Historisch Archief 1877-1940
HV1569
DE AMSTERDAMIER
WBBÓlA
A°. 1907.
NEDEELAND
Dit nummer "bevat een 'bijvoegsel.
Uitgevers: VAX HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden . ... ... . M-50, fr. p. post f l .Ga
Voor Jndiëper jaar, bjj vooruitbetaling, mail 10.
Afeoaderlijke Nummers aan de.Kiosken verkrijgbaar n 0-12'/2
Zondag 21 Juli.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.23, elke regel meer f 0.2»
Reclames per regel » 0.40
Annonces uit DvütscUlafld, Oostenrijk en Zwitserland wovden uitsluitend aangenomen door de nïrax
RUDOLF 110SSE te Keulen en door alle filialen Jczer firtna. De prijs ]>er regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN V-ERRE EN VAN NABIJ: De
{?rondbelastdng aan de .gemeenten, door L. J. H.
Evertsen. De vruchten van het lager
onder?wtfs, 4óor J. W/Serhard. Benoemingen bij
de rechterlijke macht, door X. -SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Wat heeft de
Rotterdanqèche haven noodig? door X. iFEIT
tLH,ETGN : Zyne brieven, II, door.Louise Zaal
berg. KifJNST iESiLETTEREN: 'n'Vlotte
Vlaming, door Jan Walch. Sombere leven?,
door A'lex JJooleman, beoordeeld door.P. H.
Kitter f r. VOOR DAMES: Bericht van het
Pers-CoMitévan den'Internationale Vrouwen
raad, deor .ffök W. A. Naber. ALLERLEI,
door -.Caprice. :U1T DE NAT.ÜUE: door
33. Canter -en iE. Hei mans. Japansehe kunat,
met af b., 'door Jüenri Dekking. Ten
toonstelling van teakeningen, .volgens de
nieuwe methode gemaakt, gehouden in tie
Militieeaal te Amsterdam, II, door .R. W. P.
de Vries Jr. Motor-toorts af automobiel
woede T (Ingezonden)) door K. Be?.
lEembrandt: Portret eener oude vrouw. Por
tretten van H. JPierson en dr W. Koster.
Hollandeehe schilderkunst, «n Fransche, door
Plasschaert Middeleen wschetooneelspelen
van Royaank enVerkade,door<ï.van Hulzen.
Ontruiming van krotten.en woningvraagetuk,
door'.'Gerard G. Leiwelink, De
MiddenAmerikaansohe fryd, met taartje, door A. A.
W. Hubrecbt, PINA.NCIEELEEN
OEGOKOMISCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendrix
en V. d. S. Een ingeroest idee, door D.
Vungerink. SCHETSJE. INGEZON
DEN."?DAMRUBRIEK.?SCHAAKSPEL.
ADVERTENTIËN.
De grondbelasting aan de
gemeenten.
Verschillende uitingen van alterlei
zijden, oppervlakkige krantenberichtjea
en .ernstige demi-mots van de
ministertafel (M. v. T. op het wetsontwerp der
inkomstenbelasting) duiden erop, dat naar
alle waarschijnlijkheid de grondbelasting
betrokken zal zijn in de plannen, welke,
naar we hopen, straks de staatscommis
sie voor de gemeentefinanciën als resultaat
van haar welhaast driejarigen arbeid te
voorschijn zal brengen.
Het tijdstip is daarom niet ongeschikt
: gekozen om voor een breederen kring
ivan lezers die kwestie, zij 't in het kort,
.«enigszins scherper te stellen dan in
?bovengemelde uitingen pleegt te
ge.sehieden.
sDe grondbelasting kan namelijk op
:tw«e manieren aan de gemeente gebracht
worden. Ten eerste kan de Staat zich
'bleven belasten met de uitvoering der
wettelijke bepalingen op de grondbelas
ting, ^desnoods n& wijziging der bestaande
Sïtet, en met de inning, en dan na aftrek
(fler .kosten de opbrengst afstaan aan de
gemeente, dus vrijwel op dezelfde wijze
handelen als thans met de
gemeenteopeenten geschiedt. Doch ten tweede kan
bet Rijk de grondbelasting absoluut
opgeven .ea overlaten aan de gemeente
met het recht harerzijds om binnen
?wettelijke perken en onder rijks-toezicht
de bestaande belasting te wijzigen of
zelfs geheel ea al te veranderen. In dit
geval'zou de weg bewandeld worden,
welke in Pruiaen bij het
Kommunalabgabengesetz vvan 14 Juli 1893 reeds
is ingeslagen.
Van het laatste systeem is, dunkt mij,
ook ulleen blijvend nut en voordeel voor
de gemeenten te wachten.
De nadeelen, welke de eerste handel
wijze zouden aankleven, springen
oogenblikkëlijk ia het oog/ Eene "rijks". grond
belasting, zelfs voor n .klein land als
het onze, heeft steeds het gebrek, dat de
belastbare opbrengst (of de belastbare
^waarde") der eigendommen, waarvan de
ibelasting geheven wordt, voor te langen
t$d vastgesteld moet worden, daar de
kosten der herzieningen, zoowel voorde
gebouwde- als voor de ongebouwde
eigendomwen, te hoog zijn. Het ie niet te
ontkennen, dat de herziening der onge
bouwde eigendommen krachtens de wet
van 23 April 1879, in 1892 toegepast,
nu reeds ongelijkmatig werkt, maar welk
minister van financiën zal spoedig eene
nieuwe herziening aandurven, nu pas
weer die der gebouwde eigendommen
een offer van wellicht een millioen ge
vraagd heeft. Maar dit is niet het eenige
gebrek. Misschien zou het zelfs door
gedeeltelijke herzieningen, hoewel
moeielijk, te verhelpen zijn.
Er schuilt een grooter nadeel in het
stelsel, en dat is de algemeene regeling
voor alle gemeenten, ene wet, gelijke
bepalingen voor zeer verschillende toe
standen.
In vele plattelandsgemeenten gaan
stemmen op voor meerdere belasting
heffing van uitwonende eigenaren, en
nog oringencler is die eisch waar bui
tenlanders eigendommen in de gemeente
hebben, die in groot-bedrijf geëxploiteerd
worden. Want hier vallen niet alleen
de eigenaren buiten den hoofdelij ken
omslag, maar is ook het aantal zetboeren
zeer gering, het aantal draagkrachtigen
in de gemeente dus kleiner, dan indien
er klein-bedrijf bedreven werd. Hier is
het reeds niet meer voldoende de uit
wonende eigenaren meerdere opcenten
te laten betalen, maar zou eene sterke
progressie wegens groot-bezit volkomen
gerechtvaardigd zijn, tegenover hen die
slechts genieten" van al hetgeen de
..gemeente in het belang der eigendom
men tot stand brengt. Zeker is eene
algemeene rijksbelasting niet in staat
met al de bijzondere omstandigheden
rekening te houden, gezwegen van onze
tegenwoordige grondbelasting-wet van
1870, die men niet roemen kan op de
; hoogte van onzen tijd te staan.
Werd de opbrengst der tegenwoordige
.grondbelasting zonder meer aan de ge
meenten afgestaan, dan zouden de
plattelands-gemeenten en de kleine steden
wellicht uit den nood zijn. Doch sterkte
?betwijfelen is of degroote steden er door
^geholpen zouden worden. Gedachtig het
.?gouverner c'est prévoir", durf ik wel
zeggen, dat in dat geval de zaken met
? de ^gebrekkige regeling onzer tegenwoor
dige ? belasting in de toekomst weer spaak
.zouden loopen.
Is het inderdaad het voornemen de
grondbelasting mede aan te wenden tot
,eene definitieve regeling der financieele
verhouding tusschen rijk en gemeenten,
'dan «al het tweede systeem gevolgd
moeten worden.
Behalve het voordeel, dat in dit geval,
zooals 'betoogd, rekening gehouden kan
wwden met de bijzondere eigendoms
verhoudingen in een kleinen kring, biedt
die handelwijze nog meer.
Zij vergemakkelijkt het breken met
ons systeem van belasting naar de op
brengst der eigendommen. Een betere
maatstaf voor de belasting is zeker te
vinden in de geschatte waarde van de
belastbare objecten.
STiet alleen is voor een klein gebied,
eene gemeente die waarde voor de
eigendommen door de deskundigen ge
makkelijker te bepalen en te herzien,
dan de onzuivere huurwaarde en de
zuivere opbreogst der ongebouwde eigen
dommen, maar 'de eenmaal vastgestelde
gegevens kunnen eventueel ook dienst
doen voor eene inkomsten-belasting en
eene waardevernaeerderin gs-belastin g.
De laatste belasting zal vooral in de
groote steden bij eene gezonde regeling
der gemeentelijke 'belasting op het grond
bezit zeker niet mogen ontbreken. Eene
bespreking ervan valt buiten het bestek
van dit artikel. Ik verwijs voor de kennis
ervan naar het uitstekende werkje van
R. Bmnhuber Die Werteuwachtssteuer"
(G. Fischer, Jen»); naar het Jahrbuch
der Bodenréform" van A. Damaschke
1905 en 1906 (Berlin) en mijne bijdrage
in de Vragen des Tijds April jl. Be
lasting op onverdiende waardevermeer
dering."
De gemeentelijke grondbelasting; naar
de gemeene waarde der eigendommen is
dan ook in Pruiseen reeds in 231 ge
meenten ingevoerd, waaronder 31 steden
met meer dan 50000 inwoners.
Van groot gewicht blijft natuurlijk de
vraag naar den invloed, welke het plan,
de grondbelasting aan de gemeenten, op
de rijks financiën zal hebben. De grond
belasting prijkt thans op het budget tot
een bedrag van pl.m. 12 millioen.
Het denkbeeld de gemeenten de be
lasting te laten afkoopen, zij het tot een
bepaald bedrag, kan zeker alleen daar
overweging verdienen, waar van geen
nood" sprake is.
Is overigens de kwestie der gemeente
lijke grondbelastingen (de
waardevermeerderings-belasting er onder begrepen)
afdoende geregeld, dan zou het m. i.
overweging verdienen de personeele be
lasting te verhoogen en dan tevens de
gemeentelijke opcenten op die belasting,
waar die zooals thans abnormaal hoog
opgevoerd zijn, te verlagen. Voor de
belastingschuldige zou dit of tot voordeel,
in geen geval tot schade zijn, terwijl het
rijk op die wijze allicht een deel van het
tekort zou kunnen dekken.
Dit en passant: Mijn doel was alleen
het besproken vraagstuk den lezer scher
per omlijnd onder de oogen te brengen.
Laat ons hopen, dat mocht het zijn, dat
de geruchten waarheid bevatten, de staats
commissie met een plan voor de grond
belasting zal komen als hier is aange
prezen. En zoo die verwachting teleur
gesteld wordt, zal altijd de publieke
opinie in onze lands raadszalen nog een
woordje mee te praten . hebben ? bij de
bespreking van den door de commissie
te ontwerpen wetten, Dit schrijven moge
dan het zijne bijdragen om de moderne
denkbeelden der belastingen op grond
eigendommen ook bij ons ingang te doen
vinden.
Middelburg. L. J. H.
De vruchten van het lager
onderwjjs.
Aan het taalonderwijs op de volksschool
mag als eisch gesteld worden: de leerlingen
die de hoogste klasse doorloopen hebben
en althans die met loffelijk ontslag de school
verlaten moeten een eenvoudig verhaal,
voorverteld of' in beeld gegeven, in behoor
lijken vorm kunnen weergeven, d. w. z. in
de beschaafde omgangstaal, neergeschreven
volgens de heersetiende spellingen buiging.
Men kan dan verwachten, dat ze zich in
hun volgend leven zullen kunnen redden,
als ze werkelijk wat te schrijven hebben".
Dit citaat is ontleend aan 't onlangs ver
schenen Verslag aangaande den toestand
van het Lager Onderwijs in de gemeente
Amsterdam gedurende het jaar 1906". In
de pers is veel uit dat verslag overgenomen,
maar van het meest interessante deel, dat
ook van groot belang is voor de kennis van
het onder wijs buiten de gemeente Amsterdam,
is zoo goed als geen woord gerept, nl. over
de beschouwingen omtrent de resultaten
van een zes- of' meerjarig schoolbezoek.
Maar de school is er toch zeker niet in de
eerste plaats om de jeugd op te bergen.
De vraag: wat leert de jeugd er, is on
getwijfeld van veel grooter algemeen belang.
En over deze kwestie bevat 't genoemde
verslag een en ander, dat wel de moeite
waard is, ook door niet-vak mannen nader
bekeken te worden.
De meening der Commissie over 't taal
onderwijs heeft zij in bovenstaand citaat
uitgedrukt, waarop zij terstond laat volgen:
Het is zeker niet te veel gezegd als men
beweert, dat ondanks allen ijver van het
onderwijzend personeel, dit resultaat niet
berdkt wordt". Daarvan wordt n staaltje
meegedeeld. Aan 12 leerlingen, die, pas
geplaatst op een herhalingsschool met onder
wijs in vreemde talen, allen met loffelijk
ontslag de school verlaten hadden, werd
het volgende dictee opgegeven:
De schipbreukeling.
Het gebeurt dikicijls, dat er schepen
stranden op de kust van d/> Noordzee. De
meeste kustbewoners trachten dan de ongeluk
kige schepelingen te helpen. Sommige moedige
uieiischen wagen daartoe zelfs hun leven.
Vroeger ivas dat anders. Toen meenden
de kuxtbeivoners, dat ze recht hadden op de
gestrande schepen. Zelfs gebeurde het wel,
dat ze door vatsclie szinen veroorzaakten, dat
er vaartuigen strandden.
Zoo leefden er eens e#n hebzuchtige man
en vrouw, die er hun werk van tnaakten
scliepen te doen stranden. Eens waren ze
iceei' in hun misdadig opzet geslaagd. Vol
vreugde spoedden ze zich naar de kust om
de, verongelukte schipbreukelingen van htm
kostbaarheden te berooven. Uet eerste lijk,
dat z-i plunderden, bleek dat can hun eenigen
-oo», van wien ze in geen jaren gehoord
hadden,
Van ontzetting wendden ze zich van de
zee af; sedert heeft men nooit mee'-iets van
ze vernomen".
Zulk 'n dictee moet naar 't oordeel der
Commissie zonder fouten gemaakt worden.
Maar hoe is do toestand?"
In dit dictee, gegeven aan 72 leerlingen
met loffelijk ontslag-, afkomstig van ver
schillende scholen Ie en 2e klasse, kwamen
bij verscheidene leerlingen fouten voor als:
waagen, waaren, iets,zeederd, sommetje, eerstte,
rneestte, vawilMgen, liet gebeurdde, vrvugdde,
gestrandde, te doen strandden, het gebeurd,
gehoort, valxchen seinen, zoo leefde er een
man en een vrouw, dat se plunderde. Het
gemiddeld aantal fouten was bijna 8; n
had er zelfs 30; 17 hadden er meer dan 10;
29 tusschen 6 en 10 en maar 26 minder
dan 6; niet meer dan 16 van de 72 hadden
minder dan 4 fouten.
Iedereen zal het met de Commissie eens
zijn, dat dit 'n treurig resultaat is van 'n
6-jarig met vrucht genoten (loffelijk ontslag!)
taalonderwijs. Zeer eigenaardig wordt dit
resultaat,als men 't vergelijkt met de vruchten
van een veel korter genoten onderwijs. Ik
was zoo vrij, om dit zelfde dictee op te
geven aan mijn leerlingen van't 3e leerjaar.
Dit zijn er 30; daaronder 21 die pas ruim
2>i jaar, en 9 die al voor de 2e maal in
de 3e klasse zaten en du a 3 Vs jaar op school
waren. Deze 9 hadden te zamen 79 fouten
of' gemiddeld 9, de overige 21 samen 268
d. i. gemiddeld 13 fouten, en de heele klasse
gemiddeld 11 fouten, alzoo maar 3 meer
dan de 72 leerlingen met loffelijk ontslag-.
Nu moet ik hier bijvoegen, dat ik leer
lingen van 'n 3e klasse school heb, waar 't
leerplan iets verder gaat dan op de Ie en
2e klasse scholen. Daartegenover staat weer,
dat ik 't dictee in eens heb opgegeven en dat
't bijna 3 kwartier duurde, wat eigenlijk voor
jonge kinderen veel te vermoeiend is. De
meesten hadden dan ook meer fouten inde
2e dan in de Ie helft gemaakt. Verder zijn
in elke klas meestal eenige leerlingen, die
er voor dit of dat vak eigenlijk niet thuis
hooren en die dus zeer het gemiddelde om
laag drukken. Zoo was er nu n leerling
bij, die 32 fouten had; daarentegen waren
er 2 kinderen elk met slechts 4; 11 hadden
minder dan 10 en slechts 3 meer dan 20.
Toegegeven, dat de leerlingen van de 3e
klasse scholen over 't algemeen ontwikkel
der zullen zijn dan die van Ie en 2e klasse
scholen, zoo is daarin alleen niet het
op?merkelijke verschijnsel te zoeken, dat 't
genoemde dictee door mijn leerlingen van
8 en 9 jaar met bijna evenveel fouten is
gemaakt als door de 72 van 12 jaar en
ouder en met loffelijk ontslag van school
gegaan. Ligt 't dan aan de onderwijzers ?
Evenmin. Of eigenlijk, ja. Zij geven onder
wijs ; van hen moest het dus afhangen, of
dat onder wijs veel of weinig vruchten draagt.
En zij zouden er ten volle voor verant
woordelijk gesteld mogen worden, als
zij hun onderwijs mochten inrichten
naateigen goeddunken. Daar dit nu echter geens
zins het geval is, dragen de verantwoorde
lijkheid van de slechte resultaten van ons
onderwijs niet de onderwijzers, maar de
autoriteiten, zij, die den onderwijzers voor
schrijven, wat en hoe ze moeten doen. Mijn
leerlingen van nu heb ik nog niet of ten
minste weinig behoeven te plagen, te mar
telen en te verstompen met taalregels en
honderden zinlooze oefeningen, om die regels
er in te pompen, waarbij tegelijkertijd hun
taalgehoor en taalgevoel verloren gaan. Maar
zijn ze twaalf jaar geworden, dan hebben
zij dat alles ook doorleefd, en^dan geen
twijfel, of een eenvoudig dictee als 't hier
behandelde, zullen ze met niet zoo heel veel
fouten minder maken, dan nu.
Met 't rekenen precies hetzelfde, 't Is ver
schrikkelijk zooveel tijd daaraan verknoeid
wordt door de ons opgedrongen methodes
en rekenboeken.
Ik heb 't weer kunnen konstateeren aau
mijn eigen leerlingen.
Het schoolverslag vermeldt ook eenige
uitkomsten van het rekenonderwijs in de
hoogste klasse onzer lagere scholen.
Allerbedroevendst Bv. een der opgaven luidde
aldus : Jan en Piet hebben samen 60 knik
kers ; J. heeft echter 4 X zooveel als P.
Hoeveel knikkers heeft ieder?" (zie blz. 77
van het verslag). Van 33 leerlingen uit de
hoogste klasse hadden slechts 24 'n goede
oplossing geleverd.
Dezelfde doodeenvoudige vraag gaf ik
onvoorbereid in mijn ó'e klasse op en er
waren 16 van de 29 die't antwoord konden
geven. Ja, nog sterker. Zulke vraagstukjes
heb ik ook wel met gunstig resultaat in do
2e klasse opgegeven. Ik ben er echter niet
zeker van, dat diezelfde jongens nog
zoo knap zouden zijn geweest, als ik
ze in de 6e klasse had gehad. En wel om
de eenvoudige reden, dat ze den zin voor
't zeer eenvoudige verliezen naarmate ze
hooger klimmen, wijl ze voortdurend inge
wikkelde vraagstukken hebben moeten
uitrekenen. Dit lijkt op 't eerste gezicht
een dwaasheid. Maar de ervaring leert toch
de juistheid ervan. En zielkundig is de ver
klaring zeer wel te geven. Men ga eens
na, wat een malle, samengestelde, in 't wer
kelijk leven nooit voorkomende vraagstuk
ken onze leerlingen bij 10 en 100 tallen uit
de ons opgedrongen rekenboeken maken
moeten. Dat ontwikkelt ze niet; integendeel
het verstompt het vermogen om het een
voudige te zien en te begrijpen.
Zal het onderwijs betere resultaten ople
veren, zal derhalve het vele geld, dat 't
onderwijs kost ('t welk echter minstens
verdubbeld moest worden om een goede
openbare volksschool te krijgen) zoo goed
mogelijk besteed worden, dan moeten de
autoriteiten den onderwijzers ook de vrijheid
laten het onderwijs te geven, methodes te
volgen en leerboeken te gebruiken, die zij
(de onderwijzers) het beste vinden. Ik bedoel
hiermee volstrekt niet absolute vrijheid.
Ik vind 't goed, ja zelfs noodig, dat wij ons
alleen binnen zekere grenzen bewegen moe
ten, maar?en hierop komt't nu aan die
grenzen moeten de onderwijzers,als de eerste
deskundigen on belanghebbenden, zelve vast
stellen, niet ieder voor zich alleen, maar
allen gezamenlijk voor allen. Dat zullen wij
verkregen hebben, als ook hier wordt inge
steld, wat hier en daar in Zwitserland en
Duitschland al lang bestaat, nl.
een schoolsynode
d. i. de officieele vereeniging van het ge
zamenlijke personeel der openbare scholen.
Deze schoolsynode zou den
schoolautoriteiten steeds van advies moeten dienen in
alle zaken, het onderwijs betreffende: leer
plan, methodes, leerboeken, vacanties, enz.
Ea die schoolsynode zou ook het recht
moeten hebben zelfstandig voorstellen om
trent al dio punten bij de schoolautoriteiten
of bij den gemeenteraad in te dienen. Eerst
dan, wanneer op deze manier het onderwijs
gegeven kan worden naar de inzichten der
onderwijzers zelve, eerst dan zijn dezen
verantwoordelijk voor de resultaten van
dat onderwijs. Thans echter niet. En zoo
de schoolcommissie weinig tevreden is met
de vruchten van het onderwijs onzer lagere
scholen, dan zoeke zij de schuldigen niet bij 't
personeel, maar bij de superieuren. Nog
eens: wat meer vrijheid voor den onderwijzer
in de school hebben wij noodig.
Amsterdam. J. W. GEKHARD.
Benoemingen bfl de rechterlijke
macht.
M. d. B.,
Het grondwettig voorschrift zegt: Ieder
Nederlander is tot elke landsbediening be
noembaar." Men verwacht in verband daar
mede, dat in een land, hetwelk de bakermat
der vrijheid heet en op zijn Techtszin niet
weinig trotsch is, het recht wordt gediend.
Hoe ontnuchterend werkt de praktijk!
Als rijksambtenaar heb ik achttien dienst
jaren achter den rug. Euim drie en een half
er van was ik ambtenaar van het openbaar
ministerie en ruim veertien jaren griffier
bij hot kantongerecht. Men zou du s m oenen,
dat de termijn van geduldsoefening met het
oog op bevordering voorbij was.
Misgerokend! In de leidende kringen denkt men
daar blijkbaar anders over. Niettegenstaande
herhaalde sollicitatie, gelukte het mij niet
het begeerde ambt te krijgen. Aan de aan
bevelingslijsten houdt men 2ich niet altijd.
Trouwens de wetgever heeft, zijn vooruit
ziend vermogen bewijzend, daartoe de be
voegdheid gegeven in artikel 52 der wet
op de rechterlijke organisatie. Dus de aan
bevelingslijsten leveren, waar de gegevens
voor den sollicitant gunstig zijn, geen be
zwaar pp. Waar ik nu wist, dat de gege
vens niet in m\jn nadeel waren, stelde ik
me reeds jaren aaneen de vraag: aan -welke
oorzaak is do ongunstige uitslag toe te
schrijven? Na scherpe waarneming gedu
rende geruimen tijd van aanbevelingslijsten
en benoemingen lieb ik beslist den indruk,
dat er onder politieken invloed gehandeldl
wordt. Sluipt die invloed in, dan wordt
's lands belang opgeofferd aan partijbelang
en aan vriendendienst. Dan echter is het
ook zeker, dat de officieele vereisehten:
anciënniteit of wil men dienstrang,
geschiktheid en bekwaamheid" niet in acht
worden genomen. Het gevolg is, dat men
voor de benoeming geen maatstaf meer
heeft en de deur wagenwijd heeft opengezet
voor willekeur.
Eene verrassende ontdekking voir de>
bakermat der vrijheid en met het oog oj>
het voorwerp van trots den rechtszin.''*
Had ik niet de treurige ondervinding opge
daan, ik zou het niet willen gelooven.
De Staat uit zijn leven in zijne organen.
Onder dit begrip in ruimen zin valt onge
twijfeld de ambtenaar. Zijn werkkring is dus
van gewicht. Daarom mag niemand tot ver
vulling van dien werkkrin? worden geroe^
pen dan na onpartijdig en zorgvuldig onder
zoek. Waarborgt de benoeming onder
politieken druk dit? Zooals reeds implieite
gezegd, in geenen deele. De partijgenoot
is om de geestverwantschap (gelijkheid van
denkbeelden) en de vriend om de vriend
schap zeker van het succes. Men i) zoowel.
in het een als in het ander geval
over^gpleverd aan reine willekeur.
De beroemde Göttinger rechtshoogleeraar,,
Rudolf von Ihering, laat geen twijfel om
trent zijne meening betreffende willekeur,
als hij zich uit: Jeder hat den Beruf uridb
die Verpflichtung, der Hydra der Willkür
und der Gesetzlosigkeit, wo sie sich
hervorwagt, den Kopf zu zertreten." Neemt
men die uitspraak als uitgangspunt, dan
kan men niet streng genoeg politieken drak
ten deze veroordeelen. Immers hij versteekt
den Nederlander van zij a grond wettelijk ge
waarborgd recht op benoeming. Zijn grond
wettig voorschrift is: Ieder geestverwant
of ieder vriend is tot elke landsbediening:
benoembaar." De geest des tijd 5 doet de
vraag rijzen: past men in de beleediging;
van het rechtsgevoel van den getroffene
soms de sociale rechtvaardigheid toe?
De getroffen ambtenaar staat t
genoverden ondermijningsarbeid van zijn recht
feitelijk machteloos. Die verheven arbeid
toch geschiedt in het geheim. Hoo laf,
maar tegelijk hoe teekenend! De willekeur
waagt het niet openlijk te voorschijn te.
treden. Zij gevoelt dus hare zwakte ent
hare gemeenheid. Terecht roept daarom
Ihering ieder tegen haar ten strijde.
Het ligt in de rede, dat de geheim
zinnigheid menigen aanslag op het recht
van den ambtenaar doet gelukken. Deze
omstandigheid echter vermeerdert het aan
tal slachtoffers. Een geest van ontevreden
heid wordt over hen vaardig. De dienst
vervulling lijdt er onder. De ondervonden
behandeling drijft hen tot aaneensluiting.
En het resultaat is: algemeen verzet. De
geheimzinnige politieke invloed kan zichr
dat verdienstelijk resultaat toe rekenen, liet
resultaat vestigt intusschen de aandacht
van het volk op de zaak en wekt ernstige
ingenomenheid tegen de in het duister
handelende politici. Te meer, omdat 's lands
belang wordt geschaad. Het Nederlandsche
volk zal dan ook wel de verdienste opdea
waren prijs weten te stellen en telkens hem,
die den politieken druk uitoefende, weten
te straffen!
Misschien zal men mij tegenwerpen : gij.
verdedigt persoonlijk uw zaak. Volkomen.
onjuist. In het recht van den persoon ver
dedig ik volgens Ihering de onontbeerlijke
orde in de maatschappij. Ieder ambtenaar'
kan mijn lot treffen. Zegt niet Montesquieu :
une injustice, faite a un seul, est une
menace, faite a tous?" Des ambtenaars be
lang is bijgevolg bij het gegeven geval be^-'
trokken. Wordt het recht van verschillende
ambtenaren miskend, dan heerscht de wille
keur. Zij lokt het verzet van de getroffenen
uit. Het rechtsgevoel van het volk wordt
beleedigd. Daardoor wordt de orde in de
maatschappij ernstig in gevaar gebrachf.
Door nu eene rechtvaardige behandeling;
in het gegeven geval te verlangen, vorder
ik meteen het recht voor ieder ambtenaar
op zulk eene behandeling op. Wordt ieder
ambtenaar deze deelachtig, dan is zijn rechts
gevoel bevredigd. HU verricht met opge
wektheid zijnetaak. Het publiek ondervindt
er de voorieelige gevolgen van. De pijn
lijke wond, -welke in het geval van verzet
aan het rechtsgevoel van het volk was
toegebracht, is hier niet aanwezig. Daar
mede is het gevaar voor verstoring der orde
in de maatschappij uitgesloten. Men ziet,