Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
oogenblik bestaande uit 13 landen, terwijl
de aansluiting van nog drie rijken, om zoo
te zeggen dagelijks mag verwacht worden.
Zal een vereeniging werkelijk kracht kunnen
uitoefenen, dan dienen de leden voortdurend
onderling voeling te honden. Het eenige mid
del daartoe ia een op gezette tijden verschij
nend orgaan. Jus Suffragii nu is het
orgaan van den Wereldbond voor Vrouwen
kiesrecht, en een orgaan, dat er mag wezen;
want resumeerende wat over de geheele wereld
met betrekking tot de vrouw is geschied of tot
stand gekomen, onderscheidt het zich van de
dagbladpers die dit onderwerp tegenwoor
dig gaarne haar aandacht schenkt dat het
niets dan waarheid,. zuivere waarheid ver
breidt. Dit maandblad in 't engelsch ge
schreven, te verkrijgen voor f2 per jaar,
terwijl men zich opgeeft bij Mev. Mart. G.
Kramers, 92 Kruiskade Rotterdam is
werkelyk een waarheidmeter; het leert den lezers
kennen, alles wat gedurende de laatste vier
weken over het gegeven onderwerp openbaar
is geworden.
In het Aprilnummer, het blad verschijnt
den loden, staat natuurlijk de uitslag van
de parlementsverkiezing in Finland. Set was
voor den eersten keer, dat alle mannen en
alle vrouwen daaraan mochten deelnemen
en beiden verkiesbaar waren. De uitslag is
geweest, dat 19 vrouwen zullen zitting nemen,
dus bijna 10 procent der vertegenwoordigers.
Daar bij deze verkiezing de evenredige ver
tegenwoordiging werd toegepast, duurde het
verscheiden dagen, alvorens de uitslag bekend
was. Zoo dan schreef barones Gripenberg,
een' der gekozenen behoorende tot de
oudfinache-partij, den 20sten Maart uit Helsingf ors
aan de redactrice van Jus Suffragii:
De groote dag is voorbij.
De verkiezing heeft plaats gehad.
Hier in Helsingfors, de hoofdstad, was de
orde voortreffelijk, en het blijkt overal zoo
geweest te zijn. Het beste nieuws voor ons
vrouwen is, dat het schijnt alsof in alle kies
districten, waarvan het aantal uitgebrachte
stemmen thans bekend is, de vrouwen trouwer
ter stembus zyn opgegaan dan de mannen.
Terwy'l ik wachtende was in een lange rij
om het stemlokaal binnen te gaan, hoorde
ik een jong paar, oogenschijnlijk een artistje
met zijn vrouw, vreedzaam hun huishoude
lijke zaken bespreken. Het schoolgaan van
den jongen, de schoentjes van het kleintje
en de noodzakelijke herstelling van den win
termantel van het meisje. Maar nu en dan
scheen de echtgenoot zich de belangrijkheid
der gelegenheid te herinneren; dan fluisterde
hy zijn vrouw in 't oor: denk, dat je je
biljet niet mag teekenen"; vergeet niet te
zien of het biljet wel gestempeld is", enz.
In 't algemeen schenen de gehuwden samen
ter stembus te gaan en oppositie of tegenzin
bij de mannen, geloof ik niet dat ergens is
opgemerkt. Ik zag eenige zeer oude dames,
geleid door haar dochters of andere jonge
vrouwen; zelfs kreupelen. Zeer dicht bij me
stond een zeer oude, doove, bijna blinde
vrouw, steunende op krukken. Omstanders
bezorgden haar een stoel, en telkens als de
rij naar voren schoof, werd haar stoel voor
waarts gebracht door vriendelijke helpende
handen. Het was een prachtige winterdag
jnet _
uitslag
o>
-en ?- "WörSCDljniy »». t, i*.^üi «^i_/ixvil_l>-l.
En aldus is geschied. Zware verantwoording
BP&6UW...
3~ A pril bekend"."
'mimi ...... nu ............. nu
UIT DB NATUUR.
CCXXXIV. Over de Zeeslang.
Bestaat er nu een zeeslang of is 't maar
een legende? Zoo, op den man af, vroeg me ver
leden jaar een lezer; en ik beloofde, er bij
tijd en gelegenheid eens over te lezen en te
schrijven.
Nu, er bestaan zeeslangen, zonder eenigen
twijfel. Op de kusten van Nieuw-Caledoni
krioelt 't hier en daar van zeeslangen, ze
zijn op zijn grootst 2 V2 Meter. In de
Japansche wateren leven insgelijks zeeslangen ;
ze zyn wit met zwarte ringen; ook die zijn
klein, 142 meter. Maar zulke kleintjes bedoelt
men niet, als er over de zeetlang geschreven
of gesproken wordt. Zelfs de 3 meter lange
Lint-visch kan er niet voor in de plaats
geschoven worden.
De zeeslang, als luj er is, moet een reus
achtig zeemonster zyn, met een grooten kop,
en een lang lichaam, dat zijn tien meter
haalt, op zijn minst. Nu is het tot nu toe
niet gelukt, ook maar een brokstuk van
zoo'n beest in een museum te krijgen; al
onze kennis er van berust op verhalen van
zeelieden, van geloofwaardige ook ; zelfs een
foto is er nog niet van verkregen.
Nu mag niemand daaruit afleiden, dat
zoo'n zeeslang niet bestaat; er zijn uit de
diepte der zeeën wel monsters opgehaald, die
de stoutste verbeelding niet zou hebben
durven scheppen.
Ook z\jn er zulke nauwkeurige beschrij
vingen gegeven door ooggetuigen, dat het
niet aangaat, alles wat omtrent de zeeslang
vermeld is, voor verzinsels of gevolgen van
gezichtsbedrog te verklaren. Stellig zijn de
meeste verhalen eenvoudig ontsproten uit
de verbeelding van ongeoefende en daarbij
nog opgewonden waarnemers. Dit kon in som
mige gevallen duidelijk worden aangetoond ;
maar dit bewijst nog niet, dat een enkel er
van wel degelijk geheel of grootendeels
waarheid bevat. Zoolang er evenwel nog
geen specimen, al is 't maar een mootje
er van, goed en wel geprepareerd en ge
tikketeerd ergens onder een vitrine te kijk
staat, zoolang heeft de wetenschap 't volle
recht aan 't bestaan van de zeeslang te twijfelen.
Laten we de wonderlijke verhalen over
zeeslangen van ouden datum buiten beschou
wing, dan krijgen we in 1746 't eerste bericht
dat op waarheid lijkt; het is van kapitein
Laurent de Ferry en luidt (verkort) aldus:
Ultimo August 1746. Op de terugreis naar
Drontheim; water kalm, warm weer. Op
drie mijlen van de haven van Molde, waar
wij gingen landen, kwam een zeeslang boven
en zwom voor 't schip uit. Hu kwam sneller
voort dan 't schip; ik schoon met mijn ge
weer; maar raakte niet. Zijn kop die een
paar voet boven de golven uitkwam leek op
die van een paard; hij was grijs, de bek
bruin en had lange haren in den nek,
behalve den kop telden wij zeven of acht
groote kronkels, die met afstanden, ook van
6 of 7 voet, telkens achterelkaar opdoken.
Ik schryf dit op, ook met de handteekening
van twee andere ooggetuigen Nicolas Peverson
Koper en Nicolag Nicolson Anglewever, die
bereid zijn v«or de waarheid van 't feit onder
eede te getuigen.
L. DB FEBRY VAN BERGEN.
rust vooral op de 19 gekozen vrouwen, die
tot 5 politieke partgen behooren, want dui
zenden en duizenden oogen zullen haar doen
en laten nauwkeurig gadeslaan, omdat er
zooveel van kan afhangen voor de vrouwen,
neen voor het algemeen belang zelfs van
andere rijken.
Thans een mededeeling uit Engeland. Den
20sten Maart werd door de Women's Social
and Political Union" besloten, dat een
deputatie de genomen resolutie den Eersten
Minister zou overhandigen. Lady Haberton
ging aan het hoofd der deputatie en zij,
als van hoogen adel, werd in het
Parlementshuis toegelaten. De Eerste Minister had
het evenwel te druk om zich met n i e
tkiezers in te laten; dientengevolge hield
de politie tusschen 5 uur en half 6 was
het aantal agenten ongeveer 1000 de
Suffragettes op veiligen afstand van het ge
bouw, en allen werden gearresteerd, op Lady
Haberton na. In de avondbijeenkomst werden
korte toespraken gehouden en de vrouwen
verlieten Caxton-Hall in kleine troepjes. De
strijd onderscheidde zich door de afwezigheid
van ruwheid, gelijk aan den vorigen keer,
.hoewel er velen werden gearresteerd. De
toeschouwers waren bijzonder luidruchtig en
onordelijk Hun aanwezigheid in zoo groot
aantal was waarschijnlijk het gevolg van de
tegenwoordigheid der lancashire
fabrieksmeisjes in eigenaardige kleederdracht. In het
geheel werden er 76 vrouwen gearresteerd
en dezen den volgenden dag veroordeeld
van 14 dagen tot n maand gevangenisstraf.
De politie verzocht, dat strenger straf zou
worden toegepast op vrouwen, die volharden
in het verkrachten der wet, en wier doel
het is een volksmenigte bijeen te brengen,
die de politie last bezorgt en ongerustheid.
Geen dadelijk antwoord werd door den
magistraat gegeven.
Ten slotte. Nog dezer dagen is in het
openbaar het woelig optreden der Suffragettes
gebrandmerkt als revolutionair. Het
onjuiste dezer kwalificatie is gemakkelijk
genoeg aan te toonen. Een revolutie toch
brengt schade toe aan de gemeenschap, als
aan velen, die met de zaak, waarom het
gaat, niets hebben uit te staan. Telegraaf,
spoorrails en gasleiding worden verbroken ;
de watertoevoer afgesneden of de vergaar
bakken vergiftigd; straten en wegen worden
versperd, het verkeer op allerlei wijzen ge
stremd ; glasruiten worden bij honderden
stuk geslagen; winkels en voorraadschuren
geplunderd; in 't wilde weg wordt er ge
vochten en luk-raak geschoten. Dat zijn de
kenmerken van een revolutionair optreden,
terwijl niets van dat alles de Suffragettes op
haar geweten hebben. Met haar protest tegen
datgene, wat zij voelden en voelen als een
diep onrecht, hebben zij niemand anders
onaangenaamheid berokkend dan zichzelf.
Hoe weinig sympathiek de vorm van haar
protest ons van zoo geheel ander tempe
rament en onder zoo volkomen andere om
standigheden levende ook zijn moge, dat
het nuchter verstand ons behoede voor een
onrechtvaardig oordeel; iets, waarmede wij
op onze beurt, niemand anders dan ons zelf
zouden schaden.
Den Haag.
ELISE A. HAIGHTON.
Naschrift. Aan het bovenstaande zij dit
nog toegevoegd :
Een tweede verklaring van mr. Maclean,
Clergyman, is gericht tot het Genootschap
van Natuurlijke Historie. Het monster volgde
den predikant, die in een boot langs de kust
vóór een der vele kreken roeide. Maclean
stevende een kreek binnen en sprong aan
land; de zeeslang zwom ook de nauwe kreek in,
waar het dier zich blijkbaar niet op zijn ge
mak voelde, een poos heftig te keer ging
en den terugtocht aannam. De berichtgever
beschrijft 't dier aldus:
Zijn kop was groot en ovaal, er achter
versmalde het lichaam tot een hals. Zijn
schouders, om ze zoo te noemen, droegen
geen vinnen; zijn lichaam versmalde allengs
naar den staart toe; het achtereind was niet
goed te zien, daar 't voortdurend een eind
onder water bleef, alleen zagen wij 't golven.
De lengte zal zeventig a tachtig voet ge
weest zijn.
In de zelfde dagen dat ik de zeeslang
ontmoette, werd het monster ook waarge
nomen in de buurt van 't eilandje Canna.
De bevolking van een tiental visschersbootjes
was er zoo door geschrokken, dat ze de
kreek, waar men uitkwam weer in vluchtte.
In het Julinummer van de E n g l i s h
Women's Review, schrijft barones
Gripenberg over de Finsche
parlementezittingen, waaraan zij deelnam. Zij voorspelt,
dat de vrouwelijke leden vooreerst geen
grooten invloed zullen uitoefenen door haar
gebrek aan zaakkennis. Men bedenke, dat
van de 19 gekozenen waaronder dienst
boden, waschvrouwen enz. verreweg de
meesten slechts gekozen werden als partij
gangster, zoodat maar twee of drie vrouwen
van algemeene ontwikkelingz\jn.
Allenevenwel hebben zich bezitsters van voldoende
gezond verstand betoond om overeen te
komen, dat zij voorloopig geen invloed zouden
trachten uit te oefenen dan op voorstellen
met betrekking tot vrouw en kind.
Verder schrijft barones Gripenberg: ze
hebben voor ons, vrouwen, goed gezorgd;
we hebben een mooie restauratie in eiken
hout met groen." Ware ik in haar plaats
geweest, ik zou geschreven hebben: ze
hebben voor ons, vrouwen, slecht gezorgd:
ze gaven ons een afzonderlijke restauratie
in eikenhout met groen." Waarom toch na
het officiëele samenzijn van mannen en
vrouwen uit alle volkslagen, ook niet het
oflicieuse? Door niet te kunnen luisteren
naar der mannen ouderlingen
gedachtenwisseling, gaat voor de vrouwen een goede ge
legenheid verloren ter vermeerdering van
haar politieke en sociale kennis, terwijl zij
door nauwere- aanraking met mannen uit
allerlei stand, ze ook beter zouden leeren
kennen d. i. begrijpen en waardeeren. Dooi de
gescheiden ververschingsgelegenheden gaan
echter voor de mannen precies dezelfde
voordeelen verloren als voor de vrouwen. Hoe
jammer voor beiden!
Marie vort, Ebner-Eschenbach's jeugd.
Diavolo. Huwelijk van den schrijver
van Sherlock Holmes". Modes.
De Aug.-afl. van het degelijk maandschrift
Die Prau, geeft een kenschetsing van Marie
von Ebner-Eschenbach's jeugd. Deze bejaarde
Oostenrijksche productieve schrijfster, geboren
13 September 1830, heeft het wondere voor
recht op haar leeftijd nog frisch, gaaf, krachtig
en werkzaam te zijn als een vrouw van mid
delbaren ouderdom. Ook zij heeft verbazend
veel gewerkt en bezit het geheim der eeuwige
jeugd. De stelling harer Gallische kunst
zuster Sarah Bernhardt, dat arbeid een vrouw
jeugdig en frisch houdt, wordt in deze levens
lustige Wienerin bewaarheid. Marie ron
Ebner-Eschenbach, die in de laatste jaren
meestal in Rome verblijf houdt, heeft in de
schaduw van de Palatijnsche heuvelen, hare
kinderjaren beschreven, beurtelings doorge
bracht in de Donaustad, en, tusschen de rigide
muren van een voorvaderlijk Moravisch
ridderslot.
De gedenkschriften van de deftige, oude
dame, met de grijze krullen, zijn guitig, tin
telend, n rap, als haar bewegelijk Wiener
blut. Deze memoiren tooveren voor den geest
het beeld der bekoorlijk-jeugdige Marie von
Ebner, der dichteres. Want, dat is zij, anders
had zij nooit het beeldige, bekende versje
kunnen schrijven: Das kieine Lied".
geleken op de geplukte vleugels van een gans."
Deze zeeslang" begint al wat op een
slanke walvisch of vinviseh te lijken.
Nadien zijn er herhaaldelijk zeeslangen
gesignaleerd door Noorsche, Engelsche,
Franscheen ook door Hollandsche zeevaarders, o a.
wordt in Les monstres marins" Kapitein
Verstraeten vermeld als een van de geluk
kige waarnemers van de geheimzinnige
zeeslang.
De jongste ontmoeting met de zeeslang
zal wel die geweest zijn van den Kommandant
van de Décidée", een Fransch oorlogschip.
Hij zond in 1904 uitvoerig schriftelijk
bericht naar de Académie des Sciences te Parijs;
er was zelfs een oogenblik sprake van een
wetenschappelijke expeditie naar de baai
van Along in Achter-Indiëte zenden. Het
monster moet 35 meter lang zijn geweest
en zwart met geel gevlekt.
Ik heb er later niets meer van gelezen,
noch in La Nature, noch ergens anders; en
ik vermoed, dat de mondelinge toelichtingen
\oor de leden van de Academie niet vol
doende zijn geweest om het feit wetenschap
pelijk vast te stellen.
Een zeeslang van wieren.
De bemanning van een ander schip zag 't
dier ook op een afstand. Een van de bootslui
verklaarde, dat de kop zoo groot was als
een vaatje en de oogen als een schoteltje"
DONALD MACLEAN.
Eenige maanden later strandde er op de
kust van Stronsay een van Orkney's het
lichaam van een zeeslang." De
ondersheriff, enkele andere beambten, dr. Barclay
en verscheidene men of science" stelden een
authenthieke verklaring op, dat de slang"
zes en vijftig voet lang was en tien voet
omtrek had op 't dikste deel; dat er een
soort van stijve manen van den nek tot
dicht b\j den staart liepen, die bij avond
phosphoriek lichtten, en dat zijn vinnen, die
ongeveer vier voet lang waren, heel veel
Er zyn dan ook vooral op zee. waar de
afstand zoo moeilijk is te schatten, zooveel
mogelijkheden voor een vergissing, een ge
zichtsbedrog of een verwarring met andere
levenlooze voorwerpen of met achter elkaar
zwemmende dieren, dat elk bericht van te
voren al verdacht is; zonder dat aan de
goede trouw van den waarnemer behoeft
getwijfeld te worden.
Ik zelf herinner me, dat ik eens op de
Zuiderzee een zeeslang meende te zien, een
ontzaglijk monster van stellig 20 meter
lengte; ik reisde toen geregeld een paar
maal per jaar met de boot van Zwolle naar
Amsterdam. Op den dag van de zeeslang
was de zee als een spiegel zoo glad en ik
zag duidelijk de zes of acht kronkels van 't
monster in 't water rijzen en dalen; ik
Ein kleines Lied, wie geht's nur an,
Daas man so lieb es haben kann,
Was liegt darin? Erzahle!
Es liegt darin ein wenig Klang,
Ein wenig Wohllaut und Gesang,
Und eine ganze Seele."
Boeiend is de analyse van hare indrukken.
Hél fijn en kieskeurig, de uiteenzetting hoe
de indrukken als jong meisje op haar aan
stormden, en hoe zij, als jeugdige schrijfster
uitdrukking zocht te geven aan alles, wat in
haar leefde. Thans als bedaagde, door 't leven
gerijpte en gelouterde, beschrijft zij het ont
waken eener fijnbesnaarde dichterziel. Met
vaste hand teekent zij aan den avond van
haar aardsch bestaan, de vorming en de hér
vorming van een schuchter-teeren
vrouwengeest. Huiselijke omgeving,leeraar6,opvoeders,
vrienden en vriendinnen worden met
verrukkelijken eenvoud geschilderd. De portret
ten uit de adellijke familie-galerij worden niet
voorbijgegaan: De statige grootmama recht
als een kaars, slank als een rijzweep, steeds
in weduw-rouw." Haar vader: stralend in
krijgsroem, jeugdig, vol temperament,
nen-al stemmingsmensch met heftige aandoe
ningen. Vergood door zijn kinderen wanneer
hij vreugdestralende oogenblikken doorleeft;
gewantrouwd door hen, wanneer het
heerscherswezen zijner natuur zich openbaart."
Marie von Ebner's nadenken over de ver
schillende zijden -van de natuur haars vaders,
gaf de eerste vlucht aan de fantasie der
jeugdige romanschrijfster. Harejonge-
meisjesstruisvogel-pplitiek: de menschen niet willen
zien zoo als zij zijn, maar, zoo als men ze
wil hebben, heeft zij ras prijs-gegeven, toen
haar ontvankelijke geest zich de lessen en
ervaringenten nutte maakte, haar geschonken
door het volle, rijke, afwisselende leven.
Toen werd het haar streven en haar kracht,
menschen, en menschelijke aandoeningen en
roerselen, in een juist licht te zien. Daarom
zyn de figuren in Marie von Ebner-Eschen
bach's littérairen arbeid : menschen en geen
poppen.
# *
*
Het twaalfjarig juffertje, Marie d'Hampol,
heeft het kampioenschap veroverd, bij den
Diavolo-wedstrijd, in het Bois de Boulogne,
bij Parijs, gehouden. Zij speelde tegen vol
wassenen, die zij met het meeste gemak
sloeg.
Het diavolo-spel is niet nieuw, sluimerde
lang in vergetelheid, en, is nu een sage in
Frankrijk. Alle kinderen die naar het Bois
de Boulogne gaan zijn voorzien van hun
diavolo. Er behoort hél wat behendigheid
toe, om den diavolo op het slingerend koord,
waarvan men de klossen in beide handen
houdt, op-te-vangen.
De door de geheele wereld bekende
schrijver van Sherlock Holmes" Arthur
Cocan Doyle, treedt de volgende maand in
't huwelijk met de schatrijke, Jean Lackie.
Zij is de type der zelf bewuste, fiere,
Amerikaansche vrouw, hartstochtelijk bewonderd
door den franschen schrijver Paul Blouet
(Max O'Rell) en Pierre ie Coulevain, de
productieve romancière, van wier vlijtige hand
thans weer in druk verscheen : Au coeur de
la vie."
* *
schreeuwde 't uit, de zeeslangl Maar de
stuurman lachte mij uit en zei: De boer
met zijn varkens." Het waren bruinvisschen,
die op een rijtje achter elkaar zwommen.
Ook drijvend zeewier, dat door den golfslag
soms als een touw in elkaar wordt gedraaid,
is al meer dan eens voor een zeeslang aan
gezien. Dan kunnen een soort van week
dieren, Salpa's, in massa's en in lange rijen
achter elkaar aan de oppervlakte zwemmen
en de illusie van een zeeslang geven; vooral
bij avond of schemering, wanneer deze dieren
een zwak licht uitstralen.
Het geval van de zeeslang, die op 26 Juni
1905 zich in levenden lijve vertoonde aan de
gasten op liet terrein voor 't restaurant
Germania te Zandyoort en die ongeveer
drie minuten zichtbaar is geweest op onge
veer 1000 meter van 't strand, is in ver
schillende couranten vermeld. Het zichtbare
deel er van alleen werd op 15 meter geschat.
Door een goed natuurkenner werd de onder
stelling uitgesproken, dat hier werkelijk een
zeeslang aanschouwd was.
Beslist onmogelijk is 't al weer niet. Maar
hoe licht men zich aan zee vergissen kan
in hetgeen men ziet, moge blijken uit het
volgende: 't is uit een brief van den heer
A. A. Hofman, van Rotterdam, die mij 8
Jan. 1906 naar aanleiding van 't geval te
Zandvoort al om inlichtingen in deze verzocht.
Nu wil ik niet op de questie ingaan of
er werkelijk zulke zeeslangen waarvan
ik in mijn jeugd wel heb hooren spreken,
maar die ik mét de zeemeerminnen naar
het rijk der verbeelding verplaatst had
bestaan, want ik ben dienaangaande onbe
voegd; maar ik zou gaarne uw oordeel
daaromtrent vernemen. U heeft allicht
literatuur er over.
Wat (het bovenaangehaalde) geval betreft,
geloof ik, dat de Zandvoortsche bezoekers
zich vergist hehben. Het trof me zoo bijzon
der, omdat ik Benige jaren geleden ook
bijna 't slachtoffer werd van een dergelijk
gezichtsbedrog.
Het was op klaarlichten dag. We stonden
met ons drieën op 't duin en hadden
een uitstekend gezicht op de eenigszins
bewogen zee. De deiningen in de verte
braken flauw hier en daar de koppen. Het
water vertoonde die eigenaardige
kleurmengeling van donker en lichtgroene plekken,
grillig afgewisseld met de witte streepjes der
gedeeltelijk brekende koppen; zooals men
wel meer aantreft. Opeens werd onze aan
dacht getrokken door een .... ja, wat was
het? Een zeemonster, een reusachtige kro
kodil, die met ontzettende snelheid gelijk
matig voortschoof door het water. Af en toe
was een gedeelte onzichtbaar door een zich
verheffende deining tusschen het gewaande
dier en de kust. Als een langgerekt monster
met eenigszins opgeheven kop bewoog het
zich met gelijkmatige snelheid evenwijdig
aan het strand (ook naar 't Noorden).
Ik stond verbaasd en onwillekeurig schoten
me de verhalen der Portugeesche zeevaarders
en andere visschersvertellingen in de gedach
ten. Zou het dan toch waar zijn ? Maar daar op
eens verhief het gestrande monster zich iets
omhoog; en nu was niet langer de donkere
zee, maar de lucht boven den horizon, de
achtergrond. We werden een vlucht vogels
gewaar, die steeds ten opzichte van elkaar
Een nieuwe en met warmte aanbevolen
rustkuur, rusten moet tegenwoordig ieder
een in onzen woelig-drukken tijd, valt
onder het bereik van alle beurzen.
Geld is er niet voor nooiig. Het is vrij
wel doenlijk voor ieder, die er lust in heeft;
uitvoerbaar voor allen, die er behoefte aan
hebben, en, die er niet tegen opzien, hun
mogelijk nigen, vrijen dag van de week,
den onvolprezen Zondag, op zóó saaie wijze
te slijten.
Ieder die behoefte gevoelt aan een rustkuur,
wordt door velen, onder opsomming der gun
stige gevolgen, aanbevolen: den Zondag in
bed door te brengen. In een zomer zonder
zon, zoo als die van 1907, een zomertijd
vol nukkig, grimmig geweld, zou de straf
van Zondags te bed blijven, nog te dragen
zijn, doch, juist op den zonnigen, 4 Augustus
Zondag zullen, dunkt mij, alleen zjj de nieuwe
rustkuur hebben toegepast die zich uitgeput,
óvermoeid voelen door den zwaren kamp om
't bestaan.
Een warme, heerlijke dag, vol van
zonnegoud-sprankelingen twinkelend over bosch
en veld, zulk een dag aanvaarden wjj gaarne
als een vriendelijke belofte voor de naaste
toekomst. Als het dan inderdaad nog opzomert,
in het nu reeds ver-gevorderd seizoen", dan
zullen de prachtige kantweefsels, de zeld
zaam fraaie effen en geborduurde tulle, de
witte en zacht-getinte linons eindelijk, ten
langen leste tot haar recht komen. Hél
bekoorlijk zyn die ijle zomertoiletten van
tulle en wit linon. Rok gegarneerd met
motieven van tulle incrustaties geborduurd
met floszijde. Klein tulle boléro over het
corsage met vierkant of rond schouderstuk,
de zoogenaamde guimpe a la Vierge. Tulle
is deze zomer het weefsel. Ook voor hoeden.
De groote chapeau cloche en chapeau
Dauphine worden gemaakt van witte of zwarte
gebloemde tulle. Veeren, of toufl'es bloemen
als garneering. Tussor blouses, robes en
mantels worden gegarneerd met wit of veel
kleurig borduursel. De nieuwe jaquettemet
lange basque, zal waarschijnlijk meer opgang
maken in het buitenland, dan bij ons. Een
aangeboren soberheid van smaak, doet ons
liefst het drukke en opvallende vermijden.
De jaquette, rondom afgezet door een breede
biais, bezaaid met dicht op elkaar geplaatste
knoopen verraadt op grooten afstand de
tegenwoordigheid van haar, die zich kleedt
in deze allerlaatste jaquette-créatie.
CAPRICE.
Geglaceerde perziken (fransch recept). Niet
geheel rijpe perziken worden geschild en in
een terrine geplaatst. Men giet er kokend
water op, zoodanig dat de vruchten geheel
onder water zijn, dekt de terrine dicht en
laat de vruchten vier uur zoo staan. Daarna
worden de perziken in geklaarde suiker ge
kookt. Men rekent op l kilo vruahten, l kilo
suiker. Wanneer de perziken gaar zijn, neemt
men ze voorzichtig op een schuimspaan stuk
voor stuk uit de tot siroop verkookte suiker,
en doet ze in een glazen pot. Men giet daarna
de siroop over de vruchten en voegt er een
likeurglaasje kirsch bij.
Evenals alle confituren, bedekt men ook
deze met een papier overgoten met brande
wijn. Daarna pot hermetisch afsluiten.
hetzelfde beeld vormden, zooals men dat bij
trekkende ganzen kan opmerken. De eenige
bijzonderheid was, dat ze zich vlak langs
de oppervlakte van 't water voortbewogen.
Had die kleine verheffing in de vlucht niet
plaats gehad, of was ons standpunt wat
hooger geweest, we zoude gezworen hebben,
een zeemonster door de golven te hebben
zien snijden.
Wat nu de waarneming der Zandvoortsche
bezoekers van het terras voor Germania betreft,
de overeenkomst lijkt me teekenend. De
duinen zijn daar hooger, dan op onze plaats
van waarneming (bij het dorp Ter Heijde).
De tijd van waarneming, 8 uur 's avonds
in Juni dus kort voor zonsondergang
waaroorgt geen scherper kyk op 't geval
dan bij ons; waarbij ik kan opmerken, dat
we dagelijks aan 't strand vertoefden en met
het kijken in zee vertrouwd waren.
Dan de afstand van 1000 Ml Nu is
schatten van afstanden altijd moeilijk, vooral
van de kust rechtuit in zee, wanneer geen
hoofden, zooals bij Umuiden of den Hoek
v. Holland, een maatstaf tot vergelijking
aanbreden. Hoewel ik den afstand in ons
geval niet precies zou willen schatten, was
die toch stellig minder dan 1000 M. (Wij
hadden de Delflandsche hoofden tot verge
lijking).
Dat het monster deed denken aan een
zeehond (van een zeeleeuw wil ik zwijgen,
dien heb ik nooit gezien) komt me raad
selachtig voor. Ik heb meermalen zeehonden
zien opduiken, wel tot binnen LO M. afstand,
maar dan verhieven ze den kop ongeveer
rechtstandig boven water. Daarmee klopt
het L5 M. lange zichtbare gedeelte in
geen geval.
Hoewel ik dus de juistheid der waarne
ming te Zant^oort betwijfel, zegt dit op
zich zelf niets omtrent andere waarnemingen.
Gaarne zou ik van U hooren, hoe U over 't al
of niet bestaan der zeeslangen oordeelt, 't zij u
't me in een verloren oogenblikje schrijft of
dat U ons 't een en ander in de Groene
omtrent die zaak vertelt. Dit laatste heb
ik nog liever, omdat we dan allicht nog
eenige interessante bijzonderheden er bij
vernemen.
Rotterdam,
Honingerdijk 77.
A. A. HOFMAN.
Wie dezen zomer 's avonds aan 't strand
zit, kan zich overtuigen, dat een vlucht vogels
zich op den zee-achtergrond inderdaad pro
jecteert als een voortkronkelende slang. Door
't schrijven van den heer Hoffman opmerk
zaam gemaakt, ben ik er op gaan letten; en
ik heb 't verleden jaar en ook dit jaar een paar
malen kunnen opmerken, hoe licht 't ge
zichtsbedrog op deze wijze ontstaan kan.
E. HEIÏIANS.
CORRESPONDENTIE.
S. te Z. De uitwas aan uw roos is een
mosgal of Bedeguar; ontstaan 't ei en de
larve rozengalwesp.
A. J. S. v. R. Den Haag. Tegen wolluis
moet 't afdoend middel nog gevonden worden.
Te probeeren is 't bespuiten of begieten met
een koper sulfaatoplossing, eerst zeer verdund,
dan sterker als de planten 't uithouden. Ook
tabakspoeder in lauw zeepwater helpt wel eens.