De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 28 juli pagina 5

28 juli 1907 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 1570 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. coulissen der huishouding. Dagelijks draaiden zjj den molen der huishouding, zij stopten en haakten. Urenlang lazen ze voor en daar bij breiden ze nog. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat, waren ze op de been, haalden bier uit den kelder en appelen van den zo 1dei. 's Zomers maakten ze gelei en stonden midden in den nacht op om te zien of ze al stijf was en 's winters bakten ze eindeloos veel taarten voor huiselijk gebruik, voor arme familiebetrekkingen, voor alle onderhoorigen. Altijd 't zelfde jaar uit, jaar in. Men moet zien met welke verbaasde blik ken, een jong hedendaagsch studentje, dat in de vacantie thuis komt, de oudere dochter des huizes aankijkt, die zulkea tijdroovenden arbeid gaarne en gewillig doet, om te kunnen beoordeelen hoe diep de afgrond is, die deze twee generaties scheidt. De laatste ziet haar ideaal in opoffering voor het gezin de andere arbeidt voor zichzelve en voor eigen bevrediging en beschouwt haar egoïsme als goed recht. Deze laatsten hebben een groo c persoonlij k zelfbewustzijn. Zij gedijen niet recht op den bodem van het familieleven. Zij willen arbeid die resultaten vertoonen kan. Al die bezig heden, al die met moeite vervaardigde, toch behagely'ke handwerken die vroeger voor velen levensdoel waren, tegenwoordig door eene machine, in een vierde van den tijd en voor de helft van den prijs gemaakt worden, schijnen haar doellooze tij d verkwisting. Als voor het skelet van een antediluviaansch dier, staan deze meisjes dikwijls voor de linnenkasten harer moeders, waarin vaak alle kanten zelf gehaakt, alle monogrammen zelf geborduurd zijn, want er waren vrouwen genoeg tot wier ideaal het behoorde geen stuk mee ten huwelijk te brengen, dat niet zelf genaaid was. Nu zijn er bruiden, die alles wat uitzet heet, angstig van zich weren ? moderne bruiden met Spartaansche idealen. Ze willen niet te veel bezittingen hebben, vooral geen dingen, die onderhouden" moeten worden. De boekenplank is voor haar, wat vroeger de linnenkast was voor hare moeders. De man is de kameraad. Hij is niet meer ge bieder" dankbaar mag hij zijn, als hij als gelijkgerechtigde wordt erkend. Voor deze vrouwen is de liefde niet de hoofd zaak zy is eene aangename bijzaak in 't leven zooals men nu en dan, tusschen 't werk door, chocolade eet. Ben eenigszins nuchter vrouwengeluk maar het past bij deze soort vrouwen. Als normaal gevolg van deze nieuwe be weging, die de vrouw eensklaps zooveel geestelijke werkzaamheid biedt, komt het dikwijls voor, dat het intellect zich ontwik kelt ten koste van 't gemoed en dat dit laatste verarmt. Om 't gemoed te voeden en te ontwikkelen, behoeft men veel tijd, veel neiging tot 't gevoelsleven, veel uren dat men inkeert tot zichzelf al welke zaken geschrapt zijn van de arbeidstabel der nieuwe vrouw. Natuurlijk zijn er gevallen, waarin beide op gelijke wijze tot hun recht komen: men kan eene geleerde zijn en daarbij een hart vol warme liefde en toewijding hebben. Maar dan is men uitzondering. Het eigenlijke type van het begin der twintigste eeuw heeft opvallend praktische idealen, 't Is alsof de eerzucht een compensatie is voor liefdege voelens. Achter veler jong voorhoofd, troont die als hoofddoel. Het voeden der hersenen is voor haar de gewichtigste bezigheid van den dag, jflfe men tegenwoordig jonge meisjes vraagt welke vrouwenfiguur haar 't meest aantrekt, zullen zij de namen noemen der groote strijdsters voor haar geslacht, de vrouwen, die aan de spits staan, wier roem is verbon den met de eerste zegepralen, die als baanbreeksters, met moeite de paden hebben geëffend, waarop de later geborenen nu gemakkelijk en zonder strijd, bergopwaarts schrijden. Niettegenstaande hare dikwijls sceptische denkwijze, hebben zij een sterke behoefte aan heldenvereering alleen zoeken zij zich met voorliefde een ideaal onder haar eigen geslacht. Het vrouwelijk solidariteitsgevoel, dut door gemeenschrppelijk arbeiden voor algemeene geestelijke doeleinden zoo sterk is geworden, maakt dat ze het succes door vrouwen be haald, met veel meer waardeering beschou wen, dan wat de man heeft bereikt. Voor een dergelijk succes zijn zij bereid om honderden voordeelen op te offeren, die vroeger het leren van de meisjes uit de UIT DB NATUUI^ CCXXXII. Succulenten. 'k Had er wel sapplanten boven kunnen zetten, want dat is de letterlijke vertaling; maar zoo, als titel zonder meer, is de weten schappelijke naam beter; alle planten immers zijn sappig, de eene meer, de andere minder; zonder sap, zonder water, kan geen enkele plant leven. Water en koolzuur, dat zijnde voornaamste levensvoorwaarden voor de plant; als er in den grond nog maar enkele zouten voorkomen, die in het bodemwater kunnen oplossen, kan de plant een tijd lang blijven leven, al zijn 't maar snufjes van die zouten; ja, een korte poos gaat 't ook nog op volkomen zoutvrij water; zoodra evenwel 't water ontbreekt, begint binnen enkele minuten het verleppen, komt er niet spoedig nieuwe toevoer, dan vallen de deelen van de plant, die niet houtig zijn, slap neer; als in zwijm; de span ning, de turgor is verdwenen, zooals de weten schappelijke term heet; en nu mag 't niet lang meer duren of het verdorren begint en wat eens werkelijk verdord is aan een plant, leeft niet meer op, al regent het ook baksteenen. Dit is de regel in de natuur, en nu zal 't niemand verwonderen, dat zij talrijke mid delen bezit om het gevaar van verdorren tegen te gaan, ook als 't eens een poosje niet regent. Vooral zulke planten, die in een landstreek groeien, waar 't periodiek droog en vochtig is, vertoonen van die merkwaardige inrichtingen; gewoonlijk worden ze beschouwd als aanpas singen aan klimaat en bodem. Hoe 't mogelijk is, dat sommige planten zoo snel 't hoofd laten hangen, is gemakkelijk te begrijpen. Planten uit een vochtige etreek, uit een moeras b.v., die er dus niet op inge richt zijn, het opgezogen water hardnekkig vast te houden, zullen, zoodra ze in drogen grond, in een hoog gelegen tuin of in een bloempot worden gezet, voortgaan met transpireeren, zooals ze op hun natuurlijke stand plaats deden. Door dit transpireeren, het verhoogere standen zoo gemakkelijk onbehage lijk maakten. Zij doen afstand van alle com fort koopen oudheidkundige boeken in plaats van zijden blouses uit 't warme ouderlijke huis, trekken zij naar de groote steden om er, met eene afwezigheid van eischen, gelijk aan die van Diogenes, eene kale studentenkamer te bewonen in plaats van de warme koffie, die zij thuis kregen, eten zij drooge beschuit en vinden daar iets poëtisch in. Zij willen niet naar bals gaan en geen luitenants beminnen zij willen geeste lijken arbeid zij willen (en dat is het too verwoord, waarmee zij altijd klaar staan) zelfvoldoening dien vorm van zelfvoldoe ning, die slechts door intellectueel succes verkregen kan worden. Zij willen niet koningin van 't bal zijn zij willen haar examen doen summa cum laude. In haar droomen weerklinkt niet meer het ratelen van een officierssabel zy' droomen van clubs, van congressen, van discussies over de diepzinnigste problemen der menschheid. Het deert haar niet, dat het jeugdig waas der beautédu diable vóór den tijd verdwynt van haar smalle gezichtjes en er donkere kringen verschijnen om haar kinderoogen. Niet door het uiterlijk willen zy' immers behagen iets produceeren wil len zij dat is haar ideaal. Bevredigd te worden door den man ? Zij, die nog heel jong zijn, lachen mede lijdend bij zoo iets onwaarschijnlijks. Bevredigd te worden door het kind ? Nu, ja l Eenige geven dat toe, uit over tuiging, maar het kind, waarnaar zij ver langen, moet nog verkeeren in 't jongste stadium, wanneer men 't nog op den arm kan dragen zoo ongeveer 't stadium der bambini van Robbia te Florence niet het brutale wijsneuzige schoolmeisje of de onbe leefde, bengel, die, bij 't grooter worden, alle poëzie verloren heeft. Dus ook hier kan men slechts tijdelijk bevredigd worden. (Slot volgt). M. K. Vroinraiarbiai en twaalwep, Slotwoord over de gezelschapsdame, Waar de strijd om het bestaan voor de vrouw zeer zwaar is en May opnieuw aan een goed deel nuttigen en noodigen vrouwenarbeid de waarde en waardigheid tracht te ontnemen mag een, thans ernstig, woord van protest niet achterwege blijven; want May wil vrouwen en meisjes tot het vervullen van andere betrekkingen aansporen en stipt tegelijk aan, dat zoowat in alle beroepen (behalve in het zware" beroep van dienstbode) meer aanbod ig dan vraag. Dat May de zaak ter sprake heeft gebracht, kan zeker geen kwaad, maar zij moet niet ondoordacht als ze deed, aanraden oude schoenen weg te gooien, waar geen nieuwe schoenen Ie bekomen zijn. Dat is op z'n minst qnpractisch. May noemt alleen de nadeelen der betrek king op, zoo voortgaande zou men kunnen beweren, dat de naaister en de telefoniste te veel van haar zenuwen, de winkeljuürouw te veel van haar beenen, de onderwijzeres te veel van haar zenuwen, beenen en reuk organen heeft te vergen, terwijl alle vier een groote mate van plichtsbetrachting, tact en energie behooren te bezitten om het dikwijls eentonige werk en 't behoorlijk in het gareel loopen vol te houden. May wil de gezelschapsdame totaal af scheiden van de gezelschapsdame-huishoud ster, terwijl ze tevens spreekt van de vele advertenties, waarin beschaafde taalsprekende en musiceerende jonge dames zich aanbieden voor gezelschap of op reis, ook bereid lichte huiselijke bezigheden" enz. Hier komen we op het punt waar we zijn moeten. Zoo goed als in een huishouden ieder familielid een niet precies te omschrijven doch een zeer wezenlijke taak te vervullen heeft om het gezin tot een aangenaam gezin te helpen maken, zoo heeft de gezelschaps dame die ook; onder beschaafde" dame wordt hier .verstaan, iemand met goede ma nieren, bescheidenheid, wellevenden toon; iemand met tact! Tact heeft ieder in eiken werkkring noodig. De dienstbode, die telkens zegt: daarvoor ben ik niet gehuurd," mist tact en zal nooit lang zelfs niet in den besten dienst blijven, noch de genegenheid der haren winnen. Veel beter schijnt het mij den aanstaanden dampen door middel van blad en stengel, wordt de sapstroom in de plant onderhou den. Alle cellen aan de oppervlakte der bla deren geven immers voortdurend water af aan de lucht. Daarvan kunt ge u dadelijk overtuigen door een plant, al is 't een afge plukt stuk er van, onder een stolp of een koud glas te zetten; het glas beslaat, van binnen. Elke onderliggende cel geeft water door aan de meer uitwendig liggende en zoo ontstaat (ten deele; er zijn ook andere oorzaken) de opstijgende sapstroom in de planten, die tot in de uiterste toptwijgen van den hoogsten boom het grondwater omhoog voert. Deze waterstroom komt in menig opzicht overeen met den bloedstroom in ons lichaam; ook dit water voert de voedende bestanddeelen hier zouten, uit den bodem naar de plaatsen, waar ze voor opbouw noodig zijn ; ook zorgt dit water dat de cellen doet op zwellen, en de wanden ervan gespannen houdt, voor de uitspreiding der bladeren en der buig zame stengeldeelen. Indien er nu maar net zooveel wordt opgezogen door de wortelharen, als er door de bovengrondsche deelen wordt afgegeven, zal ook de teerste plant strak en stijf blijven staan; maar zoodra er door ongunstige omstandigheden, b. v. sterk af koe len van de aarde, 't wegzakken van 't bodem water, felle zonneschijn, droge wind e. d. een tekort ontstaat, begint het verleppen. Daardoor komt 't, dat een afgesneden takje of een bloem 't meestal zoo snel aflegt; 't ver dampen gaat nog een poosje voort, maar de de toevoer van onderen is afgesneden; ja, soms verdampt er nu van onder door de snijvlakteen van boven te gelijk water. Door snij vlakte af te sluiten (door lakken of afbin den) kan 't verleppen van sommige takken en bloemen een tijdje tegengegaan worden; maar dan moet het een plant zijn, die al door de natuur gewapend is met middelen tegen snelle verdamping door de bladeren heen. Zulke middelen bezit de natuur in velerlei vorm. Een taaie opperhuid beschut b.v. 't hulstblad en de dennenaalden; ook een waslaagje beschermt vaak 't teere blad, zoo bij Gebroken Hartjes en bij Akeleien. Van gezelschapsdames het mooie en nuttige van van haar werkkring voor te houden: de groote schare van eenzame mannen en vrouwen, die ruime of bescheiden inkomens hebben, er prijs op stellen een eigen huis houden te bezitten en dus een gezelschaps dame, die tevens lichte huiselijke bezigheden verricht, zoeken, mogen we niet, doch kunnen we ook niet maar even wegcijferen; al zijn zij zelden hulpbehoevend" zij hebben toch hulp noodig en wel hulp van beschaafde vrouwen, die van haar kant weer onderdak en geld behoeven. Min of meer vaag zijn de onderlinge ver houdingen in een huisgezin altijd, zoowel tusschen meesteres en dienstbode, man en vrouw, moeder en dochter enz. Ik hoorde eens een dochter zeggen: in huis is moeder no. l, de kat no, 2, de meid no. 3 en ik no. 4, terwijl een huisvader met recht klaagde: nu heb ik geen vierkanten meter meer in huis om er rustig een brief te schrijven"; zijn vrouw en meisjes hadden tactloos hem uit zijn kantoortje verdreven. May haalt wér de kinderjuffrouw aan, maar er is geen scheyer, vager positie dan die van juf, de naam toont 't al aan, noch in de kamer, noch in de keuken hoort zij als de kinderen naar bed zy n, een prettige, goedverwarmde kamer bezit ze zelden, heeft mevr. 't te druk, Juf" moet een handje helpen, komt de meid niet klaar, juf moet inspringen. Mér dan iemand heeft de kinderjuffrouw tact en energie noodig om haar dikwijls zoo moeilijke en saaie taak te ver vullen; wie van tinderen wat afweet, weet ook dat men met hen nooit klaar en nooit zeker van zichzelf is, zelfs 's nachts niet. En de positie van kamenier? Nu die is vooral op reis ook vrij vaag en altijd moeilijk, ook de kamenier moet veel tact, een uitste kend humeur, een sterk gestel hebben. Wie zou er niet vóór zijn, dat de vrouwen voor goede" betrekkingen werden opgeleid, maar waar de markt zóó overvoerd is, is dat goede" dikwijls maar zoo zoo, en niet elke vrouw is daartoe in de gelegenheid geweest, noch tegen den harden strijd om het bestaan bestand; en voor de vrouw b.v. die na den dood van vader of moeder, tot den einde toe door haar verzorgd, in haar eigen onderhoud moet voorzien is de betrekking van gezel schapsdame een zeer gewenschte. Wie weet" zegt May hoeveel beter zij elders terecht ware gekomen l" Maar van vaagheid of half heid gesproken, wat is er nu vager of halver dan zoo'n wie weet ? Dat moet de vrouw op dwaalwegen leiden. Ik heb in het buitenland meisjes en dames, die 3 en 4 talen spraken' energie, een goed voorkomen n een sterk gestel hadden, ten onder zien gaan: wanhopig geworden door alle teleurstelling, uitgebuit door kantoren die haar aan een betrekking zouden helpen, niet meer in staat haar inwoning te betalen, gaven zij zich aan den eersten den slechtsten, die beginnen wou haar voor langer of korter tijd te onderhouden. De gezelschapsdame eet een eerlijk ver diend stuk brood, dat zij veel klippen te omzeilen beeft, dat er gevallen zijn, waarin zijn verwend en vadsig wordt, ik wil 't graag toegeven, dat kan met dienstboden in een te gemakkelijken dienst en met allen die het op hun sloffes af kunnen ook het geval zijn, maar daarinee zijn^ai die betrekkingen toch nog niet Verworpen. Dat de gezelschapsdame dikwijls niet vol doende beslagen op het ijs komt, is zeker waar, maar daarvoor kan men de betrekking alweer niet verantwoordelijk stellen, dat komt in andere vakken ook voor, hoe dik wijls biedt een dienstbode zich niet aan goed kunnende koken" terwijl ze er geen oortje van verstaat; maar-men is niet aan elkaar getrouwd en kan van een humeurige gezel schapsdame of meesteres" veranderen tot men wat goeds gevonden heeft. Van dat altijd dochtertjes van (soms 55 jarige) vreemden willen maken, heeft May verkeerd begrepen, even als van het achter bankje, 't geval werd slechts verteld, om dat May de gezelschapsdame als slavin de meesters" als tyrannen" voorstelde, terwijl de waarheid is dat de meesters vaak geringloord worden door hun gezelschapsdames dames-huishoudsters meid-huishoudsters, en meent May dat b.v. een directie er reke ning mee zal houden of haar ondergeschikten bazig worden door hun gevoel van afhan kelijkheid? De te bazig geworden boekhouder, secretaris, dienstbode, tuinman gaat de laan uit" zoo goed als de gezelschapsdame. vele planten rolt het blad zich op, zoodra de lucht te droog wordt; daardoor wordt het gedeelte van elk blad, dat de huidmondjes bevat, bijna geheel van de directe aanraking met de lucht afgesloten. Andere inrich tingen te^en te sterke verdamping zijn de viltbekleeding b.v. van Toortsen en van de Natuurlijk is het noodig te voren een juist standpunt in te nemen van beide kan ten en te overwegen welke de verantwoording is, die men op zich neemt, dit is noodig by het vergeven of aannemen van elke betrek king en ik meen, dat wie zich per advertentie aanbiedt gewoonlijk niet zoo schuchter is, of ze durft wel voorwaarden bedingen ook; ik heb daarvan tenminste bewijzen te over. De toestand welke May schetste, doet zich m. i. vaker voor juist bij op aanbeveling" of waar een dame een arm vriendinnetje of nichtje op een minimum salaris tot zich neemt. De wereld heeft behoefte aan energie," zegt May. Zeker, maar menschen die gezel schapdames zoeken behooren tol de wereld, en tot het goed uitoefenen van haar beroep heeft de gezelschapsdame energie noodig. En bijna altijd heeft zij een vrij goed be taalde moo:e taak: het leven van eenzamen aanvullend, ouderen opvroolijkend en leidend, hun huis voor de familieleden aantrekkelijk makend wel verre van een zedelijke be grafenis der vrouw" kan het haar zedelijke opkomst zijn, en ik meen de verstandige en humane directrice van het Nationaal Bureau van Vrouwenarbeid, waarvan May in No. 1560 sprak, genoeg te kennen om te weten, dat zij dezen door en door vrouwelijken vrou wenarbeid wél goedkeurt, en ten hoogste waardeert, waar hij als elke andere arbeid, goed door de vrouwen verricht wordt. 18/7 1907. D. E. A. J. Een bloeitakje van Muurpeper. randplantjes, die wij als zilverbladeren om onze bloemperken zetten. Dit zijn allemaal nog maar hulpmiddeltjes tegen toevallige droogte. Waar de plant ge regeld een tijd van droogte heeft te doorstaan, worden krasser middelen aangewend ; daar werpt de plant tegen de droge periode zijn Electriciteit in Huis en bij Ambacht. Hoftoilet van Lady Herbert Marshall of Leicester. Mary Wood. Mémoires van een koorddanseres. Erasmus als ziener. De Arnhemsche Nijverheidstentoonstelling, laat op het punt van?Elect:iciteit in Huis en Ambacht", bijzondere dingen zien, die men als den triomf van het electron mag beschou wen. Welk een drijf en werkkracht in al die electro-motoren l Men kan haast niets meer bedenken op 't merkwaardig gebied der electriciteit, of het menschelijk vernuft heeft. er op praktische wijze partij van getrokkenSnelle toevoer van koude en warme luchtstroomen. Geen enkel huis of gebouw, voor zien van electrische middelen behoeft langer vertrekken te hebben, waar de warmte on aangenaam dreigt te worden; de electrische wind-aanvoerders blazen versche lucht door de kamer; houden in een afgesloten ruimte de temperatuur zóó laag, dat gezagvoerders van schepen er niet meer tegen op behoeven te zien een geslacht rund of varken mee te nemen ; het vleesch ziet er na veerden dagen blank en rose uit, als ware het zoo juist geslacht. Waarschijnlijk is dit nog net geval na een veel langeren termijn. Ik doel nu slechts op den geslacaten knor-knor, dien ik na veertien dagen rosé-frisch in de vitrine zag prijken. Bij de Singer's naaimachines, voor zien van gelijkstroom-electromotoren, ziet men het verrassend feit onder zijn oogen gebeuren, dat in den tijd van drie seconden een prachtexemplaar knoopsgat gemaakt wordt. Keurig I aan de kanten netjes afge werkt. Als men bedenkt, dat men op die wijze twintig knoopsgaten in de minuut kan maken, lacht men als het boertje dat kies pijn heeft, door de heugenis aan het moeilijke en tijdroovende van knoopsgaten met de hand gemaakt. Gramaphonen zingen, piano's spelen er lustig op los, in beweging gezet door electriciteit. Heel eigenaardig is het, op uiterst correcte wijze Chopin te hooreu vertol ken, de toetsen te zien rijzen en dalen en geen Laura am Klavier"te bemerken.In de machine zaal snorrend, dreunend, stampend, bonzend van wielen en motoren, doet de hoogrf, niet sterke vrouwestem. vastgelegd in het ver nuftig gramaphoon-samenstel zonderling aan met Gounod's Ave Maria. Een kermisdeun past beter in deze roezeinoes-omgeving. Aan de afdeeling" electrische lampen, en kleine, snoezige, uiterst sierlijke fairy lamps nn te prijken op feestdisschen, is men niet spoedig uitgekeken. De modellen der lampen, de kleuren en vormen der lampekappen zijn beeldig, en het empire lantaarntje is een voudig om te stelen. * * * Het toilet door Lady Marshall gedragen toen zij veertien dagen geleden aan het Engelsche hof gepresenteerd werd, is van zachtgrijs chifibn op wit- zijden onderkleed, met een traïne de cour van zacht-grijs satin bladen weg, en maakt weer nieuwe als de regentijd kornt, of als de kou ie droge winter voorbij is. Een ander middel is het aanleggen van waterreservoirs; de planten die dit middel tegen overmatige verdamping toepassen, kiezen meestal den stengelof de bladeren als bewaarplaats; zelden de wortels. Een mooi voorbeeld hiervan kan ieder vinden in de Muurpeper, een plantje, dat ge nergens op vochtigen of moerassigen bodem zult aantreflen, maar dat u dezer dagen met zijn goudgele viji'stralige sterretjes hier en daar in 't oog valt, zoodra ge op open, zandig, hoog en droog terrein komt. Heel veel zult ge de Muurpeper zien, als er een weinig kalk in de grond zit; zoo in de duinen en op zandgrond in de buurt van groote rivieren; niet zoo vaak op de h. ide. Dit is een echte sap- of' vetplant. een duidelijke succuient, die muurpeper. Zijn naam duidt al aan, dat hij op muren groeit; wie 't daarop een vollen zomer uithoudt, moet wel goed gewapend zijn tegen verdamping, want het yocht in de voegen der steenen, is uitteraar i nog al sehaarsch, en de hitte van den fel bestraalden loodrechten wand brengt ook al geen voch tigheid aan. Trekt ge zoo'n plantje los, uit de muur, of den narden drogen grond, dan breekt gewoonlijk de stengel dadelijk af, en ge houdt een stuk in de hand, dat onder de bloemtros allermerkwaardigste bladeren vertoont; mis schien zoekt ge nog naar die bladeren, terwijl ge ze aanraakt. Het zijn dan ook meer bolletjes of cylinders dan gewone bladeren; ze zijn net zoo dik als breed en vaak heel kort ook; drukt ge sterk op een blaadje, dan knapt de huid en 't vocht spuit er uit, al heef c 't in geen dagen geregend. Van hoeveel belang dit water voor de plant is, merkt ge 't best, wanneer ge eenige van zulke bloeiende muurpeperplantjes bij den grond afbreekt en ze aan den wand spelt of aan 't gaslicht hangt. Ze groeien lustig door; en waren er al knoppen, dan gaan ze open. Wel blijft de bloem iets kleiner en bloeit ze wat korter, maar sterven doet de plant vooreerst niet. duchesse. De robe is gegarneerd met chenille borduursel. Het corsage een wonder van fijn kostbaar kant werk, versierd met berthe en elleboog-mouwen van Brusselsche kant. De sleep is rondom geborduurd met slingers, wilde rozen, waartusschen diamanten fon kelen. Lady Marshall was getooid met rivière en diadeem van briljanten. * * * De oudste vrouw in Amerika, Mary Wood, heeft den lieftalligen leeftijd van honderd twintig lentes bereikt l Ter eere van deze heugelijke gebeurtenis, is Mary's portret ge maakt. Zij lijkt een burgervrouw met grove, mannelijke trekken. Ooren, voorhoofd, neus, mond en kin zijn plomp, massif, breed en stug. * * * De heer Paul Ginisty heeft een boek saamgesteld uit aanteekeningen gemaakt door de koorddanseres, Madame Saqui. Deze gegevens zijn thans in 't licht verschenen, onder den titel: Mémoires d'une danseuse de corde". La Saqui stierf in 1866, op tachtigjarigen leeftijd. Zij leidde een veel bewogen leven; maakte groote regeerings-omwentelingen mee. In haar prille jeugd zagen haar nieuwsgierige kinderoogen het schriklijk schouwspel van het op een piek rondgedragen hoofd van prinses de Lamballe. Saqui's beroemdheid dateert uit den tijd van het eerste keizerrijk. Zij had haar eigen theater, en, schitterde als ster tusschen haar sujetten. Niemand danste met die zekerheid en gratie op de slappe koord als zij. In 1862, al 77 jaar oud danste zij voor 't laatst in het Hippodröme te Parijs. Zij reisde en danste den aardbol rond, streek telkens weer neer op haar geliefd Parijs waar men de koorddanseres tot het eind bleef toejuichen. Zij had meer beleid en tact in het omklemmen van den balanceerstok dan van haar beurs. In haar glansperiode kende zij niet de waarde van het geld. Haar laatste jaren sleet zij in armoede en vergetelheid. Haar laatste ijdelheid bestond in het om zich heen verspreiden, streelen en aantrekken van haar ambtsgewaden". Wanneer het oudje zich moe had gekeken aan haar danserescostaums die zooveel herinneringen bij haar opriepen, dan sloten haar beverige handen de mooie spullen in een grooten koffer weg, om ze er den volgenden dag weer uit te halen en opnieuw te streeloogen. *** Het Journal de Genève heeft een vlot artikel over het feminisme van onzen landgenoot, den beroemden .Erasmus (1467?1536). Het artikel werd in de pen gegeven door een pas verschenen Duitsche vertaling van Desideer's Latijnsche samenspraken, waarin o. a. de sociale toekomst der ontwikkelde, be schaafde, zélf-denkende vrouw wordt be handeld. De publicist noemt de denkbeelden van onzen humanist" minemment moderne. Twee honderd jaar vóór Jean Jacques beveelt hij voor zuigelingen de moederlijke voeding aan; 3% eeuw vóór Frédéric Passy en Baron d'Estournelles Constant openbaart hij zich als overtuigd pacifist. Maar, hetgeen nu hél bizonder op den voorgrond wordt gesteld, is : het feminisme van Erasmus. Bedoeld worden de samenspraken tusschen den abt Autronius en de geleerde vrouw Magdala, die over ongelijke huwelijken" en over den senatulus, wat men thans eens congres van feministen zou noemen. De type van de beschaafde vrouw der Renaissance teekent Erasmus rijk aan geestes leven ontwikkeld door klassieke lectuur. Wanneer de abt zich verwondert in Magdala's bibliotheek niet aileen Fransche boe ben, maar ook Latijnsche en Grieksche schrij ?ers aan te treffen, bepleit Magdala het goed recht, vél meer het noodzakelijk bezit van geestesontwikkelingder beschaafde vrouw als mogelijke aanstaande op roedster van kin deren. Pas maar op, eerwaarde l dat wij vrou wen niet binnenkort ons van uwe theologi sche scholen meester maken, dat wij niet in uwe kerken gaan preeken, en, dat wij ons niet als geestelijke overheden doen wijden." lün zij voegt er deze kenmerkende woorden aan toe : Bedenk wel, eerwaarde, 's werelds schouwtooneel is steeds in wieling; er zit niets anders op ; men moet het verlaten of men moet aan ieder de rol toebedeelen, die hem toekomt." De profetieën van Erasmus zijn op merk waardige wijze in vervulling gekomen. CAPRICE. Wie dat niet weet en voor 't eerst zoo'n muurpeper of zoo'n een andere gele, witte of paarse sedum in zijn herbarium legt, ziet soms tot zijn verbazing, dat er, weken na 't inleggen en drogen, nog nieuwe bloemen bij komen. De Candolle vertelt van een sapplant, een Sempervivum, die hij al anderhalf jaar voor droog in zijn herbarium had en die weer opleefde en wortelde toen de plant weer in de aarde werd gezet. 't Is ongelooflijk, met hoeveel taaiheid zoo'n succuient zijn reserve-eap, gulzig opgenomen, bij regen en dauw vast kan houden. Dat ligt ten deele aan de opperhuid die weinig vocht doorlaat; ook aan den aard van'c sap:'t water wordt met gornachtige stoffen vermengd en in afzonderlijke holten bewaard. Xu zijn er natuurlijk ook dieren die inde tijden van droogte snakken naar wat vocht: geiten, herten, vogels, vele insecten en vooral slakken. Wat zouden die de sappige sedums gauw van bun voorraad af helpen, indien ze durfden. Maar ze wagen 't niet; de natuur die aan de succulenten het voorrecht schonk. om voorraad aan te leggen, gaf hun ook 't middel er bij, om ze te beschermen tegen diefstal. De slak die zijn schaaft on g aan een muurpeper-blaadje zet, trekt zich met zichtbaar onbehagen snel terug; niet voor niets heet de plant muurpeper, naar de scherpe bran dende specerij, die alleen de mensch weet te gebruiken; bij overmaat gewoonlijk tot zijn schade. Nog sterker voorbeeld van een succulenl biedt de cactusfamilie aan. Daar hebben ze bladerweelde maar geheel op zij gezet; de stam of stengels zijn de reservoirs. Dat zijn dan ook bewoners van de Amerikaansche woestijnen; 't zijn aanpassingen aan de droogte; wie ze kweekt en te veel giet. ondervindt dat tot zijn verdriet Ook zij moeten hun schat be schermen en doen dat met allerlei middelen; heel vaak met scherpe stekels en pennen, zoodat sommige soorten veel van een opge rolde egel of een stekelvarken hebben. E. HEIMANS.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl