De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 28 juli pagina 1

28 juli 1907 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

BE AMSTERDAMMER A°. 1907» KBLAD YOOE NEDEELAND Bit nummer bevat een bijvoegsel. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Abonnement per 3 maanden / L50, fr. :p. post f 1.65 Voor Indiëper jaar, bij vooruitbetaling, ..... .?mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . . . 0.12', Zondag 28 Juli. Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer f 0.25 Reclames per regel 0.40 Annonces uit Duitsclilant], Oostenrijk en Zwitserlnnd worden uitsluitend aangenomen door de firma RL'DOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig. INHOUD: VAN VEREE EN VAN NABIJ: Bevruchten van het lager onderwijs*, (Ingez.), door K. Heogland. SOCIALE AANGELEGENHE DEN: Dr. Baraardo's Tehuizen, door Cl. Bienfait. FEUILLETON: Veepest, I, door Kees Meekel. KUNST EN LETTEREN*: Tentoonstelling 'Van modern buitenlandach dmkwerk in het Museum van Kunstnijver heid te Haarlem, door R. W. P. de Vries Jr. Kleurenfotografie, door C. A. P. Ivens. Ahasv«ru3, kind van onzen tijd, door P. B. Westerdijk. Na ir het dagen, Verzen, door 8. Bonn, beoordeeld door A!b.. Kehru. VOOE DAMES: Vrouwenidealen, I, door M. K. Vrouwenarbeid en dwaalwegen, door D. E. A. J. ALLERLEI, door Caprice. UIT DE NATUUR, door E. Hei mans. Oude Kunst, met af b. Een .?architektonisch" landschap, door Plasschaert. Pastoor H. C. Verbraak, met portret. Portret van Heldriog. Draagpenning Vredesconferentie, met ai h. .Assthetwche opvoeding, door Carl L. Dake. Uit het hedendaagsche Korea, I, door S. Kalff. Hoe men zou moeten werken, door C. M. V. FINANCIEELE EN OECONOMKCHE KRONIEK, door Alex. J. Hendnix en V. d. S. SCHETSJE. INGEZONDEN. DAMKTJBRIEK. SCHAAKSPEL. ADVERTENTIEN. De vrachten van liet Jager onderwijs. (Ingezonden}. In het nummer van 21 Juli :is van den heer J. W. Gerhardopgenomea.een artikeltje, geschreven naar aanleiding van .het ver schenen verslag der schoolcommissie, waarin hij de onvoldoende resultaten van.ons onder wijs, door genoemde commissie geconsta teerd, wijt aan de gevolgde metbodes. Ons onderwijs verstompt, injplaats \\an te ontwikkelen, beweert de beer G. .Betere resultaten zullen we eerst krijgen, .als de autoriteiten den onderwijzers ook de vrij heid laten het onderwijs te geven, methodes te volgen en leerboeken te gebruiken, die zij (de onderwijzers) de beste vinden. Ik bedoel hiermee volstrekt niet absolute vrij heid. In vind 't goed, ja, zelfs noodig,.dat wij ons allen binnen zekere grenzen be'wegen moeten, maar en hierop komt het H»u aan die grenzen moeten d<e onder.wijzers, als de eerste deskundigen en belang hebbenden, zelve vaststellen, niet ieder voor jrich alleen, maar allen gezamenlijk voor allen. Dat zullen wij verkregen hebbeu, als ook hier wordt ingesteld, wat hier en daar in Zwitserland en Duitschland al lang besteat, nl. een schools ynode, d. i. do officieele vereeniging van het gezamenlyk personeel der openbare scholen." Ik herinner me, dat onze leermeester in jNed. taial op de Normaalschool, als wij 't hadden over de afleiding der woorden, <óns er voar waarschuwde, niet te doen als «en van z'ji vroegere leerlingen, die, toen hjj merkte, dat er zooveel woorden waren oivtstaan uit het oude tiegen", voortaan bijna elk woord zoo lang wist te vervormen, dat hij bij liegen" terecht kwam. Ongeveer net zoo gaat het den heer Gr., die voor elke ftmt van ons onderwijs 't ge neesmiddel zoekt in de schoolvergadering en ik geloof, dat dit niet bevorderlijk is voor het verder doordringen van ons denkbeeld. Van schoolvergaderingen, die meer zijn dan adviseerende lichamen, van schoolver gaderingen, die mede vaststellen de richting, waarin het onderwijs zal worden gegeven, ben ik een groot voorstander, omdat ik 't jammer vind, dat men zooveel werkkracht Tan ernstige mannen en vrouwen ongebruikt laat; omdat ik_er van verwacht een opge wekt paedagogisch leven bij de onderwijzers, dat zeer in 't voordeel zal zyn van ons onderwijs. Maar al hadden wo die schoolver gaderingen gehad, dan zouden de resultaten yan ons onderwas nu nog niet schitterend zijn geweest, om de doodeenvoudige reden, dat wij, klasse-onderwijzers, evenmin als onza autoriteiten, die voor ons hebben bepaald, welke methodes wij moesten volgen «n welke leerboeken gebruiken" zouden gezien hebben de nadeelige gevolgen der thans meest gevolgde manier. De heer Jan Ligthart heeft in, ik meen den loopenden jaargang van School en Leven, uiteengezet, hoe de tegenwoordige neiging om ziöh te bemoeien met kleinigheden, om Tan wat alles, niet om van alles wat te leeren, in verband staat met de stroomingen in de hoogere wetenschappen, die met de yerbeteringen van het microscoop een nieuw arbeidsveld kregen, door na te sparen 't groote in 't kleine; hoe bij ons lager onderwijs de deining is op te merken van den golfslag in de wetenschap. .Welnu laten we eerlijk blijven en ronduit erkennen de schoolvergaderingen zouden niet dat diepe inzicht hebben ge had, om vooruit te zien, wat wij thans opmerken. .Misschien, dat, als we eerlijk durfden te zijn voor anderen en voor ons zelf, iets eerder 't juiste inzicht was ge komen, doch de .fout hadden we gemaakt ook met gouverneerende school vergaderingen. Ik meen dan ook,dat te veelvuldige controle, waardoor w.ij, onderwijzers, steeds gedwon gen zijn werk te leveren, dat af" is, dat altijd sluit als een bus, een der oorzaken is, dat men de fouten niet eerder heeft opgemerkt. Te veelvuldige controle de oorzaak, dat fouten onopgemerkt bleven! 't Klink parodoxaal en .toch is 't zoo. Van ons, die werken met dikwijls slecht materiaal, soms met gedegenereerde typen of thuis bedor ven individuen, eiscbt men ten allen tijde precies sluitend werk. Precies eluitend bij alle kinderen! Wat is daarvan 't gevolg ? Dat wij er naar trachten .steed-s .irsrk te kunnen toonen, dat er goed uitziet. Dat kan evenwel beslist niet voor alle .kinderen, als wij gewoon doorgaan. Nu heeft men het altijd als een bewijs van minder onderwijzer zijn geacht, als iemand veel leerlingen moest laten zitten. En natuurlijk hoe beter onderwijzer. hoe minder leerlingen behoeven achter te blijven, maar ik herinner me nog van de lessen in Bekenkunda, dat men met het omkeeren yaa een stelling voorzichtig moet zijn niet ieder, die weinig kinderen laat zitten, is .een goed onderwijzer. Want dikwijls heeft men daarom de vluggen tegengehouden, ',t intellect naar beneden gedrukt. Ongeveer zoo is het ook gegaan met stel ling zooveel: hoe beter onderwijs gegeven is, des te minder fouten maken de kinderen. Men ging de stelling omkeeren en maakte er van: hoe minder fouten de kinderen maakten, des te beter was het ontvangen onderwijs. En we werden knap in het laten maken van werk zonder fouten, zoo knap, dat we eindelijk niet eens bemerkten, dat wij ande ren, elkander en ons zélf bedrogen. Een taaioefening werd behandeld, bespro ken, op 't bord gemaakt, soms nog eens op een los blaadje papier met potlood en dan o wonder, daar kreeg men werk zonder fouten en 't praedicaat best onderwijzer." Sommen werden (en worden) behandeld, uitgelegd, in typen ingedeeld en op 't bord geschreven; de gang der redeneering wordt uit 't hoofd geleerd en ja, dan lossfln de kinderen zelfstandig? vraagstukken op. Maar, o wee", als dan iemand komt met een afwijkende redactie der vraagstukken, hoe gering soms ook. Als we minder waren gecontroleerd, zou den we zulk soort werk niet zooveel gemaakt hebben, waardoor de geringe resultaten eer der waren gebleken. Een andere oorzaak, evenmin door den heer G. genoemd, is te weinig schriftelijk werk. Eigenlijk is dit ook een ge-volg van te veelvuldige controle, maar van zoo .groot belang, dat ik meen ze afzonderlijk te moeten noemen Op vele scholen zijn de leien a/gfischaft; .alles wordt op papier gemaakt en alles moet .er netjes uitzien; 't moet weer altijd werk zijn, dat goed uitkomt bij parade. Och, lette men eens wat minder op de netiieid bij de sommen, wat minder op 't mooie schrift bij de opstellen. In dit blad heeft eens een vader zuchtend tegen zijn dochtertje, dat een opstel overschreef in 't net, gezegd: Maar kind, 't is geon schoonschrift." Zeer zeker, dat slordige werk in cahiers heeft een nadeeligen invloed op de netheid van 't geen ook keurig kon zijn, maar op de dorpsschool, w;iar wij werden onder wezen, rekenden we raak op de lei; vyf, tien, twintig sommen in een uur, de griffels kletterden soms over de leien, wij hadden vaak kleuren als boeien, en als de meester kwam met het antwoordenboekje hadden we soms 15, 16, 20 sommen goed. Ketjes ? We zetten streepjes onder de antwoorden, anders konden we in den chaos geen weg vinden. Maar we rekenden goed en graag. Doch hier! Langzaam, netje?, 't plusteeken correct en logisch de som beredeneerd. Geen schakeltje overslaan, jongen. Wij sloegen risten over op de lei; natuurlijk niet in den gedachtengang. En dan, de correctievloek. Laat elk kind z'n eigen.werk eens nazien, vraag de vingers van O fouten, van l fout, van 2 fouten en van meer dan 2 fouten, en verketter ze niet,die zich wat vaak vergisten, heusch, men zal zoo vaak niet bedrogen worden. Wan trouwen k weekt dikwijls bedrog. En ik weet het bij ondervinding als de onderwijzer na afloop zegt: Nu zal ik eeng uitzoeken, wie goed kan nazien," dan gaan alle vingers omhoog en ieder is blij, als hij zijn lei mag toonen. Ook een algeraeene oorzaak, die werkt ten nadeele van ons onderwys is: 't stellen van te hooge eischen. Onder den invloed van heeren speciali teiten zijn de eischen, vooral van Natuur kunde, Plant- en Dierkunde, schrikkelijk opgevoerd. Wij geven gaarne toe, dat zij mooie lessen konden geven in die vakken, maar hun mooie lessen hebben bewerkt, dat wij vaak tijd verknoeien. En komt er be zoek in de klas, dan wordt het paardje extra mooi opgetuigd! Is 't wonder, dat er dan van boven af een neiging komt, zoo iets van ieder te vragen; 't onderwijs in die richting te leiden? Te veel heeft men de onderwijzers willen dringen in een keurslijf, dat slechts enkelen paste. En te vaak Hebben we ons zei ven geperst in zoo'n keurslijf, aangetrokken door den schoonen sotujn. Men vergeet dan wel eeos, dat, wat de een kan, den ander soms niet mogelijk is. Men bereidde zich voor of zou ik niet juister zijn, als ik zei: men bereidt zich voor voor vakken a's geschiedenis en kennis der natuur, maar rekenen, taal, zelfs stellen, krijgen 't mini mum der uren, die de onderwijzer thuis aan z'n klas geeft. En als men daar thuis aan begon, dan werden die enkele uren gebruikt om de moeilijkheden te splitsen, om zooveel trappen en trapjes te maken, dat men een hellend vlak kreeg, waar de leerlingen netjes langs naar beneden sulden. Dat was dan opvoerend onderwijs! Ook onze opleiding moet worden ver beterd. Een andere, een betere grondslag moet worden gelegd. Niet voldoende is het, dat particuliere opleiding wordt afge schaft, niet voldoendo is, de Normaalscholen, waar les gegeven wordt door onderwijzers, voor wie 't opleiden tot ons werkelijk belangrijk ambt is een bijbetrek king, op te heffen, zelfs onze kweekscholen, nu toch verreweg de beste opleidings instituten, moeten worden vervormd, 't Moet niet meer voorkomen, zooals't mij is gegaan, dat. men, na.op 't examen ruim voldoende te hebben gehaald voor geschiedenis, bij de voorbereiding tot een les leert, dat de Ger manen slaven hielden; 't moet niet meer voorkomen, dat men van 't leven in de Middeleeuwen niets weet, maar precies kan aangeven den overgang van't eene gravenhuis in 't andere ; dat men weet door welke kanalen men kan komen van de Noordzee in de Oostzee, maar geen boeiende les kan geven over 't duinlandschap. Een grondige herziening van 't examenprogram is dan ook dringend noodig en ook men omschrijve juister de eischen. Zooals het nu is: Het examen omvat: goed lezen en schrijven, de kennis der; zinspntleding, enz., vaardigheid oni zich ... de eerste oefeningen van... het rekenen, enz., de beginselen van ... de grondt rekken der... enz., laat het veel te veel over aan de inzichten yan telkens wisselende personen, wat goed is, wat vaardigheid inhoudt, wat eerste oefeningen, beginselen of grondtrekken zijn. Als men thans studeert voor onderwijzer, traint men zich niet om te worden een goed onderwijzer, maar om aan de eischen van de heeren, die in de comm. zitten, te voldoen. Aan de practijk wordt weinig gedaan, want ? men onderzoekt niet de practische bekwaamheid. Die leeren onze aehttienjarigen (achttien jaar en volksopvoeder!) als ze in betrek king zijn. Arme kinderen en arme onderwijzers, die na een dan zeer vaak heel zwaren dag taak zich weer moeten inspannen voor de acte als hoofdonderwijzer. Ten slotte: wij krijgen de leerlingen te vroeg en gaan ze ook te vroeg weer kwijt. Een noodzakelijk en zeer noodlottig gevolg ?daarvan is, dat ons onderwijs wemelt van ontijdigheden. Als sterkste voorbeeld daarvan herinner ik me eens te hebben gelezen, hoe men 't begrip grootvader" kan aanbrengen. Alsof 't dagelijksch leven daar niet voor zou zorgen. En dat een oom is de broer van je vader of van je moeder, wie heeft dat den kinderen nog nooit geleerd?" De gouverneerende schoolvergadering zal zeker meewerken om ons onderwijs te ver beteren. Of uu evenwel 't niet hebben van die vergaderingen of't gemis van een schoolsynode van alles de schuld mag worden gegeven? Of die vergaderingen nu moeten worden aangeprezen als een panacee? Ik meen van niet. Overdrijving kan de goede zaak slechts schaden kwakzalverreclame moeten wij er niet voor maken. En dat is ook niet noodig. Daarom was het ook niet goed gezien van den heer G. een der oorzaken? te noemen en de andere te verzwijgen. Daarop te wijzen is 't doel van dit artikel. K. HOOGI.AXD. JMHIIMIIIIUimHIHIMMIIIII ............ IIIMMIH»U«»«llllimmMIHM««j ccialz Dr, Barnarflo's Tehuizen. Ik heb een boekje gelezen, dat mij bij zonder boeide. Het heet Dr. Barnardo, de pleegvader der kinderen van niemand", door Kev. J. Herridge Batt. Naar het Engelsch." Het philantropische werk in 1866 op de bescheidenste wijze begonnen (?door een onbekend man", zooals de stichter zelf het uitdrukt), heeft in n menschenleeftijd zulke afmetingen aangenomen, en de groote beteekenis wordt door het publiek zoo al gemeen erkend, dat in i899 rechtspersoonlijk heid werd aangevraagd, om het voortbestaan van de zaak te waarborgen. De nieuwe naam luidt nu zeer gewichtig: De nationale erkende Vereeniging voor de redding van behoeftige verlaten kinderen, tot hiertoe bekend als Dr. Barnardo's Te huizen." De kortere benaming Nationale Vereeniging voor verlaten kinderen wordt dikwijls gebruikt, maar bij velen is de oude vriendelijke naam Dr. Barnardo's Tehui zen'' blijven voortleven. Het doel der Vereeniging i?, om een Tehuis te verschaffen aan verlaten ver weesde, zwervende, onbeheerde, verminkte en zieke kinderen. Zij let niet op gezindheid, zij helpt waar hulp noodig is. Er staat zoo kernachtig ge schreven: Het menschelijk hart luistert, of erkent althans dat het luisteren moet naar het hulpgeschrei der kinderen." De zending van Dr. Barnardo biedt een stand punt aan de meest verschillend denkendeu." De aanleiding tot het groote werk was een klein jongetje Jim Jarvis. Dr. Barnardo was toen student in de medicijnen en wijdde eenige avonden in de week aan kleine, havelooze jongens. Hij verzamelde ze in een geïmproviseerd schoollokaaltje; eigen lijk was het een afgedankte ezelsstal, die voor weinig geld gehuurd en eenigszins bewoonbaar gemaakt was. Op een bitter kouden avond, juist toen de student het school vertrek wilde sluiten, kwam er een kleine straatjongen binnen. Hij wilde zich warmen en onder dak zijn. Hy had geen schoenen, geen pet, geen hemd, alleen maar lompen. Hij smeekte om dien nacht bij het vuur te mogen blijven en beloofde, dat hij geen kwaad zou doen. Hij had gehoord dat de meester" hem daar wel laten zou. En Barnardo praatte met den jongen en ontdekte, dat hij hoorde tot die talrijke klasse van straatzwervers, die nergens" wonen. Nadat hij hem warme koffie had laten drinken en hem beloofd had dien nacht voor een dak te zullen zorgen, ging hij met hem op weg om te onderzoeken of er meer zulke kinderen waren, die in dien vreeselijk kouden nacht onder den blooten hemel sliepen. En Jim ging Barnardo voor naar een doolhof' van oude loodsen in de buurt van Houndsditcb, dat nest van gangen, holen en gaten. Eerst zagen zij niets, maar toen zij op een muur klommen, zag Barnardo een groep van elf arme jongens van negen tot achttien jaar! die in hun lompen zonder eenige bedekking in de goten van een ijzeren dak lagen te slapen. Wat de jonge student dien nacht allemaal te zien kreeg, liet hem niet langer met rust. Hij had het plan opgevat om als zendeling naar China te trekken, waarvoor zijn medische studie hem goed te pas zou komen, maar zijn oogen waren nu opengegaan voor de ellende in zijn eigen land. En de wensch om naar China Ie gaan, maakte plaats voor een hartstochtelijk verlangen om zijn leven te wijden aan die arme kleine zwervers van het groote Londen. De eigenlijke stoot tot het werk was aan een toeval te danken. Op een Zendings bijeenkomst liet de spreker zich wachten en Dr. Davidson, die do bijeenkomsten hield, vroeg den jongen Barnardo hem te helpen. Hij leidde hem in met de woorden: Onze jonge vriend hier, een medisch student, die in East-End onder de straatjongens werkt, zal, over zijn zen ding spreken". Onverwacht moest dus Bar nardo in het publiek optreden. Hij vertelde eenvoudig den tocht, die hij dien nacht met kleinen Jim gemaakt had en zijn verhaal maakte grooten indruk. Wat hij gesproken had, werd in de couranten vermeld en onder hen, die het lazen, was ook de Graaf van Shaftesbury, die toen reeds zooveel voor Engelands arme kinderen deed. De graaf vroeg den jongen Barnaido te eten. Toen hij aan tafel van zijn ondervindingen vertelde, werd zijn verhaal door de aanwezige heeren met groote belangstelling gevolgd, maar ook wel eenigszins in twijfel getrokken. Er was maar n middel om de gasten te overtuigen en Lord Shaftesbury stelde dit voor, n.l. om zelf te gaan zien, hoe de kleine zwervers hun nachten doorbrachten. Het gezelschap was dadelijk bereid, maar hoe zij zochten, dien avond scheen het leger" geheel verlaten te zijn. Een politie agent gaf echter de verzekering, dat er hoopen" in waren en wees hun schuilhoeken', waar men nooit gedacht had, dat iemand verborgen zou zitten. Ze zullen te voor schijn komen, als u ze geld belooft", zei de agent. Er werd een halve stuiver per hoofd geboden en toen kropen er, tusschen een stapel manden, doozen en leege vaten uit, waarover een geteerd doek was ge worpen, 73 jongens te voorschijn. Door het aanbod van een halven stuiver aangelokt, stonden zij daar in 't licht der lantarens, een droevige en treurige troep ui t het groote leger der nietbezittenden tegenover een nog droeviger en treuriger troep van bezittenden God geve", zei Dr. Barnardo, dat ik'zoo iets nooit weer zie!" Maar het was een gezicht, dat hoewel het in zijn afgrijselijkheid aan een visioen uit de open baring deed denken, toch de belofte inhield van betere dingen. Want Lord Shaftesbury bevond zich onder de toeschouwers en met hem verscheidene der grootste philantropen van Londen. (Review of Reviews Juli 1906). De zeventig jongens werden in een naburig koffiehuis op boterhammen en warme koffie onthaald en kregen den hun beloofden halven stuiver. Dr. Barnardo schrijft over Lord Shaftes bury: Toen hij daar in het koffiehuis yan Dick Fisher stond te kijken, naar die in lompen gekleede verlaten kinderen, vulden zijn oogen zich met tranen. Ja, het waren kinderen; al waren er enkele van 15, 16 of misschien 17 jaar onder, verreweg de meerderheid was onder de veertien. Heel Londen moet dit weten", fluisterde hij mij met nadruk toe. Het was lang na midder nacht, toen wij scheidden, en met een war men handdruk en een hartelijk: God zegene u!" nam mijn oude gastheer afscheid". Hoe het werk zich langzamerheid uit breidde en welke ontzettende afmetingen het nu heeft aangenomen, vertelt ons het boekje van Rev. Herridge Batt. In de 36 jaren dat het werk bestaat, zijn 33 millioen gulden door Barnardo's handen gegaan. Met deze som, die zooals de Review of Reviews pathetisch opmerkt, ongeveer ge lijk is aan de veertiendaagsche uitgaaf voor den oorlog in Zuid-Afrika, of hetgeen het Engelsche volk soms in n week verdrinkt, heeft Barnardo 52,302 verlaten kinderen geholpen. Elizabeth Barrett Browning schreef een droevig gedicht over de arme kinderen in Engeland. Zij vroeg: Hoort gij de kinderen wel weenen, mijn broeders, Eer met de jaren het lijden nog kwam ? Bleek zijn en ingezonken hun trekken, En droevig h het, hun blikken te zien; t Is of de zorg eu de wanhoop der ouders Hun kinder wangen het blozen verbion." Het antwoord op dien vraag gaf Barnardo. Hij hoorde de kinderen schreien en sloeg vastberaden de handen aan het werk. CL. BIEXFAIT. Tentoonstelling van modern buitenlandsch drukwerk in het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem. De^ aanhef modern buitenlaudsch druk werk" is wel wat weidsch en zou meer doen verwachten dan het is, daar door de ver schillende inzendingen noch Duitschland, noch Zweden of Denemarken, noch Engeland en Amerika, noch Frankrijk of Belgiëver tegenwoordigd mag heeten; maar wetende hoe moeilijk het is, dikwijls datgene bijeen te krijgen wat men, ter verduidelijking van een bepaald principe, gaarne zou wenschen, kunnen wij ook met het oog op de veelal zeer korte tyd van voorbereiding in deze niet al te strenge eischen stellen. Immers wat de tentoonstellingen ons biedt is in menig opzicht zeer interessant, en wij willen er dadelijk aan toevoegen dat wij hopen dat niet alleen de weinige die waarlijk voor typografie voelen er heen zullen gaan, maar ook zij, die in drukkunst nog geen vak zien dat met smaak iets heeft uit te staan. Zij zullen er hun oordeel allicht wijzigen. Uitgevers, drukkers, zetters, teekenaars voor grafische vakken zij allen kunnen hier te gast gaan, en al is natuurlijk niet de bedoeling, om de modellen van buitenlandsche collega's onvoorwaardelijk na te volgen, deze zullen hun doen zien dat in drukkunst, alleen reeds door goede verdeeling en regelmaat, of door toevoeging van enkele lijntjes en blokjes iets goeds te bereiken is. Lang heeft men gemeend en velen verkeeren nog in de veronderstelling dat druk werk eerst dan fraai kan zijn wanneer een illustratie of versiering het geheel beheerscht. Men ia dan ook, toen men zich bewust voelde van de decadence in het drukkersvak, een reactie gaan zoeken in bovenmatige versie ringen, randen, hoekstukken enz. enz., waar van het gevolg was dat deze te veel gingen spreken ten koste van het zetwerk, waar het geheel natuurlijk om begonnen was. Wil men dus in het vak van den typograaf iets goeds bereiken dan moet men ook deze periode van zwierige lijnen te bovenkomen, en uitgaan van de meest simpele typografi sche ornamentaties. In dit opzicht geeft de Kunstgewerbe-Echule te Zürich waar den Belgischen meester-druk ker Jules de Praetere thans directeur is, uitstekende voorbeelden. Zonder nu juist te beweren dat dit de typografie der toekomst is, doet het werk van deze echool zien, wat er met goede letterverdeeling, met aardig gekozen Ijjnensamenstel te bereiken ig. Inv£ tatiekaartjes, programma's, catalogus-om slagen, ze zien er aantrekkelijk uit, wat wij ook kunnen zeggen van een oorkonde in Cheltenhatn-letter gezet met Ijjn-omrandingén in goud en gry's en interlinie in goud gedrukt. Ook het werk der Königlichen Akademie für Grafische Künste und Buchgewerbe te Leipzig heeft specimen van zeer eenvoudig zetwerk, met blokjes en lijnen tot een aardig geheel gemaakt. Daar op deze school ook de grafische vakken beoefend worden, weet zjj hier party van te trekken, door samenwerking met het drukbedryf. Dat hier die samenwerking uitnemend geslaagd is bewijst menig adreskaartje waarbjj een toepasselijk vignetje tot het aspect van het geheel bydraagt, zonder de aandacht yan de tekst ai te leiden.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl