De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 14 juli pagina 7

14 juli 1907 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 1568 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. KUNO PISCHEB. f 23 Juli 1824-5 Juli 1907. Seine Empfanglichkeit war Empf Dgniss. Die unglanbliche Frische, womit er die Eindrücke in sich aufnahm, weckte den Keim einer gemalen K.onzeption, woraus im Lichte seiner Intelligenz sich schnell die F nicht ent wiekelte. De bovenstaande woorden, welke Kuno Fiseher over Schopenhauer schreef, kunnen met het volste recht op hem zelf worden toegepast. Gedurende meer dan eene halve eeuw heeft hij als academisch docent voor zijne hoorders de problemen der wijsbegeerte ontvouwd met eene helderheid, die bewees hoe diep hij was doorgedrongen in den geest der groote denkers van de laatste eeuwen, Deseartes, Spinoza, Leibniz, Kant, Fichte, Schelling, Schopenhauer; en hij deed dit in een vorm, die getuigde van zyn hoog ontwikkeld schoonheidsgevoel, die bekoorde en boeide, en die de studie onder zijne leiding tot een hoog aesthetisch genot maakte. Schiller heeft het zoo juist gezegd: Gewiss rauss man einer Wahrheit schon in hphem Grade machtig sein, um ohne Gefahr die Form verlassen zu können, in der sie gefunden wurde; man muss einen grossen Verstand besitzen, um selbst in dern freien Spiele der Imagination sein Objekt nicht zu verlieren. Wer mir seine Kenntnisse in schulgerechter Form berliefert, der berzeugt mich zwar, dass er sie richtig fasst und zu behaupten weiss; wer aber zugleich im Stande iat, sie in einer schonen Form mitzuteilen, der beweist nicht nur, dass es dazu gemacht ist, sie zu erweitern, er beweist auch, dass er sie in seine Natur aufgenommen und in seinen Handlungen darzustelleu fahig ist. Es giebt für die Resultate des Denk-ins keinen anderer Weg zu dem "Willen und in das Leben alsdurch die selbsttatige Willenskraft." Niet slechts door het gesproken woord heeft Euno Fischer gewerkt. Zijne Geschichte der neueren Philosophie", die in tien deelen verschenen is, heeft velen in staat gesteld mede te genieten van de r\jpe geestesvruchten, die den studenten en toehoorders van Jena en Heidelberg in onuitputtelijke veelheid en verscheidenheid werden voortgezet. Met dezen arbeid stichtte hij een grootsch en blijvend monument, in de eerste plaats voor de groote denkerSj wier denkbeelden hij, beter vaak dan zij zelven, voor vele ontwikkelden toegankelijk maakte, maar niet minder voor zich zelf, als den heidersten en dichterlijksten der interpreten. Want wat hij sprak en schreef, was niet slechts juist van opvatting en voorstelling, maar ook in hooge mate suggestief. Euno Fischer heeft zich niet alleen aan de wijsbegeerte gewijd. Ook als criticus en aestheticus op letterkundig gebied heeft hij werken van groote en blijvende waarde nagelaten. Wij wijzen slechts op zij n studiën over Hamlet" en Faust", welke laatste hij eerst op 80-jarigen leeftijd voltooide, en op zijne geschriften over Schiller en Lessing. Menigmaal is hij ook als polemicus opgetreden; wie met de forsche slagen van zijn strijdzwaard en de fijne stooten van zijn degen wil kennismaken, leze zijne voor ruim tien jaren verschenen Kritische Streifzüge wider die Unkritik." Fischer werd te Sandenwalde in Silezi geboren, ah zoon van een predikant. Hij studeerde te Leipzig en te Halle in de philologie, de theologie en de philosophie. In 1850 werd hij privaat-docent in Heidelberg, maar drie jaren later werd hem het verlof tot het geven van academisch onder wijs, zonder opgaaf van redenen onttrokken, klaarblijkelijk om zijne zeer vrijzinnige denkwijze. In 1856 werd dit verbod inge trokken en vestigde Fischer zich te Jena. In 1872 werd hij hoogleeraar te Heidelberg, waar hij zijn eigenlijke glansperiode door leefde, en tot h.'t einde toe een buitengewoon groot aantal toehoorders op zijn colleges had. Schier'! yerz?meliDg;. Pulcliii n. Van De Bock was No. 11, Avond, het beste, eea schilderij. Het stelt een boom voor, wiens takken veerig wijd-uit staan, een huisje met een licht venster, onder een groen-blauwe lucht. De kleur was rijp geworden. Het Land schap met Vee van Jacques was een weigebouwd, ruim gegeven landschapje. Een oud schilderijtje als dat door A. Mauve (uit pi. m. 18561) moest als een der Begin-werk en van den schilder terecht komen in een verzame ling werk bevattend van hem uit allerlei tijd. Er zijn in Mauve's werk een aantal vol-geschilderde we'rken die weinig bekend zijn, die belangrijk zijn. Dit schilderijtje is niet interesseerend dan als uiting van een der phasen in zijn werk De Liggende Koe heeft in het doorschilderde deel van achter meer van die kwaliteiten van volheid (alleen is de teekening niet zeer gelukt) en het landschap rond om haar, is eer groot gezien. De Pinken in Zee is voor Mesdag een blank schilderijtje. De Neuhuys zijn zooals altijd als kleur belangrijk. In 73. Huiselijke Arbeid zijn de goede gedeelten wat achter het venster buiten gezien wordt, het tafeltje en het kleed dat over de wieg hangt en is zeer van een statiens groen blauw. Het Interieur (74) zit beter in malkander. Het stelt voor een moeder zoogend met een kind bij haar zittend een kat op de schoot. Poggenbeek heeft zijn Bruine Koe hier, en een Boomgaard, waarin de schaduwen veel te zwaar zijn; Rink, een eer illustratief schil derijtje; van het soort dat gereproduceerd kan worden in een boek van vaderlandsche historie: een besneeuwd stadje. Wiüy Sluiter, Paarden aan het strand is zooals altijd: het heeft een kleur die het zeer geschikt maakt voor buitenlandsche tentoonstellingen. Toch verdraagt dit werk geen diep be-zien. Een belangrijke Weütenbruch is 117, een Polder landschap met de twee schuttinkjes (de gol vende daklijn van 't huis kon beter) en met de bizonder krachtige, lichtstralende lucht vol wolken. De aquarellen van hem die hier zijn 174, 183, 184 etc.) zijn met de gewone, hem gewone, buitengewone eigen schappen van grootheid en van schoone hand van teekenen, ofschoon ze niet tot zijn be langrijkst werk behooren. Van de Zwart kan genoemd worden. 121 Landschap en de aquarel. 188 Landweg by Avond die in groote partijen werd gezien. Van de aquarellen moeten nog toegevoegd worden 155 Jonge Eenden van Willem Maris (guitig). Neuhuys 165 Strijkdag. * * * Haagsche Kunstkring. Leden. W. van Konijnenburg. Park. Een lühographie. Terwyl de buryngravures door Aarts, van wege het procédéhaast natuurlijkerwijze, overwogen moeten zijn, besit deze litho iets wat in Aarts gemist wordt, wat dikwijls tegenwoordig ge mist wordt: Verbeelding. Deze litho is niet alleen overwogen ze bezit die aangentme warmte van den geest die niet is zonder diepe zoetheid. Ze is vrijer, onafhanke lijker dan de schilderijen laatst op Pulchri, die minder in evenwicht waren. Deze litho is meer schoon. Hoewel ze vroeger ge schilderd, geteekend, werk in herinnering brengt, is er een weelderigen licht-tuimel door het gansche die een werklijk bekorende atmospheer geeft die als de verbeelding is die het leven bracht in dit zeer overdachte, gecomponeerde, werk. Wel kon de eene boom en zy'n loof (rechts) ietwat meer nog in het geheel gehouden zijn, en kon een muurtje wat meer weelderigheid verdragen om in het geheel zuiverder te staan. Zoetelyks is er niet in. Fraaiheid der verbeelding, die rijkdom aan werk brengt, vond ik in haar. Het portret door Kamerlingh Onnei (uit 1907), een zelfportret, is oppervlakkig. Het stelt den heer Onnes voor, schilderend, zit tend voor zijn doek. De achtergrond is geel; de geportretteerde heeft een slappen, strooien hoed. De rechterzij mist ronding tegenover den fond. De vruchten van Stüber (een schil derij) hoewel een onrustig, ietwat primitief werk, is van kleur niet slecht. De richting van den heer De Moor is naar een weidscher bouw heen: in groote gebogen lijnen de figuren vatten. Meer overwonnen" détail-kennis ware voor deze syntheseis een kracht. Verder is er een romantische Branding door Franken; een wat te onvrije" Hart Nibbing. de huizen zijn niet frank genoeg gegeven; van Bretnan 'n kippenhok"; Coerts die losser en tevens meer inhouds-vol hooren te worden. De Hoytema's zwak. De Hut van Ed. Koning zwak, de kleur stijf; een Dankmeijer met de gewone eigenschappen; etc. * * * Rotterdam. A. Bauer en Witsen. (Rotterdamsche Kunstkring). De ver wachting'die ik van deze tentoon stelling had was grooter dan hare belangrijk heid voor de kennis van het ets-werk dezer twee schilders is. Want deze tentoonstelling brengt geen overzicht noch volledig nog in in 't kort. Van Bauer wordt het aantal vroege en kleine etsen gemist die. in sommig opzicht (als charme) tot het belangrijker deel van zijn werk behooren; Van Witsen konden eveneens uit particuliere collecties desnoods, meer onbekendj dingen te zien gegeven zijn. Want de werken van beide die hier han gen, kunt ge bij iedren eenigszins goed gesorteerden, etsen verkoopenden, kunsthandelaar vinden. En kan dit het doel zijn eener ten toonstelling in den Kunstkling? De etsen door Bauer zijn in dat bepaald opzicht decoratief te noemen zoo ge daarmee zoudt willen zeggen dist ze aan velerlei tegen woordige tooneelversiering niet eigelijk zijn. De kleine etsen (ze zijn hier niet aanwezig) missen tegenover den leegen wijden bouw van de groote schijnbaar ietwat van het uit gebreide maar ze zijn: lo. pittiger, 2o. sierlijker, 3o. met meer overtuiging neergekrabbeld. De groote latere etsen zijn niet altijd inhoudsvol, en dezer decoratieve wer king (decoratief in den zuivren zin gedacht) is niet veelmaal voldoende; hun bouw is niet wel geordonneerd altijd (zie b.v. de ets met links (er voor staand) de groote trap rechts het te kleine gedeelte van een gebouw. De grootere etsen zijn daarenboven van détail dikwijls slordig. Ik vermeld de volgende als de betere: Benares (2), Euiterij (4), Pelgrimsstoet (15), Ali Baba (L9) (is als kant bij partijen), Alad. din, een Vizier (23) niet rustig en No. 26 Een Perzisch feest. De etsen (de groote) door Witten lijken veel op gravures (geen burijn ), en ze hebben overeenkomsten met photographische opna men. Ze zouden me aanleiding kunnen geven tot een uitgebreide beschouwing over 't tee kenen maar ik zal die hierin niet houden. Wel hebben ze een zekere deftigheid, hoogheid. 'k Vermeld van ze: No. 28 (Oude Schans); 35 Aardappelrooister; een paar uit de 12 stadsgezichten van Dordrecht. Het huisje met het neergelaten zonnezeil; en het andere met zon op raam en schaduw op 't gordijn verder No. 45 Jodenhouttuinen (als bouw niet on interessant) en de meest geteekende N o. 52, den Schaapherder. PLASSCBAEBT. Tentoonstelling van teekeningen, vol gens de nieuwe methode gemaakt, gehouden in de militiezaal te Amsterdam. Voor wie geen vreemdeling is in onderwijs en in het bijzonder voor teekenonderwy'szaken, voor die is het bekend, dat sinds j aren er beweging gaande is, dit leervak ook in verband tot andere vakken meer tot zijn recht te doen komen, en wie u thans nog praat van neuzen en oorea naar plaat of pleister, van de droge verveling der ijzer draadfiguren, die komt of uit een achter-af gemeente waar men ver van gedachten-uitwisseleng ver wijderd is, of hij heeft, nadat hij zelf de schoolbanken verliec, de loop der dingen niet gevolgd. Sinds de laatste jaren echter zijn er, voor namelijk uit de kringen der niet-vakmannen stemmen opgegaan, die de resultaten van het teekenonderwy's uit Amerika en Duitschland verre verhieven boven die ten onzent, die een hei vorming van ons teekenonderwijs, op buitenlandsche leest geschoeid, als nood zakelijk aanprezen. Men riep miss Hunter, de eerste assistente van de beroemde Liberty Tadd uit Philadelphia om een cursus te houden, men ver zocht de heer Muller uit Hamburg om een lezing en tentoonstelling van het werk zijner leerlingen, men besprak de cardinale verschil punten, er verscheen een officieel rapport der deelnemers aan miss Hunters cursus, en ten slotte trachtte men in eigen land, in eigen omgeving te beproeven, zij het dan ook naar de omstandigheden gewijzigd, wat ginds zulke schitterende uitkomsten gegeven had. Weg met de glorie der gebroeders Dupuis, weg met de beweegbare klapmodellen van Bes, weg met de blokken, weg met de wand platen, door nauwgezette onderwijzers ontwor pen om in een dringende behoefte" te voor zien, de natuur zij het voorbeeld, de planten en dierenwereld de modellen. De rijke fantasie van het kind moet men laten werken, zijn aangeboren opmerkingsgave ontwikkelen. Zie daar eenige hoofdpunten van het program, die zeker aanlokkend zijn voor ieder, die het teekenen op de school slechts kent, als een les van angstig passen en meten, van mislukte pogingen otn met het grove houtskool dunne lijnen te zetten, met als einddoel een in elkaar gedoezelde kubus. Geen wonder dan ook dat, gezien de tee keningen uit het buitenland, velen wilden trachten in die nieuwe banen het teekeuonderwijs te sturen. Gesteund door den schoolopziener de heer J. H. Gunning Wzn., werden in het district Amsterdam, aan tal van openbare lagere- en eenige bijzondere scholen proeven genomen, om te zien in hoeverre men de hervorming van het teekenonderwijs zooals buitenlandsche leerplannen dit aangaven, op eigen omgeving kon toe passen, en de resultaten dezer proefnemingen, vormen de thans geopende tentoonstelling in de militiezaal te Amsterdam. Opmerkelijk is in het algemeen het zoo spoedig mogelijk beginnen met teekenen van natuur voorwerpen, naar doosjes, kruiken, schoenen, schooltasschen, bloemen, dieren, levende modellen, etc. etc. Waar dit als een beginsel voorop staat en men het voorafgaande, accurate teekenen, dit door zuiver bepaalde platen en blokken verkregen kan worden, voorbij ziet, waar men perspectivische ver schijnselen als een noodzakelijk kwaad naar de hoogste klasse verschuift, daar spreekt van zelf, dat een en ander in de natuurteekeningen zeer merkbaar is. Kruikjes zonder symetrische vorm, ellipsen met foutieve verkorting, voorwerpen half in projectie, zooals men ze op enkele bestaande wandplaten aantreft, half in perspectivisch aanzicht, verkeerd wijkende lijnen, zij waren daar, als het gevolg van een o?er het hoofd zien der technische beginselen. De leuze van de natuur en nog eens de natuur, leidde naast veel te moeielijke opga ven tot wat men zeker niet verwacht had, de terugkeer van hetteekenvoorbeeld.dat, ruïnen, landschapjes, dieren etc. afbeelde, waarvan menig exemplaar hier aanwezig, getuigt. In verscbillende gevolgde leerplannen vermeldt men ook : Eindelijk copieën naar gegevens op het bord, meest landschapjes" of onder werpen als in V benevens gebruiksvoor werpen, landschappen", of natuurteekenen is hoofdzaak, doch wordt afgewisseld door het nateekenen van goede voorbeelden," enz. enz. Alles is er op gebaseerd, wat zeker niet te verwerpen is, het vak aantrekkelijk temaken, maar dit mag toch niet de meest overwegende stem hebben, de resultaten zullen ten slotte moeten bewijzen of de leerlingen teekenen geleerd hebben, of wel dat zij slechts aan gename uren hebben doorgebracht. Wij lazen ergens in een leerplan onbe rispelijke teekeningen worden niet ge'éiicht," een opmerking die veel te denken geeft daar zij zoo rekbaar mogelijk is en onge twijfeld het meest naar de kant der onnauw keurigheid zal overhellen. Wanneer men uitgaat van de meening, dat wanneer de teekening maar lijkt op een kruik, op een flesch, op een eend, op een hond, wij niet meer mogen verwachten, wat vele teekeningen doen vermoeden, daar zal in minder dan geen tijd de accuratesse uit het teekenen verdwenen zijn. Wij zagen nu teekeningen van kruiken, waar bij afgescheiden van gebrek aan juistheid bij de boven- en onder-ellips, de moeielykheid van het oor niet was geteld en dit zoo ondoordacht en onbe grepen mogelijk eraan zat. Veel waarde hecht men thans, en zeker ook niet ten onrechte, aan geheugenteekenen, maar de bedoeling is natuurlijk hier, door het zien, te oefenen. Wat blijkt echter meesten tijds dat beestjes, menschen etc. uit het geheu gen geteekend, slechts repetieties zijn van wat de kinde ren ergens afgebeeld hebben gezien, en niet wat ze zelf opmerkten. In het vrije" tee kenen kwamen eveneens vroe ger gemaakte teekenvoorbeeld jes terug, dus niet datgene, wat de leerlingen nauwkeurig ergens bekeken en onthouden hadden. Hoe men echter de leerlin gen animeere, wat men ook voor leerstof kieze, men zal zich vooruit moeten vragen, wat men bereiken wil, wat het doel van teekenen op de lagere school zijn moet. Hierop toch zal men zijn onderwijs moeten bazeeren; want op deze tentoonstelling hing werk van instituten,J waarop kinderen van zeer gegoede ouders gaan, die dikwijls privaatles er bij nemen, terwijl de klassen doorgaans zeer klein zijn, en naast dit was geëxposeerd het werk van een 1ste klasse school, waarvan de kinderen na afloop veelal in het ambacht gaan en voor wie teekenen zich dus niet tot landschappen, stillevens, opgezette vogels bepaalt,maar tot accurate zuiver belijnde werkteekeningen, de einddoelen zijn alzoo verschil lend, dus de leermethode moet het ook zijn. Het wil ons dan ook toeschijnen dat men, nagaande de velschillende gevolgde leer plannen en ziende de teekeningen ter ten toonstelling, in het teekenen de aesthetische, boven de praktische zijde te veel op den voorgrond heeft geplaatst. Immers wij lezen bij meer dan een als doel: het weergeven van voorwerpen uit de natuur op het platte vlak, en aesthetische ontwikkeling. Beide zijn zeker te bereiken door middel van het tee kenonderwijs maar niet dan na grondige ken nis van het métier. Niemand laat de kinderen toch opstellen maken, voordat zij woor den en zinnen kunnen schrijven, of voordat zij letters kunnen maken. Men wil nu wat al te hard van stapel loopen, na de misschien wat langwijlige sleur op vele scholen gevolgd. In dit opzicht is het wel goed dat er eens over het teekenonderwijs gedacht wordt, niet zoo zeer om het nu zóó te doen als in Amerika of Hamburg of elders, maar om te zien of de gebruikelijke methoden niet wat aardiger kunnen zijn, iets, wat o.i. voor het grootste gedeelte niet van het leervak, maar van den onderwijzer afhankelijk is Als die er pleizier in heeft, er wat van weet te maken, is het voor de kinderen aantrekkelijk en pleizierig en behoeft zelfs een wandplaat niet als i;eestdoodend versleten te worden. Kan de man in kwestie er zelf weinig van, dan zal zelfs het meest fraaie natuurvoort brengsel voor de kinderen van weinig nut worden... Maar hier komen wij aan een belangrijke kwestie: het teekenonderwijs te doen geven door de gewone klasse-onder wijzer. Was dit betrekkelijk nog mogelijk bij de eischen, die men vroeger stelde : het accu raat kunnen teekenen van een eenvoudige versiering, het teekenen van een blok of daarmede verwant nat uur voor werp, zoodra men die hooger gaat stellen, schieten beslist de krachten van den gewonen onderwijzer tekort, en de vermeenden durf" waarmede men het een heel eind brengt zal blijken niet bij machte te zijn het gemis aan be drevenheid te vergoeden. (Wordt vervolgd). R. W. P. DB VRIES JR. Reeds te Leiden koesterde hij op goede gronden de illusie aan het hoofd van het gasbedrijf te Amsterdam te zullen worden geplaatst en de nieuwe fabrieken te mogen bouwen, en een ieder die nadenkt dat onder de directie van Van der Horst dejaarljjksche Dirk van der Horst. Dirk van der Horst, herhaaldelijk voorzitter en een der zeer weinige Eereleden der Vereeuiging van gasfabrikanten in Neder land", werd 23 November 1846 te Weesp geboren en studeerde achtereenvolgens aan de Academie, later Polytechnische School te Delft en daarna in de philosophie te Utrecht, wijl de studie der wis- en natuur kunde hem bizonder aantrok. Eene ernstige ziekte belette hem in 1872 zijne studies voort te zetten en werd hij volontair aan de Nieuwe Rotterdamsche Gasfabriek, onder de directie van Dr. van Doesburgh. Reeds in Juli 1874 werd hij benoemd tot directeur van de stedelijke gasfabriek te Leiden om die betrekking op l Mei 1890 te verwisselen voor dezelfde te Utrecht, om ten slotte bij Raadsbesluit van 17 Februari 1898 te worden benoemd tot directeur van de door de gemeente Amsterdam over te nemen fabrieken der Imperial Continental Gas-Association. productie aan gas van ongeveer 28 millioen M3, in het jaar 1897 ruim twee en een half maal grooter is geworden en de gasprijs van 9 op 7 ets per M3, is gebracht, terwijl de muntgasmeters op zoo ruime schaal zijn in gevoerd dat het geplaatste aantal reeds dat der gewone gasmeeteis overtreft, kan ge makkelijk gissen, dat reeds lang eene derde gasfabriek zou zijn gebouwd, de gasprys nog lager en de baten gedurende vele jaren door de Gemeente genoten nog grooter zouden geweest zijn; waren die plannen toen wer kelijkheid geworden. Van der Horst imponeerde niet alleen door zijne forsche gestalte en doordringenden blik, doch vooral door zijne groote algemeene kennis en ongeëvenaarde werkkracht, die hem als eerste specialiteit in het gasvak tot den vraagbaak voor geheel Nederland maak ten. Talrjjk zijn dan ook de adviezen aan verschillende gemeenten gegeven en de fabrieken onder zijne leiding uitgebreid of verbouwd, terwijl hij in Hilversum de nieuwe Gemeente gasfabriek ontwierp en bouwde. Die groote werkkracht heeft hij te Am sterdam ten volle noodig gehad, want weinige slechts kunnen zich eene voorstelling maken van wat er aan vast was om de fabrieken der I. C. G. A. te organiseeren en het hoofd te blijven bisden aan de steeds wassende be hoefte aan gas, waardoor o.a. het aantal werklieden op l Januari 1907 tot 1936 was gestegen. Menigmalen verlieten hij en zyn staf het hoofdkantoor op de Keizersgracht uren na middernacht of waren telefonisch in gesprek. Eindelijk werd dan ook zijn ijzersterk gestel aangetast, om op 3 Juli j.l. te bezwijken. Waar op LO Augustus 1898 aangevangen werd met een kapitaal van / 17,206,000 en eene productie over dit jaar van31,278,903 M3., bedroeg het kapitaal op l Januari 1907 ? 19,838,379.72M en de gasproductie over 1906 73,741,870 M3. Ieder die eenig begrip van koopmanschap heeft, zal begrijpen dat Amsterdam in dit opzicht een schitterend pleidooi voor gemeente-exploitatie heeft ge leverd. Heeft Van der Horst dus de vol doening gesmaakt de fabrieken tot ongekende hoogte ts hebben gebracht en in bloeienden toestand te hebben achtergelaten en was voor hem die voldoening zeker niet gering, toch heeft hij aan den anderen kant bier ook veel teleurstellingen ondervonden; als ernstige ziekten zijner kinderen en den dood eener geliefde dochter. Zijn laatste ideaal was: dat het hem nog vergund zou zijn de nieuwe derde gasfabriek in den Duivendrechtpchen polder te mogen bouwen. Reeds was met het ontwerpen der plannen begonnen, voorbereidende maat regelen genomen, ja zelfs door de ophooging met zand een begin met de uil voering ge maakt, toen de onverbiddelijke dood hen ook die laatste illusie ontnam. Welk een ruime plaats zij evenwel in zijne gedachten innam, blijkt wel uit de laatste woorden tot zijn oudsten zoon korte oogenblikken voor zijn dood gericht es hat nicht sollen sein". De gemeente Amsterdam verliest in Van der Horst een hoogst bekwaam, energiek ambtenapr, zijne anbtenaren een streng doch strikt rechtvaardig chef, zijne vrienden be treuren het verlies van den meest trouwen, hartelijksten vriend die zich denken laat, altijd gereed om met goeden raad te dienen, onvatbaar voor laster, onvermoeid, een vriend tot in den dood. Zij voorzeker zullen hem niet vergeten en zijne nagedachtenis in eere houden. J. VAN ROSSUM DU CHATTEL. Begrafenis-schilden van het voormalig Korendragers-gild. Gildestukken van het voormalig Korendragers- en Korenstorters-gilde te Amsterdam. De gildestukken van het voormalig korendragersgild, gehaald uit den kelder onder het korenmetershuisje, waar zij achteloos opeengestapeld lagen, zijn vóór een tien jaar in het verkooplokaal van G. Bom in de Warmoesstraat te Amsterdam ge bracht, om te verkoopen. De cata logus van dit groot aantal voorwer pen, voor velen van belang, was gemaakt en de verkoopdag bepaald, toen de stad Amsterdam er beslag op legde, daar zij er recht op meende te hebben. Het kwam tot een proces, dat eerst sedert kort een einde nam, en waarvan het resultaat was: het opheffen van het beslag. Al wat nu ook maar eenigszins in betrekking staat tot den korenhandel, tot de korenmeters- en korendragers gilden wordt a.s. Maan dagavond bij Bom geveild. Het is de geschiedenis van den Amsterdamschen graanhandel, in woord en t". S \\ ; ' '/'?/ ff>' r Begrafenis-se bilden van het voormalig Korenstorters-gild.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl