Historisch Archief 1877-1940
Na 1569
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD V O O R N E D E R L A N D.
audiëntie van eenige dezer arbeidsters bg
den minister om hare belangen nog nader
persooi ly k toe te lichten: van het uitbleven
eener beslissende uitspraak of toezegging in
dezen, al werd aan het Koninklijk Besluit
eene interpretatie" gegeven, waardoor het
voorloopig buiten werking is gesteld. Voorts
wordt in dit verslag nog melding gemaakt
van de nieuwe gemeenteverordening te Maas
tricht, waarbij als gronden voor het ontslag
van gemeenteambtenaren wordt genoemd
misbruik van vertrouwenen voor de vrouwe
lijke ambtenaren ook nog het huwelijk, tegen
welke zonderlinge samenkoppeling van denk
beelden tevergeefs werd gerequestreerd: van
de nieuwe wet op het arbeid-contract, volgens
welke de gehuwde Nederlandsche vrouw nu
zelve een arbeidscontract zal kunnen duiten,
bijv.: zelve hare dienstboden huren. Een
volgend jaar zal waarschijnlijk kunnen worden
bericht, dat art. 342 van het Burgerlijk Wet
boek is herzien.
Een uittreksel uit de jaarverslagen der
verschillende bq den Internationalen Vrouwen
raad aangesloten Nationale Vrouwenraden
volgt een andermaal.
JOHANNA W. A. NABER,
Afgev. v. Nederland i.h. Pers-comitév.d.
Int. Vrouwenraad.
UIT DB NATUUR
Charlottenburg, 8 Juli '07.
61 Sybelstrasse.
Den Heere E. Heimant.
Met groote belangstelling lees ik in de
couranten steeds de rubrieken, waarin wij,
arme wereldstedelingen, 't een en ander
vernemen omtrent onze natuurgenooten, de
dieren, planten en bloemen. Dat i j een kleine
vergoeding voor menschen, die door een
c.ontract vastzitten aan een woning met
geriefelijkheden als warm water-verzorging in
keuken en badkamer, stoomverwarming in
alle kamers, electrische trappenhuis-belich
ting, maai welke woning, helaas! op 't noor
den gelegen, zonder zon is. Wij kannen niet,
zooals m\jn hond, eiken dag als de zon
schijnt, buiten op straat, een uurtje in de
zon gaan liggen druilen en dat nog wel vlak
bij een slager, die nu en dan een kluif naar
buiten werpt.
Enkele allernieuwste Berlijnsche huizen
bezitten reeds TOOT de bewoners gelegenheid
tot het nemen van een zonnebad op een
der zolders, daartoe ingericht, maar bloemen
heeft men toch liefst in zyn kamer.
Een gevoel van dankbaarheid komt in mij
op, als ik, zooals b.v. heden, eindelijk eens
de namen leer kennen van de schelpen en
planten aan ons vaderlandsch zeestrand, die
ik zoo dikwerf heb beschouwd. Het is waar,
de opmerking van een spiritistisch medium,
dat bloemen bad gezien en ze omschreef,
maar toch de namen er niet van kende en
zich daaromtrent verdedigend, antwoordde:
De bloemen komen toch ook zonder namen
ter wereld", blijft van kracht. Men kaji de
bloemen en de dieren liefhebben ook zonder
hun namen en zelfs hun eigenaardigheden
te kennen. Desondanks, geeft het een zeker
gevoel van bevrediging, als men, voortaan
een lang ding als een sigarendomper"
opbeurend aan 't strand, weet' met een
zwaardscheede of Solen te doen te hebben
en van hartschulpen en walken te kunnen
spreken. Vooral als de namen, zooals die
der zwaardschede' zoo wél-gekozen zijn,
zil men ze voortaan gaarne gebruiken. Wie
zijn toch de uitvinders van die goed-pas
sende namen?
Maar naast de dankbaarheid heb ik vaak
en niet by 't lezen van uw artikel alleen, een
ander gevoel dat van bedroefdheid.
Hoe is het toch mogelijk, dat menschen
als u (en Ericus b.v.), die zooveel van de
natuur houden en er van weten, het aan
schouwen van het gruwelijk verslinden van de
levende dieren onder elkaar, als opvoedkun
dig middel voor kinderen kunnen aanbevelen?
Hoe kunnen gij en de uwen hopen, liefde op
wreedheid te grondvesten ?
GÜraadt aan, een zee-aquarium in te richten
en zegt dan verder: Gooi een stukjedoode
visch of vleesch of een boorworm of
hal f doode atrandgaper of een ge
broken mossel in een aquarium en ge
zult zien, dat da slakken 't dadelijk merken".
Ericus, in een artikel over het Sysjeinde
Stads Editie van de Opr. Haarlemsche Courant,
die my tegelijk met uw artikel bereikt,
schrift: Die met kanarievogels niet heel ge
lukkig is, beproeve het eens, een paar sy'sjes
te houden en te laten broeden. Een man
netjeskanarie vergeet door het fokken meer
malen het zingen, ja vele vogels geraken
daardoor voorgoed van 't zingen af, al scheidt
men ze van de wijfjes, zoodra het broeden
begint.
Zelfs moet men de wijfjes zoover mogelijk
van de mannetjes houden, in een geheel
ander deel van de woning. Als die mannetjes
ook maar n wijfje hooren, vooral tegen het
voorjaar, dan herkennen ze terstond die stem
als een van het zwakke" kanariegeslacht.
Hoe goed ze ook zongen, raken vele, soms
alle, in eens geheel van den zang af en
doen niets, dan roepen tot het wijfje, dat
het roepen terstond beantwoordt.
Die een best zingende mannetjes kanarie
heeft, mag zich dus wel tien maal bedenken,
voor hu die met een wijfje in de broedkooi
brengt. Bij sijsjes echter hindert dit vol
strekt niet."
Ziethier, twee wreedheden van dezelfde
soort. Om 't pleizier" te hebben, de reuk
kracht der zeeslakken na te kunnen gaan,
moet aien een boorworm, een stervende
strandgaper, een gekneusde mossel in 't
aquarium werpen en toezien, hoe die levende,
zwaargekneusde dieren door een ander dier
worden doodgemarteld. Om 't pleizier" te
hebben van den zang van den
mannetjeskanarie, moet men 't ongelukkige in 't kooitje
opgesloten beestje ook nog ver van een
wijfje houden hoewel toch blijkbaar het
dier zeer sterk naar een wijfje verlangt. Ik
persoonlijk heb meer vreugde aan 't sjilpen
van een vrije musch dan aan de schoonste
waterrollers van zoo'n verkrachten kanarie
haan, büwien men het middel tot doel heeft
gemaakt.
Waartoe, vraag ik, is het nog noodig, zich
nogmaals te overtuigen dat de zeeslak goed
ruiken kan ? Is het niet voldoende dat wij
dit nu weten, door de onderzoekingen van
een zoo gezaghebbend man als u op dit
gebied zyt? Ia er groot onderscheid tusschen
het voor een zeker wreed pleizier" toewer
pen van levende dieren aan andere gevangen
dieren (die ook na eenigen tijd verkwijnen)
en het sadisme van lummels, die nogmaals
Verloving van prins William van Zweden,
met groothertogin Maria Polovnia.
Opium rookende dame». - Een nieuw
ontdekte Botticelli.
Een vorstelijke verloving, die met
algemeene sympathie begroet wordt, is die van
prins William, tweeden zoon van den
Zweedschen kroonprins met de om haar talent en
groote beminnelijkheid gevierde groothertogin
Maria Polovnia. Prins William is in veel op
zichten het innerlijk en uiterlijk evenbeeld
van zijn grootvader, den thans nog
regeerenden koning Oscar II van Zweden. De
drie-en-twintigjarige prins William houdt
evenals zijn schrandere grootvader van
studie, en is daarenboven een musicus van
mér dan middelmatig talent.
Zijn verloofde schildert zóó, dat zij als
beroeps schilderes zou kunnen leven van het
werk harer vlotte, vaardige handen. Haar
groote liefde voor de natuur stempelde haar
tot landschap-schilderes. Als chte artiste,
bekommert zy' zich niet om weer-en-wind,
kou en vermoeienis, ten einde luchten en
lichteffecten te bestudeeren.
Druipnat worden wanneer de regen uit
loodzware wolken neergutst, deert haar aller
minst, zy is opgetogen, wanneer zij het driftig
spel van sombere wolken, die het licht
onderIIIMMIIIINIIMIIMUMIIIMIIIIM
en nogmaals vivisecteeren op kikkers,
marmotten, honden, hoewel al hun proeven,
doorgaans zonder waarachtig belang, te voren
reeds door meer bevoegden zijn verricht ?
Is niet heel dat moderne gedoe van dieren
in kooien en bakken en aquariums houden,
van den dierentuin tot het blinde vinkje,
een ongepaste wreedaardigheid ?
De Amsterdamsche Artis zou, meen ik,
als opvoedkundig instituut aanzienlijk win
nen, indien men alleen die dieren er levend
hield, welke mak genoeg zijn, om zich in
gevangenschap gelukkig te gevoelen. Al het
overige is uit den booze. Leeuwen, tijgers,
hyena'e, wolven, wilde katten, slangen, die
men er nog wel kan zien als ze hun prooi
krijgen (arme duiven en konijnen, die levend
in de slangenkooien gaan), zouden uitstekend
door opgezette dieren vervangen kunnen
worden. Bij het zien van een leeuw in zijn
kooi, voel ik medelijden, zoowel om zijn ge
vangenschap als wegens den aard van het
dier, dien ik tegen het menschely'k gevoel
van liefde en schoonheid voel indruischen.
Mij dunkt, dat er heel wat geleden wordt
door al die hagedissen, kikkers, salamanders,
schildpadden, rupsen, die door liefhebbers"
van de natuur worden opgesloten en voor
een groot deel, als de eerste pret er af is,
verwaarloosd. Het moet het kind aan wreed
heid gewennen, dat in een bus er levende
meelwormen op nahoudt, deze kweekt, met
geen ander doel dan om ze straks levend
aan andere dieren te voeden. Wil het kind
liefde tot de natuur worden ingeboezemd,
dan moet het onderwijs in de kennis der
natuur op ethisch-philosofischen grondslag
plaats vinden of als gy een ander woord
wilt, op christelijken grondslag. Het is waar,
dat Christus de vriend der visschers was en
visschen aan 't feestmaal uitdeelend, bepaald
geen vegetariër is geweest. Maar hij heeft
de leliën des velds bewonderd en lief gehnd
en hy heeft God's nheid met het muschje,
dat niet zonder Zijn wil ter- aarde valt, ver
kondigd.
De aanschouwing van de natuur, zooals wij
ze, dank zij de onderzoekingen van mannen
als n en uws gelijken, hebben l eeren kennen,
brengt ons af van God. Nooit kan, wat wij
als Liefde, als alles omvattende Liefde, be
schouwen, een wereld doorademen, waar zoo
wreedaardig de een den ander vermoordt en
verteert en moet verteren op straffe van
ondergang. Maar dat is het gioote, het kar
dinale onderscheid tusschen den mensch en
al het andere, dat hier op aarde leeft: wij
voelen en beseffen, wij menschen alleen,
dat dit stelsel van onderlinge wreedaardige
verdelging in stry'd is met een ideaal in ons.
En het besef van 't bezit van dat ideaal,
verheft ons, brengt ons weder tot God.
Dit besef nu hebben wy' in den mensch
te ontwikkelen. Beschouw de schepping,
jongmensch. Ziet aan dezen gruwelijken strijd;
maar vindt er geen vreugde in betreur
het, dat op deze planeet dit stelsel het eenige
is, dat voortleven gedoogt. Maar weet ook,
dat gij u daarvan hebt verwijderd en tracht
er naar, u er steeds verder van te verwij
deren. Voel u vijandig tegenover al wat
wreed is, in de natuur en in den mensch,
die te dezen opzichte, een tegen-natuurlijk
wezen behoort te worden. En het goddelijke
in ons menschen gaan wij eerst dan voelen,
wanneer wij het dier in ons hebben over
wonnen.
Tusschen de kippen, die een kikker, die
in de loop verdwaald is, het vleesch uit het
levend lichaam rij ten en verteren; tusschen
den aap, die met glundere nieuwsgierigheid,
onbewust van zijn daad, een toevallig ge
vangen vlinder, langzaam levend uit elkaar
plukt; tusschen den stalboef, die den haver
verkoopt en 't paard van zy'n heer laat ver
hongeren ; tusschen den natuurvriend," die
voor zijn pret toekijkt naar 't verslinden
van 't ne levende dier door 't andere, is
het verschil niet zoo heel groot. Het
menschelijke in den mensch begint daar, waar
hy het stelsel van liefde begint toe te passen
tegenover het stelsel van wreedheid.
Dit had ik al lang op het hart. De gelegen
heid is te schoon om het ditmaal niet eens
te uiten, vooral nu ik mij tot een zoo goed
adres kan richten bevat niet hetzelfde
blad, waarin gij aanraadt slakken met wormen
te voederen, een oproep van uw hand, arme
kinderen naar strand en bosch te brengen,
waar gij ze zeker andere dingen zult leeren,
dan het kneuzerig genot van wreede proeven
met weerlooze dieren.
Laat ons niet eenkennig zy'n en ons
medelijden alleen bepalen tot onze naaste
omgeving. Lijden is lijden het arme stads
kind in de slop en de worm uitgezogen door
de slak beiden behooren ons medelijden
op te wekken, mede-lyden, dat is de
menschelijke verfijning van het grove dierlijke egoïsme.
BBBNAED CANTER.
P. S. Zou het ruischen van zeeschelpen,
die tegen 't oor gehouden worden, niet ver
oorzaakt kunnen worden door 't suizen van
onzen eigen bloedsomloop? Immers, elk
voorwerp, een leeg kopje, de holgehouden
hand, veroorzaakt een dergelijk geluid.
* *
*
Den Heer Bernard Canter.
Vooraf mijn dank aan de Redactie, die mij,
door 't zenden van de proef van bovenstaand
artikel, in staat stelde, den geachten schrij
ver te beantwoorden.
scheppen, rustig heeft kunnen nagaan.
Voor dag en dauw gaat het vlijtige
schilderesje er op uit, om te genieten de glorie
van Zonsopgang. Af en toe exposeert zij haar
werk, dat goed en grif wordt gekocht. De op
brengst besteedt de verloof ie van prins
Wiliiam voor liefdadige doeleinden. Beide
jongelieden stellen veel belang in literatuur.
***
Tegen het noodlottig opium roDken, treedt
de heer Thomson, de Fransche minister
van marine, krachtdadig op, zoekend door
het toepassen van strenge straffen, schrik te
verspreiden onder de officieren en manschap
pen der Fransche marine, die het rooken van
opium, wat zy in Oostereche gewesten leerden
kannen, op de koele Westerstranden voort
zetten.
Helaas l niet alleen mannen gaan zich aan
opium te buiten. Een Amerikaansch journa
list vertelt afschuwelijke staaltjes door hem
gezien van opium-boudoirs in Pary's en Nice.
Geen armoedige, vunzige opium-holen, zooals
hij die in San Francisco zag, maar lokkende
weelde-vertrekken vol Oostersche pracht,
zoete, bedwelmende geuren, zacht-opklinkende
muziek, melodische fluisterstemmen
uitzeggend mystieke verzen.
nMiiMMMiimiiiMiiimiiimiim
'k Heb het wel verwacht. Diezelfde beris
pingen worden me nu stellig al tien jaar
geregeld minstens eejis per jaar toegediend.
Verleden jaar en vóórverleden jaar heb ik
er ook al in deze zelfde Groene van langs
gehad, en er mij in verdedigd. In mijn
Handleiding en andere geschriften heb ik de
kwestie grondig besproken. Gevoeglyk had
ik er naar kunnen verwijzen, en als 't de
eerste de beste was, die mij ter verantwoor
ding riep, zou ik dit om de lezers en mezelf
ook gedaan hebben. Laat ik 't dan nog maar
eens zeggen en trachten den heer Canter
gerust te stellen. Hem te overtuigen van
ongelyk, daartoe waag ik zelfs geen poging,
want het wonder zou eerst kunnen geschie
den, indien hij zelf in werkelijkheid met zijn
eigen of andermans kinderen ging doen wat
hem bij 't lezen alleen al bedroefdheid"
bezorgt, n.l. aquarium of terrarium houden,
dus dieren kweeken, verzorgen en voeden,
desnoods met andere levende dieren.
Hoe is 't toch mogelyk enz.!" 't Is mijn
eerlijke, door jarenlange ervaring verkregen
meening, dat het een uitmuntend opvoedings
middel is dat opzettelijk laten zien en be
grijpen van de werkelijke waarheid in't die
renleven aan niet al te jonge kinderen.
Wanneer ik mijn eigen kinderen en andere
kinderen, door de ouders aan my'n zorgen
toevertrouwd, een aquarium of terrarium liet
onderhouden, dat wil zeggen hun een
kleine, zy 't ook gebrekkige afspiegeling van
bet leven in de natuur ter bestudeering gaf,
heb ik dat steeds gedaat na ernstig overden
ken, en met de overtuiging, goed te handelen
in hun belang en in dat van de menschheid.
Zeker, ik had kunnen doen zooals de ge
achte schrijver wil, en 't zelfstandig onder
zoeken aan anderen overlaten; ik had den
kinderen kunnen vertellen, levendig vertellen,
van de onderlinge afhankelijkheid van alle
levende wezens; ik had ze misschien door
lang praten en voorbeelden - aanhalen en
proefnemingen oververtellen aan 't verstand
kunnen brengen, dat lal wat leeft en gezond
Uitgestrekt op mollige tapijten en zachte
kussens, schemerend in tinten van zyden,
Oostersche borduursels, rooken dames haar
opium-pypen. Na de vierde py'p, zy'n de
rooksters in een toestand het midden houdend
tusschen waken en droomen. De heerlijk
heden die haar fantasie in dien donzel-doezel
kwistig biedt, worden den volgenden dag ge
boet. De opium-rookster is dan dof, slap,
vermoeid, verdrietig. Even als de alcoholiste
naar de flesch grijpt om in zwy'mel te ge
raken, zoo hunkert het opium-slachtoffer naar
het oogenblik zich aan opiumgeur te be
dwelmen. De strijd in onze dagen aange
bonden tegen het misbruik van geest-ver
doffende en lichaam-slopende dranken, zal,
naar ik hartgrondig hoop, worden voortgezet
door een onverpoosden kruistocht tegen het
weerzin-wekkend opium-gebruik.
De heer Jules Féral te Parys, kunstkooper,
is tot de verrassende ontdekking gekomen,
dat bet doek Madonna en kind", hem door
de eigenaars toevertrouwd een echte Botticelli
is ; feit, waarvan de bezitters volslagen onkun
dig waren. Dit nieuw ontdekte scbilderwerk
van Sandro Botticelli is volmaakt onge
schonden, en dateert uit zijn eerste periode.
kiemwit van een ethisch-pbilosophische, zoo
ge wilt een christelijke" levensbeschouwing.
Ge weet van wien 't vreeslijk woord kwam:
Vader, Dankt 't wormpje ook ?" Het woord
dat inslaat als een bliksem op een zwakke,
een misleide, een afgeleide, op een door woor
den opgevoede, volgens uw systeem van
onderwijzen in de kennis der natuur. Op een
ingewijde in de geheimen der natuur heeft
't geen vat meer, bij dien verschroeien het
woord en het feit het geloof niet. Ook daar
is liefde, een veel hoogere, dan die wij men
schen kennen en kunnen begrijpen.
De natuur is niet wreed. Hebt ge ooit
een ringslang in een terrarium een kikvorsch
zien grijpen, en 't dier lebend naar binnen
zien schuiven ? Ik heb gehuiverd er bij en
doe 't nog; daarom ga ik weg, als ik 't zie
aankomen. En toch, wel niet de eerste keer
nog, maar bij de tweede en derde keer,
dat ik mij dwong er bij te blijven staan,
kreeg ik de overtuiging dat de kikvorsch
geen pijn voelt; hij is verdoofd, verlamd,
gevoelloos, zy'n gevoelszenuwen zyn werkeloos
door de emotie, bij den eersten greep al. Het
gaat hem als Livingstone die door een leeuw
gegrepen en meegesleurd werd. Hij heeft,
volgens zijn eigen woorden, geen pijn ge
voeld by' 't inslaan van de klauwen in den
schouder, geen angst bij 't versleepen, of
schoon hy' zijn volle bewustzijn behield.
Zoo gaat 't bij eiken aanval, zóó als de
sperwer de duif slaat, zoo als de bunsing de
kip bespringt, zoo als de snoek de voorn
gry'pt; een knauw, een hap, een slok, en weg
is het leven.
De natuur kan niet leven zonder dooden,
maar zij doodt met goedheid, onvoelbaar,
plotseling; de natuurlijke dood (in
gebruikely'ken zin) bestaat niet, of zoo goed als niet,
in de dierenwereld. De dood door een ander,
sterker dier is de natuurlijke, de minst pijn
lijke, de meestal plotselinge; de zieke patrijs
is de wisse prooi van de hermely'n; 't is
een verlossing die knauw in den nek.
Er ligt een gevaar in, de menschelyke
Men vermoedt dat het vervaardigd werd
als huwelyksgeschenk voor een Florentynsche
jonkvrouw. Jonge, Italiaansche meisjes uit
de XVe eeuw waren bizonder gesteld
by haar uitzet te kry'gen een schilderij of
een basrelief, voorstellende de Heilige Maagd
en het kindeke Jezus. Het symbool der
moederliefde kreeg een eereplaats in de woning
der jong-gehuwde.
Deze Madonna en kind" van Botticelli,
waarop zich voor 't oogenblik de aandacht
van experts, schilders en kunstminnend
publiek concentreert, geeft een zittend knie
stuk van de Heilige Maagd, in rood
kleed waarover een blauwen met groen
gevoerden mantel, getooid met goud-motie
ven. Het reine ovale gelaat is omsloten door
violetkleurige huif, waarover een wit gazen
sluier gedrapeerd is.
Het kindeke staat op moeders schoot, de
mollige armpjes om haar hals, het ronde
kindergezichtje aan moeders wang geleund,
de groote, stralende oogen hemelwaarts ge
richt. Links van het doek, het zachte, wee
moedige profil van een zwartlokkigen jonge
ling, symboliseerend de tegenwoordigheid
van een engel, aanbiddend het liefelijk beeld
van de Madonna met haar kind.
CAPRICE.
Een hulp-terrarium.
is, in 't leven wil blijven; en dit alleen kan
doen door andere levende wezens 't zy' dan
planten of dieren te dooden; de mensch ook,
alleen met dit verschil, dat hij in den regel
laat dooden door andere menschen, die hij
daarvoor betaalt met... levensonderhoud. En
als ik geen onderwijzer was, had ik dat mis
schien gedaan en... gefaald. Want zoo zeker
als ik hier de zwarte letters op't witte papier
zie voortglissen, zoo zeker weet ik bij ervaring,
d. w. z. door eigen waarneming op kinderen,
opzettelijk en toevallig, dat mijn mooiste praten
op 9 van de 10 jonge, luisterende zieltjes niet
meer duurzaam vat zou hebben gekregen,
dan mijn vingerkneep op een elastieken bal.
Neen, waarde heer, niet dat zelf-zoeken en
zelf zien en zelf waarnemen in de natuur
brengt af van God", (zooals gij 't uitdrukt, en
ik meen heel goed te begrijpen wat ge er
mee bedoelt); want dat kan het leeren kennen
van de waarheid nooit doen, niet bij kleine en
niet bij groote meuschen. Maar t verbloemen
brengt af, misleidt. Alleen wie stroom op
waarts gaat, loopt in de richting van de bron.
Hoe is liefde op wreedheid te grond
vesten?" vraagt ge. Versta ik uw zin goed,
dan bedoelt ge, dat de gruwelijke"
tooneelen uit de dierenwereld b. v. van die
slak, die een halfdoode worm verslindt, een
van die opzettelijk te zien gegeven wreed
heden is. Nu is er voor mij geen wreedheid
in de dierenwereld; alleen de mensch kan
wreed zijn. Dat is geen spelen met woorden,
't is een overtuiging, die ieder natuur
onderzoeker, ook alis 't een kind, noodzakelijk
zal en moet krijgen, als hij maar door eigen
waarneming de natuur leert kennen. Daarin
juist, in die tegenstelling, ligt de kiem en 't
gevoelens in gedachten over te brengen op
dieren; de dieren en ook de jonge kinderen
hebben een instinct voor levensbehoud, maar
zy kennen den dood niet, zooals wij; zij span
nen instinctmatig spieren en zintuigen in om
zich te redden en zij worstelen; maar van vrees
voor den dood is bij hen geen sprake; die
heeft alleen de denkende mensch voor het
gevreesde, het altijd wachtende, het zeker
komende, meestal smartelijk einde.
Ook zoo met 't py'n voelen. Wij weten
't niet zeker, neen; maar een wormpje dat
doorgesneden wordt, kan blijven leven en
uit elk stuk groeit een nieuwe complete
worm; een salamander, die zijn poot of staart
liet in den bek van een baars, kry'gt een
nieuwe staart of poot. Zou de pijn van de
meelworm in den bek van een nachtegaal,
wel dezelfde zy'n, als een openscheuring by
een fijnbeschaafd, teer gebouwd mensch ?
En staat de ruwe natuurmensch, de
roodhuid, de Australische inlander, er even zoo
voor als wij ? Denk eens aan de bevalling bij
natuurvolken, aan hun opzettelijke vermin
kingen bij puberteitsfeesten l
Een kind heeft een boomkikvorsch in een
flesch en 't moet hem levende vliegen geven
of 't dier sterft van honger. Of de vliegen
of de kikker!
De kikker is de gevangene, hij kan z'n vlie
gen zelf niet gaan halen bij den slager of van
de plant. Laat hem dan vrij en gooi hem in den
vijver, zegt ge. Voor de eenden ? den reiger of
den ooievaar? Goed dat zijn onze zaken niet."
Dan maar niet weten dus? Gelooven in de ver
waterde natuur van antieke schoolboekjes en
bakerverajes? Leven inonnoozelheid?Wee, wee
dan, als de vreeslijke man met de vraag van
't dankende wormpje" komt! Niet de dieren,
die elkaar dooden, zijn wreed. Wie gaf den
wolf zijn honger en zijn klauwen, den ooie
vaar zijn eetlust en zyn rooden dolksnavel?
Alleen de mensch, de denkende mensch kan
wreed zijn voor zichzelf, zyn evenmensch en
ook voor de dieren, als hij ze kent in hun
leven, hun onbeholpenheid, hun zwakte
tegenover den mensch, en ze toch martelt.
't Kin i dat een bloempje of vlieg openpeu
tert of 't een ulevelletje was, is niet wreed,
als 't het leven niet kent en de dood en de
pijn niet. Ook de idioot, de gevoellooze
misdadiger niet. Dat behoef ik u niet
te zeggen. En wanneer ik moet voeden met
levende dieren, die ik houd en laat houden
omdat ik nu eenmaal geloof en niet anders
kan dan gelooven, dat op dit stuk alleen
weten, werkelijk weten door eigen ervaring,
tot diep zedelijk inzicht kan voeren, dan
zal ik dat in 't bijzijn van heel jonge kinderen
in 't geheel niet doen, bij oudere altijd met
duidelijken tegenzin, die niet geveinsd is.
't Kan niet anders, 't moet. 't Is treurig, maar
waar. Waarom 't leven gegrondvest is op den
dood, dat weten wij niet.
En als een kind zoover is, zooveel weet
dat het mij begrijpen kan, dan eerst praat ik
met de jongelui er over ; en zeg met over
tuiging, dat de wilde dieren niet wreed
kunnen zyn, zij weten niet wat zy doen,
kennen geen onderscheid tusschen goed en
kwaad; en als wy dan samen een middel
zoeken om onze mooie salamanders aan dood
voer te wennen, als we ze foppen met een
rolletje van fijn gewreven vleesch, dat we
aan een draadje bewegen of 't een worm was,
en zien dat de list gelukt en de salamander
toehapt, dan zy'n wij blij en is ons gemoed
opgelucht; dan zy'n wij zoover, dat wy geen
levenden worm meer behoeven te zien opeten :
Begrijp het goed, m'n jongen, wij zijn niet
blij om den geredden worm, daar in de grond.
Kijk, die wordt juist door een merel uit de
aarde gerukt en stuk gehakt. Maar blij om
ons zelf, wy zy'n gelukkig door ons echt
menschelijk gevoel; wy zijn ge
lukkig en dankbaar, doordat
wy niet verplicht waren
zelf te dooden en te zien
dooden. Wy', die eerbied
hebben leeren krijgen voor
't grootsche, 't ontzaglijke,
goddelijke onbegrepen iets,
dat wij leven noemen".
Geachte heer Canter, 'k
zou zoo op elk punt van
uw schrijven kunnen in
gaan, met u redetwisten,
en u zou my met volgens
u even goede redenen kun
nen beantwoorden. Willen
wy' 't er bij laten? Myn
lezers hebben waarschijnlijk
ook liever feiten dan be
spiegelingen, 't Is een
kweatie, waarby' wij beiden
hetzelfde willen langs ver
schillende wegen. Bijna
letterlijk kunt ge uw woor
den Maar dat is 't groote,
enz." terugvinden in op
stellen van mijn hand in
1892 en 1893 geschreven in
een handleiding voor on
derwijzers. Juist door de
tegenstelling te leeren in
zien van het dier, dat
alleen doet wat zy'n honger,
en nog een paar natuur
driften meer, hem dwingt
te doen, met den mensch,
die weet, en die zijn driften
kan leeren beheerschen,
kunnen wij kinderen op
leiden tot de groote liefde
voor den evenmenseh en ook voor de dieren.
Ook uw uitval tegen de vivisectie had ik
willen beantwoorden, want die vind ik on
billijk en eenzijdig, zooals een uitval trouwens
in den regel is. Ook ken ik een eerlijk en
knap auteur, die vivisectie op zichzelf toe
paste, toen hij met levensgevaar zelf ging
onderzoekeri,om de waarheid aan de menschen
te kunnen vertellen; hij waagde zijn leven,
dat voor hem, zijn huisgezin en de maat
schappij meer waard is dan dat van honderd
duizend kikkers. Misschien kom ik er later
nog eens op terug; nu heb ik geen tijd en
ook geen lust meer; 't is eindelijk vacantie
en dan pen ik niet meer dan hoognoodigis.
Over bet z.g.n. ruischen in schelpen en
andere holle voorwerpen, later nog wel.
Met groet
E. HEIMANS.
Wie met de vacantie naar buiten gaat, zal
zy'n terrarium wel niet meenemen, om 't ge
vaar van breken te ontgaan. Nu, er is altijd
wel een amateur-fotograaf in 't pension of
in 't hotel, die platen verknoeit. Vraag ze,
veeg ze met warm water schoon en maak er
een hulp-terrariam van volgens bijstaand
model, dat ik bedacht heb. Het is een
spoelbakje met zes 13 bij 18 cM. ex-platen,
in gips vastgezet. In zand gaat ook wel,
maar dan een touwtje er om binden. Ont
snapt eens een hagedisje of een hazelworm,
zoowel te beter voor 't diertje, en ge vangt
weer een ander.