De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 11 augustus pagina 10

11 augustus 1907 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1572 onderschat, blijkt genoegzaam uit zijn na drukkelijke verklaring, dat deze strijd eerst moet zijn uitgestreden, vóór hij het belangrijk vraagstuk van een herziening der hooge in voerrechten kan ter hand nemen. Ddiirom zal de uitslag van de eerst volgende verkiezingen van zoo groote beteekenis zyn; de president heeft de oogen der groote massa geopend voor het gevaar, waaraan zij van de zijde der trust's is blootgesteld, die er blijk baar naar streven, zich in de eerste plaats van alle macht op politiek gebied te ver zekeren, daar zij alleen dan de opperheer schappij" op handelsgebied kunnen blijven voeren. Vroeger gingen de trnsts van het denkbeeld uit, zich te verzekeren van de controle over de totale wereldproductie der door haar beinvloede handelssfeeren. Dat zulks, tijdelijk althans, mogelijk zou zijn, maakten zij op uit de aanvankelijk ge slaagde pogingen van de Southern Cotton Growing Aseodation. Maar de andere natiën waren niet blind vóór1 het gevaar dat voor haar daarin schuilde. Vooral de Engelschen getroostten zich meer dan gewone inspanning, om in hunne koloniën de katoencultuur te bevorderen en uit te breiden, waardoor het een kwestie van tijd ?werd, het Amerikaansche monopolie te brei delen, wellicht eenmaal voor goed den kop in te drukken. De Stan/ard OU Company schijnt in den laatsten tijd van haar droombeeld, het we reldmonopolie te veroveren, afstand te hebben gedaan en zich tevreden te stellen met de markt in Noord-Amerika te beheerschen, ?waar zij 90 pCt. van de totale productie controleert, terwijl 70 a 75 pCt. voldoende wordt geacht om het vaststellen van den prijs . te dwingen. Maar dat de mededinging van andere groote ondernemingen hieraan paal en perk kon stellen, is ten vorige jare duidelijk gebleken, toen, bij verminderde vraag en toenemende productie buiten Amerika, de trust zich genoodzaakt zag, hare prijzen lager te stellen. In den laatsten tijd trouwens bezit Ame rika niet meer uitsluitend het trust-monopolie; de Duitsche Cartel's en o.a. onze Koninklijke Petroleum-Maatschappij zou men even goed trust's kunnen noemen, maar hare wording was wenschelijk en noodzakelijk, om aan de Amerikaansche alleenheerschers het hoofd te kunnen bieden. En de groote combinatie's hebben voorzeker recht van bestaan, als zij de productie goedkooper maken en daardoor de verbruikers, d i. het groote publiek, worden gebaat. Waar daarvan inkrimping der individueele werkkrachten 'een noodzakelijk gevolg moet zijn, is in veel mindere mate het geval, dan dikwijls is beweerd. Omtrent den invloed van de trust's op de industrieele uitbreiding in het tijdvak. 1900?1905 verwijzen wij naar onderstaande tabel : 1900 1905 toename Aantal inrichtingen... 207562 2U;2I>2 4l/5 pCt. Kapitaal (in miïl. D.) D. 8978.7| D.1263B> 41J-Prod.-naarde - 11U1± 14s02| 29JKost. v. mater. 6577| 8501 29i Verschill. onkost. . 905 i 1455 (iü| Aantal aibeider 4.715.000 5.-170.300 16 U 293 . Totaal loon (in mill.D.) D. 2009| D. Aant. faeambt 304.200 51Ü.750 42j- , Jaarw. (inmill.il.) D. 380J D. 57i| 50* , Om nu te kunnen nagaan, in welke mate de trust's bij de kapitalisatie van industrieele ondernemingen in ditzelfde tijdvak waren geïnteresseerd, dient de mid lelste kolom van onderstaande tabel, in verhouding tot het maatschappelijk kapitaal der onderne mingen en de waarde van hare groductie: Oiulernemingem met maatsch. kapitaal: tot. D. 5000 v. D. 5000?20000 ,, 20000?100000 Deelname Prodmtieder trust's : waarde: ]). I). 165.3t7.500 17fi.159.000 531,130.500 751.236.000 1.055.81)2.900 2.131.221.000 100000?1000030 5.551.736.250 (i.115 287.000 1000000?hooger 4.782.278.500 5627.243.000 De United Stiel Corporation controleert glechts pi. m. 60 pCt. van de totaleproiuctie der Ver. Staten, een gevolg van het feit, dat Amerika, wat ijzerproductie betreft' twee groote mededingers heeft in Duitschland en Engeland, hetgeen uit de volgende cijfers (in ton's uitgedrukt) blijkt, maar waarbij Amerika toch altijd nog No. l i?. Volgens the Iron trades Review was de productie in de Vereenigde Staten : in 1000 25.7JO.OOO D. 1907 2 (.250.000 ?sjeraamd) 1908 2S.1SO.OOO ( ) 1903. l'JOl-, 1905. 18.009.252 19 497 033 22.992380 l I.OS5.U34 lli.l03.HH lli.9S7.C23 8.M12')4 8562.65S 9.592.737 Duitschland en Engeland dus samenwerken, kan Amerika op der ijzer-productie geenszins de en . VIT. Stnten Duitschland Engeland Wanneer eensgezind het gebied wet Btellen. (Wordt vervolgd). V. d. NIEUWE UITGAVEN. Verslagen en uaededeelingen van Je afdeeling handel van het departement v landbouw, nijverheid en handel, jaargans; 19 i7, No. ], Overzicht van de in Nederland beüaande Patroonsvereenigingen. De Partij van Thorbecke, Iets over de verhou ding der vrijzinnigen tot de kerk en de demo cratie, door D. HANS. Rotterdam, Masereeuw & Bouten. Nederlandsch rechtsgevoel, door C. VEEEDE. Eotterdam, Nijgh & Van Ditmar. Toekomst-krijg 1910?1931, door RUDOLF MARTIX. Amsterdam, H. Meulenhoü". XweedscJie gymnastiek, door H. A ELIAS, J. M. SCIIEFFER en P. J. SCHUIL, niet 10 afbeeldingen Amsterdam, Craft t\: Co. Inhoud van Tijdschriften. De Nieuwe Gids, afl. XI: Een zwerver verdsvaald, door Arthur van Schendel. Een romantische jongen, door J. Reddingius. Tooneelkroniek, door Frans Mijnssen, Lite raire kroniek, door Willeai Kloos. Vragen van den dag, afl, S: H. de Jong Jr., Het Nederlandsche Staatsdomein. ? D. van Hoytema, Europa en Egypte. Dr. E. Epkema, In de dagen van 1830 en 1831, uit oude familiepapieren. W. van Rede, Uit Rotterdam's babyjaren. Vermogens in Frankrijk. Ornis, De vogels in de mythologie en het volksgeloof. De dieren bij aardbevingen. liet voorkomen van ra lium in gesteenten. Bibliographie. Van Maand tot Maand: De terminisme, door dr. Wijnaendts Francken. Het Drentsche landschap en de Drenter?, door dr. H. Blink. Welke landen 'everen de kollïe aan de wereldmarkt? Europa, afl, 8: Helene Lapidoth-Swarth, Eva Linde. Jan Fen E. Gaestmar, Wald en Wetterland. Sangen. Gust. Naumann, Lawaai in donkere sfegen. Henri de Regpier, Min nevrees. J. Winkler Prins, Nagelaten werk. Wenceslaus Frankemölle, Kuituur, historiese schets der litterair artistieke beweging bij de katholieken in Holland. H. C. van Houten, Het tooneel. O rer nieuwe boeken. Levemrecht, No. 8: Bijlage: Feliciën Rops, Satan zaait onkruid. Ca-ry van Bruggen, De meesters, (slot). Daan van der Zee, Alleen. Johan Schmidt, Hartstochts-tyrannie t Elifee Reclua, De mensch en de aarde, III, (geul.). Joh. B., Ondergang. Felix Orth, Vivisectie, II. De Levende Natuur, afl 4 en 5: 't Bentheimer bosch, door E. Heimans. De wegwesp, door Jac. P. Thijsse. Een verhuizing van de roode boschmïer, door S. Leef man 3. Linnaeusherdenking, door dr. M. Greshoff. In den tuin van den buitenman, door B. J. van Wagensveld, Onze buitenplaats, door B. Stoffel. Zeesterren of vijfvoeten, door J. Vijverberg. Uit het leven der kieviten, door A. Joman. Waarom de vrouwentongen nooit stil zijn, door Jac. P. Thijsse. 't Bentheimer bosch, vervolg, door E. Heimans. Als de Zulte bloeit, door H.C. Delsman. Heeft Fabre toch goed gezien 1, door B E Bouwman; Uit myn mierendagboek, door S. Leefmans. Een zomeravond in de O ver Betuwe, door Callee. Herinneringen, door W. I. E. Toonkunst, Xo. 31: Verwaarloozing van talent en muzikaal gehoor. Berichten en mededeelingen. Uit het vereenigingsleven. Mokscholt, No. 5: Iets ovt r opvoeding, door dr. Ch. Bles. Huismiddelijes, III, door Andreas Otto. - Buiktyphus, door dr. R. Bijlsma. Eerste conferentie voor voedinggmiddelchemie, door dr. F. A. Steensma. De Aarde en haar Volken, N->. 3->: Van Toledo naar Grenada, door Jane Dieulafoy. Boheetnsche badplaatsen. Een toerist van voor honderd jaren. Kunst. Van den in ?loed der zending in Oost Indië. Twee correspon denties. Schilfers, oude en nieuwe,van aardrijks-en volkenkundigen aard.?Feuilleton. Eigen Haird: Hoftnakerij, door M. W. Maclaine Pont, V. Balthazar Heidring t, met af b. Het Diaconessenhuis te Tjikini, Weltevreden, door A. R., JI (slot) met af b. Verloren zoon, schets door Caco Harms Tiepen. Het Kijksopvoedingsgesticht te Alkmaar, door C. Nanni-s Gorter, met af b. Een viertal op den Montparnasse, Parjjsnhe schetsen door d. R. De nieuwste schilderij van W. Maris (uit den kunsthandel van P. J. Zürcher te '0 Gravenbage). Feuilleton. Een aardig plan. De scheidende Schut terij. Verbeteringen bij de Amsterdamsche Gemeentetram. Automobilisme. Van Amsterdam per Haven stoombootdienst langs de Vecht, alles met af b. HEITSJEIS De molen, door GEHARD J. KOEKKOEK. 't Was midden z^mer. Stralend stond de heete Juli-zon te verluchten den b'auwen hemel en de groene velden. Doortrokken van warmte, beefde zichtbaar de atmosfeer, werd elke kleur in het landschap opgeslorpt door de uitbundigheid van licht die was alom. Het hooi stond te hoopen, en waar het nog niet was verzameld reden de keermachines met de popperig geverfde wielen en ze wier pen het stuivend op, dat het vlokte over het land. En de welige zoete geuren ervan kwamen aangewaaid met ieder windvlaagje en vervulden de ruimte. Daar waar nu de grintweg zich boog om evenwijdig te gaan loopen met de ringvaart, een m'nuut of drie gaans van het fort, stond de molen. 't Was al een oud gedoe; sinds de polder drooggelegd werd bad hij er gestaan, met de andere molens die weggebroken waren. Deze was gebleven om in de geregelde bemaling te voorzien. Een hél gevaarte zooals het daar stonj, 't kwam op een afstand gezien zelfs boven het fort uit, met de wiekeu ten minste. Eerst was er van den weg af gerekend, een houten hek, dat vanzelf dicht floeg als men het opende en dat toegang gaf tot het ruime ei f. Dan het woonhuis, nee Irig schui lend achter den molen. Een rij knotwügt-n omzoomde het moestuintje achter het huisje; er was nog een hooiberg, een kippenhok en een klein schuurtje met een rooi pannendakje en een haag er orn heen. De molen heette de Bazuinblazer. 't Stond te lezen op het geel geschilder Ie naambord onder de as, aan weerskanten: anno 17'JO, in achttiena'eeu-vsche Ittte's, eu ter opluis tering was een uiterst prinntief conterfeitsel aangebracht van een soort engel, die de trjmpet stak, in zwaar verguld. Met het zomerwindje, dat kwam aangewaaid uit het Oosten, dragende niet zich de geluiden vaa ver-af klokgeklep en lianengekraai, liep do molen regelmatig en rustig .rond. Er was een ge-rong-konkel en een ge-riktak kei van smeeïg draaiende houten kam .vielen ; een flaweelig geglij van vet gedineerde assen, een domaaelig eeroes van dichtklappende luiken; een zacht gekreun van oulestolïiie binten en schooren, die uitzetten onder 't malen ; een geheimzinnig giknerp van iets dat door weer en wind is losgeraakt en al loor maar piepte en piepte; heel het gevaarte deinde mee met het naarstig gebeweeg in zijn binnenste, onmerkbaar wiegend op den drassigen bodem. En heel hoog boven de kip was het breedgebarende armengezwaai: eerst omlaag, scherende de wieken langs den grond, liet zeil als gekleef i tegen dts hekken, dan tchuin op in snelle perspectivische vormverwisselingen, tot recht-op, waar in duizelige hoogte du roede suizelend ziilden door de blauwe iucht. Als een wiek daalde en voorbij den molen s ;huot werd het haastig schaduw-'lonker in het kleine raampje boven de deur, begon het zeil even te kirren, met vele kleine plooitjea die weer aanstonds weg trokken bij het stijgen. Op het ei f lag tegen de haag, dicht bij hè. hek een afgekeurde roe. Het gras groeide in de vierkante gaten waarin de latten na iden gezeten en zoo hier en daar lagen de losse schilfertjes zwarte en witte verf op het uit gedroogde hout. De molenaar stond de haag te snoeien, een vijgen mat op 't hoofd voor de zon ; Hendrik, de knecht, scharrelde wat over 't erf, vlak bjj de geopende deur van den molen. Op den weg, in zon wit als poeder, kwam aanloopen een oude man die aan een touw een koe met zich voerde. Soms bleef het beest even staan alj in bezinning, dan, loeiend en met den staart slaande naar de vliegen, was ze wat verder te krijgen door tikjes met den stok, dien de boer op baar kop toebracht en die dan klonken alsof hij op een plankje sloeg. Uit de wei kwamen de andere b^euen tot aan den slootkant, rekten de nekken en bleven nieuwsgierig staan snuiven lang nog nadat de man voorbij was; dan werden ze door elkaar afgeleid en begonnen weer te grazen. Middag, Groenhuizen !" zeide de boer, den molenaar groetend en meteen wijsend naar de oude molenwiek, hernam hij : daar heb je 'n mooi branlje n, inan !" Ja," zei de molenaar en hij liet de tuinschaar zakken en stiet met den neus van zijn klomp tegen het siuk hout als om het nog eens te taxeeren. Dan: ,,we zelle h'm van 't najaar eens klein zaaen." Hij was zeker te slecht,?" Nou, slecht was die wél, maar zoo merakel nog niet, der zatte wel kwaaie steejèn in, hierzóó en daarzóó, hy most der toch uit; maar 'k had h'm van de zomer nog wel wille houwen; maar hij het h'm der u tgegooid in een bui. Dat wordt nou van 't najaar twee jaar; 't was na de middag en heel best weer. 's Morgens was der wel een paar keer een buitje geweest, maar niet om te noerne. Ik stond te draaien om ds zuid west vier volle. is niet waar, Hendrik ? Nou 't zal nog een tikkie krimp geweest hebbëgoed om. de west-zuid-west dan, met een afklarende lucht en een labber-koelte. 'k Loop zoo '* na buite 'k zeg, Hendiik, zeg ik, 'k vertrouw 't niet, zeg ik der zitte weer buie, zeg ik, goed der komt een beetje wind bij maar heel niet overtollig nog niks geen last een stijve koelte meer niet. 'k Zeg, Hendiik, zeg ik 'k zou twee korte halve zwichte 't begint er an te trekke. Net zei Hendrik na de vang loope of daar komt me 'n uitsch eter en een hap wind van merakel 'k zeg, gauw, zeg ik de vang der op, zeg ik, ? de heele kast begon te schudde goed de vang der op maar jawel, houw jij h'm, dan houw ik h'm hij nam de beenen op en aan de tippel van merakel. We keke mekaar eens an en daar had je 't hoor l 'K Had 't nog al eens beleefd en toe 'K h'm hoorde krake, douw ik Hendrik plat tegen de post van de deur merakel, merakel hij kwam vier kant over de kap heen zette zóó over 't huis en achter in de kooltuin, waar je die kippe ziet loope, sloeg die een tachtig duim den grond in I Me vrouw stond waar jij nou staat. Ze zag net zoo wit als een geest 'k was der hard bang voor, want ze verwachte in'n jongste meissie maar etijrj, 't is alles best afgeloope. De schrik zat me in me beenc. 'k Zeg, Hendrik, zeg ik, haal 'n half maatje brandewijn in 't polderhuis ? 'k laat de boel de boel eerst 'ri happie! Nou hebbe we er 'n ijzere in gekrege van wege 't Hoogheemraadschap da's beter zegge ze nou 'K zal niet zegge da ze niet sterker benne, ik voor mijn hal liever maar een houte gehad maar hoe gaat dat de insejeur wou der niet van wete toch zei de heele mole wel weggaan ze prate al zoo lang over een mesien." 't Eentonig gepraat der mannen klonk kristalklaar in de openlucht ; 't werd stil en warmer nog, 't gemaal begon te minderen ; er kwam een lustelooshei l in het bewegen nog 'n keertje rond, nog 'n keertje 'c zeil bolde aan de achterzijde, er vielen slappe plooien in en de molen stond. In de wijde middagsti'te die kwam neergciegen over de landen, over het erf, over de vaart, als een groote rust, was als een frissche noot de hooge vrouwestern van achter de haag uit : Brool ete !" Hendrik, late we maar eerst een stukkie ete," zeide de molenaar, 't geeft niks meer voor vandaag, dan kaane we strakkies de boel wel vast rnake." En traag, de harden in de zakken, slun gelden de beide mannen 't erf over, de woning in, waar ze gingen zitten, de baas bij 'l ven ster. Ze namen de petten af en hielden die vóór hun geiicht onder het biidtn voor 't maal. Na een kwartier kwamen ze weer naar buiten, de knecht het eerst. Ze wurmden met de pink in de steenen pljpkoppen ea ke.ien naar de lucht en maakte te^en elkander opmerk i ogen over de stilte die er was, tn den wind, die er morgen zijn zou, in korte binnensmonils uitgesproken woorden : stillejes1', blak", niks gedaan", en ze stonden in het middaglicht van den langen zomerdag die om hen was, die nu eindigen ging, vredig en kalm als een leven zonder strijd. De mannen rolden dan de zeilen op en zetten den molen in 't kruis. Toen werd het avond. En de maan k wan zilverig licht besprenkelen do wilgentoppen, kwam te schijnen in het water van den tocht en tril lend te sprankelen op de kleine wolkjes in de zwoele, broeige lucht. E±n krek el was op het erf 't Gepiep scheen te komen van onder de haag nu, en te schuilen achter den molen dan, en het was overal ; 't was als d i stilte zelve: men hoorde het niet omdat het er ni-'t was. De menschen zaten vóSr 't huis op de bank. Ze spraken weinig, en toen de molenaar weer zijn pijp uitklopte, zei hij: Kom. 't is mor jen weer vroeg da,;," en dan: Kijk het weerlicht .. ." MintMIHHIIMHIIlHfll Onderaardsche branden. Sedert de mensch begonnen is, in het binnenste der aarde door te dringen om daar aan de schatten te onttrekken, zijn door iijne schuld onderaardsche branden ontstaan, die dikwijls vreeselijke oil'ers aan menschenlevers hebben gekost. De brandkatastrophe in de Borussia-mijn bij Bochum had den dood van ?<S meiiscliyn t'iigevolut; veel grooter was het aantal slachtoffers van de ramp te Conrrières. Om deze onheilen te bestrijden, zijn verschillende middelen in toepassinggebracht. Zoo werd onlangs de bekende Homestakemijn in Zuid-Dakota onder water gezet, orn den daarin woedenden brand te verstikken. In deze beroemde mijn waarschijnlijk de grootste goulmijn van de wereld woedt sinds meer dan een maand een brand, die door de krachtigste toepassing der gewone middelen niet te blusschen was. De brand was ontstaan door het te laat springen van een patroon, en verkreeg weldra een schrikbarende uit breiding. Om de mijn voor totalen onderging te bewaren, besloot men, haar onder water te zetten. De mijngangen zijn hier echter zoo lang (gezamenlijk meer dan 160 K.M ) en het. vuur was zoo lievig, dat men twee rivieren uit hun bedding heeft moeten afleiden, om haar watermassa's in de 300 voet diepe mijn uit te storten. Een paar weken lang zal, naar men rekent, die watervloed moeten aan houden om het vuur geheel uit te dooven. En dan zullen waarschijnlijk verscheiden maanden noodig zijn om de mijn leeg te pompen en haar weer in behoorlijken toe stand te brengen. Niet altijd beproeft men onder»ardsche branden te blusfchen. In vele gevallen zou dit onmogelijk zijn, bijvoorbeeld in kolen mijnen, in welke de kolenlaag in brand is geraakt. Hier behelpt men zich daarmede, dat men de in brand geraakte laag door dikke muren luchtdicht afsluit en 'haar achter die muren rustig laat voortbrarjden, tot het vuur door gebrek aan luchttoevoer vanzelf uitdooft, Ook te Courrières heeft men tot dit middel zijn toevlucht moeten nemen. In het Duitsche kolengebiöd zijn verschillende mijnen, in welke men ontgonnen en in brand geraakte lagen op deze wijze door brandmuren heeft geïsoleerd. En dikwijls duurt het zeer lang, eer zulk een onderaardsche brand door gebrek aan luchttoevoer uitdooft. De vuurgloed bieidt zich, stil en langzaam, al verder en verder uif, en de geringste toetreding van lucht wakkert hem aan. In de nabijheid van Dulweiler in het Saargebied heeft men den zoogenaamden brandenden berg, uit welks spleten voortdurend heete dampen omhoogstijgen. Sedert twee honderd jaren brandt onder dien berg eene steenkolenlaag. Tasschen Meiderich en Hamborn in WestDuitscbJand heeft men indertijd voor den bouw van een hoogen spoorwegdij k; de slak ken gebruikt van naburige hoogovens. Klaar blijkelijk bevatten die slakken nog eene be langrijke hoeveelheid brandbare stollen, en toen nu, nüai driejaren geleden, de dijk op a punt in brand raakte, werkte de vuur gloed, waarop men eerst niet gelet had, langhaam maar onophoudelijk verder door. Pogingen om den brand met water te blusschtn of door dichtdekken met teem en zaad te scoren, baatten niets. Voort durend bleven de rookwolken omhoog stij gen en bij regenachtig weer was de dijk in een nevel van waterdamp gehuld. De brand werd (indelijk, na zich over eenige honderden meters te hebben uitgestrekt, gestuit door d MI steenen muur van een, de lijn doorsnijdenden, lager gelegen weg. In dit geval duurde de brand drie jaren, maar hij schijnt uu geheel gebluscht te zijn, want op den spoorwegdijk ontspruit weer het jonge groen. In welke boomen slaat de bliksem in? Het is een sedert langen tijd bekend feit, dat beuken slechts zelden door den bliksem worden getroffen. Deze oude waarneming wordt bevestigd door eene statistiek over de bosachen van bet vorstendom Lippe-Detmnld, welke voor 70 percent uit beuken bestaan. In den loop van elf jaren zijn in deze bosschen door den bliksem getroffen 86 eiken, 20 dennen, 4 pijnbootnen, en geen enkele beuk. Tentoonstelling van schilderijen. In het kleine, doch bekoorlijke, in de Kempen gelegen plaatt-je Moll, zal van IS Augustus tot 3 September, eene tentoon stelling genouden worden van schilderijen van de kuns'.enaars, die te Moll en omstre ken hebben gewerkt. Schilders uit verschil lende landen werden uiigenoodigd hieraan deel te nemen. Ingezonden is uit Duitschland, Eneeland, Vereenigde Staten en België. Van de Nederlandsche schilders zullen ver tegenwoordigd zijn: Jozef Israëls, Wijnand Kars-en, Willem Maris Jr. en Van Bever; terwijl de voorzitter van het comité, de heer Jacob Srnits/ een te Moll gevestigd Neder lander if. Deze tentoonstelling belooft zeer belangrijk te worden, daar verschillende zeer goed klin kende nanen uit de reeds genoemde landen zullen vertegenwoordigd zijn. lltllHllllllnilmlItlllllUlllilllllllllllt'MimilMIIIIIHIHIlllHt j Mitmiitimuii f~l)tu;<iord aan 't adres 'lei httren De V riet. Met z'n bekende a humor" en weer verder met de ga.'e zijner verbeelding' anders in dezen komkommertijd Liet zulk heel ver werpelijk goedje afzender aieetit in oprecht heid alle aausjjrakerj op die openlijk hem gebrachte, niet alledaagsche en duooele hulde beslist te moe .en wij'.en van de hand. Stond 't aan hem. 't drukken en in omloop brengen van Jergelijken moreelen oi>in zou strengelijk worden verboden, althans niet langer stiatl'i-loos g schieden. Wel weet hij bij intuïtie en ervaring, dat waarheden in 't narrcnpak gewoonlijk nog 't best er inwillen. Geleuter of niet, wtes overlu gd, dat de .,'jroene"-lezersde poitée wel gesnapt hebben. Zouden we hun dat hopeloos, anarchistisch getint, anti- militaii-tisch gedoe in de Militiezaal verder maar niet sj aren ? K. BKS. 9 4e Jaargang. 11 Augustus 1907. Red.: C. H. BEOKKKAMP, Damrak 59, Amst Verzoeke alle mededeelingeu, deze rubriek betreffende, te richten aan bovenstaand adres. No. '.'2. Humoristisch probleem" van C H. Brofkkamp, opgedragen aan alle Hollandsche problemisteu en aan de oplossers van de damrubriek. (De auteur blijft hiermede buiten mededinging). Zwart (20 pchijven). Wit (20 schijven). Wat zegt ge nu van dezen stand, zeer natuurlijk hè? J*l, wel wat ie natuurlijk'', zult gij zeggen Nu dat is ook zoo, en daarom zullen wij trachten de stelling hier tn daar nog wat te kaltfateren. Daar echter de proolemist, in het practische spel niets bsteekent, (tenminste volgens een onlangs verspreide circulaire), en het vervaar digen van een probleem, dus weinig kennis verei cht, kunnen wij niet anders dan op een voudige wijze dit zaakje bthandelen. Welnu, wij zullen gezamenlijk de partij op de gewone manier zoolang voorttpelen, dat er toeraUig een probleem te voorschijn komtEenvoudiger kan het o. i. toch niet. Nu moogt gij van uw kant ook geen serieus spel ver langen, daar hiermede allicht den schijn wordt aangenomen, of gij den problemist nog eenige practische spelkennis toekent. Wit (de problemist), die in elk behoorlijk probleem moet winnen, mag, toch geen speler van beteekenis sijnde, wel een kleine voorgift hebben, niet waar? Daar echter zwart ook nog geen wereld kampioen kan heeten, is een schijf wel wat veel. Wij geven dus aan wit niet meer voor, dan den zet 33-28 *). Nu spelen wij de partij, langs een onregel matige opening (den onpractischea speler eigen), als volgt: Wit. Zwart. 1. 30 33 is 2o 2, 34 39 1)656 afruilng ziet men dikwijls bij fransche spelers toege past, daar zij zich bij zonder leent tot het ontwikkelen van combinaties. Voor het p- s'tie-spel ach ten wij haar echter m nier geschikt. 2. i3:34 8. <0 29 10 25! ->. 44 89 17 21! 5. 49 44 21 G! G. 44 40 12 17 7. 40 34 17 21 8. 45 40 13 18 y. 50 45 Beter dan afruilen met 28 of 29 23, doch de korte vleugel wordt o. i. te spoedig verzwakt. 9. ]8 22 Orn hierna weder geJekt te kunnen optreden. 10. 28:17 21:12 11. 32 28! 14 20 Om straks een atta que te kunnen ont wikkelen op den korten vleugel van wit. 12. 28 23? Wel wat gewaagd, doch dit isdencombina ie-speler eigen. Trouwens, het doel hiermede beoogd, zal aanstonds blijken. 12. 19:28 13. 83.22 8 13 Om de schijf 22, aan stonds te kunnen bemachtigen. 14 38 33! 1G 21 liet genoemd plan doorzettende, met hierna 21-27 enz. 15. 22 17! Hiermede wordt het doei, met 33 : 22 be oogd, volkomen be reikt. 15. _11:22 1G 31 27 22:3lgedw. 17. 3G: l G! 011 18.41 30' 11 17 19. 37 31 Trachtende de schijf 1G te versterken. 19. .. 2G:37 10. 42: 31 20 24 Zich niet te veel willende verzwak ken, sluit zwart zijn spel weler aan. 21. 29:20 25:14 22. 31 2G! 12 18! 23. 35 30 Beter was, de schij ven 41 en 42 opbren gen, doch wit teo >gt ook de verzwakking vauden langen vleu gel van zwart. 23 7 12 24. 40 35 15 20! Zeer goed, om het veld 25 in bezit te nemen, want zou wit nu op .5 gaan, dan volg Ie: z 14 19 en 18:49! 25. 45 40? 20 25! 2G. 30 24 Steeds aandringende op den langen vleu gel van zwart. £G ,, 18 23 Wit dwingende om met 33-£9 te vervol gen, daar bij elke andere zet, hij een slecht spel zou krijgtn. 2/.3329&edw. 23 28 Beter was 12 of 13 18, do'-h zwart inear. t ongehinderd te kun nen vooruitdringen . 28. 35 30 Een zwakke zet, doch hiermede wordt het gevaar weggenomen van den zet z 25 30, 37-21 en 14: 45 i 8. 13 18! 19. 24 20 Zwad min ofmeei uit den hoet tiekkende. 29. 10 15'. 30. 30 24 Gedwongen daar, bij elke andere zet, hij wel kan inpakken' 30. 28 32 14-19 is niet goed, wegens het hinder lijke van de schijf op 28. Zwart gpeelt haar dus weg, -om aan stonds den zet 14 19 te kunnen doen. 31. 39 33! Waarmede zwart's doel weder verijdel l wordt. 31. l G Wegens mislukking van het voorgaan Ie, tracht zwart nu met 1-G wit te verleiden. Speelt deze onbe dacht 1G-11, dan zou volgen z 32 38 en 38 :49! 32. 47 42 Om aans'oads de schijf 32 te kunnen bt machtigen. 32. 17 22! Waarmede voorloopig het doel van wit verijdeld wordt. 33. 4G 41 Steedstrachtende, de schijf 32 te winnen. 33. ., 4 10 Nu weuscht ook zwart de drie-slag met 42 37 enz.Echter hierna zou volden : ?/. 14-19 enz! 34. 3G 31 Wit ziet dat gevaar in en blijft dus liever in afwachtende hou ding. Met 3l) 31, dreigt hij tevens de afiuiling 31-27 en/,.! 31. ^ l" Waarmede geaoemde afiuiling weder gecoupeerd wordt. 35. l G 11 Zeer goed, daar hier mede ook dieii vleu gel wordt aangeval len. Trouwens 42 37 of 38 is op dit mo ment minder fcschiilt en het doel, met 1(5-11 beoog l, beter om onmiddel lijk de winststelling te forceertn. 35. 38 Een zwakke zet. E,liter op 9 14 ea 3: 14 (vrij .vel gedw ), zou volgen w 24 20, 19:9 en 42 37 of 38, met de winst van een schijf en hoogstwaar schijnlijk ook van de partij.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl