De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1907 11 augustus pagina 8

11 augustus 1907 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1572 2. Zij is begaafd met vermogens, nog onbekend aan de wetenschap; en 3. Zij kan op afstand werken zonder tusschenkomst van de zintuigen. Flammarion wil deze stellingen geven als thesen, die met dezelfde gewisheid mogen worden getrokken uit z\jne ondervinding en onderzoek op spiritistisch terrein, als waar mede men de stellingen opbouwt in de gewone physica na even ernstig onderzoek. Flammarions boek is volgens mjj 't meest exacte werk op dit proefondervindelijk terrein der laatste jaren. Alleen de werken van Crookes, Zöllner en Richet evenaren het. Het tweede boek, dat van de Fremery, een spiritistische levensbeschouwing, moet geheel anders worden beoordeeld. Flammarion, in zijne vroegere spiritistische beschouwingen, zou het hebben kunnen schryven. Want fraai is Fremerys stijl, een geesteszoon van een Schimmel waardig en waardig ook Flammarions 8t\jl verheffing in Dieu dans la nature". De Fremery zal wel zelf niet eischen, dat 't oordeel over zijn werk eensluidend zal zyn met dat over Flammarions arbeid. 't Verschil jn titels der beide geschriften geeft reeds verschil in oordeel. In n opzicht is^er geen verschil. In den ernst. Ernstig zon beide schrijvers, en ernst is hoo ge karak tertrek* des mans. 't Verschil in "hoofdzaak zit hierin. Flammarion lezende blijlt men nuchter en ondanks alle nuchterheid vindt men haast geen gelegenheid voor commentaar. De Fremery lezende en genietende staat een overtuiging als die van een Maeterlinck tegenover u, die niet de uwe is en di« u dwingt tot doorloopend commentaar op bijna alle bladzijden. Ik wil by deze gelegenheid een bijdrage geven tot de droomen, waarover de Fremery in het boek (en Flammarion in een vroeger werk) veel schrijft; en welke korte bijdrage my tevens wordt ontlokt door 't mooie opstel van dr. Stigter over droomen in 't Ned. Tijdschrift voor Geneeskunst van deze week. Een patiënt van mij droomde, dat hij by hagelslag en onweer werd begraven. Lijdende aan maagkanker en met zijn toestand bekend, dacht hy te zullen moeten sterven in een der eerstvolgende maanden, waarin hagelslag gewoonlijk zou kunnen optreden. Hij leefde echter een paar jaren langer en men begon te twijfelen aan den aard der ziekte. Toen hy tenslotte, na hernieuwd kort tijdperk van verval van krachten, overleed, werd hij begraven op een datum, waarop wel zelden in een menschenleven in onze streken hagel valt. Evenwel vielen hagelsteenen, waaronder groote, bij 't begraven op kisten leeddragers en rommelde de donder, 't Was de vierde vervulde droom uit 's mans leven, waarvan hy den laatsten alleen zelf niet als aardse hèmensch kon bevestigen. Dit als intermezzo en bijdrage tot de Fre merys mededeelingen van droomen. Dit boek, fraai gedrukt, is't lezen voor wie 't lezen mag, wel waard. Mij echter zou het een commentarius perpetuus ontlokken, ging ik er over ten oordeel in. Alleen deze algemeene beschouwing. Om een wereld opvatting als die van de Fremery te kunnen overnemen en te kunnen bely'den tegenover medemenschen, is een bi zondere gemoeds gesteldheid noodzakelijk. Daarom moesten de zwakke hypothesen, ah stellingen gebouwd op 't drijfzand der geheimzinnige spiritistische verschijnselen, wel eerst onbewust worden gedogmenteerd tot een soort van godsdienstige thesen, welke zonder exact betoog maarmoeten worden aanvaard om als grondslag van een toekomstige wereldbeschouwing te kunnen worden aangenomen. Niettemin beschouw ik de Fremerys boek, al is 't het inyne niet, als een eerlijke, moedige daad van persoonlijke overtuigingen over ontwikkeling en bewust zijn, wil en begeerte, goed en kwaad, reïn carnatie en karma te midden eener zich stoffelijk denkende wereld. Het laatste hier te bespreken nieuwe boek op dit terrein is wederom van geheel ander karakter. Het is niet sceptisch als dat van Flammarion, veel minder nog proefondervin delijk. Het is evenmin een spiritistisch-overtuigd boek als dat van de Fremery, veel min der nog heeft het diens schoonen stijl. Lépiciers boek is 't werk van een doctor der H. godgeleerdheid te Rome, professor aan 't college der propagande, lid der bijbelcom missie. In een Duitsch occult tijdschrift las ik maanden geleden een oordeel over dit in 't Engelsch oorspronkelijk verschenen werk van den Eranschman Lépicier, die werkt in Italië. In 't Nederlandsch kondigde ik 't boek, na 't te hebben gekocht en gelezen, in De Tijd aan. Daarop kwam een missionnaris uit Britsch-Indië, die mij voorstelde 't samen te vertalen in onze taal. Ik vroeg en verkreeg toestemming van den Romeinschen magister. Een godgeleerde zou echter moeten toezien op zuiverheid der vertaling. Daarop besloten wij, dat onze Nederlandsche Britsch-Indiër, oud-missionnaris in 't Engelsche leger in Azië, bekend met fakir-proeven, de katholieke priester J. Waterreus, het zou vertalen. Diena werk bedoel Ik thans hier, dénauwgezette verdietsching van Lépiciers geschrift, onder patronaat van de Apologetische Vereeniging Petrus Canisius nu verschenen. De Ongeziene wereld" is een uiteenzetting van de leer der katholieke godgeleerdheid in betrekking tot het moderne spiritisme. De hoogeerwaarde schrijver eaat uit van de leer der katholieke kerk over het wezen der ziel, hare onstoffely'kheid, ondeelbaarheid en onsterfelijkheid. Deze leer, gegrondvest op 't gezag der H. Schriftuur, der kerkvaders en Concilies, be schouwt 't moderne spiritisme van geheel andere zijde dan van waar Flammarion en de Fremery het bezien. De exacte proefne mingen van den eerste zyn verboden, en trouwens ook geheel onnoodig voor den geloovige, die weet, dat zijne ziel onsterfelijk is, De levensbeschouwing van den laatste is volgens dit boekonjuht. Zooals de nieuwe syllabus van Z.H. Pius X conservatief is en veroordeelt nieuwe vormen van oude dwa lingen, wat mij persoonlijk, om myne geheel bizondere subjectieve meening ook eens om den hoek te doen zien, veel vreugde heeft bereid; zoo uiterst behoudend en zich richtend naar eeuwen-oude opvattingen is ook 't boek van Lépicier. Maar hier staat dan ook beslist tegenover, dat ook de zoogenaamde nieuwste opvattingen over de hoogste levensvragen veelal slechts nieuwe vormen voor oude gedachten zy'n. Er bestaat een besliste onevenredigheid tusschen den z.g. vooruitgang der leeringen over God, schepping en schepsel en den vooruitgang in technisch opzicht. Een moderne ballon vaart rijgt hooger dan de elevatie bij Simon den Magiër, maar Hegel en Bolland zijn niet meer waard dan Plato. Ook Lépiciers boek is methodisch als dat van Flammarion. Maar wijsgeerig methodiek, vol van gedegen philosofie en rustig voort schrijdende logica. Eenmaal steunend op de Openbaring en de leer der H. Kerk, ontkomt men met hem niet aan de onafwendbare logica, dat veel in 't spiritisme als 't werk van gevallen geesten, van persoonlijke, zuiver geestelijke intelligentiën, die nimmer menschen waren, moet worden verklaard. Niet alles. Want óók is waar, en hierover zijn de drie schryvers het samen eens: Veel is onbewust, onwillekeurig bedrog. Verreweg de meeste z.g. geestenmededeelingen zijn bedrog. En ik voor mij, die van my zei ven gerust getuigen mag veel over 't spiritisme te hebben nagedacht, heb altijd deze z.g. geestesmededeeling" als de waar achtigste van alle erkend: De hemel straft niet ons met zulke grimassen, en onze vriend klopgeest is niet Sint-Augustijn. De hel ia geen dansvloer voor zulke paljassen, waar Satan zou zijn een harlekijn." Ik geef toe, dat de vertaling niet mooi is, al geeft zy juist den inhoud weer. De z. g. Controlegeest" van 't medium Victor Hugo, beroemder als dichter dan als verheven geest, zong overigens beter, in prachtig Fransch (?) den sluimerenden, onbewust scheppenden kunstenaar van de duivelen der Notre-Dame" eenigszins waardig: Le ciel ne punit pas par de telles grimaces, et notre ami l'esprit n'est pas Saint Augustin. L'enfer n'est pas un bal de grotesqucs paülasses, ou Ie noir chatiment serait nn harlequia. Ook de muziek er op is mooi. En meer malen haal ik de melodie hoog uit in n ij n huis, zonder dat mijne huisgenooten weten, welk occult kunstproduct uit 't geestesrijk der tonen (?) dit wel in de historie van 't moderne spiritisme verondersteld wordt te zijn. Ik acht het de meest pittige en melodieuae uiting van 't geheele moderne spiritisme, waarvan ik stellig vermoed, dat zij slechts, even als zooveel, een onbewuste productie is van 't medium Victor Hugo en van den musicus, eveneens mediumniek, die bij hem aan de tafel zat", en wiens naam (Burdeau ? of zoo iets) ik ben vergeten en waarvoor ik geen ty'd heb ze in mijne boeken op te zoeken. G o u d a, 28 Juli '07. Dr. A. C. A. HOFFMAN. Sanatorium-leven. Naverteld door JEANNBTTE NIJHUIS. Amersfoort, P. M. Wink. Een herstelde werkman-patiënt heeft het oorspronkelijk geschreven. Eerlijk, maar een beetje ruw, dat was mijn eerste indruk. Maar hij wilde een duidelijk beeld geven van zijn sanatorium-leven te Hellendoorn, dat heeft hij gedaan. En zijn hoofddoel: de menschen moed in te spreken, door hen die bang en angstig zy'n te zeggen, dat hij in het sanatorium genezing vond", heeft hij stellig bereikt. We zy'n gelukkig met hem, als hij na drie maanden weer hersteld naar de zijnen teruggaat, en als we in 't onderschrift lezen, dat hij 't boekje drie jaar later geschreven heeft, knikken we heelemaal tevreden. Hij is dus gezond gebleven, en toch ging hy er zoo door en door ziek heen. Maar zy'n boekje heeft voor mij een veel diepere beteekenis, waar hy vlot en vaardig van het gewone sleurleventje in het sanato rium vertelt, daar komen duidelijk en steeds duidelijker de fouten nu althans nog aaa een dergelijke verpleging verbonden aan het licht. Of tien professoren en deskundigen door zoo'n modelinrichting" kuieren en zeggen, dat zy' volgens de eischen des tijds ia met alle achting voor die heeren, en voor de couranten die 't verder den volke verkon digen maar ik geef om al dat offlcieele gedoe weinig, waar gezond verstand en gevoel me zeggen: dit of dat is niet goed. Reeds vroeger heb ik over Oranje Nassau's Oord schrijvend, gewezen op wat m. i. ver keerd was in die inrichting. Ik had, of heb niet de minste verwachting, dat een deskun dige er een oor om vertrokken heeft, maar ik wilde het dan toch zeggen, en nu uit het boekje ,. Sanatorium-Ie ven" mij blijkt, dat ik goed heb gezien (ik spreek hier voor zoover beide sanatoria O. N. O. en Hellendoorn inet elkaar te vergelijken zijn) wil ik het nog eens herhalen, wellicht gaan er langzamerhand meer stemmen op 1°tegen het zes of meer? patiënten op n kamer slapen. Zeker, 't geeft eenige gezelligheid, maar de patiënten zijn reeds den geheelen dag op eikaars gezellig heid aangewezen: pag. 23 geeft het verhaal van een nachtelijke bloedspuwing van een der patiënten en hoe ontsteld schr. daarover ig hij kan den gansenen nacht niet meer slapen. Pag. 53?55 geven nog hél wat ergers te lezen; men slaat de handen in elkaar, zy'n of waren de slaapkamers zóó onvolledig, zoo jammerlijk slecht ingericht, is de nachtdienst zóó onvoldoende? De dokter de schr. zegt er geen woord kwaad van maar hij antwoordt hem toch wel eenmaal zachtjes met stik" is zeer afge meten en kort, n der zusters behandelt allen als kwajongens" en wordt door dezen daarom zoo geplaagd, dat ze terugplaatsing aanvraagt naar de afdeeling der dames, die letterlijk bang voor haar zijn. Is de inrichting te kostschoolachtig, durven de dames niet klagen, is er geen klachtenboek of begrijpt de dokter niet welk een slechten invloed een dusdanige verpleegster" op het herstel der patiënten moet hebben? Wie lezen kan hij leze! Geen patiënt, geen dokter vooral, geen belangstellende late Sanatorium-leven" on gelezen; ieder kan er zyn voordeel meedoen, en geen familielid denke A ot B is in het sanatorium, hy heeft het dus zoo best als maar mogelijk is; huisdokters en familie leden zouden goed doen de brieven hunner patiënten nauwkeurig te lezen en allerlei voorvallen als bijvoorbeeld op de pag.'s 23, 53?55 enz. beschreven, aan den dokter van het sanatorium mee te deelen. Heeft hij hart voor zyn patiënten, en dat nemen we aan, dan zal hy al dergelijke mededeelingen en klachten dankbaar aanvaarden, ze ongemerkt onderzoeken en voor zoover in zijn ver mogen ligt verbeteringen aanbrengen, verbeteringen die niet alleen gewenscht, maar strikt noodzakelijk zyn. Men leze Sanatorium-leven" en oordeele zelf. Maar menig lezer zal een gevoel van teleur stelling bekruipen, omdat hij op geen enkele bladzyde leest van de vrouw van den dokter of zijn huisgenooten, die zoo nu en dan op een Zondagavond eens voor een kleine aflei ding zorgden De Zondag was een van de vervelendste dagen" en: Op zoo'n Zondagavond, als de dokter niet meer komt, nemen de zusters het er ook van", even als de patiënten, maar zeker niet tot hun voordeel. DAISY. E. A. JDNIDS. Bij Dr. Maraorel (Naar het Duitsch, van PAUL BLOCK.). I. In een stille buitenwijk in Neuilly, tusschen de villa van den oud-minister Rouvier en de bezitting van den luchtschipper Santos Dumont, heeft Dr. Marmorek, de beroemde Oostenrijksche tuberculose-onderzoeker, zijn laboratorium. Dr. Marmorek heeft over zijn nieuwe bevindingen met het door hem bereide serum tegen de tuberculose eenige maanden geleden in het Geneeskundig Genootschap te Berlijn een voordracht gehouden. Hy' denkt met genoegen aan gastvrije ontvangst, die hij in den kring van Duitse hègeleerden heeft genoten, want hoewel Parijs hem den weg tot roem en succes openstelde, koestert hij voor de Duitsche wetenschap een diepe vereering, die hij op zijn levendige manier impulsief toont. Ik ben op een zonnigen dag naar hem toe gegaan, om hem in zijn werkplaats te leeren kennen. Wat ik zag en hooide, kan ik slechts als leek voor leeken vertellen. Het was moeilijk genoeg, daartoe de toestemming van dezen beseheiden man te krijgen, want in den grond is niets hem onaangenamer, dan wanneer over wetenschap pelijke onderzoek ir gen op andere plaats dan in collegezaal of in vaktijdschriften gesproken wordt. Nadat ik echter een duren eed gezworen had, zoo weinig mogelijk van hem zelf te zullen verstellen, en hem, wanneer dat niet te vermijden was, zoo zwart te schilderen als de duivel zelf, gaf hij zuchtend zijn toestemming. En toch leidde hij mij door zijn werkplaatsen en was zoo onvermoeid, helder en klaar in zijn uiteenzettingen, dat het zeker slechts aan mij ligt, wanneer ik in dat uur niet meer van de geheimen der bacteriologie begrepen heb, dan ik hier kan oververtellen. Het kleine huisje in Neuilly, waarbij een door groene boomen beschaduwd plein en groote stallen behooren, heeft Dr. Marmorek gehuurd, toen hij na tienjarige werkzaamheid in het instituut Pasteur zijn betrekking op gaf, om zijn onderzoekingen zelfstandig voort te zetten .Waarom hy deze plaats verliet, die voor een jong geleerde geschapen was en die velen hem benijdden, verklaart hij in weinig woorden, die voor hem karakteristiek zijn: Ik stond voor de vraag, of ik om een goede positie een idee zou opgeven, dat voor mij een wetenschappelijk ideaai was. Mijn eigen arbeid duldde geen arbeid op ander gebied; van anderen kon ik het vertrouwen niet verlangen, dat ik zelf in mijn kracht en in het bereiken van mijn doel had. Toen was het slechts logisch, dat ik mij vrij maakte op voor eigen verant woording en naar eigen inzicht verder te kunnen werken." O ver de inspanning.die hem de eerste inrich ting onder velerlei moeilijke omstandigheden heeft moeten verschafien,spreekt hij niet gaarne; hij glimlacht verlegen wanneer dit ter sprake komt. Och, dat is alles heel natuurlijk! Wie iets bereiken wil moet werken. En ten slotte verschaft een beetje moeite juist het meeste genoegen." Wij zaten in zijn eenvoudige ontvangkamer toen hij dit zeide. Zijn slanke gestalte in de witte werkkiel was voortdurend in beweging; in het bleeke gezicht, onder het rossig blonde haar vlamt de energie, die mij de grondtrek van zijn wezen schijnt te zijn. Toen sprong hij op en zeide vroolijk: Kom meel Maar verbeeld u in's hemels naam niet dat u tooverkunsten te zien zult krijgen. De geheele geschiedenis is doodeen voudig. Geheimen heb ik niet." Een kleine trap voert naar het sousterrain, waar Pierre, een laboratoriumknecht, die deu dokter van het instituut Pasteur volgde, aan den arbeid is. Pierre, een reus met een goedaardig Maupassantgezicht, heeft allerlei plichten. Hij bewaakt de kasten, waarin het serum bewaard woidt, helpt bij de behan deling der paarden, waaraan het heilzame bloed ontnomen wordt, vult en zegelt de nessehen voor de verzending, en zorgt voor de donkere kamer, waarin de tuberkelbacillen gekweekt worden in goed gesloten ijzeren kasten, waarvan de sleutels zorgvuldig be waard worden. Op het oogenblik is Pierre als glasblazer bezig; hij heeft het druk met een glazen buis en kan van den arbeid niet opzien om den vreemdeling te begroeten. Alleen komt een verheugde glimlach op zijn gelaat, als de dokter op zijn vroolijk e manier een paar goedkeurende woorden spreekt. In het vertrek ernaast worden flesschen en vaten gesteriliseerd. Met angstvallige zindelijkheid worden al deze vaten, wordt iedere kurk en ieder stuk watten, dat in het laboratorium gebruikt wordt, gereinigd. Al het werk over ziet Dr. Marmorek zelf, voor ieder onderdeel heeft hij zelf zijn menschen geschoold. Evenals een ingenieur, die het bankwerkersambacht geleerd heeft, om ieder deel van zy'n gecompliceerde machine zelf te kunnen maken, als het noodig is, heeft ook de ge leerde alle manipulaties, die zyn werk ten dienste komen, zelf grondig geleerd. En zy'n oogen schitteren vroolijk, als hy den kundigen Pierre de halfvoltooide buis uit handen neemt, om hem te wijzen hoe de gewenschte buiging verkregen moet worden. Dan gaan wy verder naar de voorraads kamer. De eene wand wordt ingenomen door groote ijskasten, die vooral in Parijs, waar het ijs zeer duur is, iedere huisvrouw met afgunst vervullen moeten. Alleen worden in deze kasten geen vruchten en vleesch be waard, maar honderden vaten, waarin het bloed van de paarden, die voor de behan deling werden geprepareerd, het heilzame serum levert. Dr. Marmorek neemt een flesch uit de kast en toont hoe het geheimzinnige vocht er uitziet. Op den bodem ligt een dik bezinksel, dat zich uit het bloed afgescheiden heeft; daarboven een lichtgele, heldere vloei stof : het serum. Hoe het bereid wordt, dat klinkt eenvoudig genoeg, wanneer men de moeite en de zorgvuldige behandeling ver geet, die het eigenlijke werk voorafgingen. Het tuberculose-vergif, dat in het laboratorium op een bijzondere wy'ze bereid is, wordt den paarden ingespoten; men moet daarvoor jonge culturen hebben, oude zijn onbruikbaar. De eerste dosis is gering; dan sty'gt de hoeveel heid langzamerhand, totdat het apothekerspaard na ongeveer een jaar immuun is ge worden en hem de eer ten deel valt, zy'n bloed voor de menschheid te mogen ofieren. Schrik niet! De zaak is niet zoo gruwzaam als zy ly'kt. Uit de hilsslagader van het dier wordt met een slang en een glazen huisje een afgemeten hoeveelheid bloed in een flesch geleid, waarin door een eigenaardig buizensysteem, de grootst mogelijke hoeveelheid vloeistof uit de dikke bestanddeelen wordt afgescheiden. Natuurlijk is er voor gezorgd, dat geen vreemd deeltje, geen luchtbel zelfs in het vat kan dringen. En om de dieren vrienden gerust te stellen: het paard heeft geen py'n gedurende deze behandeling. Hoe het gedaan wordt, toont de dokter aan een proefmodel; wel niet aan een paard, maar aan Pierre. Kom eens hier Pierre l Hier, ziet, u, hier wordt de ader geopend en de slang inge bracht. Nu gaat het zoo in de fleech, hier tot het bloed deze streep heeft bereikt. De aderlating is dan afgeloopen, het paard wordt bedankt en heeft er verder geen last van." Pierre buigt gewillig zy'n hals; ik geloof dat hy' er niets tegen zou hebben, het pxperiment niet alleen schijnbaar, maar in bloedige natuurlijkheid aan zich te laten uitvoeren. Ik vraag hem, hoe tij daarover denkt. Hij antwoordt lankmoedig: Dat zou geen nut hebben, dan moest ik eerst geprepareerd worden." Zijn bedenkingen zijn dus van zuiver wetenschappelijken aard. Bij deze uitlegging hebben mij twee dingen getroffen : dat de dokter van jonge" tuberculose-bacillen gesproken heeft, en dat het den paarden werkelijk zoo goed zou gaan. Over den ouderdom en de levens wij ze der bacillen beloofde hij mij een verklaring te zullen geven, wanneer wij later op de bovenste ver dieping waren; van den gezondheidstoestand der paarden konden wij ons dadelijk overtui gen. Wfl steken het pleintje over, in welks midden een hooge boom zijn groene kroon ten hemel strekt. Rechtuit is de stal voor de paarden. Zevenentwintig in getal, een heele stoetery. Rechts ligt een tweede stal, waarin honderden marmotjes en muizen in kooien leven, en die wij eerst gingen bezien. Deze marmotjes onderscheiden zich van andereu van hun geslacht hierdoor, dat zy een nummertje aan hun oor dragen. Zij dienen voor proeven, die geboekt worden en dan is het natuurlijk noodig te weten, hoe men de patiënten stuk voor stuk vinden kan. Ofschoon eenigender genummerden operaties op leven en dood achter den rug hebben, is het geheele gezel schap zeer vrooly'k. De eenige leelyke wond, die mij opvalt, een genezende bloedplek op de plaats waar vroeger een oor zat, is niet door menschenhanden veroorzaakt, maar is in een woedend gevecht om een marmottendame den eenen vrijer door den anderen toegebracht. Wat zal je er aan doen?" zegt de dokter philosophisch. De menschen duelleeren, marmotten bijten elkaar. Zoo lang de zooge naamde liefde niet afgeschaft is, zal het alty'd zoo voortgaan." In den paardenstal gaat het natuurlijk veel bedaarder toe. De paarden met de tuberkels in het bloed staan aan hunne ruiven, eten en stampen net als geheel onwetenschappelijke paarden. Allen zien er goed gevoed en tevreden uit; en als een van de dieren uit den stal geleid wordt, om my' de gewezen wond aan den hals te laten zien, kan ik mij met eigen oogen overtuigen, dat geen gevoel van pijn en geen angst bij de paarden meer bestaat. Het dier laat rustig het litteeken betasten en wrijft zachtjes zijn kop tegen den schouder van den staljongeu die het aan den teugel vasthoudt. Gaat u nu mee naar de bacillen," zegt dokter Marmorek. En voegt er met een guitig oogknipje aan toe : maar pas op, deze zy'n veel lastiger." (Slot volgt). K TJ N S T Ti A. N D E L J. C. JSOHTJJL.LEÏfc, Plein 99**i H- -t- n- -t- -H 's-Gravenhage. Moderne Schilderijen, Aquarellen enz. MEUBEL-BAZAR, Singel 263 283, t>U de Falelaatroa,*. Kantoor-Meubelen m J. MEIJERUK MEIJER. soa». KUNSTHANDEL - - - « WED. G. DORENS & ZN. ?-? ?-? ?-? EXPOSEERT : - - ? - KOKIN 56. ORIGINEELE ETSEN EN LITHO'S VAN BAUER, DUPONT, GR. VAN ROGGEN, MOULLJN, NIEUWENKAMP, WITSEN, E. A. ORIGINEELE FRANSCHE KLEURETSEN. ETSEN NAAR SCHILDERIJEN VAN HOLLANDSCHE MEESTERS VAN PROF. DAKE, GR. VAN ROGGEN, E.A.. | t t REPRODUCTIES PROCÉD VAN MEURS. SIMILI-AQUARELLEN, KLE RDRUKKEN, ENZ. t t t t t t t COPENHAGEN-PORCELEIN t t t t REPRODUCTIES NAAR BEELDHOUW WERKEN tttttttttt - SPIEGELS EN ENCADREMENTEN. Kunsthandel KRÜGER&C^. 37« Noordeinde. 's-Gravenhage. Permanente Tentoonstelling l l l v: Schilderijen en Aquarellen, f l U U Een natuurgetrouw Portret naar iederefoto geschilderd, is een allerdankbaarst ge schenk voor elke gelegenh. Prijscourant gratis. H. BOGAERTS & C°, BOXTEL. I Kon, Ik FÉiek van fcwerk I i Hofjuwelier. i l Oudegracht E 17, utrecht, j MEDAILLES. | DROUOT ?¥?*? WKS8KB A Co. ?*? + * LUCtE HOUT8TK1AT 7 * S ? - - - Den £Ca«m: - - . ST4 - GROOTSTE INRICHTING VOOR COMPLETE MEUBILEERING s DT ALLE STIJLEN = = == = ANTIQUITEITEN = = = KIQKN MEUBELFABRIEK

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl