De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 4 augustus pagina 2

4 augustus 1907 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

l D p] A M S T K R D A M M E U WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N "D. N o. 1571 punt, uit een oogpunt van volkskracht, w oef ten statte te uitspraak uitvallen ten gunste Tan-het eerste, en heeft de techniek uit te lien- naar andere hulpmiddelen, naar surro gaten of nieuwe vindingen. En die uitspraak is reeds gedaan, aller?wegen. Geleerden en hygiënisten, arbeid-inspecteurs en statistici, hebben hun vernietigend oordeel na ernstige onderzoekingen vastge steld. Zoo schrijft dr. F. Pruizing in zijn FHandbuch der medizinischen statistiek": , De loodvergiftiging voert slechts zelden tot den dood, daarentegen bereidt zij door een algemeene Hchaamsverzwakking en door de steeds met haar verbonden bloed armoede den bodem voor de tuberculose voor, welke ziekte dientengevolge bij de schilders en andere met lood in aanraking komende arbeiders zeer veelvuldig voor komt". Overweldigend zijn de bewijzen van de schadelijke werking der stof, overweldigend de cijfers, waarmee de strijders tegen het loodwit hare vreeselijke werking aantoonen. In de wetgeving zyn de eerste stappen om tot het nvge middel tut bestrijding, bet verbod van het gebruik van loodwit te komen, reeds ge laan. In 1903 heeft dr. Kuyper een Commissie benoemd, om voor ons land het vraagstuk ta, onderzoeken, d.w.z. om te onderzoeken ?weit er gedaan kan worden om het loodwit te, vervangen, maar tot een^ eindresultaat is zij nog niet gekomen. Wél heeft ze, in haar rapport van October 1906 uitgesproken, dat het zinkwit in dekvermogen" bij lood wit niet ten achter staat. In de bestekken van het Dep. van Water staat wordt de beperkirg van loodhoudende -verven bevolen, en da andere departementen zijn hierin gevolgd. In Amsterdam is een Toorschr ft tot verbod van loodwitgebruik bij gemeen te wei keu spoedig te wachten. In Frankrijk is reeds sedert 1901 dooi den minister vaa Handel, Industrie en Post, voor alle on Ier heai re-s >rteerende werken het gebruik van looi wit verboden, zoo mede Toor eigen werken door de geuieeaten Eyon, Bordeaux, Reims en Orleans. In Erankrijk's- parlement is thans voor de tweede maal een wetsontwerp in behande ling, om het gebruik van loodwit geheel te verbieden, natuurlijk met een overgangs tijdperk. In Zwitserland zijn de laatste jaren ver schillende verordeningen afgekondigd waar bij voor een proeftijd van twee of vier jaren Let gebruik van loodwit wordt verboden. In I'ru:ssen eveneens een eerste stap: de Minister van Openbare Werken heeft het georuik van loodwit bij het verven van locomotieven eenvoudig verboden. Zóó zouden we nog kunnen doorgaan met goede voorbeelden, waaruit blijkt, weikan weg het opgaat. Het pleit is eigenlijk reeds beslecht: het loodwit zal verboden worden. Het is slechts een kwestie van tijl. Over dit alles geeft ons waardevolle bij zonderheden het boekje, waarvan ik den titel hier boven plaitste. Deze vereeniging Ingenieurs doet een buitengewoon nuttig werk. Haar leden, van huis uit geroepen, zich met technische vraagstukken bezig te koulen, vatten blijkbaar diep den innerlijken lametibang tusschen technische en industrieeléontwikkeling eener, en de sociale toestanden der aibjidcrsklasse anderzijds en ze gebruiken hun technische kennis, om ipeciale onderwerpen uitvoerig te be handelen van de sociale zijde. Zóó is dit geschrift thans een waardevolle Terzameling zoowel van geneeskundige en itatistische getie/ens als van materiaal over de tot nu toe genomen maatregelen, en «en mag dan uitgever dankbaar zijn, dat ze den durf heeft om voor ons betrekklijk klein publiek wat voor deze vraagstukken belangstelling heeft, te verzorgen. De conc'usie van het geschrift is, dat, nu het \aststaat dat het loodwit voor v ei f werk althans zonder bezwaar door zinkwit is te Tervangen, de wetgever niet alleen het Trecht heeft, maar dat zelfs de plicht op ,hem rust, met dit resultaat rekening te .houden, door het zoo spoedig mogelijk uit,, vaardigen van een verbod van het gebruik ,van loodwit voor timmerverf," en tevens verbod van het gebruik van lood-menie voor ij jerwerken. En verder verplichte aangifte van loodTergiftigingsgevallen, en strengere hygiëni sche maatregelen voor loodwiti'abrieken en verf- werkplaatsen. DOOR KEES M E E K E L. II. Het was buiten blind-donker en duister, zoals het kan zijn in een najaarsnacht, en in eens stonden ze uit het licht dar herberg in al dat zwart, dat er gele plekken wemelden TOOT hun ogen. Hu! dat is donker! Stilte, zei een d epe stem, en dan flui sterend : dus jullie over het land vau Stegere, en Tnijs, TeunU en ik over het erf. Zo zacht mogelik, hoor l De drie mannen gingen het donkere erf op, de andere liepen geluidloos-stappend door. Denk om een bijn! riep met helle stem de kreupele zoon van Thijs. Ezel... hou je kop, jongen! bromde Jaap met beverige stem, als iemand die een zware last draagt. Het krijste omhoog. Een uil schreeuwde door de donkere stilte en streek met zachte vleugels tegen de bladerloze takken Tan een hoorn, dat het zacht ritselde. Teunis zag naar boven, in de ondoordring bare zwarte lucht en fluisterde: een uil, niet?... en struikel-stiet met zijn klomp tegen een steen . .. Een woedend geblaf sloeg op. Het was de kettinghond der hoeve, die ontwaakte door het gerucht, blafte, en sleurde met zijn ketting dol-driftig heen-sn-weer. Het geblaf klonk hees en als ingesmoord, maar hst galmde eindeloos-wijd over de stille zwarte velden. En aanhoudend rammelda de hond de ket ting, en sohuurde ze o ver het sint el-gruis van de grond, en blafte, blafte. Yoor hen, die met den stand van dit vraag stuk, even belangrijk als indertijd de kwestie der fosfor-necrose, op de hoogte willen kamen, is het een beknopt, maar uitnemend ingedeeld, zaakrijk werkje, wat stellig voor het doel ook een zeer nuttige uitwerking hebben zal. H. S. Tentoonstelling bij Van Go£l Ze is in tweeën verdeeld deze tentoonstel ling en geeft wel wat merkwaardigs te zien, maar de eene afdeeling die als toegift bedoel i kan zijn, is eigenlijk de belangrijkste. Wat hier dan het principale deal zou uitmaken, is in den catalogus aangeduid als een collectie teekeningen van Kees van Do .gen". Daarmee is het geheele achterzaaltje gevuld. Er valt moeielijïwat bepaa'.ds te zeggen over beo werk van dezen veifranschten Hollander. Hij ia weinig bekend no.;; maar zoo hei doel van deze expositie was zich door de wereld te doen erkennen, dan was het met de«m voorraad teekeningen toch wel een onvoor zichtige onderneming. Het hinderlijke bij beoordeeliag e-van is, dat er eenig talent valt te vfnuotdiM en tegelijk het werk toch niet als halfwassen uiting kan genomen worden. Ik geloof het voor z -ker, dat velen, die hun ingeschapen gaven kon leii leilen folgens richtige bestemming, h' nsu c ;S toch ook dankten aan een noodige hoeveel heid gepasten duif, dat andereu daarentegen, bij gemis aan dit stuwet.d element OLU tot daad te komen, achter bleven, dobberend raar verschil ende kanten op huu aar/.elmoedigheid. Men deuke na ov.r dan zin vau het veel gebruikelijke ge/.egde ,,^ijn weg vmden". Zo j echter liet zelfvertrouwen dan al een onmisbare factor is tot het bereiken heeft deze voordeel aanbrengende eigenschap toch ook weer zijn keerzijde in een aanmatigende zelfbewustheid. In het werk van den heer Kees van Dongen kan men zich dairvan overtuigen; daarin is kennelijk de hand die er wat geroutineerde bewegingen vitrt met ongepaste zelfingenomenheid. Als ik eenige teekeningen uitzonder, bijv. Le Vieux Moiitmartre, OdéLena en enkele andere misschien, is al htt overige werk niet ai-ders te kvvalificeeren als de vrucht van een vtr boven zijn vermogen zich verstoutende duortai-tendaeid. De zinledigheid van deze voorgewend meesterlijke vorruverbeeldiug in roekelooze lynslijreu zal, dunkt me, de meest argeloozen niet omgaan. Het toegift-gedeelte dezer tentoonstelling is heel wat bezienenswaardiger. Bj het binnen komen treft aanstonds een aquarelletje, als een albumblaadje bijna, van Gabiiel. 't Stelt voor een windmolen, die tieel alleen staat in de weilanden, en deze, het geheel dotnineerende, silhouetie-gedaaiite komt uit tenen een egale zér lichthou lende lucht. Men noemt zoo iets een juweeltje, \\ant het is een etui mee te dragen om zicli herhaal delijk te vergasten aan zijn zuiveren en milden glans. In zijn miniatuurvorm geeft het toch de breede en volle uitzetting van e n a.lersimpelst motief uit het Hollandsche landschap. Het doet ook sterk aan Weissenbruch denken. Dan een, nog kleiner, aqiiarellelj*», of liever'n aan^ewasscnen teekening, van Matthijs Maris, die- zich laat aanzien als een verfijnde proe/e van ouder .vetsche waterverf rnelhode. Het stelt voor een man aan een herbergtafel gezeten, op den voorgrond, en daar achter nog enkele lignurtjeg. Van Jiicob Mans e/eneeiis een herberginterieur, maar met een ecène erin, iets grooter van formaat, maar ook zeer vroeg, uit 185S! Hij was toen 21 j tar. Ook weer dit Madou achtig prentje, zoo men het door zijn schoolsche eigenschap pen heenziet, kan duidelijk maken dat vaa den aanvang af het talent van Ma iiin voruibeeïding steedj een zekiiaam expressieve kracht ontwikkelde. Ik denk wel eens: voor menig tegenwoordig schilder van naam was het een voorrecht zich onder de volle stuw kracht van het impressionnisme te kun nen ontwikkelen; maar zou een begaafdheid als die van J. Mans, in de voortzetting van die periode uiet in uitgestrekter vermogen nog zich ontplooid hebben? Koest, hond ! zei Teuuis met gedempte stem. De hond herkende hem en bedaarde. Hij kreunde zachtkcns als vaa blijdschap en sloeg kwispelend zijn staart tegen het hok, met een geluid of hij van hout was. Teuni-i trad op de hond toe, en gaf hem een schop, dat het dier jankend wegvluchtte in zijn hok.. . Nu een bij a gezocht Teunis... Dat is een geluk, dat de boer ziju wageschuren nooit sluit! .. . Graven en spaden, Teunis I Geduld assibht-ft! smeek-mom pelde Teunis, de blaf machine van 'n hond zal ons vei raden ! Zal ik hem dood steken, Teunis? God bewaar me, Jaap ! Dat nooit! Als dat eens uitkwam.. . Kom 'ns mee. Maar als zij zich wilden verwijderen, sprong de hond blaffend uit zijn hok en rende in halve kring heen-en-weer . . . hangend in zijn ketting, hees blafleud, bijna loeiend... Hij moet dood, Teum's. Neen Jaap, dat gaat niet... Denk je dan soms dat we de koe ver spelen willen om dut kreng van een hond ? Dat nooit l beaamde Thijs. Ik west wat... Jaap, heb je touw bij je? Ik heb bij me, zei Thijs... fuiketouw... ? Goed ! dan binden we zijn bek dicht. Hij zal bijten, meende Jaap. Wel neen! Bind jij het touw maar om zijn gnuit, Thijs! Ik houd hem wel vast. Kom hier, Hek ! De hond scharrelde kruipend naar hem toe, hij greep het dier beet en hield het rnet krachtige vuist de bek toe. De hond spartelde en wrong, viel op de rug, en weerde zich met alle vier de poten maar Teunis klemde het dier tussen zijn kniën dat alle beweging onmo^elik werd. Ia een wip tijds snoerde Taijs het dunne sterke touw om de hondesnuit, wond het al j een vreemdsoortige muil-korf om de kop. Op de keerzijde van genoemde teekening is een portret uit dien tijd van Willein Mans, e nigszins romantisch veroeeld. Van dezen is er een, ook al vrij kleine, teekening: Eendenfamilie, tamelijk vroegen vooral bekorend om du geestige behandeling van het geval op den grondtoon van bi-terkleuiige tinten. Van Bauer ia ereengroote teekening en van beirekkelijke waarde, welke bestaat in de hem eigene sierlijke oeuandeling van een zeer saaingestelde compositie. Een guns'.i^e vertegenwoordiging, voluit, van Bauer is het echter n:.et. Het werk mist ruimte, 't is het gezicht op een ostersebe stad als ware het genomen naar een opge stelde verzameling miniatuurna naakse.s van minaretten, koepels etc. onder het oog op het alelier. Van Witsen een nog al kapitale en zeer goede teek^niug uit zijn vroege Londen;-chen tijd. Van Koeiofs een zijner minder syrnphatieke uitingen; 'k bedoel waarbij hij zijn onbevingen blijmoedige studie's soms *itde doorvoeren tot schilderij oi complete teekeLing, zooals hier, in een kruimelige techniek. Van Kink een aquarel van een groepje kle deren, gezien in borstbeeld, maar z:er onvol doende van teekening; de zeer doorwerkte koppen in gedempt licht, doen wel denken aan vleeskleurige glazen bollen. Van Poggenbaek drie teekeuingen, weinig imporiant. B^ter is er dan de Zwart met twee aqua rellen, waarin kleur en techniek tuinde, gechargee'd werd als wel eens hinlerlijk is iu zijn werk. Verder vond ik er om op te mei ken, en zeker als gunstige tegenstelling met een werk van Gorter een kleine aquarel van Van Oosterzee. Zoo weinig an,precueud" als hè. ij, laat zoo'n werk tocüop zijn kwali teiten doorkijken en openbaart dan menige fijne bedeehug in teere tintjes en gevoelige vurtn-aanduidiug. Een gekleurde teekening van de Bock is aan dit werk juist tegen overgesteld. Verder nog van Breitner een zijner voor stellingen van manotu /res op de hei>le; scherp en helder, geestig ouk als hij in dia dingen vaak was, maar toe a n et m zijn ware ele ment ; van Vincent van Gogl. een krljtteetemng uit zijn ilaagschen lyd en van K 'C.iUisen een teekening Keroiistroep.' J jd en Augustus blijft de tentoonstelling open W. STKEMIOI F. Gaarne voldoe ik aan het verdoek om enkele woorden te wijdt n aan het Histo risch leesbjuk", ver^amaUl door prof. d . H. Bruymans en verschenen bij Alurtiuu> Xijhoil. Voor mij was het t ene aangename aanleiding de 011 leisclieidene artiktlt-n nog eens door te lezen. De ver/.amelaar vei teil on< in aju Den lezer heil!" dat hij eeue bloemlezing wilde geven van b-jlangrijke historische studiën, meteen een beeld van de Neder'and'che geschiedbt schrijving van onzen tijd, en dat hij bij zijne keu/.e werd geleid door da be geerte, oin de get-c'uedenis van het maat schappelijke leven op den voorgrond te d^en tredeu. Wit dit laatste betreft, het is bek-nd genoeg, dat de tegenwojrdige geschiedvorsching zich niet meer bepaalt tot de diplo matieke en kiijgsgeïchiedt nis, maar dnt zij haar on lerzoek uitstrekt tot de kunsten en wetenschappen, handel en bedrijf, bestuur en rechtswegen, zeden en gebruiken, tot de be schaving in den ruimsten zin Zy omvat het gansche vei leden van een volk. Op dit gebied hebben wij in onze bloem lezing tertcht geroemde stud u. Daar is het opstel van H. Fiun over Eer e Hollandsche stal in de middeleeuwen", dat ons bestuur en irmchting sc'iildert van het ou Ie Leiden. BJgonnen nair aanleiding van de uitgave van de oule Leidsche kenrlioeken duor Hamaker, is het eene afgerotde en diepgaande studie geworden o .*er de huishou ling der stad in al hare vertakkingen. Er is voorts op het gebied der har_delsgfschiedenis (en wat was t'e KepuMiek gewt est zonder tcheepvaart en handt l?) het artikel van Bakhuizen van den Brink over den genialeu kooprnan-geo graaf-ontdekker Issue Lernaire. volmaakt type van dien roexruchten stand van mercatoien, die onze vlag hebben gebracht tot aan 's aaidrijks uiteinden. Daarnaast komt het stuk van prof. Brugmans «elven die zich daarvoor waarlijk niet behoefde te verontschuldigen!) over De Oost Indische Compagnie". Hij verheelt haar zonden niet (Aat niemand nog doet), maar schildert ook haar glorie en hare deugden (waarvoor velen olind zijn geworden.) Als derde in deze rij wijs ik op het opstt l van J. E. Heeres over den afstand vau Kaap de Goede Hoop aan Engeland in Het snijdt 'tot-op het been, fluisterde hij. Dat zou jammer zijn l meende Jaap. Als Teunis de hond los-liet, sprong het dier als dol met de ketting en kreuude als een koort:ige zieke Maar hij blafte niet meer. . . Dan gingen de drie kerels naar oen schuur en iiam>jn spaden 011 touw. Op de plek waar de koeien begraven lag-n, stonden de anderen reeds, zenuwachtiggejaagd van 't wachten en het ongewone doen in het donker. Daar staan de geweren van de soldaten; fluisterde de vrouw van de kastelein. Dat is hier als in lui-'.ekkerland, sprak Jaap, en nam een geweer. Ik houd de wac:it... beginnen jullie maar te graven.. . Kn hij stond daar als een soldaat op wacht of als een rover bij zijn buit, ter wijl de man nen gerept aan 't graven gingen, en d<3 vrou wen toekeken, rillend van de nacht-kou, glurend af en-toe met onrustige bange ogen naar de boerderij, die wat verder in de don kerte onder de hoge bomen lag als eendiep zvart hol. De minnen werkten zwoegend en snel de koeien moesten zeven voet diep zijn w ggegraven. . . 8t. ! Daar komt iemand, fluisterde Jaap. Hij legde het geweer op zijn schouder en zeide : Ga allemaal op de grond liggen . .. zachiesl Met zacht gemorrei en gerucht, wierpen ze zich allen plat op de herfst-natte aarde, door die. enkele woorden als do )r een toverzeis afgemaaid. Een stappen op-klo:npen weerklonk hol en luid tussen stalling en schuren, onder popels en linden als in een wijde hal. De hond sprong als razend met zijn ketting heen en weer et sloeg de schalmen met rommelgebons tegen het hok. De stappen naderden ... ??Werd a ! zei jaap. Het toetredend gestap hield aan... - Sta, of ik sshiet l 18 U. De Leidscbe *hoogleeraar het ft voor goed uiUeniaakt, dat Will^rn I en zijn raads lieden de Kaap niet smadelijk hebben ver kocht, maar d jor Engeland ged tongen zijn geworden haar af te staan. Naast handel en koloniën noemen wij eevoegelijk de industrie. Haar vinden wij in onze bloemlezing vertegenwoordigd door Kernkamp's artikel over de Droogscli^erderssynode, eene bijdrage tot de geschiedenis van de lakenindustrie in Holland. Synode was de naam van de tweejaarlijksch'e samen komsten der Hollandsche lakenK-reiders, waar de belangen van het beJrijf be sproken werden. De droogsuheer.ler, de man die het ruige laken glad kuipt, gaf zijn naam aan de gacsche industrie. Wij hebben hier een hoog*t belangrijk deel van on/e s ads geschiedenis; over de diaperije" van Den Haag plaatste de archivaris dier stad, dr. H. E. van Gelder, een artikel in Itie tiaghe 1907, blz. 229-300, voor de Leid. che dra per enering mogen wij weldra een lijvig academisch proefschrift verwachten. Wederom' van andere takken on«r gefchiedvorsching g^eft prof. Brugmans voor beelden door in zijne bloemlezing op te nemen wat S. Mul'er F.,n. schieef over middel eeuwsche, adellijke jufleretiftr-n als inrich tingen tot verzorging van minvermogende familieleden; wat Blok indertijd in de Aca deuiie voordroeg over het kaas- en broodvolk, vooral over het Wi st Fritslaud van de laatste jaren der 15 Ie eeuw, waarde op-tand heeft gewoed. Puur la bonne bouche zij hier bijgevoegd de, op degelijk onderzoek rusten Ie causerie" van (i. 11. Betz over oude Hollanders, rnet wie hij te dezt r plaatse vooral dtn llaagpchen gezeten burger van de 17de eeuw bedoe:t. Eindelij':: liet fragment Uoriio' droefueiu' van Bijvanck, dat de geschiedenis schetst van den patriot professordichter Theodi or vjin K.OO ei. Doch (-vie z> u \au hem anders hebben verA'acht':; de verzamelaar heeft zich voor eenzidighmd behoed Hij vergat Met, dat, hoezeer het ook den modert en gesch:edvor^cher om toestanden ie il jen is meer d^n om nuchtere feiten, dat deel der gei-cliieden^, daf. wij de staatkundige i.oemeu, het eerst S/eboortertcht bezit en verdient daann te worden gehandnaafd. Hem kan geen histo ricus oniberen. De lezers van dezen ouudel hebben het voorrecht thanir ISusseuiaker te kunnen hooren over dd Voorbereiding van de Generale Unie", het begin van zijne be kroonde verhandeling over de afscheiding der Waalsche t?e vesten van de Generale Unie. Hoort hem Thor'.ipcïe ov.-r de p jgingen van Simon van Slingerland! om on e ver roeste staatsmachine te herstellen en van onze verouderde instellingen te maken de vrije regeer ing van een vrij volk'1, waaraan zich nauw aansluit het artiiel van W. H. de Beaufort over EngeUche en Holland-:che vrij'landelsplancen, dii nl., welke verb inden zijn aan de namen van Ro'iert VValpole en ou/,en stadhouder Willem IV, wederom aan gevuld door Colenbranders werk over den patiiotteutijd, die bladzijden, waarop hij, ter inleiding, den strijd der staatspartijen in de repuoliek schildert. Eindelijk geeft ons een ander deskundige van de laitste tijden onser republiek, W. W. van der Meulen, een en ander over Van de Cape-Ui tot de Pol, een welsprekend pleidooi bij de historici wel bekend. 7j 10 beeft dan prof. Brugmans een goed werk gedaan. Niet zoo bij-zouder velen heb ben bij de hand de verslagen der Koninkl. Academi , d-3 geschiedkundige opstellen, uitgegeven ter eere van H C. Rogge, de Handelingen enz. der Mij. der Ned. Letter kunde, ze.fs niet dn Gidi thans is dit verb)r^eue bun aan 't licht gebracht. En de rang-'chit king van de artikelen is zoodanig, dat de lozer de geschiedenis des vaderlands in vogelvlucht vóór zich heeft. Dank eind e! ij k ver dient hij, omdat bij zijn builde heeft geopend met de bekende studie van den betreurden P. L Muller over den federatieven staats-'orni in Ncdedaud en Zwitserland. Eén ding heb ik in de bloemlezing van miJLen ho( ggeachten ambtgenoot gemist, al begrijp ik zeer goed, dat hij onmocelijk aan aller wenschen kon voldoe i. Doch, waar zóó ;eel takken onzer Nederlandsche geschiedvorscuing vertegenwoordigd waren, had ik gaarne ook aan on/.e kerkgeschiedenis eene plaats zien ingeruimd. Ook hier zou het rnoei ijk zijn g e-A eest eene keuze te doen uit den overvloed, maar een hoofdstuk uit Moll's standaard Aetk. eene afgeronde pericoop uit Acquoy's Wiudesheimers, uit de studie van Wijbrants over Caesarius vau Heisterbach, Sepp over Jean Tail'.n en (om althans n Ben je gek ... ik ben het... de baas! . . . Ben ik geen baas op mijn eigen grond dat ik gaan kan waar ik wil ? Ni-'t /olang de o-erheid mij hier stelt ... terug, of ik schiet!... Met stugge verdraaide stem sprak Jaap de woorden, die vo r de boer dwingend waren a's ketens of zwepen, en om bang van te worden als van een dreigende oorlogsman . . . Maar heb je geen leven gehoord op het erf? vro.-g de boer. Dat is mijn zaak l Houd ik geen wacht?... terug of ik telnet! Heilig draaide de boer zich om en ging af, met kleine toornige vloekjes eu veel ge mopper. Voor het hondehok stond hij even stil. De hond kreunde bij zijn wild-hoge sprongen ... maar het was zo donker dat het dier verdwenen was, in liet alomme- duister. Hij is weg, zei Jaap. Ze stonden allen op, met gedempt geklos vau klompen. Gutogut, ik kon het niet meer uithouden. Ik heb mijn lippen rauw gebeten... Je bent toch 'u kreng Jaap l Slilte, zei Jaap. Da mannen begonnen weer te graven en te spitten . .. En dat duurde, duurde, totdat ze zich ten laatste in een kuil hadden gegraven, waarin zelfs hun hoofden gingen verdwijnen. Oin hen was het d jnker en herfstnacht. Late trekvogels klaagden omhoog iii de donkere lucht, en in het rnolinzwarte water platste 'n enkele maal een vis. Eu ver-weg toeterde bij-wijlen de sireen van een naclitboot, wier dreun-verend ge stamp van schroef en zuigerslag je kon horen, voort gedragen en geleid als het werd door het staal-stille water naast de gravende mannen. De vrouwen stonden dicht op elkaar ge dromd, de armen kruislings opgetrokken onder haar wolle schou lerdoeken en fluis terden van hoe diep ze de koe er weihadden ondergegraven, of giegelden, met gepast maatte ncemen) Dukers hoofdstuk over de puriteimche precijsheyt" in het tweede deel van zy'n Gisbertus Voetius", deze en dergelijke studies (ik noemde wai mij het eerst voor den geest kwam) zouden waardig hun plaats naast de andere hebben inge nomen. Deze bedenking is allerminst een verwijt. Men kan nu eenmaal bij eene keuze als deze niet allen a les geven. Slechts Leb ik haar om het gewicht der zaak n^et willen terughouden. It eindig gelijk ik begon : eenboek als dit behoort niet tot de ras voor bijgaande literatuur. Het kan geen kwaad, dat er nog eens dt» aandacht op gevestigd werd. Nu'sbibliotheken, volk (leeszalen en aergelijke inrichtingen zullen zich niet beklagen, als zij dit boek opnemen. Het zal met graagte worden gelezen en degelijke gesohiedkennis vermeerderen. 20 Juni 1907. L. KNAPPERT. Eonatieme, vp.n BENE BAKI.V, vertaald door K. VAxNi.viwEGE. Uitgave K. Steensrna, Woerden. De 2-tste uitgave is verschenen van Ken Baaia's Oonatiecne" roman, die in 1902 in 't licht werd gegeven. Het boeiend, romantisch verbaal is het pijnlijk relaas over een jonge nuoöder Donatienne" die man en kinderen, haar dorp in Bretasna, en het armoedig boerderijtje Ros Grignon" verlaat, om te Parijs voedster te worden van een lijkelui's kind. Op 11 «s Grignon werden de zorgen nijpend : geen geld voorhanden eu achtersiallige pacht. Jean Louarnen ziju jonge vrouw Donatienne, kleme, sierlijke, mooie B;etonsche boerin, zijn ten einde raad. Hoe de schuld betalen ? Hoe de drie kleuters, waarvan de oudste, Noémi, vijfjaar, en de jongs.e Joel, nog geen half jaar is, van het noodige voorzien? Het verzoek der rijke dame te Parijs, op advies van een medicus, Donaiienne als min voor l-;aar zuige.iug Ie werven, is misschien be", middel, zich uit de benarde omstandigheden los te-woelen. Zóó althans oordeelt Donatienne; :ij wil geld verdienen; zij zal de achterstallige pen ningen atio;stn. Jean Louarn, doodelijk ver liefd op zijn knap, schrander, guitig wijfje, wil er eerst uieti van hoorca, dat zij lios Grignon zal verlaten. Duizendmaal liever met l'iiur alle ellende trotseerm, dan het jonge moedertje van zijn lief dii^tal, den vreemde inzender, oia geld te verdienen. Donatienne paait haar bedroefden echt genoot met beloften ; zij opent hem het ui'.zicht op gunstiger, betere tijden. De scheiding zal slechts vau korten duur zijn; zij/al geil verdienen, en dat aan Jeau sturen ; vliegens vlug zal zij teiugkeert-n. orn weer te zorgen voor haar man, Noémi, I/icieniie eu Joel. Donatienne is piepjong; ziet er hekoorlijk uit; zij is een beetje naar den lichzinnigen kant, wat baar stroeve ouders zér goed wisten, wa: de geheimzinnige Bretousche boeren ver zwegen, óók niet aan Jean L-maru. meedeelden, toen hij hun knappe dochter ten huwelijk vroeg. Donatierne gaat raar Parijs ; is niet bestand tegen verleiding. .Mooie kleeren, fijne spijzen, uitgangen naar theaters, geschenken vau Jan-en-Adeim.n worden haar lust en haar leven. Jammerlijk is de toestand van den boer, Jean Louarn en van zijn kinderen. Hij wei kt als een paard ; spit stuggen heigrond om, zwoegt van den morgen tot den avond. A s zijn wijfje thuiskomt zal hij haar bewijzen, dat hij niet bij de pakken heef-, neergezeten. Hij zal haar toonen wat zijn handen verricht hebben in haar afwezigheid, terwijl zijn hoofd en hart steeds vol waren van gedachten en liefde aan en voor haar. Hij wil haar ver rassen; jtuggeu, dorren grond wil hij omwerken tot vruchtbaren akker; z'j moet dat wonder aanschouwen, 217, de moeder, van het drietal, dat hij zoo goed mogelyk verzorgt, om hun niet a! te veel te do_n gevoelen het gemis. Donut enne stuurt geen geld. Haar brieven worden zeldzaam. Eindelijk iaat zij taal noch teeken van zich hooren. KenéBazin (i853) is, evena's Andr l^heuriet, eu vooral als zijn voorganger Ferdinand Fabre (1830?1898) kuastenaar van zuiver gehalte, van wonderteeren toets is zijn tee kening van vreugde en smart; van dulden en hopen ; van tobben en zwoegen der kleine luyderi, ten plattelaude. Sober en dramatisch doet RenéBazin ge voelen het schrille contrast tusschen de wufte, roekelooze moeder Doratienne en den plichtmatigen, zorgzaaicn vader, Jean Louarn. houden, om Jaap de jager, die zo leui de wacht hield met een geweer van de dronken soldaten op de schouder... Maar aanhoudend zonder verpozing, wierpen de mannen scheppen zA-arte aarde uit de kuil, die met week brokkelig gerucht op de reeis opgeworpen mas*a viel... Om hem heen was het dojker eu herfst nacht . . . Daar ging over het duistere veld een wouderlik geluid .. . Het was als 't zuchten en steunen van een sterveus zieke mens in een donkere wijde kamer, en het was vaag en onbepaald als een nachtgeluid. Het ge leek op het vaag-dreunend gestamp vin de verre stoomboot, en of het was de rollende gang van een langzaam draaiend molera 1. Ook was het klagen bang en vol wee. Ze luisterden allen met geheimnisvolle ontroering, en de vrouwen voelden tranen wellen in de angstig-starende ogen door die wonderlike geruchting in de nacht. . . Was het geen mens die daar op het veldpad ver-weg liep te grommen als een dernoon, of een dode die opstond uit, een verborgen graf... De mannen in de kuil hielden op met graven. De vrouw van de herbergier klappertandde luid en zuchtte hijgend omdat het grote duister zo geheimnisvol op haar hing, en haar neep in de keel en drukte op de borst als een benauwende nachtmerrie-droom. 't Is een varken! zei Thijs, die gewoon was aan geluiden en leven in het donker. Ze schaterden het uit over het stille veld. Stilte, zei Jaap, werk door jongens! Stomme Thijs, jij ! dat je zo haastig gaat zeggen dat het een varken is! Ik had die wijven wel 'ns willen horen gillen! De mannen groeven vjort, gerept. Het varken kwam aangesnuft'eld en bleef staan knorren bij Jaap, maar 't kreeg een stoot met de kolf van \ geweer, dat het beest knor-gülend weg-vluchtte. Op het donkere erf rammelde de hond met zijn slepende ketting. Hij wordt Ook wakker, lachtede kreupele.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl