Historisch Archief 1877-1940
No. 1570
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
coulissen der huishouding. Dagelijks draaiden
zjj den molen der huishouding, zij stopten
en haakten. Urenlang lazen ze voor en daar bij
breiden ze nog. Van 's morgens vroeg tot
's avonds laat, waren ze op de been, haalden
bier uit den kelder en appelen van den zo
1dei. 's Zomers maakten ze gelei en stonden
midden in den nacht op om te zien of ze al stijf
was en 's winters bakten ze eindeloos veel
taarten voor huiselijk gebruik, voor arme
familiebetrekkingen, voor alle onderhoorigen.
Altijd 't zelfde jaar uit, jaar in.
Men moet zien met welke verbaasde blik
ken, een jong hedendaagsch studentje, dat in
de vacantie thuis komt, de oudere dochter
des huizes aankijkt, die zulkea tijdroovenden
arbeid gaarne en gewillig doet, om te kunnen
beoordeelen hoe diep de afgrond is, die deze
twee generaties scheidt. De laatste ziet haar
ideaal in opoffering voor het gezin de
andere arbeidt voor zichzelve en voor eigen
bevrediging en beschouwt haar egoïsme als
goed recht.
Deze laatsten hebben een groo c persoonlij k
zelfbewustzijn. Zij gedijen niet recht op den
bodem van het familieleven. Zij willen arbeid
die resultaten vertoonen kan. Al die bezig
heden, al die met moeite vervaardigde, toch
behagely'ke handwerken die vroeger voor
velen levensdoel waren, tegenwoordig door
eene machine, in een vierde van den tijd en
voor de helft van den prijs gemaakt worden,
schijnen haar doellooze tij d verkwisting. Als
voor het skelet van een antediluviaansch
dier, staan deze meisjes dikwijls voor de
linnenkasten harer moeders, waarin vaak alle
kanten zelf gehaakt, alle monogrammen zelf
geborduurd zijn, want er waren vrouwen
genoeg tot wier ideaal het behoorde geen
stuk mee ten huwelijk te brengen, dat niet
zelf genaaid was.
Nu zijn er bruiden, die alles wat uitzet
heet, angstig van zich weren ? moderne
bruiden met Spartaansche idealen. Ze willen
niet te veel bezittingen hebben, vooral geen
dingen, die onderhouden" moeten worden.
De boekenplank is voor haar, wat vroeger
de linnenkast was voor hare moeders. De
man is de kameraad. Hij is niet meer ge
bieder" dankbaar mag hij zijn, als hij
als gelijkgerechtigde wordt erkend. Voor
deze vrouwen is de liefde niet de hoofd
zaak zy is eene aangename bijzaak in 't
leven zooals men nu en dan, tusschen
't werk door, chocolade eet. Ben eenigszins
nuchter vrouwengeluk maar het past bij
deze soort vrouwen.
Als normaal gevolg van deze nieuwe be
weging, die de vrouw eensklaps zooveel
geestelijke werkzaamheid biedt, komt het
dikwijls voor, dat het intellect zich ontwik
kelt ten koste van 't gemoed en dat dit
laatste verarmt. Om 't gemoed te voeden
en te ontwikkelen, behoeft men veel tijd,
veel neiging tot 't gevoelsleven, veel uren
dat men inkeert tot zichzelf al welke
zaken geschrapt zijn van de arbeidstabel der
nieuwe vrouw.
Natuurlijk zijn er gevallen, waarin beide
op gelijke wijze tot hun recht komen: men
kan eene geleerde zijn en daarbij een hart
vol warme liefde en toewijding hebben. Maar
dan is men uitzondering. Het eigenlijke
type van het begin der twintigste eeuw heeft
opvallend praktische idealen, 't Is alsof de
eerzucht een compensatie is voor liefdege
voelens. Achter veler jong voorhoofd, troont
die als hoofddoel. Het voeden der hersenen
is voor haar de gewichtigste bezigheid van
den dag,
jflfe men tegenwoordig jonge meisjes vraagt
welke vrouwenfiguur haar 't meest aantrekt,
zullen zij de namen noemen der groote
strijdsters voor haar geslacht, de vrouwen,
die aan de spits staan, wier roem is verbon
den met de eerste zegepralen, die als
baanbreeksters, met moeite de paden hebben
geëffend, waarop de later geborenen nu
gemakkelijk en zonder strijd, bergopwaarts
schrijden.
Niettegenstaande hare dikwijls sceptische
denkwijze, hebben zij een sterke behoefte aan
heldenvereering alleen zoeken zij zich met
voorliefde een ideaal onder haar eigen geslacht.
Het vrouwelijk solidariteitsgevoel, dut door
gemeenschrppelijk arbeiden voor algemeene
geestelijke doeleinden zoo sterk is geworden,
maakt dat ze het succes door vrouwen be
haald, met veel meer waardeering beschou
wen, dan wat de man heeft bereikt.
Voor een dergelijk succes zijn zij bereid
om honderden voordeelen op te offeren, die
vroeger het leren van de meisjes uit de
UIT DB NATUUI^
CCXXXII. Succulenten.
'k Had er wel sapplanten boven kunnen
zetten, want dat is de letterlijke vertaling;
maar zoo, als titel zonder meer, is de weten
schappelijke naam beter; alle planten immers
zijn sappig, de eene meer, de andere minder;
zonder sap, zonder water, kan geen enkele
plant leven.
Water en koolzuur, dat zijnde voornaamste
levensvoorwaarden voor de plant; als er in
den grond nog maar enkele zouten voorkomen,
die in het bodemwater kunnen oplossen, kan
de plant een tijd lang blijven leven, al zijn
't maar snufjes van die zouten; ja, een korte
poos gaat 't ook nog op volkomen zoutvrij
water; zoodra evenwel 't water ontbreekt,
begint binnen enkele minuten het verleppen,
komt er niet spoedig nieuwe toevoer, dan
vallen de deelen van de plant, die niet
houtig zijn, slap neer; als in zwijm; de span
ning, de turgor is verdwenen, zooals de weten
schappelijke term heet; en nu mag 't niet
lang meer duren of het verdorren begint
en wat eens werkelijk verdord is aan een
plant, leeft niet meer op, al regent het ook
baksteenen.
Dit is de regel in de natuur, en nu zal 't
niemand verwonderen, dat zij talrijke mid
delen bezit om het gevaar van verdorren
tegen te gaan, ook als 't eens een poosje
niet regent.
Vooral zulke planten, die in een landstreek
groeien, waar 't periodiek droog en vochtig is,
vertoonen van die merkwaardige inrichtingen;
gewoonlijk worden ze beschouwd als aanpas
singen aan klimaat en bodem.
Hoe 't mogelijk is, dat sommige planten
zoo snel 't hoofd laten hangen, is gemakkelijk
te begrijpen. Planten uit een vochtige etreek,
uit een moeras b.v., die er dus niet op inge
richt zijn, het opgezogen water hardnekkig
vast te houden, zullen, zoodra ze in drogen
grond, in een hoog gelegen tuin of in een
bloempot worden gezet, voortgaan met
transpireeren, zooals ze op hun natuurlijke stand
plaats deden. Door dit transpireeren, het
verhoogere standen zoo gemakkelijk onbehage
lijk maakten. Zij doen afstand van alle com
fort koopen oudheidkundige boeken in
plaats van zijden blouses uit 't warme
ouderlijke huis, trekken zij naar de groote
steden om er, met eene afwezigheid van
eischen, gelijk aan die van Diogenes, eene
kale studentenkamer te bewonen in plaats
van de warme koffie, die zij thuis kregen,
eten zij drooge beschuit en vinden daar iets
poëtisch in. Zij willen niet naar bals gaan en
geen luitenants beminnen zij willen geeste
lijken arbeid zij willen (en dat is het
too verwoord, waarmee zij altijd klaar staan)
zelfvoldoening dien vorm van zelfvoldoe
ning, die slechts door intellectueel succes
verkregen kan worden.
Zij willen niet koningin van 't bal zijn
zij willen haar examen doen summa cum
laude. In haar droomen weerklinkt niet meer
het ratelen van een officierssabel zy'
droomen van clubs, van congressen, van
discussies over de diepzinnigste problemen
der menschheid. Het deert haar niet, dat
het jeugdig waas der beautédu diable vóór
den tijd verdwynt van haar smalle gezichtjes
en er donkere kringen verschijnen om haar
kinderoogen. Niet door het uiterlijk willen
zy' immers behagen iets produceeren wil
len zij dat is haar ideaal.
Bevredigd te worden door den man ?
Zij, die nog heel jong zijn, lachen mede
lijdend bij zoo iets onwaarschijnlijks.
Bevredigd te worden door het kind ?
Nu, ja l Eenige geven dat toe, uit over
tuiging, maar het kind, waarnaar zij ver
langen, moet nog verkeeren in 't jongste
stadium, wanneer men 't nog op den arm
kan dragen zoo ongeveer 't stadium der
bambini van Robbia te Florence niet het
brutale wijsneuzige schoolmeisje of de onbe
leefde, bengel, die, bij 't grooter worden,
alle poëzie verloren heeft.
Dus ook hier kan men slechts tijdelijk
bevredigd worden.
(Slot volgt). M. K.
Vroinraiarbiai en twaalwep,
Slotwoord over de gezelschapsdame,
Waar de strijd om het bestaan voor de vrouw
zeer zwaar is en May opnieuw aan een goed
deel nuttigen en noodigen vrouwenarbeid de
waarde en waardigheid tracht te ontnemen
mag een, thans ernstig, woord van protest
niet achterwege blijven; want May wil
vrouwen en meisjes tot het vervullen van
andere betrekkingen aansporen en stipt tegelijk
aan, dat zoowat in alle beroepen (behalve in
het zware" beroep van dienstbode) meer
aanbod ig dan vraag. Dat May de zaak ter
sprake heeft gebracht, kan zeker geen kwaad,
maar zij moet niet ondoordacht als ze deed,
aanraden oude schoenen weg te gooien, waar
geen nieuwe schoenen Ie bekomen zijn. Dat
is op z'n minst qnpractisch.
May noemt alleen de nadeelen der betrek
king op, zoo voortgaande zou men kunnen
beweren, dat de naaister en de telefoniste te
veel van haar zenuwen, de winkeljuürouw
te veel van haar beenen, de onderwijzeres
te veel van haar zenuwen, beenen en reuk
organen heeft te vergen, terwijl alle vier een
groote mate van plichtsbetrachting, tact en
energie behooren te bezitten om het dikwijls
eentonige werk en 't behoorlijk in het gareel
loopen vol te houden.
May wil de gezelschapsdame totaal af
scheiden van de gezelschapsdame-huishoud
ster, terwijl ze tevens spreekt van de vele
advertenties, waarin beschaafde taalsprekende
en musiceerende jonge dames zich aanbieden
voor gezelschap of op reis, ook bereid lichte
huiselijke bezigheden" enz.
Hier komen we op het punt waar we zijn
moeten.
Zoo goed als in een huishouden ieder
familielid een niet precies te omschrijven
doch een zeer wezenlijke taak te vervullen
heeft om het gezin tot een aangenaam gezin
te helpen maken, zoo heeft de gezelschaps
dame die ook; onder beschaafde" dame
wordt hier .verstaan, iemand met goede ma
nieren, bescheidenheid, wellevenden toon;
iemand met tact!
Tact heeft ieder in eiken werkkring noodig.
De dienstbode, die telkens zegt: daarvoor
ben ik niet gehuurd," mist tact en zal nooit
lang zelfs niet in den besten dienst blijven,
noch de genegenheid der haren winnen.
Veel beter schijnt het mij den aanstaanden
dampen door middel van blad en stengel,
wordt de sapstroom in de plant onderhou
den. Alle cellen aan de oppervlakte der bla
deren geven immers voortdurend water af
aan de lucht. Daarvan kunt ge u dadelijk
overtuigen door een plant, al is 't een afge
plukt stuk er van, onder een stolp of een
koud glas te zetten; het glas beslaat, van
binnen. Elke onderliggende cel geeft
water door aan de meer uitwendig liggende
en zoo ontstaat (ten deele; er zijn ook andere
oorzaken) de opstijgende sapstroom in de
planten, die tot in de uiterste toptwijgen
van den hoogsten boom het grondwater
omhoog voert.
Deze waterstroom komt in menig opzicht
overeen met den bloedstroom in ons lichaam;
ook dit water voert de voedende
bestanddeelen hier zouten, uit den bodem naar de
plaatsen, waar ze voor opbouw noodig zijn ;
ook zorgt dit water dat de cellen doet op
zwellen, en de wanden ervan gespannen houdt,
voor de uitspreiding der bladeren en der buig
zame stengeldeelen. Indien er nu maar net
zooveel wordt opgezogen door de wortelharen,
als er door de bovengrondsche deelen wordt
afgegeven, zal ook de teerste plant strak en
stijf blijven staan; maar zoodra er door
ongunstige omstandigheden, b. v. sterk af koe
len van de aarde, 't wegzakken van 't bodem
water, felle zonneschijn, droge wind e. d. een
tekort ontstaat, begint het verleppen.
Daardoor komt 't, dat een afgesneden takje
of een bloem 't meestal zoo snel aflegt; 't ver
dampen gaat nog een poosje voort, maar de
de toevoer van onderen is afgesneden;
ja, soms verdampt er nu van onder door de
snijvlakteen van boven te gelijk water. Door
snij vlakte af te sluiten (door lakken of afbin
den) kan 't verleppen van sommige takken en
bloemen een tijdje tegengegaan worden;
maar dan moet het een plant zijn, die al
door de natuur gewapend is met middelen
tegen snelle verdamping door de bladeren heen.
Zulke middelen bezit de natuur in velerlei
vorm. Een taaie opperhuid beschut b.v. 't
hulstblad en de dennenaalden; ook een
waslaagje beschermt vaak 't teere blad, zoo
bij Gebroken Hartjes en bij Akeleien. Van
gezelschapsdames het mooie en nuttige van
van haar werkkring voor te houden: de
groote schare van eenzame mannen en
vrouwen, die ruime of bescheiden inkomens
hebben, er prijs op stellen een eigen huis
houden te bezitten en dus een gezelschaps
dame, die tevens lichte huiselijke bezigheden
verricht, zoeken, mogen we niet, doch kunnen
we ook niet maar even wegcijferen; al zijn
zij zelden hulpbehoevend" zij hebben toch
hulp noodig en wel hulp van beschaafde
vrouwen, die van haar kant weer onderdak
en geld behoeven.
Min of meer vaag zijn de onderlinge ver
houdingen in een huisgezin altijd, zoowel
tusschen meesteres en dienstbode, man en
vrouw, moeder en dochter enz. Ik hoorde
eens een dochter zeggen: in huis is moeder
no. l, de kat no, 2, de meid no. 3 en ik
no. 4, terwijl een huisvader met recht klaagde:
nu heb ik geen vierkanten meter meer in
huis om er rustig een brief te schrijven";
zijn vrouw en meisjes hadden tactloos
hem uit zijn kantoortje verdreven.
May haalt wér de kinderjuffrouw aan,
maar er is geen scheyer, vager positie dan
die van juf, de naam toont 't al aan, noch
in de kamer, noch in de keuken hoort zij
als de kinderen naar bed zy n, een prettige,
goedverwarmde kamer bezit ze zelden, heeft
mevr. 't te druk, Juf" moet een handje
helpen, komt de meid niet klaar, juf moet
inspringen. Mér dan iemand heeft de
kinderjuffrouw tact en energie noodig om haar
dikwijls zoo moeilijke en saaie taak te ver
vullen; wie van tinderen wat afweet, weet
ook dat men met hen nooit klaar en nooit
zeker van zichzelf is, zelfs 's nachts niet.
En de positie van kamenier? Nu die is
vooral op reis ook vrij vaag en altijd moeilijk,
ook de kamenier moet veel tact, een uitste
kend humeur, een sterk gestel hebben.
Wie zou er niet vóór zijn, dat de vrouwen
voor goede" betrekkingen werden opgeleid,
maar waar de markt zóó overvoerd is, is dat
goede" dikwijls maar zoo zoo, en niet elke
vrouw is daartoe in de gelegenheid geweest,
noch tegen den harden strijd om het bestaan
bestand; en voor de vrouw b.v. die na den
dood van vader of moeder, tot den einde toe
door haar verzorgd, in haar eigen onderhoud
moet voorzien is de betrekking van gezel
schapsdame een zeer gewenschte. Wie weet"
zegt May hoeveel beter zij elders terecht
ware gekomen l" Maar van vaagheid of half
heid gesproken, wat is er nu vager of halver
dan zoo'n wie weet ? Dat moet de vrouw op
dwaalwegen leiden.
Ik heb in het buitenland meisjes en dames,
die 3 en 4 talen spraken' energie, een goed
voorkomen n een sterk gestel hadden, ten
onder zien gaan: wanhopig geworden door
alle teleurstelling, uitgebuit door kantoren
die haar aan een betrekking zouden helpen,
niet meer in staat haar inwoning te betalen,
gaven zij zich aan den eersten den slechtsten,
die beginnen wou haar voor langer of korter
tijd te onderhouden.
De gezelschapsdame eet een eerlijk ver
diend stuk brood, dat zij veel klippen te
omzeilen beeft, dat er gevallen zijn, waarin
zijn verwend en vadsig wordt, ik wil 't graag
toegeven, dat kan met dienstboden in een
te gemakkelijken dienst en met allen die
het op hun sloffes af kunnen ook het geval
zijn, maar daarinee zijn^ai die betrekkingen
toch nog niet Verworpen.
Dat de gezelschapsdame dikwijls niet vol
doende beslagen op het ijs komt, is zeker
waar, maar daarvoor kan men de betrekking
alweer niet verantwoordelijk stellen, dat
komt in andere vakken ook voor, hoe dik
wijls biedt een dienstbode zich niet aan
goed kunnende koken" terwijl ze er geen oortje
van verstaat; maar-men is niet aan elkaar
getrouwd en kan van een humeurige gezel
schapsdame of meesteres" veranderen tot
men wat goeds gevonden heeft.
Van dat altijd dochtertjes van (soms 55
jarige) vreemden willen maken, heeft May
verkeerd begrepen, even als van het achter
bankje, 't geval werd slechts verteld, om
dat May de gezelschapsdame als slavin de
meesters" als tyrannen" voorstelde, terwijl
de waarheid is dat de meesters vaak
geringloord worden door hun gezelschapsdames
dames-huishoudsters meid-huishoudsters,
en meent May dat b.v. een directie er reke
ning mee zal houden of haar ondergeschikten
bazig worden door hun gevoel van afhan
kelijkheid? De te bazig geworden boekhouder,
secretaris, dienstbode, tuinman gaat de laan
uit" zoo goed als de gezelschapsdame.
vele planten rolt het blad zich op, zoodra
de lucht te droog wordt; daardoor wordt het
gedeelte van elk blad, dat de huidmondjes
bevat, bijna geheel van de directe aanraking
met de lucht afgesloten. Andere inrich
tingen te^en te sterke verdamping zijn de
viltbekleeding b.v. van Toortsen en van de
Natuurlijk is het noodig te voren een
juist standpunt in te nemen van beide kan
ten en te overwegen welke de verantwoording
is, die men op zich neemt, dit is noodig by
het vergeven of aannemen van elke betrek
king en ik meen, dat wie zich per advertentie
aanbiedt gewoonlijk niet zoo schuchter is,
of ze durft wel voorwaarden bedingen ook;
ik heb daarvan tenminste bewijzen te over.
De toestand welke May schetste, doet zich
m. i. vaker voor juist bij op aanbeveling"
of waar een dame een arm vriendinnetje of
nichtje op een minimum salaris tot zich
neemt.
De wereld heeft behoefte aan energie,"
zegt May. Zeker, maar menschen die gezel
schapdames zoeken behooren tol de wereld,
en tot het goed uitoefenen van haar beroep
heeft de gezelschapsdame energie noodig.
En bijna altijd heeft zij een vrij goed be
taalde moo:e taak: het leven van eenzamen
aanvullend, ouderen opvroolijkend en leidend,
hun huis voor de familieleden aantrekkelijk
makend wel verre van een zedelijke be
grafenis der vrouw" kan het haar zedelijke
opkomst zijn, en ik meen de verstandige en
humane directrice van het Nationaal Bureau
van Vrouwenarbeid, waarvan May in No. 1560
sprak, genoeg te kennen om te weten, dat
zij dezen door en door vrouwelijken vrou
wenarbeid wél goedkeurt, en ten hoogste
waardeert, waar hij als elke andere arbeid,
goed door de vrouwen verricht wordt.
18/7 1907. D. E. A. J.
Een bloeitakje van Muurpeper.
randplantjes, die wij als zilverbladeren om
onze bloemperken zetten.
Dit zijn allemaal nog maar hulpmiddeltjes
tegen toevallige droogte. Waar de plant ge
regeld een tijd van droogte heeft te doorstaan,
worden krasser middelen aangewend ; daar
werpt de plant tegen de droge periode zijn
Electriciteit in Huis en bij Ambacht.
Hoftoilet van Lady Herbert Marshall
of Leicester. Mary Wood. Mémoires
van een koorddanseres. Erasmus als
ziener.
De Arnhemsche Nijverheidstentoonstelling,
laat op het punt van?Elect:iciteit in Huis en
Ambacht", bijzondere dingen zien, die men
als den triomf van het electron mag beschou
wen. Welk een drijf en werkkracht in al die
electro-motoren l Men kan haast niets meer
bedenken op 't merkwaardig gebied der
electriciteit, of het menschelijk vernuft heeft.
er op praktische wijze partij van
getrokkenSnelle toevoer van koude en warme
luchtstroomen. Geen enkel huis of gebouw, voor
zien van electrische middelen behoeft langer
vertrekken te hebben, waar de warmte on
aangenaam dreigt te worden; de electrische
wind-aanvoerders blazen versche lucht door
de kamer; houden in een afgesloten ruimte
de temperatuur zóó laag, dat gezagvoerders
van schepen er niet meer tegen op behoeven
te zien een geslacht rund of varken mee te
nemen ; het vleesch ziet er na veerden dagen
blank en rose uit, als ware het zoo juist
geslacht. Waarschijnlijk is dit nog net geval
na een veel langeren termijn. Ik doel nu
slechts op den geslacaten knor-knor, dien ik
na veertien dagen rosé-frisch in de vitrine zag
prijken. Bij de Singer's naaimachines, voor
zien van gelijkstroom-electromotoren, ziet
men het verrassend feit onder zijn oogen
gebeuren, dat in den tijd van drie seconden
een prachtexemplaar knoopsgat gemaakt
wordt. Keurig I aan de kanten netjes afge
werkt. Als men bedenkt, dat men op die
wijze twintig knoopsgaten in de minuut kan
maken, lacht men als het boertje dat kies
pijn heeft, door de heugenis aan het moeilijke
en tijdroovende van knoopsgaten met de
hand gemaakt. Gramaphonen zingen, piano's
spelen er lustig op los, in beweging gezet
door electriciteit. Heel eigenaardig is het, op
uiterst correcte wijze Chopin te hooreu vertol
ken, de toetsen te zien rijzen en dalen en geen
Laura am Klavier"te bemerken.In de machine
zaal snorrend, dreunend, stampend, bonzend
van wielen en motoren, doet de hoogrf, niet
sterke vrouwestem. vastgelegd in het ver
nuftig gramaphoon-samenstel zonderling aan
met Gounod's Ave Maria. Een kermisdeun
past beter in deze roezeinoes-omgeving. Aan
de afdeeling" electrische lampen, en kleine,
snoezige, uiterst sierlijke fairy lamps nn te
prijken op feestdisschen, is men niet spoedig
uitgekeken. De modellen der lampen, de
kleuren en vormen der lampekappen zijn
beeldig, en het empire lantaarntje is een
voudig om te stelen.
* *
*
Het toilet door Lady Marshall gedragen
toen zij veertien dagen geleden aan het
Engelsche hof gepresenteerd werd, is van
zachtgrijs chifibn op wit- zijden onderkleed, met
een traïne de cour van zacht-grijs satin
bladen weg, en maakt weer nieuwe als de
regentijd kornt, of als de kou ie droge winter
voorbij is.
Een ander middel is het aanleggen van
waterreservoirs; de planten die dit middel
tegen overmatige verdamping toepassen,
kiezen meestal den stengelof de bladeren als
bewaarplaats; zelden de wortels. Een mooi
voorbeeld hiervan kan ieder vinden in de
Muurpeper, een plantje, dat ge nergens op
vochtigen of moerassigen bodem zult
aantreflen, maar dat u dezer dagen met zijn
goudgele viji'stralige sterretjes hier en daar
in 't oog valt, zoodra ge op open, zandig,
hoog en droog terrein komt. Heel veel zult
ge de Muurpeper zien, als er een weinig
kalk in de grond zit; zoo in de duinen en
op zandgrond in de buurt van groote rivieren;
niet zoo vaak op de h. ide. Dit is een echte
sap- of' vetplant. een duidelijke succuient, die
muurpeper. Zijn naam duidt al aan, dat hij
op muren groeit; wie 't daarop een vollen
zomer uithoudt, moet wel goed gewapend
zijn tegen verdamping, want het yocht in
de voegen der steenen, is uitteraar i nog al
sehaarsch, en de hitte van den fel bestraalden
loodrechten wand brengt ook al geen voch
tigheid aan.
Trekt ge zoo'n plantje los, uit de muur,
of den narden drogen grond, dan breekt
gewoonlijk de stengel dadelijk af, en ge houdt
een stuk in de hand, dat onder de bloemtros
allermerkwaardigste bladeren vertoont; mis
schien zoekt ge nog naar die bladeren, terwijl
ge ze aanraakt. Het zijn dan ook meer
bolletjes of cylinders dan gewone bladeren;
ze zijn net zoo dik als breed en vaak heel
kort ook; drukt ge sterk op een blaadje,
dan knapt de huid en 't vocht spuit er uit,
al heef c 't in geen dagen geregend.
Van hoeveel belang dit water voor de
plant is, merkt ge 't best, wanneer ge eenige
van zulke bloeiende muurpeperplantjes bij
den grond afbreekt en ze aan den wand spelt
of aan 't gaslicht hangt. Ze groeien lustig
door; en waren er al knoppen, dan gaan ze
open. Wel blijft de bloem iets kleiner en
bloeit ze wat korter, maar sterven doet de
plant vooreerst niet.
duchesse. De robe is gegarneerd met chenille
borduursel. Het corsage een wonder van fijn
kostbaar kant werk, versierd met berthe en
elleboog-mouwen van Brusselsche kant. De
sleep is rondom geborduurd met slingers,
wilde rozen, waartusschen diamanten fon
kelen. Lady Marshall was getooid met rivière
en diadeem van briljanten.
* *
*
De oudste vrouw in Amerika, Mary Wood,
heeft den lieftalligen leeftijd van honderd
twintig lentes bereikt l Ter eere van deze
heugelijke gebeurtenis, is Mary's portret ge
maakt. Zij lijkt een burgervrouw met grove,
mannelijke trekken. Ooren, voorhoofd, neus,
mond en kin zijn plomp, massif, breed en stug.
* *
*
De heer Paul Ginisty heeft een boek
saamgesteld uit aanteekeningen gemaakt door de
koorddanseres, Madame Saqui. Deze gegevens
zijn thans in 't licht verschenen, onder den
titel: Mémoires d'une danseuse de corde".
La Saqui stierf in 1866, op tachtigjarigen
leeftijd. Zij leidde een veel bewogen leven;
maakte groote regeerings-omwentelingen mee.
In haar prille jeugd zagen haar nieuwsgierige
kinderoogen het schriklijk schouwspel van
het op een piek rondgedragen hoofd van
prinses de Lamballe. Saqui's beroemdheid
dateert uit den tijd van het eerste keizerrijk.
Zij had haar eigen theater, en, schitterde als
ster tusschen haar sujetten. Niemand danste
met die zekerheid en gratie op de slappe
koord als zij. In 1862, al 77 jaar oud danste
zij voor 't laatst in het Hippodröme te Parijs.
Zij reisde en danste den aardbol rond, streek
telkens weer neer op haar geliefd Parijs waar
men de koorddanseres tot het eind bleef
toejuichen. Zij had meer beleid en tact in het
omklemmen van den balanceerstok dan van
haar beurs. In haar glansperiode kende zij
niet de waarde van het geld. Haar laatste
jaren sleet zij in armoede en vergetelheid.
Haar laatste ijdelheid bestond in het om zich
heen verspreiden, streelen en aantrekken van
haar ambtsgewaden". Wanneer het oudje
zich moe had gekeken aan haar
danserescostaums die zooveel herinneringen bij haar
opriepen, dan sloten haar beverige handen
de mooie spullen in een grooten koffer weg,
om ze er den volgenden dag weer uit te halen
en opnieuw te streeloogen.
***
Het Journal de Genève heeft een vlot artikel
over het feminisme van onzen landgenoot,
den beroemden .Erasmus (1467?1536).
Het artikel werd in de pen gegeven door
een pas verschenen Duitsche vertaling van
Desideer's Latijnsche samenspraken, waarin
o. a. de sociale toekomst der ontwikkelde, be
schaafde, zélf-denkende vrouw wordt be
handeld.
De publicist noemt de denkbeelden van
onzen humanist" minemment moderne.
Twee honderd jaar vóór Jean Jacques
beveelt hij voor zuigelingen de moederlijke
voeding aan; 3% eeuw vóór Frédéric Passy
en Baron d'Estournelles Constant openbaart
hij zich als overtuigd pacifist. Maar, hetgeen
nu hél bizonder op den voorgrond wordt
gesteld, is : het feminisme van Erasmus.
Bedoeld worden de samenspraken tusschen
den abt Autronius en de geleerde vrouw
Magdala, die over ongelijke huwelijken" en
over den senatulus, wat men thans eens
congres van feministen zou noemen.
De type van de beschaafde vrouw der
Renaissance teekent Erasmus rijk aan geestes
leven ontwikkeld door klassieke lectuur.
Wanneer de abt zich verwondert in
Magdala's bibliotheek niet aileen Fransche boe
ben, maar ook Latijnsche en Grieksche
schrij ?ers aan te treffen, bepleit Magdala het
goed recht, vél meer het noodzakelijk bezit
van geestesontwikkelingder beschaafde vrouw
als mogelijke aanstaande op roedster van kin
deren.
Pas maar op, eerwaarde l dat wij vrou
wen niet binnenkort ons van uwe theologi
sche scholen meester maken, dat wij niet
in uwe kerken gaan preeken, en, dat wij
ons niet als geestelijke overheden doen
wijden."
lün zij voegt er deze kenmerkende woorden
aan toe : Bedenk wel, eerwaarde, 's werelds
schouwtooneel is steeds in wieling; er zit
niets anders op ; men moet het verlaten of
men moet aan ieder de rol toebedeelen, die
hem toekomt."
De profetieën van Erasmus zijn op merk
waardige wijze in vervulling gekomen.
CAPRICE.
Wie dat niet weet en voor 't eerst zoo'n
muurpeper of zoo'n een andere gele, witte
of paarse sedum in zijn herbarium legt, ziet
soms tot zijn verbazing, dat er, weken na 't
inleggen en drogen, nog nieuwe bloemen bij
komen.
De Candolle vertelt van een sapplant, een
Sempervivum, die hij al anderhalf jaar voor
droog in zijn herbarium had en die weer
opleefde en wortelde toen de plant weer in
de aarde werd gezet.
't Is ongelooflijk, met hoeveel taaiheid zoo'n
succuient zijn reserve-eap, gulzig opgenomen,
bij regen en dauw vast kan houden. Dat ligt
ten deele aan de opperhuid die weinig vocht
doorlaat; ook aan den aard van'c sap:'t water
wordt met gornachtige stoffen vermengd en
in afzonderlijke holten bewaard.
Xu zijn er natuurlijk ook dieren die inde
tijden van droogte snakken naar wat vocht:
geiten, herten, vogels, vele insecten en vooral
slakken. Wat zouden die de sappige sedums
gauw van bun voorraad af helpen, indien ze
durfden. Maar ze wagen 't niet; de natuur
die aan de succulenten het voorrecht schonk.
om voorraad aan te leggen, gaf hun ook 't
middel er bij, om ze te beschermen tegen
diefstal.
De slak die zijn schaaft on g aan een
muurpeper-blaadje zet, trekt zich met zichtbaar
onbehagen snel terug; niet voor niets heet
de plant muurpeper, naar de scherpe bran
dende specerij, die alleen de mensch weet
te gebruiken; bij overmaat gewoonlijk tot
zijn schade.
Nog sterker voorbeeld van een succulenl
biedt de cactusfamilie aan. Daar hebben ze
bladerweelde maar geheel op zij gezet; de
stam of stengels zijn de reservoirs. Dat zijn
dan ook bewoners van de Amerikaansche
woestijnen; 't zijn aanpassingen aan de droogte;
wie ze kweekt en te veel giet. ondervindt dat
tot zijn verdriet Ook zij moeten hun schat be
schermen en doen dat met allerlei middelen;
heel vaak met scherpe stekels en pennen,
zoodat sommige soorten veel van een opge
rolde egel of een stekelvarken hebben.
E. HEIMANS.