Historisch Archief 1877-1940
No. 1572
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Het Rattenvangershuls te Hameln.
Het sehoone Wezer-lied is in Nederland
meer bekend dan de Wezer in het
Wezergebied||zelve, hoewel het geheele Wezerland
met zyn bergen en laagland en rustige, lande
lijke bevolking tot de uitverkorene gedeelten
van Dnitschland behoort, en, in weinige dagen
per stoomboot, afgewisseld door wandel
tochten, kan bezocht worden. Uit Nederland
kan men te Minden den boottocht beginnen
en die tot Wilhelmshöhe en Cassel voort
zetten. De Wezer ontstaat daar, bij Münden,
uit de vereeniging van Werra en Fulda.
De Wezer is de eenige Duitsche stroom, die
in Duitschland ontstaat en in Duitschland
uitmondt. Tot de vele plaatsen, die de
boot der Boven-Wezer-Stoombootmaatschappij
aandoet, vermaard door historie of sage,
iliiimiiiiiiHiiiimiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiititiiiiiiiiiMMiiimMiliitmiiiiiii
Aestbetiscbe opetoE.
fingezonden).
Wat zullen velen meegegaan zijn met dat
beerlijk onderwerp of met die heerlijke op
wekking : De volksopvoeding 'n voorwerp
van aanhouden ie zorg." En dat, terwijl daar
aan nog zooveel schijnt te haperen, 't Klinkt
nog anders dan Kunst aan 't kini", of
Kunst aan 't volk". Want, dat zegt voors
hands te Teel. Zegt 't nog te vaag. Is meer
van later zorg. Al zal en moet 't er van komen.
Kunstzin ontwikkelen is 't begin. Daarmee
valt wat te bouwen, wat uit te richten, wat
te bereiken ook. Dat begint van onderen op.
En welk 'n voornaam en belangrijk deel
der volksopvoeding hebben we daar eigenlijk
mee in handen. Dat heeft de schrij ver in elk
geval goed laten roeien. We verheugen ons
er in.
Want 't verheft, als 'n man van 't hooger
onderwijs toont wijdte en rnimte van blik te
hebben voor 't geen beneden hem is. Dat 't
d&ar eigenlyk zit en moet vandaan komen.
Noem 't lager, of middelbaar onderwijs, of
anders, 't Doet er niet toe. 't Zijn schakels,
die we niet missen, niet overspringen kunnen.
Al schijnt de hoogleeraar, treurig genoeg,
speciale ervaring opgedaan te hebbeu, dat
jaarlijks in Amsterdam tientallen jongelieden
met studeeren uitscheiden, wegens plotseling
opkomende hersenzwakte." We verlangen
daar verder geeu rekenschap van, geen statis
tische tabellen daarover. Gelooven 't graag
en nemen 't grif aan. We danken hem slechts
voor 't ontluiken onzer oogen, voor de ver
ruiming van onzen blik, voor de heenwijzing
naar alle kanten. Ook naar beneden. Want
hij staat zooveel hooger, overziet zooveel meer.
Terwijl wij door ons beperkt werken meer
naast de dingen blijven. Er schier tusschen
door kgken. Meer de boomen dan 'tbosch,
meer de toppen dan 't duin, meer de golven
dan de zee zien. Afstand en ruim uitzicht
moeten er wezen om breed, en wijd en groot
te schouwen. Dat gaat met gebeurtenissen
zoo in ons eigen leven en in dat der historie.
't Is een wet in heel de zedelijke wereld.
Waarom zou ze 't niet zijn in dat der
volksopvoeding.als integreerend onderdeel daarvan?
Zou dit nu een verbloemd zeggen wezen,
om professor er aan te herinneren, dat er
beneden niet geheel stil gezeten wordt. Dat
daar onder aan den berg toch wel iets ge
beurt, misschien wel een ietsje meer, dan hij
behoort HAMELN, bekend door de geschiedenis
van den Rattenvanger. Het mooie
Rattenvanger's huis zal wel niemand er onbezocht
laten.
Over al wat een reis door het
BovenWezergebied betreft: reisgelegenheden, be
schrijving van de landstreek, hotels, enz.
geeft volledige inlichting het fraaie en go
dkoope, door W. F. Meijer inhetNederlandsch
geschreven boekje: Dienstregeling van ver
voer en reisbeschrijving voor den
BovenWezer, met een bijlage, bevattende reizen
met den Nord-Deutschen Lloyd, van Bremen
naar de Noordzee-eilanden. Het rijk geïllu
streerde boekje is uitgegeven en verkrijg
baar gesteld bij den boekhandelaar en uitgever
Seyffardt te Amsterdam.
boven op z'n uitzichttoren vermoedt. Dat er
allicht iets omlaag groeit, hoe bescheiden
ook, dat daar in de hoogte ontging ? Simpele
details ontsnappen zoo licht in de architec
tuur van 't geheel.
Kunstenaars worden in die lagere wereld
nog wel genoemd. Iets meer zelfs dan hun
namen herdacht. Afbeeldingen hunner wer
ken 'n enkele maal bekeken en besproken
ook. Met nu en dan 'n opwekking om
elders nog wat meer te gaan zien.
Mogen we, evenals professor, wat localer
en wat plaatselijker worden, dan van Amster
dam niet bij dag en nacht maar omlaag
nog dit.
Kan 't maar even van de teekenles af, din
worden ddar bij 'tdriejarigondsrwys's Werelds
achtste wonder en 's Rijksmuseum als uitgangs
punten genomen. Onze groote mannen, naar
aanleiding hunner namen aan de hoeken der
straten en verkeerswegen, in herinnering ge
bracht. En wat daar verder aan valt vast te
knoopea. Kunstzin en smaakontwikkeling
vooral.
Maar we herhalen : waar 't maar evtn van
de tekenle» af kan. Om dat weer goed te be
grijpen, zal 't hooge standpunt 'n wijle moeten
verlaten worden, ten einde de zaken daar
beneên wat meer van nabij en dus wat nauw
keuriger te kunnen waarnemen.
Behalve de teekenles, als zuiver technische
oefening beschouwd, moeten er 's weeks eenige
uren gewijd worden aan de kunstgeschiedenis
en practische aesthetiek."
Best professor, maar aan 'n 3-jarige H. B. S.
(later verneemt u allicht hoe 't aan 'n 5-jarige
gesteld is) worden op den lesrooster twee uren
per week, zegge twee schooluren van vijftig
minuten, voor 't teekenen uitgetrokken.
Multatnli's vermenigvuldigt, zeg ik u," hier van
onwaarde.
Hier moet integendeel afgetrokken worden:
vacanties, repetitie-weken, examen-dagen. De
begrooting van 'n effectief schooljaar verder
niet moeilijk op te maken.
U schafte echter raad. Wat aan tijd door
beperking van het overdreven uitgebreid
onderwijs wordt uitgespaard, als het aantal
te leeren jaartallen, plaatsnamen, baaien, zij
rivieren, kapen, toppen en inhammen tot op
een tiende, dus met 90 p.Ct. is verminderd,
enz...."
Bijgevolg daarover niet meer.
Maar nu de slotsom.
Zal aestische op voeding" 't heillooa karakter
onzer volksontwikkeling breidelen,
neutraliseeren, opheffen. Komt 't teekenonderwijs
daarvoor 't eerst en 't voornaamst in aan
merking.
Dan wordt er van de bij dat vak betrokken
leeraren nog al wat geëiecht en verwacht.
Waarom ten op jiehte dier uitvoerende leer
krachten nu óók niet van onderen af begonnen?
Waarom in 's Hemels naam" minstens hun
gelijkwaardigheid met de docenten in die
degenereerende vakken niet in 't volle licht
gesteld ?
U begrijpt, de paarden en de haver dus.
Kyk, dat misten we nu, die hoofdlijn ont
brak in 's hoogleeraars overigens zoo architec
tonisch opgebouwd pleidooi.
Moest 't zoo wonderwel samentreffen? Juist
meldt men ons dezer dagen uit 's Gravenhage,
dato 26 Juli:
De raadsleden R. A. van Sandick en
J. O. Jansen, hebben den Raad voorgesteld
te besluiten, de ontwerp-verordening, betref
fende de jaarwedden der leeraren en
leerarefsen aan de Hoogere Burgerscholen, alhier,
aan B. en W. terug te zenden met opdracht
haar zóó te wijzigen, dat de bezoldiging der
leeraren in het handteekenen gelijkgesteld worde
met die der andere leearen".
Daarin gaat de Hofstad de Hoofdstad dus
loffelijk yoor. Goed voorgaan doet goed
volgen, 't Is wel is waar de materieele kant
van 't vraagstuk. De kant, dien door de
kunstenaars met den nek aangezien, totaal
genegeerd wordt. Maar 't is toch 'n kant.
Als men daar nn eens mee begon. Of
liever, als de professor met zijn wel versneden
pen er dat nu eens eerst wist door te halen.
Wat zou er spoedig, misschien bij 't leven
nog wel van den hoogleeraar, 'n tweede stand
beeld verrijzen. Ergens op de gedempte(?)
Regulierggracht. Nog beter op 't Torbecke
plein: zoo in de nabijheid van den grootsten
Hollander, die ooit gt-leefd heeft" en tevens
vis-uvis den man, die in 'n zwak en onbe
waakt oogenblik kon verkondigen, dat kunst
geen regeeringszaak was.
Men zal ons begrijpen
Wordt er voortdurend en al klemmender
naar ne zijde uitgekeken en gewezen, van
waar alle heil te wachten scbijnt, vanwaar
de hervorming onzer volksopvoeding moet
komen, dan ook niet geschroomd 't terrein
daar van. alle kanten te verkennen.
Zal er zonder vrees voor ontijdig scheuren
gebouwd, dan moet er ook flink geheid
worden. Dan maar wat meer kapitaal in
den grond gestoken. Onze bodem verlangt
eenmaal niet anderf. Het deed ons echter
pleizier, dat de professor ditmaal de ge
kleurde" Rembrandt's niet aanroerde, en
de in. de Militie zaal tentoongestelde
Amerikaangch-Duilsch-HoUandscke (ctfenproducten
veilig buiten z'n betoog hield.
K. BES.
MüzieiöeoorddeliDp,
ii.
HENRIETTE J. VAN DEN BRANDELER. Vijf
liederen voor eene zangstem met piano
begeleiding. Algemeene Muziekhandel.
Amsterdam.
Mevrouw REIMEHA PHAFF. Plichten. De
Nieuwe Muziekhandel Amsterdam.
ARNOLD SPOEL. Die Glocke lautet.
Grabschrift, opus 33. Seligkeit, opus 32.
G. H. van Eek. 's Gravenhage.
J. P. J. WIERTS. Liederen voor 't volk.
Tweede en derde Reeks.Henri Mosmans
's Hertogenbosch.
ADR. P. HAMERS. Twaalf Maria-Liederen
in den Volkstoon op. 8 W. Bergmans
Tilburg.
A. H. AMCRY. Van een Admiraal op. 57.
Zeggen en zingen. Een zestal schetsen
uit het Kinderleven. Op. 58. Marsch
op woorden van Vada. Gebr. Wagenaar.
Arnhem.
Mevrouw ANNA LAMBRECHTS?Vos.
Lentedroomen.
Muziek-Uitgevers-Maatschappij. Rotterdam.
Sedert de vijf liederen van mej. Henriette
v. d. Brandeler zijn verschenen, werden twee
andere liederen door mevrou w de
Haan-Manifarges met orchestbegeleiding voorgedragen.
Met groot genoegen heb ik deze liederen
indertijd gehoord en met waardeering er over
geschreven; zy zijn beslist rijper onpersoon
lijker dan de vijf van haren eersten bundel.
En toch komen ook daarin zeer goede lie
deren voor; ik heb speciaal het oog op No. l
Abendstimmung," gedicht van ? Dit
is wel, het beste uit het vijftal; met uit
drukking geschreven en interessant gehar
moniseerd. In het tweede?Zonnewende" van
Guido Gezelle, is de componiste niet geheel
opgewassen geweest tegen de moeilijkheden
van den tekst. In het derde, Vieus," van
Théodore de Banville vind ik de woorden:
les brises du matin, comme des soeurs
errantes" e enigszins gezocht. Het Liedeken
van Vrouwenleven" (Lapidoth-Swarth) zou
beslist gewonnen hebben, indien er tusschen
vraag en antwoord een fermate of een paar
accoorden gevoegd waren; het laatste is mij
minder sympathiek dan de andere, ook is de
modulatie op den eersten regel van pagina 4
een weinig stroef. Met genoegen echter mag
men deze eerste schrede der jeugdige com
poniste op het pad der kunst begroeten.
Het gedicht, Plichten", van mevr. Metz
Koning is door mevr. Phaff getoonzet. Noch
wat vorm, noch wat bewerking aangaat
men denke aan die onbelangrijke tremolo's
voldoet dit stuk aan de noodige artistieke
eischen.
De beide liederen : Die Glocke lautet" en
Grabschrift" van Arnold Spoel zijn beide
zeer atemmingsvol, het tweede eenigszins
koraalmatig, en vooral ook zeer geschikt om
in een kerk te worden gezongen. Het derde
Seligkeit" aan mevr. Stronck?Kappel opge
dragen, ik meen bij gelegenheid van haar
huwelijk, is vurig en schwungvoll", misschien
ietwat op uiterlijk effect berekend, maar in
ieder geval voortreffelijk gedeclameerd.
Dat de Liederen voor 't Volk", van Wierts,
in goede aarde vallen, bewijst dat de componist
op zijn eersten bundel reeds een tweede en
derde reeks heeft doen volgen. Hij heeft in
den Belgischen dichter Renéde Clercq iemand
gevonden, die hem voortreffelijke, gezonde
versjes bood. Als ik nu zeg, dat de muziek
van Wierts zich volkomen aansluit bij de
woorden, dan zit hier tevens in opgesloten
de verwachting, dat ook deze bundels hunnen
weg wel zullen vinden.
De liederen van den heer Adr. B. Hamers
zijn eveneens in den volkstoon gehouden.
Zooals de titel reeds te kennen geeft, zijn zij
van religieus karakter en door de harmo
nium- en orgelbegeleiding, bijzonder geschikt
in kerken of kapellen gezongen te worden.
Op bijzonder delicate wijze en zeer rein van
stemming heeft de componist de verschillende
teksten weergegeven. Wél zijn de liederen
eenvoudig, maar van een eenvoud die het
eenige ware kleed is voor zulke naieve en
reine woorden.
Van een Admiraal" is een flinke kern
achtige compositie van den heer Amory.
Mij persoonlijk trekt een dergelijk
quasigelegenheidsstuk niet bijzonder aan; maar
dit daargelaten, geloof ik dat de woorden
van Vada bezwaarlijk beter vertolkt hadden
knnnen worden.
Een der schoonste en muzikaalste bundels
kinderliederen, die mij in den laatsten tijd
onder de oogen gekomen zijn, is het acht en
vijftigste opus van denzelfden componist.
Hier geen sentimentaliteit of mooidoenerij,
maar echt gezonde muziek. Het laatste lied
Lieske's Avondgebedje" verlangt wel een
harmonium. Misschien ware het doelmatig
geweest, wanneer de componist bij gebreke
aan dat instrument, er een afzonderlijke
klavier-begeleiding bij had geschreven.
Ik stel mij voor dat ook de Marsch (evenals
bovenstaande kinderliederen, op woorden van
Vada) door de kinderen recht graag zal ge
zongen worden, vooral wanneer de twee trom
petten, trommel en triangel medewerken.
Van meer teedere natuur zijn de kinder
liederen van mevrouw Lambrechts Vos, op
woorden van E. H. Lebret. Als bewijs hier
van wil ik de woorden van het tweede liedje
even afschrijven:
Handjes blank en rond en zacht,
Legt ge vol vertrouwen
In de groote sterke hand,
Die u vast zal houen.
Later, als ge uw handje reikt
Als tot pand in 't leren,
Moge dat vertrouwen u
Ook zijn zegen geven.
Overigens heeft mevrouw Lambrechts?Vos
op het gebied van het kinderlied haar naam
reeds gevestigd.
ANT. AVEBKAMP.
IIIIIMimilMMIIIIIIIIIIMIimillllMMIIIIIIIimilllllllllllllllllllllljlllllllHIII
Schout bij Nacht J. WENTHOLT,
de nieuw benoemde Minister van Marine.
Nienwe Mm over Spiritisme.
CAMILLE FLAMMARION, Les forcei naturelles
inconnues. Paris, Ernest Flammarion.
1907.
H. N. DE FREMKRY, Een Spiritistische
levensbeschouwing. C. A. J. van Dishoeck,
Bussum. 1907.
FR. ALEX. LÉPICIER, De ongeziene Wereld.
Utrecht, Wed. J. van Rossum. 1907.
Onlangs vroeg men aan den
verbeeldingrijken sterrenkundige Flammarion, hoe hij
over zeker moeielijk en verheven vraagstuk
dacht. Hij begon in zijn antwoord ongeveer
als volgt: Vraag dit niet aan mij, bewoner
van de kleine planeet de aarde, die met zyn
maantje als hangend in 't Btralenweefsel van
ons zonnetje, daarmede rondwentelt en
voortijlt in 't onmetelijk heelal te midden van
ontelbare zonnestelsels, wier metropolen de
aetherische ruimten van den kosmos met
stralenden glans doorsidderen.
Merkwaardig in den dubbel-geleerde, Flam
marion : de verheffing zijner verbeelding,
wanneer die stijgt in wijdsche wereldruimten,
waar anders de sterrenkunde gewend is zuiver
wiskundig te rekenen ; en't koel sceptisch
standhouden zyn verstandscritiek, wanneer
die zich geroepen acht te moeten oordeelen
in 't geheimzinnig gebied van 't occultisme,
dat steeds aan de verbeelding de lenigste
vleugelen gaf.
In het hier aangekondigd boek van Flam
marion over de nog on bekende natuurkrachten
op 't terrein der z.g. Spiritistische verschijn
selen heeft de vermaarde sterrenkundige
althans zeer nuchter geoordeeld. Flammarion
is bekend als maar weinigen met 't spiritisme.
Zijn phantasie-vol tijdperk op dit terrein is
in zijn leven, waarin zich aan hem eigen
mediumnieke krachten schenen te openbaren,
reeds lang voorbij. De verbeeldingrijke ge
leerdheid, in die dagen ais medium over den
sterrenhemel verkondigd, bleek later maar
al te goed van slecht-ingelichte verheven
geesten", onder wie zelfs een zoogenaamde
Galileïzou zijn opgetreden, afkomstig te zijn;
of beter geuit, alleen aan eigen kennis te
zijn ontsproten op onbewuste wijze. De kennis
van toen bleek later zeer gewijzigd te moeten
worden. Physisch onderzoek kortwiekte de
verbeelding van weleer.
't Nieuwe werk van Flammariou is streng
wetenschappelijk, als een leerboek der physica
voor schoolonderwijs.
De conclusiën, waartoe Flammarion in zijn
lijvig werk van ruim 600 bladzijden, voorzien
met tal van gravures, komt, zijn deze:
1. De ziel bestaat als werkelijk wezen,
onafhankelijk van 't lichaam;
De St. Jacobskerk te 's-Hertogenbosch, naar het ontwerp der architecten Jos. Cuypers en Jan Stuyt
"*^fe*v
ir i
??;;f?^ff
De hoofdgevel.
Het Priesterkoor.
Het front en de zuidzijde.