Historisch Archief 1877-1940
l
D p] A M S T K R D A M M E U WEEKBLAD VOOR N E D E R L A N "D.
N o. 1571
punt, uit een oogpunt van volkskracht, w oef
ten statte te uitspraak uitvallen ten gunste
Tan-het eerste, en heeft de techniek uit te
lien- naar andere hulpmiddelen, naar surro
gaten of nieuwe vindingen.
En die uitspraak is reeds gedaan,
aller?wegen.
Geleerden en hygiënisten,
arbeid-inspecteurs en statistici, hebben hun vernietigend
oordeel na ernstige onderzoekingen vastge
steld. Zoo schrijft dr. F. Pruizing in zijn
FHandbuch der medizinischen statistiek":
, De loodvergiftiging voert slechts zelden
tot den dood, daarentegen bereidt zij door
een algemeene Hchaamsverzwakking en
door de steeds met haar verbonden bloed
armoede den bodem voor de tuberculose
voor, welke ziekte dientengevolge bij de
schilders en andere met lood in aanraking
komende arbeiders zeer veelvuldig voor
komt".
Overweldigend zijn de bewijzen van de
schadelijke werking der stof, overweldigend
de cijfers, waarmee de strijders tegen het
loodwit hare vreeselijke werking aantoonen.
In de wetgeving zyn de eerste stappen
om tot het nvge middel tut bestrijding,
bet verbod van het gebruik van loodwit te
komen, reeds ge laan.
In 1903 heeft dr. Kuyper een Commissie
benoemd, om voor ons land het vraagstuk
ta, onderzoeken, d.w.z. om te onderzoeken
?weit er gedaan kan worden om het loodwit
te, vervangen, maar tot een^ eindresultaat
is zij nog niet gekomen. Wél heeft ze, in
haar rapport van October 1906 uitgesproken,
dat het zinkwit in dekvermogen" bij lood
wit niet ten achter staat.
In de bestekken van het Dep. van Water
staat wordt de beperkirg van loodhoudende
-verven bevolen, en da andere departementen
zijn hierin gevolgd. In Amsterdam is een
Toorschr ft tot verbod van loodwitgebruik
bij gemeen te wei keu spoedig te wachten.
In Frankrijk is reeds sedert 1901 dooi
den minister vaa Handel, Industrie en Post,
voor alle on Ier heai re-s >rteerende werken
het gebruik van looi wit verboden, zoo mede
Toor eigen werken door de geuieeaten
Eyon, Bordeaux, Reims en Orleans. In
Erankrijk's- parlement is thans voor de
tweede maal een wetsontwerp in behande
ling, om het gebruik van loodwit geheel te
verbieden, natuurlijk met een overgangs
tijdperk.
In Zwitserland zijn de laatste jaren ver
schillende verordeningen afgekondigd waar
bij voor een proeftijd van twee of vier jaren
Let gebruik van loodwit wordt verboden.
In I'ru:ssen eveneens een eerste stap: de
Minister van Openbare Werken heeft het
georuik van loodwit bij het verven van
locomotieven eenvoudig verboden.
Zóó zouden we nog kunnen doorgaan met
goede voorbeelden, waaruit blijkt, weikan
weg het opgaat. Het pleit is eigenlijk reeds
beslecht: het loodwit zal verboden worden.
Het is slechts een kwestie van tijl.
Over dit alles geeft ons waardevolle bij
zonderheden het boekje, waarvan ik den
titel hier boven plaitste. Deze vereeniging
Ingenieurs doet een buitengewoon nuttig
werk. Haar leden, van huis uit geroepen,
zich met technische vraagstukken bezig te
koulen, vatten blijkbaar diep den innerlijken
lametibang tusschen technische en
industrieeléontwikkeling eener, en de sociale
toestanden der aibjidcrsklasse anderzijds
en ze gebruiken hun technische kennis, om
ipeciale onderwerpen uitvoerig te be
handelen van de sociale zijde.
Zóó is dit geschrift thans een waardevolle
Terzameling zoowel van geneeskundige en
itatistische getie/ens als van materiaal over
de tot nu toe genomen maatregelen, en
«en mag dan uitgever dankbaar zijn, dat
ze den durf heeft om voor ons betrekklijk
klein publiek wat voor deze vraagstukken
belangstelling heeft, te verzorgen.
De conc'usie van het geschrift is, dat, nu
het \aststaat dat het loodwit voor v ei f werk
althans zonder bezwaar door zinkwit is te
Tervangen, de wetgever niet alleen het
Trecht heeft, maar dat zelfs de plicht op
,hem rust, met dit resultaat rekening te
.houden, door het zoo spoedig mogelijk
uit,, vaardigen van een verbod van het gebruik
,van loodwit voor timmerverf," en tevens
verbod van het gebruik van lood-menie
voor ij jerwerken.
En verder verplichte aangifte van
loodTergiftigingsgevallen, en strengere hygiëni
sche maatregelen voor loodwiti'abrieken en
verf- werkplaatsen.
DOOR
KEES M E E K E L.
II.
Het was buiten blind-donker en duister,
zoals het kan zijn in een najaarsnacht, en in
eens stonden ze uit het licht dar herberg in
al dat zwart, dat er gele plekken wemelden
TOOT hun ogen.
Hu! dat is donker!
Stilte, zei een d epe stem, en dan flui
sterend : dus jullie over het land vau Stegere,
en Tnijs, TeunU en ik over het erf. Zo zacht
mogelik, hoor l
De drie mannen gingen het donkere erf
op, de andere liepen geluidloos-stappend door.
Denk om een bijn! riep met helle stem
de kreupele zoon van Thijs.
Ezel... hou je kop, jongen! bromde
Jaap met beverige stem, als iemand die een
zware last draagt.
Het krijste omhoog. Een uil schreeuwde
door de donkere stilte en streek met zachte
vleugels tegen de bladerloze takken Tan een
hoorn, dat het zacht ritselde.
Teunis zag naar boven, in de ondoordring
bare zwarte lucht en fluisterde: een uil,
niet?... en struikel-stiet met zijn klomp
tegen een steen . ..
Een woedend geblaf sloeg op.
Het was de kettinghond der hoeve, die
ontwaakte door het gerucht, blafte, en sleurde
met zijn ketting dol-driftig heen-sn-weer.
Het geblaf klonk hees en als ingesmoord,
maar hst galmde eindeloos-wijd over de stille
zwarte velden.
En aanhoudend rammelda de hond de ket
ting, en sohuurde ze o ver het sint el-gruis van
de grond, en blafte, blafte.
Yoor hen, die met den stand van dit vraag
stuk, even belangrijk als indertijd de kwestie
der fosfor-necrose, op de hoogte willen
kamen, is het een beknopt, maar uitnemend
ingedeeld, zaakrijk werkje, wat stellig voor
het doel ook een zeer nuttige uitwerking
hebben zal. H. S.
Tentoonstelling bij Van Go£l
Ze is in tweeën verdeeld deze tentoonstel
ling en geeft wel wat merkwaardigs te zien,
maar de eene afdeeling die als toegift bedoel i
kan zijn, is eigenlijk de belangrijkste. Wat
hier dan het principale deal zou uitmaken, is
in den catalogus aangeduid als een collectie
teekeningen van Kees van Do .gen". Daarmee
is het geheele achterzaaltje gevuld. Er valt
moeielijïwat bepaa'.ds te zeggen over beo
werk van dezen veifranschten Hollander.
Hij ia weinig bekend no.;; maar zoo hei doel
van deze expositie was zich door de wereld
te doen erkennen, dan was het met de«m
voorraad teekeningen toch wel een onvoor
zichtige onderneming.
Het hinderlijke bij beoordeeliag e-van is,
dat er eenig talent valt te vfnuotdiM en tegelijk
het werk toch niet als halfwassen uiting kan
genomen worden. Ik geloof het voor z -ker,
dat velen, die hun ingeschapen gaven kon leii
leilen folgens richtige bestemming, h' nsu c ;S
toch ook dankten aan een noodige hoeveel
heid gepasten duif, dat andereu daarentegen,
bij gemis aan dit stuwet.d element OLU tot
daad te komen, achter bleven, dobberend
raar verschil ende kanten op huu
aar/.elmoedigheid. Men deuke na ov.r dan zin vau
het veel gebruikelijke ge/.egde ,,^ijn weg
vmden". Zo j echter liet zelfvertrouwen dan al
een onmisbare factor is tot het bereiken heeft
deze voordeel aanbrengende eigenschap toch
ook weer zijn keerzijde in een aanmatigende
zelfbewustheid. In het werk van den heer
Kees van Dongen kan men zich dairvan
overtuigen; daarin is kennelijk de hand die
er wat geroutineerde bewegingen vitrt met
ongepaste zelfingenomenheid. Als ik eenige
teekeningen uitzonder, bijv. Le Vieux
Moiitmartre, OdéLena en enkele andere misschien,
is al htt overige werk niet ai-ders te
kvvalificeeren als de vrucht van een vtr boven zijn
vermogen zich verstoutende duortai-tendaeid.
De zinledigheid van deze voorgewend
meesterlijke vorruverbeeldiug in roekelooze
lynslijreu zal, dunkt me, de meest argeloozen
niet omgaan.
Het toegift-gedeelte dezer tentoonstelling is
heel wat bezienenswaardiger. Bj het binnen
komen treft aanstonds een aquarelletje, als
een albumblaadje bijna, van Gabiiel. 't Stelt
voor een windmolen, die tieel alleen staat
in de weilanden, en deze, het geheel
dotnineerende, silhouetie-gedaaiite komt uit tenen
een egale zér lichthou lende lucht. Men
noemt zoo iets een juweeltje, \\ant het is
een etui mee te dragen om zicli herhaal
delijk te vergasten aan zijn zuiveren en
milden glans. In zijn miniatuurvorm geeft het
toch de breede en volle uitzetting van e n
a.lersimpelst motief uit het Hollandsche
landschap. Het doet ook sterk aan
Weissenbruch denken. Dan een, nog kleiner,
aqiiarellelj*», of liever'n aan^ewasscnen teekening,
van Matthijs Maris, die- zich laat aanzien
als een verfijnde proe/e van ouder .vetsche
waterverf rnelhode.
Het stelt voor een man aan een
herbergtafel gezeten, op den voorgrond, en daar
achter nog enkele lignurtjeg.
Van Jiicob Mans e/eneeiis een
herberginterieur, maar met een ecène erin, iets grooter
van formaat, maar ook zeer vroeg, uit 185S!
Hij was toen 21 j tar.
Ook weer dit Madou achtig prentje, zoo
men het door zijn schoolsche eigenschap
pen heenziet, kan duidelijk maken dat vaa
den aanvang af het talent van Ma iiin
voruibeeïding steedj een zekiiaam expressieve
kracht ontwikkelde. Ik denk wel eens: voor
menig tegenwoordig schilder van naam was
het een voorrecht zich onder de volle stuw
kracht van het impressionnisme te kun
nen ontwikkelen; maar zou een begaafdheid
als die van J. Mans, in de voortzetting van
die periode uiet in uitgestrekter vermogen
nog zich ontplooid hebben?
Koest, hond ! zei Teuuis met gedempte
stem.
De hond herkende hem en bedaarde.
Hij kreunde zachtkcns als vaa blijdschap
en sloeg kwispelend zijn staart tegen het hok,
met een geluid of hij van hout was.
Teuni-i trad op de hond toe, en gaf hem
een schop, dat het dier jankend wegvluchtte
in zijn hok.. .
Nu een bij a gezocht Teunis... Dat is
een geluk, dat de boer ziju wageschuren nooit
sluit! .. .
Graven en spaden, Teunis I
Geduld assibht-ft! smeek-mom pelde
Teunis, de blaf machine van 'n hond zal
ons vei raden !
Zal ik hem dood steken, Teunis?
God bewaar me, Jaap ! Dat nooit! Als
dat eens uitkwam.. . Kom 'ns mee.
Maar als zij zich wilden verwijderen, sprong
de hond blaffend uit zijn hok en rende in
halve kring heen-en-weer . . . hangend in zijn
ketting, hees blafleud, bijna loeiend...
Hij moet dood, Teum's.
Neen Jaap, dat gaat niet...
Denk je dan soms dat we de koe ver
spelen willen om dut kreng van een hond ?
Dat nooit l beaamde Thijs.
Ik west wat... Jaap, heb je touw
bij je?
Ik heb bij me, zei Thijs... fuiketouw...
? Goed ! dan binden we zijn bek dicht.
Hij zal bijten, meende Jaap.
Wel neen! Bind jij het touw maar om
zijn gnuit, Thijs! Ik houd hem wel vast.
Kom hier, Hek !
De hond scharrelde kruipend naar hem
toe, hij greep het dier beet en hield het rnet
krachtige vuist de bek toe.
De hond spartelde en wrong, viel op de
rug, en weerde zich met alle vier de poten
maar Teunis klemde het dier tussen zijn
kniën dat alle beweging onmo^elik werd.
Ia een wip tijds snoerde Taijs het dunne
sterke touw om de hondesnuit, wond het al j
een vreemdsoortige muil-korf om de kop.
Op de keerzijde van genoemde teekening
is een portret uit dien tijd van Willein Mans,
e nigszins romantisch veroeeld.
Van dezen is er een, ook al vrij kleine,
teekening: Eendenfamilie, tamelijk vroegen
vooral bekorend om du geestige behandeling
van het geval op den grondtoon van
bi-terkleuiige tinten. Van Bauer ia ereengroote
teekening en van beirekkelijke waarde, welke
bestaat in de hem eigene sierlijke
oeuandeling van een zeer saaingestelde compositie.
Een guns'.i^e vertegenwoordiging, voluit, van
Bauer is het echter n:.et. Het werk mist
ruimte, 't is het gezicht op een ostersebe
stad als ware het genomen naar een opge
stelde verzameling miniatuurna naakse.s van
minaretten, koepels etc. onder het oog op het
alelier. Van Witsen een nog al kapitale en zeer
goede teek^niug uit zijn vroege Londen;-chen
tijd. Van Koeiofs een zijner minder
syrnphatieke uitingen; 'k bedoel waarbij hij zijn
onbevingen blijmoedige studie's soms *itde
doorvoeren tot schilderij oi complete
teekeLing, zooals hier, in een kruimelige techniek.
Van Kink een aquarel van een groepje kle
deren, gezien in borstbeeld, maar z:er onvol
doende van teekening; de zeer doorwerkte
koppen in gedempt licht, doen wel denken
aan vleeskleurige glazen bollen. Van
Poggenbaek drie teekeuingen, weinig imporiant.
B^ter is er dan de Zwart met twee aqua
rellen, waarin kleur en techniek tuinde,
gechargee'd werd als wel eens hinlerlijk is
iu zijn werk. Verder vond ik er om op te
mei ken, en zeker als gunstige tegenstelling
met een werk van Gorter een kleine aquarel
van Van Oosterzee. Zoo weinig an,precueud"
als hè. ij, laat zoo'n werk tocüop zijn kwali
teiten doorkijken en openbaart dan menige
fijne bedeehug in teere tintjes en gevoelige
vurtn-aanduidiug. Een gekleurde teekening
van de Bock is aan dit werk juist tegen
overgesteld.
Verder nog van Breitner een zijner voor
stellingen van manotu /res op de hei>le; scherp
en helder, geestig ouk als hij in dia dingen
vaak was, maar toe a n et m zijn ware ele
ment ; van Vincent van Gogl. een
krljtteetemng uit zijn ilaagschen lyd en van K 'C.iUisen
een teekening Keroiistroep.' J jd en
Augustus blijft de tentoonstelling open
W. STKEMIOI F.
Gaarne voldoe ik aan het verdoek om
enkele woorden te wijdt n aan het Histo
risch leesbjuk", ver^amaUl door prof. d . H.
Bruymans en verschenen bij Alurtiuu> Xijhoil.
Voor mij was het t ene aangename aanleiding
de 011 leisclieidene artiktlt-n nog eens door te
lezen. De ver/.amelaar vei teil on< in aju Den
lezer heil!" dat hij eeue bloemlezing wilde
geven van b-jlangrijke historische studiën,
meteen een beeld van de Neder'and'che
geschiedbt schrijving van onzen tijd, en dat
hij bij zijne keu/.e werd geleid door da be
geerte, oin de get-c'uedenis van het maat
schappelijke leven op den voorgrond te d^en
tredeu. Wit dit laatste betreft, het is bek-nd
genoeg, dat de tegenwojrdige
geschiedvorsching zich niet meer bepaalt tot de diplo
matieke en kiijgsgeïchiedt nis, maar dnt zij
haar on lerzoek uitstrekt tot de kunsten en
wetenschappen, handel en bedrijf, bestuur en
rechtswegen, zeden en gebruiken, tot de be
schaving in den ruimsten zin Zy omvat het
gansche vei leden van een volk.
Op dit gebied hebben wij in onze bloem
lezing tertcht geroemde stud u. Daar is het
opstel van H. Fiun over Eer e Hollandsche
stal in de middeleeuwen", dat ons bestuur
en irmchting sc'iildert van het ou Ie Leiden.
BJgonnen nair aanleiding van de uitgave van
de oule Leidsche kenrlioeken duor Hamaker,
is het eene afgerotde en diepgaande studie
geworden o .*er de huishou ling der stad in
al hare vertakkingen. Er is voorts op het
gebied der har_delsgfschiedenis (en wat was
t'e KepuMiek gewt est zonder tcheepvaart
en handt l?) het artikel van Bakhuizen van
den Brink over den genialeu kooprnan-geo
graaf-ontdekker Issue Lernaire. volmaakt
type van dien roexruchten stand van
mercatoien, die onze vlag hebben gebracht tot aan
's aaidrijks uiteinden. Daarnaast komt het stuk
van prof. Brugmans «elven die zich daarvoor
waarlijk niet behoefde te verontschuldigen!)
over De Oost Indische Compagnie". Hij
verheelt haar zonden niet (Aat niemand
nog doet), maar schildert ook haar glorie
en hare deugden (waarvoor velen olind zijn
geworden.) Als derde in deze rij wijs ik op
het opstt l van J. E. Heeres over den afstand
vau Kaap de Goede Hoop aan Engeland in
Het snijdt 'tot-op het been, fluisterde hij.
Dat zou jammer zijn l meende Jaap.
Als Teunis de hond los-liet, sprong het dier
als dol met de ketting en kreuude als een
koort:ige zieke Maar hij blafte niet meer. . .
Dan gingen de drie kerels naar oen schuur
en iiam>jn spaden 011 touw.
Op de plek waar de koeien begraven
lag-n, stonden de anderen reeds,
zenuwachtiggejaagd van 't wachten en het ongewone
doen in het donker.
Daar staan de geweren van de soldaten;
fluisterde de vrouw van de kastelein.
Dat is hier als in lui-'.ekkerland, sprak
Jaap, en nam een geweer. Ik houd de wac:it...
beginnen jullie maar te graven.. .
Kn hij stond daar als een soldaat op wacht
of als een rover bij zijn buit, ter wijl de man
nen gerept aan 't graven gingen, en d<3 vrou
wen toekeken, rillend van de nacht-kou,
glurend af en-toe met onrustige bange ogen
naar de boerderij, die wat verder in de don
kerte onder de hoge bomen lag als eendiep
zvart hol.
De minnen werkten zwoegend en snel
de koeien moesten zeven voet diep zijn w
ggegraven. . .
8t. ! Daar komt iemand, fluisterde Jaap.
Hij legde het geweer op zijn schouder en
zeide : Ga allemaal op de grond liggen . ..
zachiesl
Met zacht gemorrei en gerucht, wierpen
ze zich allen plat op de herfst-natte aarde,
door die. enkele woorden als do )r een
toverzeis afgemaaid.
Een stappen op-klo:npen weerklonk hol en
luid tussen stalling en schuren, onder popels
en linden als in een wijde hal.
De hond sprong als razend met zijn ketting
heen en weer et sloeg de schalmen met
rommelgebons tegen het hok.
De stappen naderden ...
??Werd a ! zei jaap.
Het toetredend gestap hield aan...
- Sta, of ik sshiet l
18 U. De Leidscbe *hoogleeraar het ft voor
goed uiUeniaakt, dat Will^rn I en zijn raads
lieden de Kaap niet smadelijk hebben ver
kocht, maar d jor Engeland ged tongen zijn
geworden haar af te staan.
Naast handel en koloniën noemen wij
eevoegelijk de industrie. Haar vinden wij in
onze bloemlezing vertegenwoordigd door
Kernkamp's artikel over de
Droogscli^erderssynode, eene bijdrage tot de geschiedenis
van de lakenindustrie in Holland. Synode was
de naam van de tweejaarlijksch'e samen
komsten der Hollandsche lakenK-reiders,
waar de belangen van het beJrijf be
sproken werden. De droogsuheer.ler, de man
die het ruige laken glad kuipt, gaf zijn naam
aan de gacsche industrie. Wij hebben hier
een hoog*t belangrijk deel van on/e s ads
geschiedenis; over de diaperije" van Den
Haag plaatste de archivaris dier stad, dr.
H. E. van Gelder, een artikel in Itie tiaghe
1907, blz. 229-300, voor de Leid. che dra
per enering mogen wij weldra een lijvig
academisch proefschrift verwachten.
Wederom' van andere takken on«r
gefchiedvorsching g^eft prof. Brugmans voor
beelden door in zijne bloemlezing op te nemen
wat S. Mul'er F.,n. schieef over middel
eeuwsche, adellijke jufleretiftr-n als inrich
tingen tot verzorging van minvermogende
familieleden; wat Blok indertijd in de Aca
deuiie voordroeg over het kaas- en
broodvolk, vooral over het Wi st Fritslaud van de
laatste jaren der 15 Ie eeuw, waarde op-tand
heeft gewoed. Puur la bonne bouche zij
hier bijgevoegd de, op degelijk onderzoek
rusten Ie causerie" van (i. 11. Betz over
oude Hollanders, rnet wie hij te dezt r plaatse
vooral dtn llaagpchen gezeten burger van de
17de eeuw bedoe:t. Eindelij':: liet fragment
Uoriio' droefueiu' van Bijvanck, dat de
geschiedenis schetst van den patriot
professordichter Theodi or vjin K.OO ei.
Doch (-vie z> u \au hem anders hebben
verA'acht':; de verzamelaar heeft zich voor
eenzidighmd behoed Hij vergat Met, dat,
hoezeer het ook den modert en
gesch:edvor^cher om toestanden ie il jen is meer d^n
om nuchtere feiten, dat deel der gei-cliieden^,
daf. wij de staatkundige i.oemeu, het eerst
S/eboortertcht bezit en verdient daann te
worden gehandnaafd. Hem kan geen histo
ricus oniberen. De lezers van dezen ouudel
hebben het voorrecht thanir ISusseuiaker te
kunnen hooren over dd Voorbereiding van
de Generale Unie", het begin van zijne be
kroonde verhandeling over de afscheiding
der Waalsche t?e vesten van de Generale
Unie. Hoort hem Thor'.ipcïe ov.-r de p jgingen
van Simon van Slingerland! om on e ver
roeste staatsmachine te herstellen en van
onze verouderde instellingen te maken de
vrije regeer ing van een vrij volk'1, waaraan
zich nauw aansluit het artiiel van W. H.
de Beaufort over EngeUche en Holland-:che
vrij'landelsplancen, dii nl., welke verb inden
zijn aan de namen van Ro'iert VValpole en
ou/,en stadhouder Willem IV, wederom aan
gevuld door Colenbranders werk over den
patiiotteutijd, die bladzijden, waarop hij, ter
inleiding, den strijd der staatspartijen in de
repuoliek schildert. Eindelijk geeft ons een
ander deskundige van de laitste tijden onser
republiek, W. W. van der Meulen, een en
ander over Van de Cape-Ui tot de Pol, een
welsprekend pleidooi bij de historici wel
bekend.
7j 10 beeft dan prof. Brugmans een goed
werk gedaan. Niet zoo bij-zouder velen heb
ben bij de hand de verslagen der Koninkl.
Academi , d-3 geschiedkundige opstellen,
uitgegeven ter eere van H C. Rogge, de
Handelingen enz. der Mij. der Ned. Letter
kunde, ze.fs niet dn Gidi thans is dit
verb)r^eue bun aan 't licht gebracht. En de
rang-'chit king van de artikelen is zoodanig,
dat de lozer de geschiedenis des vaderlands in
vogelvlucht vóór zich heeft. Dank eind e! ij k ver
dient hij, omdat bij zijn builde heeft geopend
met de bekende studie van den betreurden
P. L Muller over den federatieven staats-'orni
in Ncdedaud en Zwitserland.
Eén ding heb ik in de bloemlezing van
miJLen ho( ggeachten ambtgenoot gemist, al
begrijp ik zeer goed, dat hij onmocelijk aan
aller wenschen kon voldoe i. Doch, waar
zóó ;eel takken onzer Nederlandsche
geschiedvorscuing vertegenwoordigd waren, had ik
gaarne ook aan on/.e kerkgeschiedenis eene
plaats zien ingeruimd. Ook hier zou het
rnoei ijk zijn g e-A eest eene keuze te doen uit
den overvloed, maar een hoofdstuk uit Moll's
standaard Aetk. eene afgeronde pericoop uit
Acquoy's Wiudesheimers, uit de studie van
Wijbrants over Caesarius vau Heisterbach,
Sepp over Jean Tail'.n en (om althans n
Ben je gek ... ik ben het... de baas! . . .
Ben ik geen baas op mijn eigen grond dat
ik gaan kan waar ik wil ?
Ni-'t /olang de o-erheid mij hier stelt ...
terug, of ik schiet!... Met stugge verdraaide
stem sprak Jaap de woorden, die vo r de
boer dwingend waren a's ketens of zwepen,
en om bang van te worden als van een
dreigende oorlogsman . . .
Maar heb je geen leven gehoord op
het erf? vro.-g de boer.
Dat is mijn zaak l Houd ik geen wacht?...
terug of ik telnet!
Heilig draaide de boer zich om en ging
af, met kleine toornige vloekjes eu veel ge
mopper. Voor het hondehok stond hij even
stil. De hond kreunde bij zijn wild-hoge
sprongen ... maar het was zo donker dat het
dier verdwenen was, in liet alomme- duister.
Hij is weg, zei Jaap.
Ze stonden allen op, met gedempt geklos
vau klompen.
Gutogut, ik kon het niet meer uithouden.
Ik heb mijn lippen rauw gebeten...
Je bent toch 'u kreng Jaap l
Slilte, zei Jaap.
Da mannen begonnen weer te graven en
te spitten . ..
En dat duurde, duurde, totdat ze zich ten
laatste in een kuil hadden gegraven, waarin
zelfs hun hoofden gingen verdwijnen.
Oin hen was het d jnker en herfstnacht.
Late trekvogels klaagden omhoog iii de
donkere lucht, en in het rnolinzwarte water
platste 'n enkele maal een vis.
Eu ver-weg toeterde bij-wijlen de sireen
van een naclitboot, wier dreun-verend ge
stamp van schroef en zuigerslag je kon horen,
voort gedragen en geleid als het werd door
het staal-stille water naast de gravende mannen.
De vrouwen stonden dicht op elkaar ge
dromd, de armen kruislings opgetrokken
onder haar wolle schou lerdoeken en fluis
terden van hoe diep ze de koe er weihadden
ondergegraven, of giegelden, met gepast
maatte ncemen) Dukers hoofdstuk over
de puriteimche precijsheyt" in het tweede
deel van zy'n Gisbertus Voetius", deze en
dergelijke studies (ik noemde wai mij het
eerst voor den geest kwam) zouden waardig
hun plaats naast de andere hebben inge
nomen. Deze bedenking is allerminst een
verwijt. Men kan nu eenmaal bij eene keuze
als deze niet allen a les geven. Slechts Leb
ik haar om het gewicht der zaak n^et willen
terughouden.
It eindig gelijk ik begon : eenboek als dit
behoort niet tot de ras voor bijgaande literatuur.
Het kan geen kwaad, dat er nog eens dt»
aandacht op gevestigd werd.
Nu'sbibliotheken, volk (leeszalen en aergelijke inrichtingen
zullen zich niet beklagen, als zij dit boek
opnemen. Het zal met graagte worden gelezen
en degelijke gesohiedkennis vermeerderen.
20 Juni 1907. L. KNAPPERT.
Eonatieme, vp.n BENE BAKI.V, vertaald door
K. VAxNi.viwEGE. Uitgave K. Steensrna,
Woerden.
De 2-tste uitgave is verschenen van Ken
Baaia's Oonatiecne" roman, die in 1902 in
't licht werd gegeven. Het boeiend, romantisch
verbaal is het pijnlijk relaas over een jonge
nuoöder Donatienne" die man en kinderen,
haar dorp in Bretasna, en het armoedig
boerderijtje Ros Grignon" verlaat, om te
Parijs voedster te worden van een
lijkelui's kind.
Op 11 «s Grignon werden de zorgen nijpend :
geen geld voorhanden eu achtersiallige pacht.
Jean Louarnen ziju jonge vrouw Donatienne,
kleme, sierlijke, mooie B;etonsche boerin,
zijn ten einde raad.
Hoe de schuld betalen ? Hoe de drie
kleuters, waarvan de oudste, Noémi, vijfjaar,
en de jongs.e Joel, nog geen half jaar is, van
het noodige voorzien?
Het verzoek der rijke dame te Parijs, op
advies van een medicus, Donaiienne als min
voor l-;aar zuige.iug Ie werven, is misschien be",
middel, zich uit de benarde omstandigheden
los te-woelen.
Zóó althans oordeelt Donatienne; :ij wil
geld verdienen; zij zal de achterstallige pen
ningen atio;stn. Jean Louarn, doodelijk ver
liefd op zijn knap, schrander, guitig wijfje,
wil er eerst uieti van hoorca, dat zij lios
Grignon zal verlaten.
Duizendmaal liever met l'iiur alle ellende
trotseerm, dan het jonge moedertje van zijn
lief dii^tal, den vreemde inzender, oia geld
te verdienen.
Donatienne paait haar bedroefden echt
genoot met beloften ; zij opent hem het
ui'.zicht op gunstiger, betere tijden. De scheiding
zal slechts vau korten duur zijn; zij/al geil
verdienen, en dat aan Jeau sturen ; vliegens
vlug zal zij teiugkeert-n. orn weer te zorgen
voor haar man, Noémi, I/icieniie eu Joel.
Donatienne is piepjong; ziet er hekoorlijk
uit; zij is een beetje naar den lichzinnigen
kant, wat baar stroeve ouders zér goed wisten,
wa: de geheimzinnige Bretousche boeren ver
zwegen, óók niet aan Jean L-maru. meedeelden,
toen hij hun knappe dochter ten huwelijk
vroeg.
Donatierne gaat raar Parijs ; is niet bestand
tegen verleiding.
.Mooie kleeren, fijne spijzen, uitgangen naar
theaters, geschenken vau Jan-en-Adeim.n
worden haar lust en haar leven.
Jammerlijk is de toestand van den boer,
Jean Louarn en van zijn kinderen. Hij wei kt
als een paard ; spit stuggen heigrond om,
zwoegt van den morgen tot den avond. A s
zijn wijfje thuiskomt zal hij haar bewijzen,
dat hij niet bij de pakken heef-, neergezeten.
Hij zal haar toonen wat zijn handen verricht
hebben in haar afwezigheid, terwijl zijn hoofd
en hart steeds vol waren van gedachten en
liefde aan en voor haar. Hij wil haar ver
rassen; jtuggeu, dorren grond wil hij omwerken
tot vruchtbaren akker; z'j moet dat wonder
aanschouwen, 217, de moeder, van het drietal,
dat hij zoo goed mogelyk verzorgt, om hun
niet a! te veel te do_n gevoelen het gemis.
Donut enne stuurt geen geld. Haar brieven
worden zeldzaam. Eindelijk iaat zij taal noch
teeken van zich hooren.
KenéBazin (i853) is, evena's Andr
l^heuriet, eu vooral als zijn voorganger Ferdinand
Fabre (1830?1898) kuastenaar van zuiver
gehalte, van wonderteeren toets is zijn tee
kening van vreugde en smart; van dulden
en hopen ; van tobben en zwoegen der kleine
luyderi, ten plattelaude.
Sober en dramatisch doet RenéBazin ge
voelen het schrille contrast tusschen de wufte,
roekelooze moeder Doratienne en den
plichtmatigen, zorgzaaicn vader, Jean Louarn.
houden, om Jaap de jager, die zo leui de
wacht hield met een geweer van de dronken
soldaten op de schouder...
Maar aanhoudend zonder verpozing, wierpen
de mannen scheppen zA-arte aarde uit de
kuil, die met week brokkelig gerucht op de
reeis opgeworpen mas*a viel...
Om hem heen was het dojker eu herfst
nacht . . . Daar ging over het duistere veld
een wouderlik geluid .. . Het was als 't zuchten
en steunen van een sterveus zieke mens in
een donkere wijde kamer, en het was vaag
en onbepaald als een nachtgeluid. Het ge
leek op het vaag-dreunend gestamp vin de
verre stoomboot, en of het was de rollende
gang van een langzaam draaiend molera 1.
Ook was het klagen bang en vol wee.
Ze luisterden allen met geheimnisvolle
ontroering, en de vrouwen voelden tranen
wellen in de angstig-starende ogen door die
wonderlike geruchting in de nacht. . .
Was het geen mens die daar op het
veldpad ver-weg liep te grommen als een dernoon,
of een dode die opstond uit, een verborgen
graf...
De mannen in de kuil hielden op met graven.
De vrouw van de herbergier klappertandde
luid en zuchtte hijgend omdat het grote
duister zo geheimnisvol op haar hing, en
haar neep in de keel en drukte op de borst
als een benauwende nachtmerrie-droom.
't Is een varken! zei Thijs, die gewoon
was aan geluiden en leven in het donker.
Ze schaterden het uit over het stille veld.
Stilte, zei Jaap, werk door jongens!
Stomme Thijs, jij ! dat je zo haastig gaat
zeggen dat het een varken is! Ik had die
wijven wel 'ns willen horen gillen!
De mannen groeven vjort, gerept.
Het varken kwam aangesnuft'eld en bleef
staan knorren bij Jaap, maar 't kreeg een
stoot met de kolf van \ geweer, dat het
beest knor-gülend weg-vluchtte.
Op het donkere erf rammelde de hond
met zijn slepende ketting.
Hij wordt Ook wakker, lachtede kreupele.