Historisch Archief 1877-1940
No. 1572'
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
fouten als dat een deel van de straat staat,
etfc., maar ook daar zijn de zorgeloosheden
in'taekening en bouw te duidelijk geworden
dan dat dit schilderij een werk zou kunnen
zijn dat een langdragende behagalijkheid
bezit. Aangenaam van kleur is de Neger' ;
beter schilderijtje is de Artil erie maar toch
ook van deze serie nut een der betere.
lreitner is van huis uit een fel, dikwyls
ruw, schilders temperament. Maar dit talent
had moeten gesteund worden door verinner
lijking. Het heeft den vorm niet genoeg ge
erd en vastgehouden en het heeft gemeend
dat de tijd van de wild uitstortende jeugd een
eeuwige jeugd Z3U blijven. Dit talent heeft
ge'dacht dat de ross van de verwen altijd zou
duren. Maar het lijkt, dit oogtnblik, er niet
naar dat deze hoop bewairheid is. De kleur
mist oie stoutmoedige spontanéteit die een
Regen en Wind als studie aantrekkelijk
misken. Er is een verandering te wenschen
anders zou zelfs aan Breilner blijken dat het
gebrek aan tucht, den meesten
impressimisten eigen, ook hier zijn schadebracht.
PLASSCIIAEKT.
Een BilieilK-MüsenHi ia
of elders?
Er wordt thans in de dagbladen eene
co'mmissie vermeld, die zich ten doei sehijntte
stellen, in de hoofdstad iets als een
Biiderdijkarchief of museum tot stand te brengen.
Na de treurige ervaringen van blinde partij
zucht, door mij apgedaan, partijzucht die
sedert eeuwen verhindert dat er m Neder
land ooit iets nationaals en groots tot stand
komt; na al de vergeefsche pogingen, door
mij in het werk gesteld, om een volledige
uitgave van Bilderdijk's beste werken op
touw te zetten, en om Bilderdijk, niet meer
Vondel, als onzen grootsten meester op taal
gebied te doen erkennen na alwat ge
beurd is, te veel om op te sommen, te per
soonlijk vaak om ouder de aandacht van het
onnadenkende publiek te worden gebracht,
behoeft men zich niet te verwonderen wan
neer ik den uitslag der pogingen, waarvan
de'?' dagbladen thans melding maken, met
grooten twijfel tegemoet zie. Twijfel vooral,
omdat de hoofdzaak, waarop het aankomt,
dat namelijk de nalatenschap van Bilderdijk
zoo volledig mogelijk in n museum of
archief worde vereenigd, hetzij in de hoofd
stad of elders (want ook Haarlem, ook
'Leiden, ook Utrecht, enzoovoort, kunnen
aanspraken doen gelden) door het gemis
aan do noodige samenwerking niet zal wor
den bereikt.
Reeds vroeger, reeds jaren geleden, heb
ik er op gewezen dat die nalatenschap, laat
ik zeggen op eene bijna wanhopige wij 5e,
?verspreid is. En die verspreiding en ver
brokkeling zal er nu niet beter op worden.
Worden de geruchten bewaarheid, die mij
Ier oore kwamen, dat in het Stedelijk (of
Suasso) Museum te Amsterdam n of meer
zalen aan de bekende verzameling-Leeflang
zullen worden afgestaan, dan zal men, om
ons slechts tot dit ne voorbeeld te be
palen, alleen in de hoofdstad reeds drie
afzonderlijke verzamel ngen van Bilderdijk
bezitten: n in bedoeld museum, n in
de Kon. Akademie van Wetenschappen (door
Klinkert nagelaten), en n evenzeer be
langrijke verzameling in de stedelijke of
uni^ersiteitsboekerij. Waar is nu de
een-heid ? Wat zal er geworden zijn van mijn
-voorstel, te dezer plaatse gedaan, en
dat den stopt heeft gegeven tot de
geheele beweging, om de nalatenschap van
den grooten dichter zoo volledig mogelijk
jn n museum of archief te vereenigen ?
Maar dit is onmogelijk, zal men zeegen.
!Y.erkregen rechten moeten worden geëer
biedigd, en geen enkele boekerij zal mogen
Afstaan wat aan haar bij uiterste wilsbe
schikking is nagelaten. Maar kunnen dan
niet het Rijk en de Gemeenteraad van
Amsterdam de handen ineenslaan, ter be
reiking van n groot doel? Bestaan er
.werkelijk overwegende bezwaren om al die
-verschillende grootere en kleinere verzame
lingen te vereenigen tot n samenvattend
en samenhangend museum? Moet niet tel
kens zooveel mogelijk met het
echtnederlandsch particularisine worden gebroken ?
Laat men ernstig willen. Daar, waar een
wil is, moet ook een weg bestaan.
Op zulk een wijze zou het Rijk en de
"bedoelde Gemeenteraad ook eindelijk eens
kunnen toonen dat voor de letterkunde en
den letterkundigen roem van een volk nooit
genoeg offers kunnen worden gebracht. Voor
onze letteren is van rijks- en gemeente
wege zelden iets van belang gedaan; het
?veel misbruikte kunst is geen
regeeringszaak" (was dit van Thorbecke ernst of
kortswijl?) kan thans op schitterende wijz >
worden gelogenstraft. De kunst en de lette
ren, in hoogeren zin n, moeten steeds
worden beloond, aangemoedigd, in 't open
baar gehuldigd, zij staan hooger dan de
platstoflelijke belangen, helaas al te veel de
idealen der gemiddelde massa. Niet hoofd
zakelijk suiker en koffie, niet vooral
tabak en thef», maar Multatuli en
Bilderdi.]k, en Rembrandt en Vondel, en derge
lijke figuren zijn de zuilen van onzen
roem, de plecbtankers van ons volksbestaan.
Maar wordt dit algemeen ingezien ? Onze
geschiedenis leert het in tegendeel. Daaren
boven bestaat geheel Nederland, helaas, uit
klubjes en kliekjes en partijtjes, waardoor
gewoonlijk het groote, algemeene belang
der natie over het hoofd wordt gezien. Dit
zal op den duur zeer zeker kunnen leiden
i tot ondergang van die natie; maar ik voor
mij schud bij voorbaat alle verantwoorde
lijkheid voor zulk een 'ondergang van mij
af, want ik heb herhaaldelijk, en bijtijds,
en sedert jaren gewaarschuwd.
Er is ook door mij kort geleden, in een
reeks artikelen in het bekende oude
Haar;lemsche blad verschenen, uitvoerig
aange,toond wat de beteekenis van Bilderdijk is
geweest, waarop bij hem het licht moet
vallen, wat wij van hem moeten verwer
pen, en wat aanvaarden, kortom wat de
blijvende beteekenis zou moeten zijn van
eeho beweging, door mij in 't belang van
onze nationale kunst, onze nationale letteren,
onzen vaderlan Jschen roem op touw gezot.
Van den invloed dier artikelen heb ik mij
blijkbaar veel te veel voorgesteld, lauw
heid aan den eenen, partijzucht aan den
anderen kant zijn do twee struikelblokken
die in den regel ten onzent alle pogingen ver
lammen, met de beste bedoeling ondernomen
tot het bereiken van een niet terstond in geld
waardeerbaar doel. Vóór alles had ik mij
twee resultaten voorgesteld: meerdere kennis
making met, en al^emeene waardeering van
een echtnederlandsch dichter, op wien heel
de schat onzer taal teruggaat, die onze taal
tot de grootst mogelijke volmaking heeft
opgevoerd en in de tweede pUats een
volledige verzameling zijner nalatenschap,
in een ook voor vreemdelingen belangrijk
en bezienswaard archief of museum, gepaard
aan eeue nationale en gemakkelijk bereik
bare uitgave van het best zijner werken,
in poëzie zoowel als ia prosa.
Het eerste resultaat is slechts in zeer
geringe mate bereikt; de hoofd vertegen
woordigers onzer bovendrijvende staatkun
dige jitrtij, om slechts dit voorbeeld te
noemen, hebben zich zoo goed als geheel
onthouden van eene gedachtenisviering ter
eere van een groot vaderlander die dan
toch, hou schijnbaar antiliberaal vele zijner
uitingen zijn geweest, een schitterende
Hchtbaak 1,1 en blijft in de rustige duisternis
onzer \aderlandsche letteren. En wat het
tweede resultaat aangaat: mijn geestesoog
ziet nog niet in onafzienbareii tijd zulk eon
museum verrijzen, en de zoozeer
wensctielijke meer volledige uitgave van Bilder
dijk's werken, de beste en meest blijvende
hulde aan zijn nagedachtenis, is eigenlijk,
behalve door mij, nog door niemand in den
laatsten tijd ernstig ter sprake gebracht.
Er is te Amsterdam eene vereeniging
van regelmatig vergaderende heeren, d:e
de Kon. Akademie van Wetenschappen
wordt genoemd, zooals men weet ouder
Bilderdijk's vriend, Koning Lodewijk Napo
leon, opgericht. Zij zou thans het werk
eener meer volledige uitgave ter hand kun
nen nemen, althans krachtig kunnen onder
steunen. Ik, niet-lid, doe daartoe eea beroep
op haar, dat misschien nog bij enkelen
weei klank zal vinden. Er is te Leiden eeno
Maatschappij, van Nederlandscae Letter
kunde, wier lidmaatschap ik heb opgezegd
omdat ik mij met hare inrichtingen wij/.e van
werken volstrekt niet kan vereenigen, en mij
voorloopt .j onmachtig gevoel haar grondig
to hervormen. M<ïar zij telt in haren boozem,
evenals de andere vereeniging, invloedrijke
mannen. Ojk op haar doe ik een beroep
ia het belang der zaak. Maar ik moet her
halen wat ik reeds hierboven schreef: ik
voed sterken twijfel aan een gelukkigen
uitslag mijner pjgingen. /al er binnen kort
zulk eene vaderlandsche uitgive tot stand
komen? Z*l er een waardig museum voor
Bilderdijk verrijzen, in den geest zooals dat
van den aanvang af door mij is voorgesteld
en aangeprezen ? Het mislukken van talrijke
andere pogingen, op hot gebied zoowel van
staatkunde als van letteren en kunst, waar
aan ik jaren lang mijne beste krachten heb
gewijd, dwingt mij ook thans eene afwach
tende houding aan te nemen on weinig
zelfs van de besten der natie te ver
wachten.
iimimiimuiiiimMiiiiiiii
Naar mimi Tan
standaardwerk
II. C. Mu.i.KK.
ni iiiiniiiiiiiiimmiiimi
Yiaanileren's
Als ik zeg, dat dit is ons standaardwerk,
als ik zeg, dat Rodenbach's Gu Irun ons als
een belangrijker werk voorkomt dan
Starkadd van Hegenscheidt, dan bedoel ik aller
minst, dat Slarkadd moet onderdoen be
trekkelijk de eenheid der handeling of de
psychologische uitwerking der karakters. In
tegendeel. Maar Gudrun is maentiizer, is
breeder, is wijder uitgezet. In Plegeascheidt'tt
werk ronkt, als op wolken gedragen, het spel
van muzikale beelden in Rolenbach's
drama waait u een felle wind in het aange
zicht en het dunkt u dat ge staat, op hooien
bergtop, in 't vrije geluchte en boven liet
schuimend spel van de zee. Daar is meer
ruiuite in Gudrun en verder r-ikt er de
horizon, wilder gaat er het mensctielijk ge
baar en klaarder, struischer klinkt er de taal.
Het kan zijd, dat Slarkadd meer in de door
den dichter omschreven perken is besloten,
dat het dm minder uitspat en niet buiten
zijn ma'e zijn beschikbaar gevoel verspilt,
het kan zijn, zeg ik, d U bij Starkadd de
kuaï-tarchitectuur zuiverder is en alle onder
deelen, in verhouding tot de betrachte eenheid
van bet geheele, bil, ijker opwerken; het kan
zijn insgelijks dat Starkad l kalmer en met
maer zekerheid zich ontwikkelt en dat het
een werk is van wijsheid, Gudrun echter
gaat geweldiger te wege, het asenit breeder,
het is een werk van grootschheid.
Nogtam ligt eUleiB het zér groote belang
van dit werk Gudrun is in onze moderne
liieratuur een ongemeen verschijnsel, het uit
gangspunt van iets dat nu nog aan het woelen
en het worden is. De bcteekmis ran het ver
schijnsel Gudrun is voor ons Zuil- Nederlanders
geW'dtligcr dan 't werk Gudrun :elv(.
Gij weet hoe de maatschappelijke toestand
hier binst de jaren 75 en SO was. Heel veel
is hij ten huldigen dage niet veranderd. Ik
heb ten overvloede gewezen. op de, pogingen
der vlaamsche beweging om de geldelijke en
stoffelijke verhedlng van ous volk to bespoe
digen alzoo meen ik dat ik dienaangaande
naar vroegere gezegden verwijzen mag. Welnu,
den eindelijken opstand en de algeheele be
vrijding van het volk, in het streven der
vlaaiische beweging besloten, heefo Albrecht
R odenbach zich tot een kunstideaal gemaakt.
Dit is de eerste waarJe, aan zijne literaire
beteekenis verbonden, en, op een verdere
stonde van mijn kort vertoog, zal ik dit
kritisch motief even hernemen.
Het onderzoek van eene andere waarde
en niet de geringste neemt, ons nader
hand in beslag : de waarde ran Rodenb.icli's
literair standpunt in de geleidelijke ontwik
keling van de vlaarusche literatuur.
Het is opvallend hoe, rondom de jaren
tachtig terwijl de letterkundige omwenteling
in Noord- Nederland gebeurende was, hier
insgelijks Vlaanderen'^ literair geweten aan
het roeren ging. In Holland werd door een
bende geestdriftige schrijvers het ijskou Ie
pelantism der voorgaande kunstperiode met
een geweldigen vloed van woordenpasjie
overrompeld. Na de heerlijke sonnetten) eeks
Vlatliilde ' van <leu zoo vroeg gestorven
Jacques Perck, welke de vervallen kunst tot
het zuiver-iJeaal- betrachten der schoonheid
terugbracht, na het woest en wild-vrij bedrijf
der Nieuwe-Gidsers, die met al hnn uitbundig
en milde en liefierijk leven het dorre spook
van ijdele ihetoriek op de rompe viel, na de
scherpe kunstvonnissen van een Van Deyssel,
de volle gevoelspoëzie van een Wil.em Kloos
en de luchtigheid van, een Herman Gorter,
1) Bij S. C. van Looy verscheen in lüCIfi
een nieuwe uitgave vau Gudrun sfifl in rijf
bedrijven, door Albrecht Kodenbach, met
hinderlijk-roode versiering van C. Yandershi.\ .-.
na een Prederik van Elen, na een Verweij,
na zoovele anderen, was Holland onher
roepelijk voor het koude formalism, waaraan
het zich allengerhand bevroren had, verloren.
Hier gebeurde iets van dien aard, maar
hoe wonderlik l de oproep rees van uit
gindsca verre en stilte hoekje van het land,
uit West-Vlaanderen, dat eerder zou gaan
lyken op het meest verachierd deelken van
het iand. Hoe wonderlik ja! terwijl de letter
kundigen van Gent, Brussel en Antwerpen
nog verwijlden in de potsierlijke navolging
der schoolmeesterachtige kunsttraditie, welke
tot in haar nest door het opkomend schrij
versgeslacht werd uitgeroeid, broeide aan den
overkant der Schelle een gretig geweld, dat
springen zou en gloeien en heel het land
weldra zou zetten in laaie kunstpassie. Het
lag daar stille te broeien, tot het veerdig
zou ZIJD, berstens^ereed, en daar rees de
grooie Guido Gezelle, die, misprezen of
verraden of onbekend, neerstig en overvloedig
zijne prachtige verzen schreef.
Het lijkt wel een wonder, inderdaad. En
't is echter maar in echijn een wonder, want
wat voor wonder is er daarin, dat een kun
stenaar, welke het minst van zijn volksaard
verwijderd is, ook het vlugst dezen volk-uard,
bij inkeer, benaderen kan? Een volk, wel S
van zijn grondigen volksaard gescheiden
is, teert op vreemde cultuurvormen, en,
omdat het geen eigen aard meer heeft,
heeft het geen eigeu kunst. Zulk volk houdt
zich, al kwijnend, nog wat op met geleende
begrippen en verbasterde bee'ding zulk
volk w zijn uitersien val n'ibij, Liar, ons nu
m >ar bekennen dat ons volk ongeveer zulk
een volk ia.
Het is in dit geval natuurlijk dat de
voortrellelijk'ste pogingen om den verloren volks
aard te herwinnen zullen uitgaan van
's lands gedeelte, dat het dichtst zijn volks
aard i abij is gebleven. Dit gedeelte is
WestVlaanderen West Vlaanderen is, als het ware,
het verborgen oord, waar de oude zeden en
geliruiken, dank zij de zorgzame katholieke
bthou ikracht, njn bewaard. Ik wil niet
zeggen ddt du-i die behoudkracht van
een o?erwegenden katholieken invloed een
bijzonder heil is voor ous volk. Ik stel vast
hoe diep ook dit volk in verhou iing tot
_de andt-re europeesche volkeren gevallen is
dat da oude teden en gebruiken in groote
mate bewaard werden, en dat deze goede
bewanry ten uittJag mag heeten vau de
katholieke behoudkiachf. Dusdanig ver
schijnsel wordt meermaals bij veracliterde of
vernederde volkeren aangetroffen. In
WestVlaanderen schijnt de bos-r u toe als een die
rechtstreeks uit de midieleeuwen vandaan
kom'. Zijn doen en denken, zijn gang en waniel
z;'u haast geheel deielf lealsindie verretijilen.
Men voelt dat die rnen-cben i iet veranderd
zjn. Eeu h; op beschavingstijd vakken zijn van
't eene groote land naar 't andere groo'.e land,
al over deeg kleine land heeiigevareti zoadtr
d ju bodem te raken. De traditie is r.iet door
gegaan, heeft zich niet allangs de jiren en
de jaren doorgezet, heeft zich niet iii den
vooruitgang van dat volk ontwikkeld de
traditie is hier precies blijven stille staan en
dat volk heeft niet geroerd.
Opmerkzaam is dit feit als m°n de
Westvlaamsche sprake gaat beluisteren. Die taal
heeft nagenoeg alles behouden wat haar
vroeger leven was tal van wendingen, tal
van woorden, tal van klanken, die ciet passen
op mo lerne begrippen, maar een schat zijn
van eeLigtn eenvoud en een rake uiting van
d;ii vlaamachen volksaard. Is de taal niet
ganech het volk ? Inderdaad, en du j heeft het
West-Vlaamsch volk, landploegers en koe
wachters, wiens sprake zoo wonderlik den
bedoelden volksaard nastreeft, traag'.aam nog
behon len laat mij zeggen het onbewust geweten
van zijn volksaard.
Waar, elders dan hier, zou rijzen met meer
kansen van goeden uitslag de oproep tot
ontwaking ? Het is gebeurd en met goeden
uitslag ook. In West-vlaanderen is opgestaan
de grootste onzer dichters, deschoonbesnaarde
en zoelgevooisde Guido Gezelle, veelvoudige
ziener en merkwaardige taalvoeler. Hij was
do fterke baanbreker, hij kon dragen op den
ademslag van zijn machtig gevoel al dit om
vangrijke leven vau zijn volk, hij dichtte
maiir en dichtte, drong dieper in de volks
ziel, in de volkspraak, in het oer-zuivere
wezen van zijn volk en dit we/.en was
oer-zuiver in zijn kunstbetrachlen, want hl
wist het, met de ongemeene schranderheid
zijner dichteri-iutuïie, van al het woekerend
ongewas en onge lierte, daar het mede belideu
was, schier ganscheltjk te ontlasten.... In
\Vewt-Vlaanderen is opgestaan Guido Gezelle's
leerling, Hn^o Veiriest, de frau ;ichüj£e recen
sent, de gevoelige verteller, de fijnproever
bij uitmuntendheid.... In Weat-Vlaamlereu
is opgestaan Hngo Verriest'sleerling, Albrecht
Kodenbach, de kerel met liet gloeiend hart,
wet de gretige handen wijd uiigestrekt raar
eene zonnige toekomst, en dewelke süerf op
den drempel van zijn. leven.... In
WestVlaandereu is opgestaan Stijn Slreuvels, de
overweldigende schilder-met-het-woord, die
aio-er de grenzen getuigenis bracht van
Vlaandnren's groeiende opstanding.
Al deze vier zijn West-Vlamen, en zij
begrepen wat er in 't gedoe en 't gedacht
van hiiii volk nog voor zuivers en helders
te vinden was, en daarlangs drongen zij tot
in hnn menschelijk binnenste, en zoo vonden
zij de simpele eigenschappen van hun volks
aard. (Juk in. de bewerking van hunne taal
ginien zij dien weg op. Zij onderzochten de
ongesiepen spraak vau hun volk, zij tastten
er de eigenaardige draaiingen en gebaren van,
zij vatten er de zinrijke woorden en vingen
er de wondere toonen op, welke die taal
vormen tot een onizaglijk uitgebn id klank
bord. Het was alsof zij eene versche taal aan
het smid-n waren, want zij bleek weidia
zoo onzeggelijk veel van de akademisehe,
geijkte, Nederl.mdsche taal af te wijken, dat
uien vreezen ging of dit nog wel Nederlandsen.
was. M !'u noemde haar ook eene gewestspraak
en degenen, die ze voerden in hun kunstwerk,
werden met de zonderlinge benaming
taalpar U c lariali'.n aangewezen. Men begieepniet,
dut deze taalparticularisten, die men op taal
kundig gebied toch moeielijk alle bevoegdheid
kon ontkennen, langs dien vrijen, gezonden,
natuurlijken \\tg de Vlaamsche taal tot
hare volle ontwikkeling zouden brengen;
men begreep niet dat het verkeerd was, voor
een Vlaming zoo maar te goeder irouw en
zonder toezicht als de zijne aan te nemen
een Nederlandsche taal, die zich in een
geheel andere begripswereld ontwikkeld had,
namelijk in do Hollandsche; men begreep
niet dat het hier het leven zelf van de taal
gold en dat het noodlottig zrn moest zijn
toevlucht tot eene oneigen beêlding en een
geleende uitingtkracht te nemen; men begreep
niet dat bewuste taalparlicularisten van meet
af am begonnen; dat ze eenigszins dronken
werden iu de overdadige weelde van den
eigen vlaarnschen woordenschat; dat ze, op
den koop toe, meteenent nog de wegerde
drukking van het officieele Nederlandscb
moesten tegenwerken, en hierdoor, bij wijze
van reactie, hunne taaivorming door over
dreven gewestmiddelen benevelden; kortom,
men wilde maar niet begrijpen dat alle
onzuiverheid, wegens buitensporige toepas
singen veroorzaakt, stilaan wel bezinken zou,
en dat dit alles dan zou gedijen tot het echte,
het eemglijk mogelijke Vlaamsen
Nederlandsch, mot andere woorden: tot eene
hoogerbesckaafde sterk-levende taal. En zie! nu
reeds geraakt men allengs tot dusdanige uitslag,
zooals u blijken zal uit delezing van Streuvels
laatste werk Hvt Uitzicht der Dingen.
Zulke bespiegelingen omtrent den
Vlaamscheii volksaard ter verduidelijking van onze
letterkundige verrijzenis, zijn van overwegend
belang in de bespreking van E-jdenbach s
Cjudrun, niet alleen omdat Kodenbach heeft
meegedaan aan den literairen ttrijd, maar
omdat bij Kjdenbach in alle klairheid en
bewustzijn is opgekomen, benevens het ver
langen naar de zedelijke opvaart van zijn
volk, insgelijks de gloeiende begeerte naar
zyn stofleiijköverheffing. Hij wilde dat zijn
volk, verlaagd in de boeien van vreemde
heerschappij, eindelijk vrij zou komen, en
oprijzen in het licht der beschaving, oprijzen
tot de hoogte van een zelfstandig
kuituurvolk. Wat hij zich inbeeldde als zijnde het
uitsluitelijk ideaal van zijn volk, het werd
zijn eigen ideaa1. En zulk een ideaal, dat
op de betrachting berust van een zoowel
stoffelijke als zedelijke welvaart, heeft
Kodenbach weten, te verwerken tot een kanstideaal.
Dit wsa hij zijn eigen wellicht niet bewusr.
Althans legi hij in eene lange voorrede geheel
zijne Flammgantische overtuiging te berde, en
schijnt zie i nogal weinig te bekommeren met
de kunstgehalte, waarnaar hij streven zal.
Doch aanstonds in een zwaren en statigen
prologns treft hoezeer de bijzondere, haast
lokale beteekeni", waarmede de schrijver zijn
onderwerp omhaugt, door de werking van
het hoogere kuustotdrag wordt verbreed,
verdikt, veralgemeend en men voelt eene
dramatische kracht, ontstaan oit de dubbele
samenwerking van epische en lyrische
vermogei.s, de vormen bereiken van
wijdmenseheiijke gestalten.
HERMAN TEIRLIXCK.
Ou. Ie tijd'^n in den Oranje-Vrijstaat. Naar
dr. tl. A. L. HA.MEI.ÜKRO'S nagelaten
papieren beschreven door dr. HENDRIK
F. N. MUI.I.KH. Uit g. Brul, Leiden 11)07.
Dit werk is seen pleidooi, geen betoog.
Het is een bekendmaking en een verwerking
van geschied kundige gegevens ui t:inijn
0ranjeVrijstaatsch aichief."
Aldus de fchr'tver in de inleiding. Heel
de opzet van het werk toont aan, dat het
dr. Muller emst is geweest met zijn bewering;
dat hij zich verre heeft willen houden, en
wat meer Z'gt, heeft kmiiien houden van het
werken met schel e kleuren en het gebruik
maken van goedkoope effecten. Maar en
dat is een bewijs van de deugdelijkheid, van
de streng logische geiiachtengang v'an het
Werk als men het werk leest dan wordt
het, zakelijk en tchrnbaar koel geschreven,
n welsprekend pleidooi, n niet te weer
spreken betoog. Dit geschiedverhaal is een
doorloopende aanklacht tegen Engelsen
machtmisbruik, zonder de gebreken der boeren
te bewimpelen of hun iwakke zijde te ver
bergen.
Komt aan dr. Muller de eer toe tal van
bescheiden en otlicieele stukken voor ons te
hebben verwerkt, de persoon die ze op s^chrift
stelde, of althans lij het opstellen der staats
stukken een gewHitign rol heeft gespeeld, is
rnr. Hamelberg. Een man, van wien
oogenFchijnlijk hél weinig te wachten was; die
a's i echter plaatsvervanger te Amersfoort
grappen op'eekent, over welke men zelfs niet
kan glimlachen en uitvoerige betoogen over
aangelegenheden van geen belang". 1} Eeist
in den Vrijstaat vindt hij g^legenhe-H zijne
talenten te ontplooien. Vernemend, dat dit
nieuwe gemeenebeet nog geen enkele rechts
geleerde hjk was, bes.oot hij er heen te gaan.
Na ten uitvoerig beschreven zeereis
(hij moest zelf daarvoor wijn. beddegoed en
kaarsen opdoen) kwa n hij, 24 October 1855,
Kotterdam veria'en hebbend, 24 December
te Kaaptad aan. Heel kal mpj es aan ging
het schip \andaar naar Atyab, na een ver
blijf van :;4 dagen te Kaapstad; tijd wasvoor
de reeders toen blijkbaar geen geld.
HaJielberg vertrok wlf per kar naar zijn
toekotnstige woonp aats. De redenen tot
stichten dezer nieuwe Vrijsta-t worden door
dr. M. meegeileel l; ik kan dus volstaan met
daarnaar te verwijzen. Duidelijk blijki dan
ook dat na eenig onderhandelen de
Engelgchen de Oranje-Vrijstaat volkomen hebben
erknul.
liet wa» echter nog steeds waar, wat in
1(103 de Z'-veed-che resident Harold Appel
boom te 'sdravenhage aan zijn Koning
schreef: Het schijnt niet raa Izaam zich al
te veel te engageeren met een natie als de
Kngelsche, die, wanneer zij haar verdragen,
en traktaten langer moet naleven dan haar
voordeel meebrengt, daartoe gedwongen en
genoodzaakt moet worden, waarover al haar
naburen klagen en hetgeen, wegens baar
macht in zee, niet zonder het grootste gevaar
kan gebeuren. -)
Wel was 30 Januari 1854 bij koninklijk
besluit de heerschappij der koningen over
de bouvereiniteit opgeheven, het besluit is
abandon and renounce for ourselves, our
Heirs and Succes-gors, all Dominion and
Sovereignty of the Ciowu over the
Territoiies, designated in onr letters by the name
of the Orange lliver erriloiy".3)
Maar, nu het niet langer Kngeland's voor
deel was, werd het gemaakte verdrag ver
geten. Trouwens, in hetze. ]'de jnar dat de
Oranje-Vrijstaat werd erkend en Engeland
daarmee partij koos tegen de naturellen,
schreef Clerk, de Engelsche diplomaat: Ik
ben van meening dat het uiterst aanbeve
lenswaardig is oui de zaken tusschen ons en
Mosjesj (het naturellen hoof!) zoo te laten,
dat die niet een nauwere connectie uitsluit."
Aan Hamelberg's diplomatiek beleid is
het te danken dat bij de tweede convent'e
van Aliwal-Noord met den gouverneur
Wodehoude aan den Vrijstaat mér land bleef dan
de imperialisten en zendelingen (waarover
straks meei) hadden verwacht. Tevens werd
nog eens uitdrukkelijk herhaald dat het
nieuwe tractant aan de ocafhankelijkheids
conventie g ten afbreuk kon doen.
In een opzicht hadden echter de imperia
listen volkomen hun zin; ze hadden gezien,
dat het hun kon gelukken de Britsche
regeering te dwingen tot het verbieden van
ernstige verdragen, zelfs van verdragen van
overwegend belang voor de republieken."
De inboorlingen wisten nu dat Engeland
hun wilde helpen, zoodra dit slechts wasten
nadeele van de boeren. Deze laatste hadden
nu moeten afstaan aan de Bazoetoa gronden
,,welke reeds bet eigendom waren geworden
van private personen", van al 't gestolen vee
kregen ze geen enkel stuk terug.
Dit alles was echter nog maar spel. In
1867 werd de eerste diamant ontdikt in een
hoopje steenen van de Orarje Rivier af
komstig. Het imperialisme lag nu op den
loer om deze begeerde buit in haar klauwen
te krijgen. Hoe? Door de valsche aanspraken
te ondersteunen van een halfbloed,
beginselloos, gevoelenloos en tuk op weelde Of
schoon zelfs brilsche getuigen zijneaanspraken
voor ongeldig verklaarden en eveneens,
eenige jaren later de Britsche rechter. Barkly,
de engelscbe gouverneur zag niet op zulk
een kleinigheid. Eerst liet hij de president
van Transvaal er in loopen door hem een
valsch stuk te laten inleveren, dat hemdoor
een zendeling ('.'.) was ter hand gesteld.
Daarna zal hij met Vrijstaat afrekenen. .. .
Natuurlijk onder edele beweegredenen ! De
eugelschen zijn gewoon hnn staatkundige
beweegredenen te steken in de klee.leren
van recht, billijkheid en zelfs plicht''. 4
Lord Kimberley verklaarde: De Engelsrche
regeering heeft geen verlangen de
diamantvelden aan het Britsche grondgebied te
b echten". 5)
Den 4 Nov. 1871 deed Barkly de
diamantveld^n in beslag nemen en door gewapende
politie bezetten.
Men zou nu rneenen dat het imperialisme
teneden kon zijn met zijn buit. Integendeel!
Toen het bl.jek dat bui'en het nu als Britsch
geproclameerde gebied juist veel diamanten
werden geyunien, werd een nieuwe kaart
ge?????????????«?«U^lK^HBl
Kooptgeen Zijde!
zonder eerststalen onzer gegarandeerd
soliede prachtig mooie nouveautés in
zwart, wit en gekl. gevraagd te hebben.
Specialiteit: Zljdestoffen voor
Brtiids-, Bal-, Gezelschaps- en
Wandeltoiletten en voor Blouses,
Voering enz- van 60 cents lot 9
gulden per Meter.
Wij verkoopen direct aan par
ticulieren en zenden de gekozen
zijdenstoffen franco vracht en
rechten aan huis.
SCHWEIZER & Co.. Luzern H26.
(Zwitserland).
Zijdestoffen-Export. Kon. Hofl.
luchtkuuroord van Nederland
, , , , _, _ '
Huis 1ste Bang: HotCl (ICS PayS'BaS.
Mat. pr. Tuin. Pension. Omnib. El. licht enz.'
Door dui-enden al" HET BESTE eikend.
Wie altijd versche en heerliji smakende
Groenten en Vruchten hebben wil, bestelle
KRUMElCH'sInmaakpoiten.
Met metalen deksel. Van steen met
zoutglazuur overtrokken. Vraagt uwen Winkelier
in huishoudelijke artikelen d* brochure: Hoe
maakt men het bos: Fruit en Gioentcii in",
weike U grans word; \e-strekt.
En gros bij: JOU. II. \\\ KR JltlHEï, lumfoort.
ExtraTarwebl o em
voor de fijne keuken.
l Pakje wan 14 Kilogr. ?0.121
Mld.VGORMEEL-EN BROODFABRIEKEM
VIJZELGRACHT 28.
*- «SU opgave van uw adreo wordt U door de
Afdeeling BroodfabneK particulier bediend
BOUWT , NUNSPEET
o/d.
VELUWE.
Inlicht, b d. Vereeniging Kantoren
voor Vaste Goederen in Nederland te
Nunspeet.