHolland afgevraagd hebben, of het waarlijk wel de moeite loonde, een stel rechtsche conservatieven te vervangen door een gelijkgezind stel linksche behoudenden." Wij moeten ons eene positie veroveren. Geleidelijk aan, doch gestadig opslaande na iedere nederlaag, die alleen tellende als voorbereiding voor eene nieuwe over winning." Dit allernieuwste vrijzinnig-democratische standpunt wordt verder in het artikels als basis voor een nieuwe partij-taktiek ont wikkeld. Maar wat het allereerst in dit artikel moet opvallen is, dat met geen enkel woord erkend wordt, dat de kritiek des heeren De Koo in het Weekblad van het ontstaan der partij af en nog het laatst bij de verkiezingen in 1905 met de meeste kracht als de eenig goede taktiek zonder ophouden heeft verdedigd een principieel zelfstandig optreden van alle democraten, en dus ook der vrijzinnig-democraten, met grondwetsherziening en algemeen_kiesrecht als eerxle doel. Hij heeft steeds gehekeld het samen gaan der vrijzinnig-democraten bij eerste stemming met unie-liberalen en rechtschliberalen, alleen om de winst van eenige zetels in Kamer of Regeering. Hij toonde herhaaldelijk aan dat dit gedoe op niets anders kon uitloopen dan op de meest smadelijke nederlagen, gelijk de laatste stembus nu weer aan de geconcentreerde liberalen heeft gebracht. Hij leerde steeds, dat verguizing of achteruitstelling der democratische begin selen niets anders zou kunnen brengen dan schade voor de ware volksbelangen. Hot bewijs dat hij goed zag is nu weer voor de zooveelste maal geleverd. Zullen de vrijzinnig-democraten thans die warmte kunnen ontwikkelen, waarvan V. D. spreekt en die onontbeerlijk is om stemming te maken in het land en een eind te maken aan het beginselloos gehaspel dat den politieken wagen in het moeras stuurde ? Dat deze bekeering tot daden zal leiden, wordt ook door het Centrum be twijfeld. Het schrijft: *** E 10 N BEKEERING. Het is een politieke bekeerina;, waarvan hier sprake is, en de bekeering is niemand anders dan V. D., de geheimzinnige pen voerder der vrijzinnig democraten. Vóór de Staten-verkiezingen verdedigde hij in meer dan n artikel de samenwerking der liberale groepen aan de stembus. Hij verweet zelfs aan de sociaal-democraten, dat deze hun plicht hadden verzuimd, door zich niet terstond bij de vrijzinnige concen tratie" aan te sluiten. Anti-clericaal, en niets anders dan dat, moest de leus zyn. Maar nu is V. D. tot inkeer gekomen. Een heugelijk resultaat temeer van den uitslag der verkiezingen I Hij werpt de concentratie, waarvoor hij enkele weken geleden nog zoo vurig ijverde, nu ver van zich af. Ja, bij lierstemmingtn kan men nog wel eens samengaan, om de keuze van een clericaal" te verhinderen. Maar overigens moeten de vrijzinnig-demo craten zich de handen vrij houden, steunen op eigen kracht, wandelen hun eigen weg. Al wat er toe kan medewerken", zegt V. D. in de Arnhemsche Courant, om algemeen het besef te versterken, wij voor ons weten wel dat onze partij door een klove links zoowel als rechts van andere partijen gescheiden wordt, ook by buitenstaanden, dat wij zijn en bly ven de vr ij zinnige democraten, vrijzinnige in tegenstelling met de sociaal- democraten, democraten tegen over de liberalen, moet ons en onze begin selen ten goede komen." Dit alles klinkt heel fier, en 't zal zyn nut hebben er later eens aan te herinneren, wanneer wederom Staten- en Kamer-verkie zingen voor de deur staan. Want het is een eigenaardig verschijnsel, dat zulke kloeke zelfstandigheids-verklaringen in den regel eerst worden afgelegd, als de verkiezingen zijn afgeloopen. Aan den vooravond van den stryd ver neemt men ze zelden, of nooit. Af te wachten is derhalve, of V. D.'a be keering zal blijken duurzaam te zijn. Mij dunkt het clericale blad heeft het hier aan het rechte eind. V. D. spreekt toch wel van neder lagen maar wanneer alleen do neder lagen als tot nu toe geleden, die het gevolg zijn van halfheid, van gebrek aan warmte en overtuigingsgloed en daarom niet anders dan tot schade kunnen leiden der werkelijke democratie en niet een ontwaakte liefde tot beginselen, die kracht geven en eindelijk ter overwinning moet leiden hem drijven zoolang zal de warmte die hij thans gevoelt geene andere zijn dan die in de geslagen lichaamsdeelen ontwik keld wordt, door de ontvangen klappen, en die weder moet verdwijnen zoodra het pijngevoel heeft opgehouden. De overtuigingswarmte, die ten strijde kan voeren, die tot ontberingen en ont houdingen in staat stelt, is eene andere en die zal zich op nog andere wijze moeten openbaren dan door het schrijven van V. D. Wat nu? blijft daarom de vraag. S. Beknopte argumentatie tegen het schelpenvisscherij-rapport. In hot jaar 1895 gaf de Memorie van Antwoord op het voorloopig verslag deiEerste Kamer over de Staatsbegrpoting den Minister van Waterstaat aanleiding een onderzoek in te doen stellen, omtrent de vraag of de schel pen visscherij langs de Noordzeekust nadeelig kan zijn voor het weerstandsvermogen van het strand en het behoud der duinen als zeewering. Dit onderzoek werd opgedragen aan eene commissie en deze bracht dat zelfde jaar een rapport uit. Dit rapport nu, feitelijk niets dan een treurige lijst van zeeschade aan de kust toegebracht, vond al dadelijk bestrijders welke het onwetenschappelijk en verward, deels onvolledig en deels onpar tijdig vonden en wat de slotsom aangaat, onjuist. Een er van ging al dadelijk zoo ver een deol van zijn vermogen in de waag schaal te stellen en verzocht den minister de schelpen visscherij te mogen pachten, onder voorwaarde de halve kust te laten braakliggen en de rest te laten bevisschen op den tijd en de wijze door ZEx. te be palen en Jast not least daarvoor eene pachtsom te betalen door ZEx. vast te stellen. Hierop werd een afwijzend antwoord ont vangen en daarmede gingen jaar op jaar belangrijke pachtsommen voor het Rijk ver loren en wat nog het ergste was, voor 't oogenblik scheen de kans op een proefveld verkeken. Hier in alle twijfelachtig historische, tech nische en andere bijzonderheden afdalen, is natuurlijk ondoenlijk. Ik meen te kunnen volstaan met een paar feiten mede te deelen. Op blz. 17 wordt gezegd dat de perioden 1861/76?1877,180 en 1877/86?1887/94 de ge middelde achteruitgang (der kust) te Loos duinen, waar het schelpenbedrijf iets meer bloeit dan op Callantsoog, niets bedroeg of onbeduidend was. Op blz. 41 en -42 staat feitelijk, dat in 1873 de schelpvisscherij te Loosduinen ophield (en sedert 1874 toen reeds van 3570 M3 tot 2000 M3 per jaar was gedaald) hetgeen blijkt uit de tabel. Indien de com missie zich daarin vergist heeft, dan nog zou zij moeten erkennen van Loosduinen geen juisten gegevens te hebben en voor het bloeien der schelpvisscherij ter plaatse geen enkel bewijs te bezitten. Wel ver zekert zij expresselijk over 1894 geene ge gevens te hebben ontvangen. Hierbij zij tevens opgemerkt, dat alle ook maar eenigszins vertrouwbare gegevens over schelpenhoeveelheden enz. pas van de laatste 20 jaar dagteekenen, zegt het rapport. Uit deze geconstateerde vermindering en mogelijk later zelfs, althans volgens het rapport, geheel ophouden der schelpvisscherij is deze kust-aanwinst of behoud zeer goed te verklaren, Op blz. 2 vindt de commissie merkwaardig, dat do dieptelijn van 20 meter de kust bij Ter Heide het dichtst nadert. ()p blz. 184 spreekt de ingenieur van Rijnland verband uit tusschen de diepte der zee en kustafslag. Waar nu Loosduinen slechts een paar palen verwijderd is van Ter Heide, bestaat er dus volgens ons geen 't minste bewijs voor deze meening. In bijlage I wordt in plaats van eene behoorlijke reeks analyses, aangehaald de meening van een schelpkalkfabrikant. De commissie voegt daarbij nog een paar hypothesen. Eene voor ons belangrijke is, dat de blauwe kleur der schelpen toe te schrijven zou zijn aan eene doordringing dezer met organische stoffen (zij noemt dit onvolkomene ontle dingsproducten van dierlijken en plantaardigen oorsprong). Op blz. 73 wordt gesproken van een stuk schelpbreccie door de commissie te Egmond aan Zee gevonden. Zij is hier geneigd te denken aaa een dood dier dat in zand en schelpgruis door den golfslag weed begra ven, en nu met deze schelpen en dat zand, een hard complex vormt. Waar dus de commissie aanneemt dat uit veel vrij stof schelpgruis en zand zich eene harde massa vormt, daar behoeft het geen betoog, dat schelpen en zand óp zich zelf reeds eene eenigszins hardere massa kunmn vormen en in staat zijn om dag op dag eene kleine aanwinst op te leveren welke, waar de wind tijdelijk geen vat op heeft, ten slotte de duinen doen ontstaan, en tenminste van storm tot storm de toegebrachte schade herstellen en daardoor nu nooit aangevulde verliezen zouden dekken. Toen de commissie haar rapport had in gediend werd dit door ZEx. reeds direct, zou men haast zeggen, gewantrouwd, aangezien ZEx. de commissie uitnoodigde ook kennis te nemen van eene door dr. J. L. Scbröder v. d. Kolk geuite meening ten aanzien va» een nadeeligen invloed, die door hem gezien werd in het schelpvisschen, op grond vanonderzoek van zand uit de zee, van het strand en van den duinvoet. Dit wordt behandeld in een aanhangsel, en eindigt met de volgende merkwaardige zinsnede. Ten slotte stemde de heer v. d. Kolk toe in het besluit, dat, indien het vaststaat, hetgeen hij, niet bekend niet den inhoud van ons verslag, ontkende, dat de schelpen gemakkelijker verplaatsbaar zijn dan het kwartszand, zijne gevolgtrekking onjuist is geweest. In 't midden wordt feitelijk gelaten of dat vaststaan inderdaad waar is en of dr. v. d. Kolk het ook erkent. Waar van geene verdere waarnemingen in 12 jaar tijd bleek, sluiten we ons in zooverre bij de meening der commissie aan, dat gewichtige gevolgtrekkingen zelfs nu in 1907 niet te maken zijn en voorzeker niet in 1895 door de commissie zelce. Op blz. 79 wordt de meening van pro£ Martino eenigszins belachelijk gemaakt door mede te deelen dat zijn waarnemingen pp jeugdigen leeftijd zouden zijn gedaan. Wij hebben (ik heb het voorrecht Z.H.Gel. per soonlijk te kennen) meer vertrouwen in uieii geleerde, waar hij toch in zijne Dies Oratie zegt: dat uit schelpen een oever of strand! gevormd wordt", daar mogen wij toch niet aannemen, dat deze meening op jongenstheoricn zou berusten. Veel meer wij gelooven dan ook, dat zcoals hij zegt: Hij op Wangeroog ea op andere Noordzee eilanden de aangroeing van strand en duin aan het Oostelijk einde van die eilanden opgemerkt heeft en waar nam hoe de schelpen op het strand niet alleen deelnamen, in vereenigiug met het zand, aan die aangroeing, maar ook dat bij wind de schelpen het zand achter zich in. strookjes deden ophoopen, dus werkten als kleine zandschermen, en door vastlegging van het zand verhooging van strand ea aanstuiving van duin bevorderden." De commissie op hare beurt meent, dafc dat daar aan de Oostzijde, (zonder dat ze zelve ter plaatse kwam) een lume hoek,, zoo als er aan onze eilanden volgens haar voorkomen, zich zou bevinden, waarin zand en schelpen rustig blijven liggen (eene in onze oogen ideale toestand schelpen dia rustig mogen blijven liggen 'waai- ze lchooren '.) Of nu die schelpen niet inderdaad de oor zaak zijn, dat ook het zand er blijft liggen. wordt ook hier bescheidenlijk in het midden. gelaten. Waarnemingen voor zoover die dan mis schien in Delfland gedaan zijn, worden ia Rijnland vrijwel niet gedaan. Waar het eenigszins twijfelachtig kan zijn wie de gegevens verstrekte, daarop betrekking heb bende, wordt er nog bij vermeld dat deze? zijn van den ingenieur van Rijnland en schijnen daarmede tevens voor zijne reke ning gesteld te worden. Op blz. 14 geeft de commissie eerst eene theoretische wetenschappelijke verklaring van het hard-worden van schelppaden (n.l. koolzuurhoudende regen, welke regen zij blijkbaar aanneemt pp ons strand niet te vallen, wel op tropische stranden en i» Nederlandsche bosschen), later wil zij het practischer zoeken in het vast Ipopen gelijk dit met grintpaden het geval is." Zij geeft daarmede dan ook tevens te kennen, dat aan schelpen daarvoor geene behoefte bestaat. (Bovendien zijn grinthpuders economisch zwakker dan schelpenvisschers). Tn aan merking nemende het betrekkelijk gering prijsverschil in schelp en steenkalk, blijkt ook de weinig betere qualiteit meer nog dan uit den eisch door het Rijk uit traditie gesteld om voor hare gebouwen uitsluitend schelpkalk te gebruiken. Wij beschouwen dit dan pok als eene ongemotiveerde be voorrechting en subsidie aan het sche pkalkbrandersbedrijf, welke bovendien daar door den prijs der schelpkalk kunstmatig in de hoogte voert, waar dit bedrijf zich tot een syndicaat heeft gevormd. Kortom, waar der commissie was gevraagd! of de schelpvisscherij nadeelig kon zijn voor onze kust, daar heeft zij zich bescheidenlijk slechts (op hare manier) van haar taak ge kweten en deze onschadelijkheid op boven staande en soortgelijke aantastbare grondea uitgesproken, zonder ook maar rekenschap, te geven van den omvangrijken afslag, en zonder ook maar eenigermate in uitzicht te kunnen stellen, hoe kustaanwinst op andere wijze mogelijk was. De ingenieur van Rijnland doelt boven dien in zijne conclusie op het feit, dat hij verwacht, dat, als de diepwaterlijn zich naar binnen verplaatst, de kust nog mér zal afslaan; of dit in de naaste toekomst te verwachten is, valt niet te zeggen, meent hij (zie hierbij onze opmerkingen over Loos duinen). Om de paar j aar den toestand voor de kust in zee nameten, lijkt ons toch mogelijk. _ Eindelijk heeft de commissie in hare einduitkomst de wenschelijkheid van eea proefveld niet aangeroerd, en het is .juist dat proefveld (ruim eerlijk en onpartijdig) wat wij wenschen. Afgeheele afschaffingachten wij natuurlijk nog beter. Wij, be strijders der schelpvisscherij, achten met zulk een rapport de zaak niet uit en waar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl