De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 21 juli pagina 1

21 juli 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

HV1569 DE AMSTERDAMIER WBBÓlA A°. 1907. NEDEELAND Dit nummer "bevat een 'bijvoegsel. Uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden . ... ... . M-50, fr. p. post f l .Ga Voor Jndiëper jaar, bjj vooruitbetaling, mail 10. Afeoaderlijke Nummers aan de.Kiosken verkrijgbaar n 0-12'/2 Zondag 21 Juli. Advertentiën van 1?5 regels f 1.23, elke regel meer f 0.2» Reclames per regel » 0.40 Annonces uit DvütscUlafld, Oostenrijk en Zwitserland wovden uitsluitend aangenomen door de nïrax RUDOLF 110SSE te Keulen en door alle filialen Jczer firtna. De prijs ]>er regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN V-ERRE EN VAN NABIJ: De {?rondbelastdng aan de .gemeenten, door L. J. H. Evertsen. De vruchten van het lager onder?wtfs, 4óor J. W/Serhard. Benoemingen bij de rechterlijke macht, door X. -SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Wat heeft de Rotterdanqèche haven noodig? door X. iFEIT tLH,ETGN : Zyne brieven, II, door.Louise Zaal berg. KifJNST iESiLETTEREN: 'n'Vlotte Vlaming, door Jan Walch. Sombere leven?, door A'lex JJooleman, beoordeeld door.P. H. Kitter f r. VOOR DAMES: Bericht van het Pers-CoMitévan den'Internationale Vrouwen raad, deor .ffök W. A. Naber. ALLERLEI, door -.Caprice. :U1T DE NAT.ÜUE: door 33. Canter -en iE. Hei mans. Japansehe kunat, met af b., 'door Jüenri Dekking. Ten toonstelling van teakeningen, .volgens de nieuwe methode gemaakt, gehouden in tie Militieeaal te Amsterdam, II, door .R. W. P. de Vries Jr. Motor-toorts af automobiel woede T (Ingezonden)) door K. Be?. lEembrandt: Portret eener oude vrouw. Por tretten van H. JPierson en dr W. Koster. Hollandeehe schilderkunst, «n Fransche, door Plasschaert Middeleen wschetooneelspelen van Royaank enVerkade,door<ï.van Hulzen. Ontruiming van krotten.en woningvraagetuk, door'.'Gerard G. Leiwelink, De MiddenAmerikaansohe fryd, met taartje, door A. A. W. Hubrecbt, PINA.NCIEELEEN OEGOKOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix en V. d. S. Een ingeroest idee, door D. Vungerink. SCHETSJE. INGEZON DEN."?DAMRUBRIEK.?SCHAAKSPEL. ADVERTENTIËN. De grondbelasting aan de gemeenten. Verschillende uitingen van alterlei zijden, oppervlakkige krantenberichtjea en .ernstige demi-mots van de ministertafel (M. v. T. op het wetsontwerp der inkomstenbelasting) duiden erop, dat naar alle waarschijnlijkheid de grondbelasting betrokken zal zijn in de plannen, welke, naar we hopen, straks de staatscommis sie voor de gemeentefinanciën als resultaat van haar welhaast driejarigen arbeid te voorschijn zal brengen. Het tijdstip is daarom niet ongeschikt : gekozen om voor een breederen kring ivan lezers die kwestie, zij 't in het kort, .«enigszins scherper te stellen dan in ?bovengemelde uitingen pleegt te ge.sehieden. sDe grondbelasting kan namelijk op :tw«e manieren aan de gemeente gebracht worden. Ten eerste kan de Staat zich 'bleven belasten met de uitvoering der wettelijke bepalingen op de grondbelas ting, ^desnoods n& wijziging der bestaande Sïtet, en met de inning, en dan na aftrek (fler .kosten de opbrengst afstaan aan de gemeente, dus vrijwel op dezelfde wijze handelen als thans met de gemeenteopeenten geschiedt. Doch ten tweede kan bet Rijk de grondbelasting absoluut opgeven .ea overlaten aan de gemeente met het recht harerzijds om binnen ?wettelijke perken en onder rijks-toezicht de bestaande belasting te wijzigen of zelfs geheel ea al te veranderen. In dit geval'zou de weg bewandeld worden, welke in Pruiaen bij het Kommunalabgabengesetz vvan 14 Juli 1893 reeds is ingeslagen. Van het laatste systeem is, dunkt mij, ook ulleen blijvend nut en voordeel voor de gemeenten te wachten. De nadeelen, welke de eerste handel wijze zouden aankleven, springen oogenblikkëlijk ia het oog/ Eene "rijks". grond belasting, zelfs voor n .klein land als het onze, heeft steeds het gebrek, dat de belastbare opbrengst (of de belastbare ^waarde") der eigendommen, waarvan de ibelasting geheven wordt, voor te langen t$d vastgesteld moet worden, daar de kosten der herzieningen, zoowel voorde gebouwde- als voor de ongebouwde eigendomwen, te hoog zijn. Het ie niet te ontkennen, dat de herziening der onge bouwde eigendommen krachtens de wet van 23 April 1879, in 1892 toegepast, nu reeds ongelijkmatig werkt, maar welk minister van financiën zal spoedig eene nieuwe herziening aandurven, nu pas weer die der gebouwde eigendommen een offer van wellicht een millioen ge vraagd heeft. Maar dit is niet het eenige gebrek. Misschien zou het zelfs door gedeeltelijke herzieningen, hoewel moeielijk, te verhelpen zijn. Er schuilt een grooter nadeel in het stelsel, en dat is de algemeene regeling voor alle gemeenten, ene wet, gelijke bepalingen voor zeer verschillende toe standen. In vele plattelandsgemeenten gaan stemmen op voor meerdere belasting heffing van uitwonende eigenaren, en nog oringencler is die eisch waar bui tenlanders eigendommen in de gemeente hebben, die in groot-bedrijf geëxploiteerd worden. Want hier vallen niet alleen de eigenaren buiten den hoofdelij ken omslag, maar is ook het aantal zetboeren zeer gering, het aantal draagkrachtigen in de gemeente dus kleiner, dan indien er klein-bedrijf bedreven werd. Hier is het reeds niet meer voldoende de uit wonende eigenaren meerdere opcenten te laten betalen, maar zou eene sterke progressie wegens groot-bezit volkomen gerechtvaardigd zijn, tegenover hen die slechts genieten" van al hetgeen de ..gemeente in het belang der eigendom men tot stand brengt. Zeker is eene algemeene rijksbelasting niet in staat met al de bijzondere omstandigheden rekening te houden, gezwegen van onze tegenwoordige grondbelasting-wet van 1870, die men niet roemen kan op de ; hoogte van onzen tijd te staan. Werd de opbrengst der tegenwoordige .grondbelasting zonder meer aan de ge meenten afgestaan, dan zouden de plattelands-gemeenten en de kleine steden wellicht uit den nood zijn. Doch sterkte ?betwijfelen is of degroote steden er door ^geholpen zouden worden. Gedachtig het .?gouverner c'est prévoir", durf ik wel zeggen, dat in dat geval de zaken met ? de ^gebrekkige regeling onzer tegenwoor dige ? belasting in de toekomst weer spaak .zouden loopen. Is het inderdaad het voornemen de grondbelasting mede aan te wenden tot ,eene definitieve regeling der financieele verhouding tusschen rijk en gemeenten, 'dan «al het tweede systeem gevolgd moeten worden. Behalve het voordeel, dat in dit geval, zooals 'betoogd, rekening gehouden kan wwden met de bijzondere eigendoms verhoudingen in een kleinen kring, biedt die handelwijze nog meer. Zij vergemakkelijkt het breken met ons systeem van belasting naar de op brengst der eigendommen. Een betere maatstaf voor de belasting is zeker te vinden in de geschatte waarde van de belastbare objecten. STiet alleen is voor een klein gebied, eene gemeente die waarde voor de eigendommen door de deskundigen ge makkelijker te bepalen en te herzien, dan de onzuivere huurwaarde en de zuivere opbreogst der ongebouwde eigen dommen, maar 'de eenmaal vastgestelde gegevens kunnen eventueel ook dienst doen voor eene inkomsten-belasting en eene waardevernaeerderin gs-belastin g. De laatste belasting zal vooral in de groote steden bij eene gezonde regeling der gemeentelijke 'belasting op het grond bezit zeker niet mogen ontbreken. Eene bespreking ervan valt buiten het bestek van dit artikel. Ik verwijs voor de kennis ervan naar het uitstekende werkje van R. Bmnhuber Die Werteuwachtssteuer" (G. Fischer, Jen»); naar het Jahrbuch der Bodenréform" van A. Damaschke 1905 en 1906 (Berlin) en mijne bijdrage in de Vragen des Tijds April jl. Be lasting op onverdiende waardevermeer dering." De gemeentelijke grondbelasting; naar de gemeene waarde der eigendommen is dan ook in Pruiseen reeds in 231 ge meenten ingevoerd, waaronder 31 steden met meer dan 50000 inwoners. Van groot gewicht blijft natuurlijk de vraag naar den invloed, welke het plan, de grondbelasting aan de gemeenten, op de rijks financiën zal hebben. De grond belasting prijkt thans op het budget tot een bedrag van pl.m. 12 millioen. Het denkbeeld de gemeenten de be lasting te laten afkoopen, zij het tot een bepaald bedrag, kan zeker alleen daar overweging verdienen, waar van geen nood" sprake is. Is overigens de kwestie der gemeente lijke grondbelastingen (de waardevermeerderings-belasting er onder begrepen) afdoende geregeld, dan zou het m. i. overweging verdienen de personeele be lasting te verhoogen en dan tevens de gemeentelijke opcenten op die belasting, waar die zooals thans abnormaal hoog opgevoerd zijn, te verlagen. Voor de belastingschuldige zou dit of tot voordeel, in geen geval tot schade zijn, terwijl het rijk op die wijze allicht een deel van het tekort zou kunnen dekken. Dit en passant: Mijn doel was alleen het besproken vraagstuk den lezer scher per omlijnd onder de oogen te brengen. Laat ons hopen, dat mocht het zijn, dat de geruchten waarheid bevatten, de staats commissie met een plan voor de grond belasting zal komen als hier is aange prezen. En zoo die verwachting teleur gesteld wordt, zal altijd de publieke opinie in onze lands raadszalen nog een woordje mee te praten . hebben ? bij de bespreking van den door de commissie te ontwerpen wetten, Dit schrijven moge dan het zijne bijdragen om de moderne denkbeelden der belastingen op grond eigendommen ook bij ons ingang te doen vinden. Middelburg. L. J. H. De vruchten van het lager onderwjjs. Aan het taalonderwijs op de volksschool mag als eisch gesteld worden: de leerlingen die de hoogste klasse doorloopen hebben en althans die met loffelijk ontslag de school verlaten moeten een eenvoudig verhaal, voorverteld of' in beeld gegeven, in behoor lijken vorm kunnen weergeven, d. w. z. in de beschaafde omgangstaal, neergeschreven volgens de heersetiende spellingen buiging. Men kan dan verwachten, dat ze zich in hun volgend leven zullen kunnen redden, als ze werkelijk wat te schrijven hebben". Dit citaat is ontleend aan 't onlangs ver schenen Verslag aangaande den toestand van het Lager Onderwijs in de gemeente Amsterdam gedurende het jaar 1906". In de pers is veel uit dat verslag overgenomen, maar van het meest interessante deel, dat ook van groot belang is voor de kennis van het onder wijs buiten de gemeente Amsterdam, is zoo goed als geen woord gerept, nl. over de beschouwingen omtrent de resultaten van een zes- of' meerjarig schoolbezoek. Maar de school is er toch zeker niet in de eerste plaats om de jeugd op te bergen. De vraag: wat leert de jeugd er, is on getwijfeld van veel grooter algemeen belang. En over deze kwestie bevat 't genoemde verslag een en ander, dat wel de moeite waard is, ook door niet-vak mannen nader bekeken te worden. De meening der Commissie over 't taal onderwijs heeft zij in bovenstaand citaat uitgedrukt, waarop zij terstond laat volgen: Het is zeker niet te veel gezegd als men beweert, dat ondanks allen ijver van het onderwijzend personeel, dit resultaat niet berdkt wordt". Daarvan wordt n staaltje meegedeeld. Aan 12 leerlingen, die, pas geplaatst op een herhalingsschool met onder wijs in vreemde talen, allen met loffelijk ontslag de school verlaten hadden, werd het volgende dictee opgegeven: De schipbreukeling. Het gebeurt dikicijls, dat er schepen stranden op de kust van d/> Noordzee. De meeste kustbewoners trachten dan de ongeluk kige schepelingen te helpen. Sommige moedige uieiischen wagen daartoe zelfs hun leven. Vroeger ivas dat anders. Toen meenden de kuxtbeivoners, dat ze recht hadden op de gestrande schepen. Zelfs gebeurde het wel, dat ze door vatsclie szinen veroorzaakten, dat er vaartuigen strandden. Zoo leefden er eens e#n hebzuchtige man en vrouw, die er hun werk van tnaakten scliepen te doen stranden. Eens waren ze iceei' in hun misdadig opzet geslaagd. Vol vreugde spoedden ze zich naar de kust om de, verongelukte schipbreukelingen van htm kostbaarheden te berooven. Uet eerste lijk, dat z-i plunderden, bleek dat can hun eenigen -oo», van wien ze in geen jaren gehoord hadden, Van ontzetting wendden ze zich van de zee af; sedert heeft men nooit mee'-iets van ze vernomen". Zulk 'n dictee moet naar 't oordeel der Commissie zonder fouten gemaakt worden. Maar hoe is do toestand?" In dit dictee, gegeven aan 72 leerlingen met loffelijk ontslag-, afkomstig van ver schillende scholen Ie en 2e klasse, kwamen bij verscheidene leerlingen fouten voor als: waagen, waaren, iets,zeederd, sommetje, eerstte, rneestte, vawilMgen, liet gebeurdde, vrvugdde, gestrandde, te doen strandden, het gebeurd, gehoort, valxchen seinen, zoo leefde er een man en een vrouw, dat se plunderde. Het gemiddeld aantal fouten was bijna 8; n had er zelfs 30; 17 hadden er meer dan 10; 29 tusschen 6 en 10 en maar 26 minder dan 6; niet meer dan 16 van de 72 hadden minder dan 4 fouten. Iedereen zal het met de Commissie eens zijn, dat dit 'n treurig resultaat is van 'n 6-jarig met vrucht genoten (loffelijk ontslag!) taalonderwijs. Zeer eigenaardig wordt dit resultaat,als men 't vergelijkt met de vruchten van een veel korter genoten onderwijs. Ik was zoo vrij, om dit zelfde dictee op te geven aan mijn leerlingen van't 3e leerjaar. Dit zijn er 30; daaronder 21 die pas ruim 2>i jaar, en 9 die al voor de 2e maal in de 3e klasse zaten en du a 3 Vs jaar op school waren. Deze 9 hadden te zamen 79 fouten of' gemiddeld 9, de overige 21 samen 268 d. i. gemiddeld 13 fouten, en de heele klasse gemiddeld 11 fouten, alzoo maar 3 meer dan de 72 leerlingen met loffelijk ontslag-. Nu moet ik hier bijvoegen, dat ik leer lingen van 'n 3e klasse school heb, waar 't leerplan iets verder gaat dan op de Ie en 2e klasse scholen. Daartegenover staat weer, dat ik 't dictee in eens heb opgegeven en dat 't bijna 3 kwartier duurde, wat eigenlijk voor jonge kinderen veel te vermoeiend is. De meesten hadden dan ook meer fouten inde 2e dan in de Ie helft gemaakt. Verder zijn in elke klas meestal eenige leerlingen, die er voor dit of dat vak eigenlijk niet thuis hooren en die dus zeer het gemiddelde om laag drukken. Zoo was er nu n leerling bij, die 32 fouten had; daarentegen waren er 2 kinderen elk met slechts 4; 11 hadden minder dan 10 en slechts 3 meer dan 20. Toegegeven, dat de leerlingen van de 3e klasse scholen over 't algemeen ontwikkel der zullen zijn dan die van Ie en 2e klasse scholen, zoo is daarin alleen niet het op?merkelijke verschijnsel te zoeken, dat 't genoemde dictee door mijn leerlingen van 8 en 9 jaar met bijna evenveel fouten is gemaakt als door de 72 van 12 jaar en ouder en met loffelijk ontslag van school gegaan. Ligt 't dan aan de onderwijzers ? Evenmin. Of eigenlijk, ja. Zij geven onder wijs ; van hen moest het dus afhangen, of dat onder wijs veel of weinig vruchten draagt. En zij zouden er ten volle voor verant woordelijk gesteld mogen worden, als zij hun onderwijs mochten inrichten naateigen goeddunken. Daar dit nu echter geens zins het geval is, dragen de verantwoorde lijkheid van de slechte resultaten van ons onderwijs niet de onderwijzers, maar de autoriteiten, zij, die den onderwijzers voor schrijven, wat en hoe ze moeten doen. Mijn leerlingen van nu heb ik nog niet of ten minste weinig behoeven te plagen, te mar telen en te verstompen met taalregels en honderden zinlooze oefeningen, om die regels er in te pompen, waarbij tegelijkertijd hun taalgehoor en taalgevoel verloren gaan. Maar zijn ze twaalf jaar geworden, dan hebben zij dat alles ook doorleefd, en^dan geen twijfel, of een eenvoudig dictee als 't hier behandelde, zullen ze met niet zoo heel veel fouten minder maken, dan nu. Met 't rekenen precies hetzelfde, 't Is ver schrikkelijk zooveel tijd daaraan verknoeid wordt door de ons opgedrongen methodes en rekenboeken. Ik heb 't weer kunnen konstateeren aau mijn eigen leerlingen. Het schoolverslag vermeldt ook eenige uitkomsten van het rekenonderwijs in de hoogste klasse onzer lagere scholen. Allerbedroevendst Bv. een der opgaven luidde aldus : Jan en Piet hebben samen 60 knik kers ; J. heeft echter 4 X zooveel als P. Hoeveel knikkers heeft ieder?" (zie blz. 77 van het verslag). Van 33 leerlingen uit de hoogste klasse hadden slechts 24 'n goede oplossing geleverd. Dezelfde doodeenvoudige vraag gaf ik onvoorbereid in mijn ó'e klasse op en er waren 16 van de 29 die't antwoord konden geven. Ja, nog sterker. Zulke vraagstukjes heb ik ook wel met gunstig resultaat in do 2e klasse opgegeven. Ik ben er echter niet zeker van, dat diezelfde jongens nog zoo knap zouden zijn geweest, als ik ze in de 6e klasse had gehad. En wel om de eenvoudige reden, dat ze den zin voor 't zeer eenvoudige verliezen naarmate ze hooger klimmen, wijl ze voortdurend inge wikkelde vraagstukken hebben moeten uitrekenen. Dit lijkt op 't eerste gezicht een dwaasheid. Maar de ervaring leert toch de juistheid ervan. En zielkundig is de ver klaring zeer wel te geven. Men ga eens na, wat een malle, samengestelde, in 't wer kelijk leven nooit voorkomende vraagstuk ken onze leerlingen bij 10 en 100 tallen uit de ons opgedrongen rekenboeken maken moeten. Dat ontwikkelt ze niet; integendeel het verstompt het vermogen om het een voudige te zien en te begrijpen. Zal het onderwijs betere resultaten ople veren, zal derhalve het vele geld, dat 't onderwijs kost ('t welk echter minstens verdubbeld moest worden om een goede openbare volksschool te krijgen) zoo goed mogelijk besteed worden, dan moeten de autoriteiten den onderwijzers ook de vrijheid laten het onderwijs te geven, methodes te volgen en leerboeken te gebruiken, die zij (de onderwijzers) het beste vinden. Ik bedoel hiermee volstrekt niet absolute vrijheid. Ik vind 't goed, ja zelfs noodig, dat wij ons alleen binnen zekere grenzen bewegen moe ten, maar?en hierop komt't nu aan die grenzen moeten de onderwijzers,als de eerste deskundigen on belanghebbenden, zelve vast stellen, niet ieder voor zich alleen, maar allen gezamenlijk voor allen. Dat zullen wij verkregen hebben, als ook hier wordt inge steld, wat hier en daar in Zwitserland en Duitschland al lang bestaat, nl. een schoolsynode d. i. de officieele vereeniging van het ge zamenlijke personeel der openbare scholen. Deze schoolsynode zou den schoolautoriteiten steeds van advies moeten dienen in alle zaken, het onderwijs betreffende: leer plan, methodes, leerboeken, vacanties, enz. Ea die schoolsynode zou ook het recht moeten hebben zelfstandig voorstellen om trent al dio punten bij de schoolautoriteiten of bij den gemeenteraad in te dienen. Eerst dan, wanneer op deze manier het onderwijs gegeven kan worden naar de inzichten der onderwijzers zelve, eerst dan zijn dezen verantwoordelijk voor de resultaten van dat onderwijs. Thans echter niet. En zoo de schoolcommissie weinig tevreden is met de vruchten van het onderwijs onzer lagere scholen, dan zoeke zij de schuldigen niet bij 't personeel, maar bij de superieuren. Nog eens: wat meer vrijheid voor den onderwijzer in de school hebben wij noodig. Amsterdam. J. W. GEKHARD. Benoemingen bfl de rechterlijke macht. M. d. B., Het grondwettig voorschrift zegt: Ieder Nederlander is tot elke landsbediening be noembaar." Men verwacht in verband daar mede, dat in een land, hetwelk de bakermat der vrijheid heet en op zijn Techtszin niet weinig trotsch is, het recht wordt gediend. Hoe ontnuchterend werkt de praktijk! Als rijksambtenaar heb ik achttien dienst jaren achter den rug. Euim drie en een half er van was ik ambtenaar van het openbaar ministerie en ruim veertien jaren griffier bij hot kantongerecht. Men zou du s m oenen, dat de termijn van geduldsoefening met het oog op bevordering voorbij was. Misgerokend! In de leidende kringen denkt men daar blijkbaar anders over. Niettegenstaande herhaalde sollicitatie, gelukte het mij niet het begeerde ambt te krijgen. Aan de aan bevelingslijsten houdt men 2ich niet altijd. Trouwens de wetgever heeft, zijn vooruit ziend vermogen bewijzend, daartoe de be voegdheid gegeven in artikel 52 der wet op de rechterlijke organisatie. Dus de aan bevelingslijsten leveren, waar de gegevens voor den sollicitant gunstig zijn, geen be zwaar pp. Waar ik nu wist, dat de gege vens niet in m\jn nadeel waren, stelde ik me reeds jaren aaneen de vraag: aan -welke oorzaak is do ongunstige uitslag toe te schrijven? Na scherpe waarneming gedu rende geruimen tijd van aanbevelingslijsten en benoemingen lieb ik beslist den indruk, dat er onder politieken invloed gehandeldl wordt. Sluipt die invloed in, dan wordt 's lands belang opgeofferd aan partijbelang en aan vriendendienst. Dan echter is het ook zeker, dat de officieele vereisehten: anciënniteit of wil men dienstrang, geschiktheid en bekwaamheid" niet in acht worden genomen. Het gevolg is, dat men voor de benoeming geen maatstaf meer heeft en de deur wagenwijd heeft opengezet voor willekeur. Eene verrassende ontdekking voir de> bakermat der vrijheid en met het oog oj> het voorwerp van trots den rechtszin.''* Had ik niet de treurige ondervinding opge daan, ik zou het niet willen gelooven. De Staat uit zijn leven in zijne organen. Onder dit begrip in ruimen zin valt onge twijfeld de ambtenaar. Zijn werkkring is dus van gewicht. Daarom mag niemand tot ver vulling van dien werkkrin? worden geroe^ pen dan na onpartijdig en zorgvuldig onder zoek. Waarborgt de benoeming onder politieken druk dit? Zooals reeds implieite gezegd, in geenen deele. De partijgenoot is om de geestverwantschap (gelijkheid van denkbeelden) en de vriend om de vriend schap zeker van het succes. Men i) zoowel. in het een als in het ander geval over^gpleverd aan reine willekeur. De beroemde Göttinger rechtshoogleeraar,, Rudolf von Ihering, laat geen twijfel om trent zijne meening betreffende willekeur, als hij zich uit: Jeder hat den Beruf uridb die Verpflichtung, der Hydra der Willkür und der Gesetzlosigkeit, wo sie sich hervorwagt, den Kopf zu zertreten." Neemt men die uitspraak als uitgangspunt, dan kan men niet streng genoeg politieken drak ten deze veroordeelen. Immers hij versteekt den Nederlander van zij a grond wettelijk ge waarborgd recht op benoeming. Zijn grond wettig voorschrift is: Ieder geestverwant of ieder vriend is tot elke landsbediening: benoembaar." De geest des tijd 5 doet de vraag rijzen: past men in de beleediging; van het rechtsgevoel van den getroffene soms de sociale rechtvaardigheid toe? De getroffen ambtenaar staat t genoverden ondermijningsarbeid van zijn recht feitelijk machteloos. Die verheven arbeid toch geschiedt in het geheim. Hoo laf, maar tegelijk hoe teekenend! De willekeur waagt het niet openlijk te voorschijn te. treden. Zij gevoelt dus hare zwakte ent hare gemeenheid. Terecht roept daarom Ihering ieder tegen haar ten strijde. Het ligt in de rede, dat de geheim zinnigheid menigen aanslag op het recht van den ambtenaar doet gelukken. Deze omstandigheid echter vermeerdert het aan tal slachtoffers. Een geest van ontevreden heid wordt over hen vaardig. De dienst vervulling lijdt er onder. De ondervonden behandeling drijft hen tot aaneensluiting. En het resultaat is: algemeen verzet. De geheimzinnige politieke invloed kan zichr dat verdienstelijk resultaat toe rekenen, liet resultaat vestigt intusschen de aandacht van het volk op de zaak en wekt ernstige ingenomenheid tegen de in het duister handelende politici. Te meer, omdat 's lands belang wordt geschaad. Het Nederlandsche volk zal dan ook wel de verdienste opdea waren prijs weten te stellen en telkens hem, die den politieken druk uitoefende, weten te straffen! Misschien zal men mij tegenwerpen : gij. verdedigt persoonlijk uw zaak. Volkomen. onjuist. In het recht van den persoon ver dedig ik volgens Ihering de onontbeerlijke orde in de maatschappij. Ieder ambtenaar' kan mijn lot treffen. Zegt niet Montesquieu : une injustice, faite a un seul, est une menace, faite a tous?" Des ambtenaars be lang is bijgevolg bij het gegeven geval be^-' trokken. Wordt het recht van verschillende ambtenaren miskend, dan heerscht de wille keur. Zij lokt het verzet van de getroffenen uit. Het rechtsgevoel van het volk wordt beleedigd. Daardoor wordt de orde in de maatschappij ernstig in gevaar gebrachf. Door nu eene rechtvaardige behandeling; in het gegeven geval te verlangen, vorder ik meteen het recht voor ieder ambtenaar op zulk eene behandeling op. Wordt ieder ambtenaar deze deelachtig, dan is zijn rechts gevoel bevredigd. HU verricht met opge wektheid zijnetaak. Het publiek ondervindt er de voorieelige gevolgen van. De pijn lijke wond, -welke in het geval van verzet aan het rechtsgevoel van het volk was toegebracht, is hier niet aanwezig. Daar mede is het gevaar voor verstoring der orde in de maatschappij uitgesloten. Men ziet,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl