Historisch Archief 1877-1940
10
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1572
onderschat, blijkt genoegzaam uit zijn na
drukkelijke verklaring, dat deze strijd eerst
moet zijn uitgestreden, vóór hij het belangrijk
vraagstuk van een herziening der hooge in
voerrechten kan ter hand nemen.
Ddiirom zal de uitslag van de eerst volgende
verkiezingen van zoo groote beteekenis zyn;
de president heeft de oogen der groote massa
geopend voor het gevaar, waaraan zij van de
zijde der trust's is blootgesteld, die er blijk
baar naar streven, zich in de eerste plaats
van alle macht op politiek gebied te ver
zekeren, daar zij alleen dan de opperheer
schappij" op handelsgebied kunnen blijven
voeren.
Vroeger gingen de trnsts van het denkbeeld
uit, zich te verzekeren van de controle over
de totale wereldproductie der door haar
beinvloede handelssfeeren.
Dat zulks, tijdelijk althans, mogelijk zou
zijn, maakten zij op uit de aanvankelijk ge
slaagde pogingen van de Southern Cotton
Growing Aseodation.
Maar de andere natiën waren niet blind
vóór1 het gevaar dat voor haar daarin schuilde.
Vooral de Engelschen getroostten zich meer
dan gewone inspanning, om in hunne koloniën
de katoencultuur te bevorderen en uit te
breiden, waardoor het een kwestie van tijd
?werd, het Amerikaansche monopolie te brei
delen, wellicht eenmaal voor goed den kop
in te drukken.
De Stan/ard OU Company schijnt in den
laatsten tijd van haar droombeeld, het we
reldmonopolie te veroveren, afstand te hebben
gedaan en zich tevreden te stellen met de
markt in Noord-Amerika te beheerschen,
?waar zij 90 pCt. van de totale productie
controleert, terwijl 70 a 75 pCt. voldoende
wordt geacht om het vaststellen van den prijs
. te dwingen.
Maar dat de mededinging van andere
groote ondernemingen hieraan paal en
perk kon stellen, is ten vorige jare duidelijk
gebleken, toen, bij verminderde vraag en
toenemende productie buiten Amerika, de
trust zich genoodzaakt zag, hare prijzen lager
te stellen.
In den laatsten tijd trouwens bezit Ame
rika niet meer uitsluitend het
trust-monopolie; de Duitsche Cartel's en o.a. onze
Koninklijke Petroleum-Maatschappij zou men
even goed trust's kunnen noemen, maar hare
wording was wenschelijk en noodzakelijk,
om aan de Amerikaansche alleenheerschers
het hoofd te kunnen bieden. En de groote
combinatie's hebben voorzeker recht van
bestaan, als zij de productie goedkooper
maken en daardoor de verbruikers, d i. het
groote publiek, worden gebaat. Waar daarvan
inkrimping der individueele werkkrachten
'een noodzakelijk gevolg moet zijn, is in veel
mindere mate het geval, dan dikwijls is
beweerd.
Omtrent den invloed van de trust's op
de industrieele uitbreiding in het tijdvak.
1900?1905 verwijzen wij naar onderstaande
tabel :
1900 1905 toename
Aantal inrichtingen... 207562 2U;2I>2 4l/5 pCt.
Kapitaal (in miïl. D.) D. 8978.7| D.1263B>
41J-Prod.-naarde - 11U1± 14s02|
29JKost. v. mater. 6577| 8501 29i
Verschill. onkost. . 905 i 1455 (iü|
Aantal aibeider
4.715.000 5.-170.300 16
U 293
. Totaal loon (in mill.D.) D. 2009| D.
Aant. faeambt 304.200 51Ü.750 42j- ,
Jaarw. (inmill.il.) D. 380J D. 57i| 50* ,
Om nu te kunnen nagaan, in welke mate
de trust's bij de kapitalisatie van industrieele
ondernemingen in ditzelfde tijdvak waren
geïnteresseerd, dient de mid lelste kolom
van onderstaande tabel, in verhouding tot
het maatschappelijk kapitaal der onderne
mingen en de waarde van hare groductie:
Oiulernemingem
met maatsch. kapitaal:
tot. D.
5000
v. D. 5000?20000
,, 20000?100000
Deelname
Prodmtieder trust's : waarde:
]). I).
165.3t7.500 17fi.159.000
531,130.500 751.236.000
1.055.81)2.900 2.131.221.000
100000?1000030 5.551.736.250 (i.115 287.000
1000000?hooger 4.782.278.500 5627.243.000
De United Stiel Corporation controleert
glechts pi. m. 60 pCt. van de totaleproiuctie
der Ver. Staten, een gevolg van het feit, dat
Amerika, wat ijzerproductie betreft' twee
groote mededingers heeft in Duitschland en
Engeland, hetgeen uit de volgende cijfers
(in ton's uitgedrukt) blijkt, maar waarbij
Amerika toch altijd nog No. l i?.
Volgens the Iron trades Review was de
productie in de Vereenigde Staten :
in 1000 25.7JO.OOO D.
1907 2 (.250.000 ?sjeraamd)
1908 2S.1SO.OOO ( )
1903. l'JOl-, 1905.
18.009.252 19 497 033 22.992380
l I.OS5.U34 lli.l03.HH lli.9S7.C23
8.M12')4 8562.65S 9.592.737
Duitschland en Engeland dus
samenwerken, kan Amerika op
der ijzer-productie geenszins de
en .
VIT. Stnten
Duitschland
Engeland
Wanneer
eensgezind
het gebied
wet Btellen.
(Wordt vervolgd).
V. d.
NIEUWE UITGAVEN.
Verslagen en uaededeelingen van Je
afdeeling handel van het departement v landbouw,
nijverheid en handel, jaargans; 19 i7, No. ],
Overzicht van de in Nederland beüaande
Patroonsvereenigingen.
De Partij van Thorbecke, Iets over de verhou
ding der vrijzinnigen tot de kerk en de demo
cratie, door D. HANS. Rotterdam, Masereeuw &
Bouten.
Nederlandsch rechtsgevoel, door C. VEEEDE.
Eotterdam, Nijgh & Van Ditmar.
Toekomst-krijg 1910?1931, door RUDOLF
MARTIX. Amsterdam, H. Meulenhoü".
XweedscJie gymnastiek, door H. A ELIAS, J. M.
SCIIEFFER en P. J. SCHUIL, niet 10 afbeeldingen
Amsterdam, Craft t\: Co.
Inhoud van Tijdschriften.
De Nieuwe Gids, afl. XI: Een zwerver
verdsvaald, door Arthur van Schendel. Een
romantische jongen, door J. Reddingius.
Tooneelkroniek, door Frans Mijnssen, Lite
raire kroniek, door Willeai Kloos.
Vragen van den dag, afl, S: H. de Jong Jr.,
Het Nederlandsche Staatsdomein. ? D. van
Hoytema, Europa en Egypte. Dr. E.
Epkema, In de dagen van 1830 en 1831, uit oude
familiepapieren. W. van Rede, Uit
Rotterdam's babyjaren. Vermogens in Frankrijk.
Ornis, De vogels in de mythologie en het
volksgeloof. De dieren bij aardbevingen.
liet voorkomen van ra lium in gesteenten.
Bibliographie. Van Maand tot Maand: De
terminisme, door dr. Wijnaendts Francken.
Het Drentsche landschap en de Drenter?, door
dr. H. Blink. Welke landen 'everen de kollïe
aan de wereldmarkt?
Europa, afl, 8: Helene Lapidoth-Swarth, Eva
Linde. Jan Fen E. Gaestmar, Wald en
Wetterland. Sangen. Gust. Naumann, Lawaai
in donkere sfegen. Henri de Regpier, Min
nevrees. J. Winkler Prins, Nagelaten werk.
Wenceslaus Frankemölle, Kuituur,
historiese schets der litterair artistieke beweging
bij de katholieken in Holland. H. C. van
Houten, Het tooneel. O rer nieuwe boeken.
Levemrecht, No. 8: Bijlage: Feliciën Rops,
Satan zaait onkruid. Ca-ry van Bruggen, De
meesters, (slot). Daan van der Zee, Alleen.
Johan Schmidt, Hartstochts-tyrannie t
Elifee Reclua, De mensch en de aarde, III,
(geul.). Joh. B., Ondergang. Felix Orth,
Vivisectie, II.
De Levende Natuur, afl 4 en 5: 't Bentheimer
bosch, door E. Heimans. De wegwesp, door
Jac. P. Thijsse. Een verhuizing van de roode
boschmïer, door S. Leef man 3.
Linnaeusherdenking, door dr. M. Greshoff. In den
tuin van den buitenman, door B. J. van
Wagensveld, Onze buitenplaats, door B. Stoffel.
Zeesterren of vijfvoeten, door J. Vijverberg.
Uit het leven der kieviten, door A. Joman.
Waarom de vrouwentongen nooit stil zijn,
door Jac. P. Thijsse. 't Bentheimer bosch,
vervolg, door E. Heimans. Als de Zulte
bloeit, door H.C. Delsman. Heeft Fabre toch
goed gezien 1, door B E Bouwman; Uit myn
mierendagboek, door S. Leefmans. Een
zomeravond in de O ver Betuwe, door Callee.
Herinneringen, door W. I. E.
Toonkunst, Xo. 31: Verwaarloozing van talent
en muzikaal gehoor. Berichten en
mededeelingen. Uit het vereenigingsleven.
Mokscholt, No. 5: Iets ovt r opvoeding, door
dr. Ch. Bles. Huismiddelijes, III, door
Andreas Otto. - Buiktyphus, door dr. R.
Bijlsma. Eerste conferentie voor
voedinggmiddelchemie, door dr. F. A. Steensma.
De Aarde en haar Volken, N->. 3->: Van Toledo
naar Grenada, door Jane Dieulafoy.
Boheetnsche badplaatsen. Een toerist van voor
honderd jaren. Kunst. Van den in ?loed
der zending in Oost Indië. Twee correspon
denties. Schilfers, oude en nieuwe,van
aardrijks-en volkenkundigen aard.?Feuilleton.
Eigen Haird: Hoftnakerij, door M. W.
Maclaine Pont, V. Balthazar Heidring t,
met af b. Het Diaconessenhuis te Tjikini,
Weltevreden, door A. R., JI (slot) met af b.
Verloren zoon, schets door Caco Harms
Tiepen. Het Kijksopvoedingsgesticht te
Alkmaar, door C. Nanni-s Gorter, met af b.
Een viertal op den Montparnasse, Parjjsnhe
schetsen door d. R. De nieuwste schilderij
van W. Maris (uit den kunsthandel van P. J.
Zürcher te '0 Gravenbage). Feuilleton.
Een aardig plan. De scheidende Schut
terij. Verbeteringen bij de Amsterdamsche
Gemeentetram. Automobilisme. Van
Amsterdam per Haven stoombootdienst langs
de Vecht, alles met af b.
HEITSJEIS
De molen,
door GEHARD J. KOEKKOEK.
't Was midden z^mer. Stralend stond de
heete Juli-zon te verluchten den b'auwen
hemel en de groene velden. Doortrokken van
warmte, beefde zichtbaar de atmosfeer, werd
elke kleur in het landschap opgeslorpt door
de uitbundigheid van licht die was alom.
Het hooi stond te hoopen, en waar het nog
niet was verzameld reden de keermachines
met de popperig geverfde wielen en ze wier
pen het stuivend op, dat het vlokte over
het land. En de welige zoete geuren ervan
kwamen aangewaaid met ieder windvlaagje
en vervulden de ruimte.
Daar waar nu de grintweg zich boog om
evenwijdig te gaan loopen met de ringvaart,
een m'nuut of drie gaans van het fort, stond
de molen.
't Was al een oud gedoe; sinds de polder
drooggelegd werd bad hij er gestaan, met de
andere molens die weggebroken waren. Deze
was gebleven om in de geregelde bemaling
te voorzien. Een hél gevaarte zooals het
daar stonj, 't kwam op een afstand gezien
zelfs boven het fort uit, met de wiekeu ten
minste. Eerst was er van den weg af gerekend,
een houten hek, dat vanzelf dicht floeg als
men het opende en dat toegang gaf tot het
ruime ei f. Dan het woonhuis, nee Irig schui
lend achter den molen. Een rij knotwügt-n
omzoomde het moestuintje achter het huisje;
er was nog een hooiberg, een kippenhok en
een klein schuurtje met een rooi
pannendakje en een haag er orn heen.
De molen heette de Bazuinblazer. 't Stond
te lezen op het geel geschilder Ie naambord
onder de as, aan weerskanten: anno 17'JO,
in achttiena'eeu-vsche Ittte's, eu ter opluis
tering was een uiterst prinntief conterfeitsel
aangebracht van een soort engel, die de
trjmpet stak, in zwaar verguld.
Met het zomerwindje, dat kwam aangewaaid
uit het Oosten, dragende niet zich de geluiden
vaa ver-af klokgeklep en lianengekraai, liep
do molen regelmatig en rustig .rond. Er was
een ge-rong-konkel en een ge-riktak kei van
smeeïg draaiende houten kam .vielen ; een
flaweelig geglij van vet gedineerde assen,
een domaaelig eeroes van dichtklappende
luiken; een zacht gekreun van oulestolïiie
binten en schooren, die uitzetten onder 't
malen ; een geheimzinnig giknerp van iets
dat door weer en wind is losgeraakt en al loor
maar piepte en piepte; heel het gevaarte
deinde mee met het naarstig gebeweeg in
zijn binnenste, onmerkbaar wiegend op den
drassigen bodem. En heel hoog boven de
kip was het breedgebarende armengezwaai:
eerst omlaag, scherende de wieken langs den
grond, liet zeil als gekleef i tegen dts hekken,
dan tchuin op in snelle perspectivische
vormverwisselingen, tot recht-op, waar in
duizelige hoogte du roede suizelend ziilden
door de blauwe iucht. Als een wiek daalde
en voorbij den molen s ;huot werd het haastig
schaduw-'lonker in het kleine raampje boven
de deur, begon het zeil even te kirren, met
vele kleine plooitjea die weer aanstonds weg
trokken bij het stijgen.
Op het ei f lag tegen de haag, dicht bij
hè. hek een afgekeurde roe. Het gras groeide
in de vierkante gaten waarin de latten na iden
gezeten en zoo hier en daar lagen de losse
schilfertjes zwarte en witte verf op het uit
gedroogde hout. De molenaar stond de haag
te snoeien, een vijgen mat op 't hoofd voor
de zon ; Hendrik, de knecht, scharrelde wat
over 't erf, vlak bjj de geopende deur van
den molen.
Op den weg, in zon wit als poeder, kwam
aanloopen een oude man die aan een touw
een koe met zich voerde. Soms bleef het
beest even staan alj in bezinning, dan, loeiend
en met den staart slaande naar de vliegen,
was ze wat verder te krijgen door tikjes met
den stok, dien de boer op baar kop toebracht
en die dan klonken alsof hij op een plankje
sloeg. Uit de wei kwamen de andere b^euen
tot aan den slootkant, rekten de nekken en
bleven nieuwsgierig staan snuiven lang nog
nadat de man voorbij was; dan werden ze
door elkaar afgeleid en begonnen weer te
grazen.
Middag, Groenhuizen !" zeide de boer,
den molenaar groetend en meteen wijsend
naar de oude molenwiek, hernam hij : daar
heb je 'n mooi branlje n, inan !"
Ja," zei de molenaar en hij liet de
tuinschaar zakken en stiet met den neus van
zijn klomp tegen het siuk hout als om het
nog eens te taxeeren. Dan: ,,we zelle h'm
van 't najaar eens klein zaaen."
Hij was zeker te slecht,?"
Nou, slecht was die wél, maar zoo merakel
nog niet, der zatte wel kwaaie steejèn in,
hierzóó en daarzóó, hy most der toch uit;
maar 'k had h'm van de zomer nog wel wille
houwen; maar hij het h'm der u tgegooid in
een bui. Dat wordt nou van 't najaar twee
jaar; 't was na de middag en heel best weer.
's Morgens was der wel een paar keer een
buitje geweest, maar niet om te noerne. Ik
stond te draaien om ds zuid west vier volle.
is niet waar, Hendrik ? Nou 't zal nog een
tikkie krimp geweest hebbëgoed om.
de west-zuid-west dan, met een afklarende
lucht en een labber-koelte. 'k Loop zoo '*
na buite 'k zeg, Hendiik, zeg ik, 'k
vertrouw 't niet, zeg ik der zitte weer
buie, zeg ik, goed der komt een beetje
wind bij maar heel niet overtollig nog
niks geen last een stijve koelte meer
niet. 'k Zeg, Hendiik, zeg ik 'k zou
twee korte halve zwichte 't begint er an
te trekke. Net zei Hendrik na de vang loope
of daar komt me 'n uitsch eter en een hap
wind van merakel 'k zeg, gauw, zeg ik
de vang der op, zeg ik, ? de heele kast
begon te schudde goed de vang der
op maar jawel, houw jij h'm, dan houw
ik h'm hij nam de beenen op en aan de
tippel van merakel. We keke mekaar eens
an en daar had je 't hoor l 'K Had 't nog
al eens beleefd en toe 'K h'm hoorde krake,
douw ik Hendrik plat tegen de post van de
deur merakel, merakel hij kwam vier
kant over de kap heen zette zóó over 't
huis en achter in de kooltuin, waar je die
kippe ziet loope, sloeg die een tachtig duim
den grond in I Me vrouw stond waar
jij nou staat. Ze zag net zoo wit als een
geest 'k was der hard bang voor, want
ze verwachte in'n jongste meissie maar
etijrj, 't is alles best afgeloope. De schrik
zat me in me beenc. 'k Zeg, Hendrik,
zeg ik, haal 'n half maatje brandewijn in 't
polderhuis ? 'k laat de boel de boel eerst
'ri happie!
Nou hebbe we er 'n ijzere in gekrege van
wege 't Hoogheemraadschap da's beter
zegge ze nou 'K zal niet zegge da ze niet
sterker benne, ik voor mijn hal liever
maar een houte gehad maar hoe gaat
dat de insejeur wou der niet van wete
toch zei de heele mole wel weggaan ze
prate al zoo lang over een mesien."
't Eentonig gepraat der mannen klonk
kristalklaar in de openlucht ; 't werd stil en
warmer nog, 't gemaal begon te minderen ;
er kwam een lustelooshei l in het bewegen
nog 'n keertje rond, nog 'n keertje 'c zeil
bolde aan de achterzijde, er vielen slappe
plooien in en de molen stond.
In de wijde middagsti'te die kwam
neergciegen over de landen, over het erf, over
de vaart, als een groote rust, was als een
frissche noot de hooge vrouwestern van achter
de haag uit : Brool ete !"
Hendrik, late we maar eerst een stukkie
ete," zeide de molenaar, 't geeft niks meer
voor vandaag, dan kaane we strakkies de
boel wel vast rnake."
En traag, de harden in de zakken, slun
gelden de beide mannen 't erf over, de woning
in, waar ze gingen zitten, de baas bij 'l ven
ster. Ze namen de petten af en hielden die
vóór hun geiicht onder het biidtn voor 't
maal.
Na een kwartier kwamen ze weer naar
buiten, de knecht het eerst. Ze wurmden
met de pink in de steenen pljpkoppen ea
ke.ien naar de lucht en maakte te^en elkander
opmerk i ogen over de stilte die er was, tn
den wind, die er morgen zijn zou, in korte
binnensmonils uitgesproken woorden :
stillejes1', blak", niks gedaan", en ze stonden
in het middaglicht van den langen
zomerdag die om hen was, die nu eindigen ging,
vredig en kalm als een leven zonder strijd.
De mannen rolden dan de zeilen op en
zetten den molen in 't kruis. Toen werd het
avond. En de maan k wan zilverig licht
besprenkelen do wilgentoppen, kwam te
schijnen in het water van den tocht en tril
lend te sprankelen op de kleine wolkjes in
de zwoele, broeige lucht. E±n krek el was op
het erf 't Gepiep scheen te komen van
onder de haag nu, en te schuilen achter den
molen dan, en het was overal ; 't was als
d i stilte zelve: men hoorde het niet omdat
het er ni-'t was.
De menschen zaten vóSr 't huis op de
bank. Ze spraken weinig, en toen de molenaar
weer zijn pijp uitklopte, zei hij: Kom. 't is
mor jen weer vroeg da,;," en dan: Kijk het
weerlicht .. ."
MintMIHHIIMHIIlHfll
Onderaardsche branden.
Sedert de mensch begonnen is, in het
binnenste der aarde door te dringen om daar
aan de schatten te onttrekken, zijn door iijne
schuld onderaardsche branden ontstaan, die
dikwijls vreeselijke oil'ers aan menschenlevers
hebben gekost. De brandkatastrophe in de
Borussia-mijn bij Bochum had den dood van
?<S meiiscliyn t'iigevolut; veel grooter was
het aantal slachtoffers van de ramp te
Conrrières. Om deze onheilen te bestrijden, zijn
verschillende middelen in toepassinggebracht.
Zoo werd onlangs de bekende
Homestakemijn in Zuid-Dakota onder water gezet, orn
den daarin woedenden brand te verstikken.
In deze beroemde mijn waarschijnlijk de
grootste goulmijn van de wereld woedt
sinds meer dan een maand een brand, die door
de krachtigste toepassing der gewone middelen
niet te blusschen was. De brand was ontstaan
door het te laat springen van een patroon,
en verkreeg weldra een schrikbarende uit
breiding. Om de mijn voor totalen onderging
te bewaren, besloot men, haar onder water
te zetten. De mijngangen zijn hier echter zoo
lang (gezamenlijk meer dan 160 K.M ) en het.
vuur was zoo lievig, dat men twee rivieren
uit hun bedding heeft moeten afleiden, om
haar watermassa's in de 300 voet diepe mijn
uit te storten. Een paar weken lang zal, naar
men rekent, die watervloed moeten aan
houden om het vuur geheel uit te dooven.
En dan zullen waarschijnlijk verscheiden
maanden noodig zijn om de mijn leeg te
pompen en haar weer in behoorlijken toe
stand te brengen.
Niet altijd beproeft men onder»ardsche
branden te blusfchen. In vele gevallen zou
dit onmogelijk zijn, bijvoorbeeld in kolen
mijnen, in welke de kolenlaag in brand is
geraakt. Hier behelpt men zich daarmede,
dat men de in brand geraakte laag door dikke
muren luchtdicht afsluit en 'haar achter die
muren rustig laat voortbrarjden, tot het vuur
door gebrek aan luchttoevoer vanzelf uitdooft,
Ook te Courrières heeft men tot dit middel
zijn toevlucht moeten nemen. In het Duitsche
kolengebiöd zijn verschillende mijnen, in
welke men ontgonnen en in brand geraakte
lagen op deze wijze door brandmuren heeft
geïsoleerd. En dikwijls duurt het zeer lang,
eer zulk een onderaardsche brand door gebrek
aan luchttoevoer uitdooft. De vuurgloed
bieidt zich, stil en langzaam, al verder en
verder uif, en de geringste toetreding van
lucht wakkert hem aan. In de nabijheid van
Dulweiler in het Saargebied heeft men den
zoogenaamden brandenden berg, uit welks
spleten voortdurend heete dampen
omhoogstijgen. Sedert twee honderd jaren brandt
onder dien berg eene steenkolenlaag.
Tasschen Meiderich en Hamborn in
WestDuitscbJand heeft men indertijd voor den
bouw van een hoogen spoorwegdij k; de slak
ken gebruikt van naburige hoogovens. Klaar
blijkelijk bevatten die slakken nog eene be
langrijke hoeveelheid brandbare stollen, en
toen nu, nüai driejaren geleden, de dijk op
a punt in brand raakte, werkte de vuur
gloed, waarop men eerst niet gelet had,
langhaam maar onophoudelijk verder door.
Pogingen om den brand met water te
blusschtn of door dichtdekken met teem
en zaad te scoren, baatten niets. Voort
durend bleven de rookwolken omhoog stij
gen en bij regenachtig weer was de dijk
in een nevel van waterdamp gehuld. De
brand werd (indelijk, na zich over eenige
honderden meters te hebben uitgestrekt,
gestuit door d MI steenen muur van een, de
lijn doorsnijdenden, lager gelegen weg. In
dit geval duurde de brand drie jaren, maar
hij schijnt uu geheel gebluscht te zijn, want
op den spoorwegdijk ontspruit weer het
jonge groen.
In welke boomen slaat de bliksem in?
Het is een sedert langen tijd bekend feit,
dat beuken slechts zelden door den bliksem
worden getroffen.
Deze oude waarneming wordt bevestigd
door eene statistiek over de bosachen van
bet vorstendom Lippe-Detmnld, welke voor
70 percent uit beuken bestaan. In den loop
van elf jaren zijn in deze bosschen door den
bliksem getroffen 86 eiken, 20 dennen,
4 pijnbootnen, en geen enkele beuk.
Tentoonstelling van schilderijen.
In het kleine, doch bekoorlijke, in de
Kempen gelegen plaatt-je Moll, zal van
IS Augustus tot 3 September, eene tentoon
stelling genouden worden van schilderijen
van de kuns'.enaars, die te Moll en omstre
ken hebben gewerkt. Schilders uit verschil
lende landen werden uiigenoodigd hieraan
deel te nemen. Ingezonden is uit Duitschland,
Eneeland, Vereenigde Staten en België.
Van de Nederlandsche schilders zullen ver
tegenwoordigd zijn: Jozef Israëls, Wijnand
Kars-en, Willem Maris Jr. en Van Bever;
terwijl de voorzitter van het comité, de heer
Jacob Srnits/ een te Moll gevestigd Neder
lander if.
Deze tentoonstelling belooft zeer belangrijk
te worden, daar verschillende zeer goed klin
kende nanen uit de reeds genoemde landen
zullen vertegenwoordigd zijn.
lltllHllllllnilmlItlllllUlllilllllllllllt'MimilMIIIIIHIHIlllHt
j
Mitmiitimuii
f~l)tu;<iord aan 't adres 'lei httren De V riet.
Met z'n bekende a humor" en weer verder
met de ga.'e zijner verbeelding' anders
in dezen komkommertijd Liet zulk heel ver
werpelijk goedje afzender aieetit in oprecht
heid alle aausjjrakerj op die openlijk hem
gebrachte, niet alledaagsche en duooele hulde
beslist te moe .en wij'.en van de hand.
Stond 't aan hem. 't drukken en in omloop
brengen van Jergelijken moreelen oi>in zou
strengelijk worden verboden, althans niet
langer stiatl'i-loos g schieden. Wel weet hij
bij intuïtie en ervaring, dat waarheden in 't
narrcnpak gewoonlijk nog 't best er inwillen.
Geleuter of niet, wtes overlu gd, dat de
.,'jroene"-lezersde poitée wel gesnapt hebben.
Zouden we hun dat hopeloos, anarchistisch
getint, anti- militaii-tisch gedoe in de
Militiezaal verder maar niet sj aren ?
K. BKS.
9
4e Jaargang. 11 Augustus 1907.
Red.: C. H. BEOKKKAMP, Damrak 59, Amst
Verzoeke alle mededeelingeu, deze rubriek
betreffende, te richten aan bovenstaand adres.
No. '.'2. Humoristisch probleem" van C H.
Brofkkamp, opgedragen aan alle Hollandsche
problemisteu en aan de oplossers van de
damrubriek. (De auteur blijft hiermede buiten
mededinging).
Zwart (20 pchijven).
Wit (20 schijven).
Wat zegt ge nu van dezen stand, zeer
natuurlijk hè? J*l, wel wat ie natuurlijk'',
zult gij zeggen Nu dat is ook zoo, en daarom
zullen wij trachten de stelling hier tn daar
nog wat te kaltfateren.
Daar echter de proolemist, in het practische
spel niets bsteekent, (tenminste volgens een
onlangs verspreide circulaire), en het vervaar
digen van een probleem, dus weinig kennis
verei cht, kunnen wij niet anders dan op een
voudige wijze dit zaakje bthandelen.
Welnu, wij zullen gezamenlijk de partij op
de gewone manier zoolang voorttpelen, dat
er toeraUig een probleem te voorschijn
komtEenvoudiger kan het o. i. toch niet. Nu moogt
gij van uw kant ook geen serieus spel ver
langen, daar hiermede allicht den schijn wordt
aangenomen, of gij den problemist nog eenige
practische spelkennis toekent.
Wit (de problemist), die in elk behoorlijk
probleem moet winnen, mag, toch geen speler
van beteekenis sijnde, wel een kleine voorgift
hebben, niet waar? Daar echter zwart ook nog
geen wereld kampioen kan heeten, is een schijf
wel wat veel. Wij geven dus aan wit niet meer
voor, dan den zet 33-28 *).
Nu spelen wij de partij, langs een onregel
matige opening (den onpractischea speler
eigen), als volgt:
Wit. Zwart.
1. 30 33 is 2o
2, 34 39
1)656 afruilng ziet
men dikwijls bij
fransche spelers toege
past, daar zij zich bij
zonder leent tot het
ontwikkelen van
combinaties. Voor
het p- s'tie-spel ach
ten wij haar echter
m nier geschikt.
2. i3:34
8. <0 29 10 25!
->. 44 89 17 21!
5. 49 44 21 G!
G. 44 40 12 17
7. 40 34 17 21
8. 45 40 13 18
y. 50 45
Beter dan afruilen
met 28 of 29 23, doch
de korte vleugel
wordt o. i. te spoedig
verzwakt.
9. ]8 22
Orn hierna weder
geJekt te kunnen
optreden.
10. 28:17 21:12
11. 32 28! 14 20
Om straks een atta
que te kunnen ont
wikkelen op den
korten vleugel van
wit.
12. 28 23?
Wel wat gewaagd,
doch dit
isdencombina ie-speler eigen.
Trouwens, het doel
hiermede beoogd, zal
aanstonds blijken.
12. 19:28
13. 83.22 8 13
Om de schijf 22, aan
stonds te kunnen
bemachtigen.
14 38 33! 1G 21
liet genoemd plan
doorzettende, met
hierna 21-27 enz.
15. 22 17!
Hiermede wordt het
doei, met 33 : 22 be
oogd, volkomen be
reikt.
15. _11:22
1G 31 27 22:3lgedw.
17. 3G: l G! 011
18.41 30' 11 17
19. 37 31
Trachtende de schijf
1G te versterken.
19. .. 2G:37
10. 42: 31 20 24
Zich niet te veel
willende verzwak
ken, sluit zwart zijn
spel weler aan.
21. 29:20 25:14
22. 31 2G! 12 18!
23. 35 30
Beter was, de schij
ven 41 en 42 opbren
gen, doch wit teo >gt
ook de verzwakking
vauden langen vleu
gel van zwart.
23 7 12
24. 40 35 15 20!
Zeer goed, om het
veld 25 in bezit te
nemen, want zou wit
nu op .5 gaan, dan
volg Ie: z 14 19 en
18:49!
25. 45 40? 20 25!
2G. 30 24
Steeds aandringende
op den langen vleu
gel van zwart.
£G ,, 18 23
Wit dwingende om
met 33-£9 te vervol
gen, daar bij elke
andere zet, hij een
slecht spel zou
krijgtn.
2/.3329&edw. 23 28
Beter was 12 of 13 18,
do'-h zwart inear. t
ongehinderd te kun
nen vooruitdringen .
28. 35 30
Een zwakke zet, doch
hiermede wordt het
gevaar weggenomen
van den zet z 25 30,
37-21 en 14: 45
i 8. 13 18!
19. 24 20
Zwad min ofmeei
uit den hoet
tiekkende.
29. 10 15'.
30. 30 24
Gedwongen daar, bij
elke andere zet, hij
wel kan inpakken'
30. 28 32
14-19 is niet goed,
wegens het hinder
lijke van de schijf op
28. Zwart gpeelt haar
dus weg, -om aan
stonds den zet 14 19
te kunnen doen.
31. 39 33!
Waarmede zwart's
doel weder verijdel l
wordt.
31. l G
Wegens mislukking
van het voorgaan Ie,
tracht zwart nu met
1-G wit te verleiden.
Speelt deze onbe
dacht 1G-11, dan zou
volgen z 32 38 en
38 :49!
32. 47 42
Om aans'oads de
schijf 32 te kunnen
bt machtigen.
32. 17 22!
Waarmede
voorloopig het doel van wit
verijdeld wordt.
33. 4G 41
Steedstrachtende, de
schijf 32 te winnen.
33. ., 4 10
Nu weuscht ook
zwart de drie-slag
met 42 37 enz.Echter
hierna zou volden :
?/. 14-19 enz!
34. 3G 31
Wit ziet dat gevaar
in en blijft dus liever
in afwachtende hou
ding. Met 3l) 31,
dreigt hij tevens de
afiuiling 31-27 en/,.!
31. ^ l"
Waarmede
geaoemde afiuiling weder
gecoupeerd wordt.
35. l G 11
Zeer goed, daar hier
mede ook dieii vleu
gel wordt aangeval
len. Trouwens 42 37
of 38 is op dit mo
ment minder
fcschiilt en het doel,
met 1(5-11 beoog l,
beter om onmiddel
lijk de winststelling
te forceertn.
35. 38
Een zwakke zet.
E,liter op 9 14 ea
3: 14 (vrij .vel gedw ),
zou volgen w 24 20,
19:9 en 42 37 of 38,
met de winst van een
schijf en hoogstwaar
schijnlijk ook van de
partij.