Historisch Archief 1877-1940
1574
DE AMSTERDAMMER
A°. 1907.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Keizersgracht 333, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). ,
Abonnement per 3 maanden / 1.50, lï. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar, by vooruitbetaling, mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a
Zondag 25 Augustus.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.25, elke regel meer. . . . . . f 0.25
Reclames per regel ....,..?0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 40 Pfennig.
INHOUD:
VAN VERRE EN VAN NABIJ: Misbruiken
iu het lager. De vrqzinnige
arbeidersj*rt$, door Jan Overtoom. Het
wetsontwerp tot verbetering der positie van
directemen en commiezen der posterijen en
telegrafie, door B. O. Brieven uit
NieuwNederland, door A. M. 6. te Laer. SOCIALE
AANGELEGENHEDEN: Het verkrijgen van
kapitaal door coöperatieve
bouwvereenigingen, door M P.<le<Clercq.?FEUILLETON:
Het geheim, II. Naar het Engelsch, van Mary
E. Wilkens Freeman. KUNST EN LET
TEREN : Teekeningen van Bosboom, door W.
Steenhoff. Illustratie door fotografie, door
Cornelis Veth. Iets over Huygens, II, door
N. C. Meijer Drees. Ernst in de Friese
Beweging, door dr. 3* B. Schepers.
BOEKAANKONDIGING.?VOOR DAMES:
Zonneschyn, door T. van Buul, beoord. door Tr.
Kinyt-Hogerzeil. Onderzoek, door F. S. M.
Guyot. De Hel van Dante overtroffen, door
Daisy E. A. Janius. ALLERLEI, door
Caprice. UIT DE NATUUR, door E.
Heimans. Liedje, btf de prysvraag voor Ne
der!, liederen in den volkstoon", gedicht van
Jac. Perk, muziek van Sam Schuijer. Joseph
Joachim, f> met portret, d. Ant. Averkamp.
Johan Messchaert, met portret, door Ant.
Averkamp. Cuyp's Indische -schilderij bij
Fr. Muller & Co., door Corn. Hofstede de
Groot. De Indische schilderij bij Frederik
Muller, door J. F. L. de Balbian Verster. De
Mauve-tentoonstelling te Laren, met af b.
De Trilogie der Zonde, I, door Van Elring.
FINANCIEELEEN OECON. KRONIEK,door
Alex. J. Hendrix en V. d. S. SCHETSJE.
INGEZONDEN. - DAMRUBRIEK.
SCHAAKSPEL. ADVERTENTIE N.
Misbruiken in het leger.
Men schrijft ons: *
Het zou moeilijk vallen een onderwerp
aan te roeren, waarop meer gehamerd wordt
?dan op de hooge legeruitgaven. En dat niet
enkel van de zijde der Volksvertegenwoor
diging, maar inzonderheid van die der
goed^geaarde burgers, welke het oog hebben op
het verbeteren van sociale toestanden. Het
zijn voornamelijk de laatsten die, de nooden
van den minderen man kennende, elke ge
legenheid aangrijpen om op bezuiniging aan
ie dringen, in de hoop dat daardoor geld
beschikbaar zal komen tot leniging van
groote armoede en ander lijden.
Een woord van lof mag aan deze strijders
voor een goed doel niet worden onthouden,
te minder daar zij, zooals de ondervinding
overtuigend bewijst, tot nu toe geen succes
"hadden. In plaats toch dat op-de
oorlogsuitgaven wordt bezuinigd, ziet men die als
het ware met den dag uitzetten.
Plichtmatig voor de Nederlandsche Re
geering laoet het dan ook geacht worden
om alles wat naar weelde of onnutte uit
gaven in het leger zweemt, met de meeste
gestrengheid te doen vermijden.
Jammer genoeg valt op dit punt nog heel
?wat aan te merken. Om niet uitvoerig te
worden, bepalen we ons voor ditmaal tot
het volgende voorbeeld:
Zekere categoriën van officieren zijn ver
plicht er dienstpaarden op na te houden.
Het aantal bedraagt l a 2. Voor aanschaf
fing en slijtage ontvangt de officier van
rijkswege eene geldelijke tegemoetkoming,
terwijl het Rijk bovendien voor stalling,
voeding en oppassing zorgt.
Het groote belang dat het Rijk er bij
heeft, dat de daartoe aangewezen officieren
in oorlogstijd degelijke dienstpaarden be
zitten en deze behoorlijk kunnen berijden,
deed besluiten zich de zeer groote uitgaven
te getroosten.
Helaas is ook in dit onderdeel van den
dienst op ergerlijke wijze de klad gekomen.
In plaats toch dat de bedoelde paarden
enkel en alleen voor militaire doeleinden
worden gebruikt, ziet men ze aanwenden
op particuliere wedrennen en bij andere
sportgelegenheden, ja zolfs doen ze dienst
als dames- of rijtuigpaard voor familieleden
en waarbij de soldaat-oppasser als palfrenier
febezigd wordt. Een merkwaardig geval
an genoemd worden, n.l. dat een officier
zich niet ontzag met een dame te paard
naast zich, aan het hoofd van eenige be
reden militairen een kazerne binnen te
rijden, ten aanschouwe van honderde
marktbezoekers en vreemdelingen.
Bij die gelegenheid hoorden we door het
publiek baweren Van tweeën den", of er
worden dienstpaarden door officieren ge
houden, waarvoor geen dienstwerk is en
dan wordt het Rijk schandelijk pnnoodig
op kosten gejaagd, of de voorschriften van
den minister van oorlog worden met voeten
getreden. Het is toch niet aan te nemen,
dat deze toestemming zal gegeven hebben
om de dienstpaarden ook voor particuliere
belangen te gebruiken, en de soldaten op
passers aan hun eigenlijken dienst te ont
trekken.
Daarenboven valt te wijzen op het door
officieren veel te veel tijd wijden aan allerlei
eoort van particuliere paardenspprt, tentoon
stellingen enz., waardoor de militaire- en de
politiedienst noodzakelijk moet lijden.
Daargelaten dat het Rijk door een en
ander op onnoodige kosten wordt gejaagd,
is daaraan nog het groote nadeel verbonden,
dat het publiek er zich aan ergert, omdat
voor bepaald noodige zaken geen geld be
schikbaar kan gesteld worden, terwijl het
dergelijke geurmakerijen op 's lands kosten
niet kan uitstaan.
Het aangeduide werkt verder mede om
het leger bij de burgerij, welke de
paardensport niet in hoofdzaak als amusement be
schouwd, in discrediet te brengen.
Het spreekt van zelf dat niemand een
officier kan verbieden zich op het gebied
van paardensport o.-m. bij dames aangenaam
te maken, maar dan moet dit geschieden
geheel op eigen kosten, tegen betaling van
de daarop vallende rijksbelasting en buiten
den tijd, welke gerekend kan worden dat
de officier in dienst is.
Eindelijk dient gewezen op het feit, dat
het voortdurend deelnemen aan wedrennen,
springcourses, enz. menig officier op finan
cieel gebied den nek breekt. Voorwaar een
niet geringe schaduwzijde. Niet minder dan
de Duitsche Keizer heeft onlangs in dit
opzicht een goed voorbeeld gegeven, door
ook aan bereden officieren matigheid in
hunne uitgaven aan te bevelen en onnoodige
luxe te verbieden. Vooral de rangen boven
dien van luitenant dienen hierin voor te
gaan, zegt de Duitsche Vorst.
Wij vermeenen dat het niet overbodig
zou zijn als pok de Nederlandsche Minister
van Oorlog in deze eens met gestrengheid
optrad.
De vrijzinnige arbeiders-partij.
(Ingezonden).
Ongetwijfeld zullen velen met mij, in
politiek belang stellende en behoorenc[e tot
de lezers van dit Had, thans den heer De
Koo missen, in zake het geschrijf over de
partij van horbecke", de jonge vrijzinni
gen ofjjnge liberalen''.
Mijn dank aan den heer De Koo, wiens
woorden ik vernomen heb sedert de oprich
ting van de Kiesvereeniging ..Amsterdam".
Dat ZEd. ons thans niet voorlichten kan,
is te meer te betreuren, wijl de oorzaak
zoo droevig is.
Juist terwijl bovenstaand geschreven is,
lees ik, in een Pepsoverzicht, wat Tak in
Het Volk schreef. Natuurlijk bij al de
waardeerende woorden, een dpod-verklaren der
vrijz.-democraten; al is die partij nog niet
goed dood, dood zal ze. Het kan zijn, dat
de Vrijz.-Dem. Partij, de Radikalo partij
achterop gaat. Maar wat zou dat? Zou
dan de S. D. A. P., als het geschiedde, alleen
nog maar af te rekenen hebben met de
liberalen en met de clericalen, om dan de
Heilsstaat in te voeren P
Ik denk aan de woorden van De Koo:
De Radicale partij zal zijn een arbeiders
partij of ze zal niet zijn." Als het om de
hoofdpersonen gaat, dan is de S. D. A. P.
al evenmin een arbeiderspartij, als iedere
andere, want de Leiders zijn daar evengoed
heeren" als elders. Vast staat dat de S.
D. A. P.ërs zich noemen de arbeider.-!, zoo
als anderen zich noemen de christenen. En
weer, wat zou dat? Zooals er eenmaal ge
zegd is dat het kan bestaan: een christen
dom boven geloofsverdeeldheid, is er ook
gesproken van: Moreele politiek. En of nu
de heer De K. een politieke partij al dan
niet stichtte, doet heel weinig ter zake,
waar we van hem gehoord hebben:
Wees een arbeiderspartij c»- roer ^Mortelt'
politiek.
Daar kunnen de heeren Tak c.s. niet op
tegen hebben. Dat de S. D. A. P. er al
van genoten heeft, van die moreele politiek,
zou ik niet graag willen beweren; is er
iemand die een staaltje moreele politiek
(verkiezings-gedoe) kan aanwijzen, die be
wijst de gemeenschap een groote dienst.
Wie zou ze niet met vreugde begroeten:
de vrijzinnige arbeiderspartij met no. l op
't program: Moreele politiek.
De ondergetekende voelt zich niet bij
machte, een vervolg te geven op de woor
den des heeren De K., en ook niet bij
machte om een vrijzinnige arbeiderspartij
op te richten en ook niet bij machte om
het dogma van socialisten of kerkelijken
uit de wereld te helpen, maar waar
zoovelen hun licht willen laten schijnen, wijs
ik graag op de echte vrijzinnigheid, die
niet verkettert en niet verdoemt, doch aan
alles en aan ieder recht van bestaan gunt,
als het niet strijdig is, met algemeen belang.
Als de heeren socialisten zoo tam zijn
als bij den laatsten strijd voor gemeente
raadsverkiezing in Amsterdam IX, zijn ze
heusch werkzaam voor 't algemeen belang;
voor vrijzinnige arbeiders een lust om te
hooren.
En wat moeten nu de Vrijz. Dem. doen ?
Maken dat ze n worden met de Lib.
Unie of zich oplossen in de S. D. A. P.?
Dat staat niet in hun orgaan Land_ en
Volk te lezen, eerder: we willen blijven
wat wij zijn. Democratisch en vrijzinnig!
Goed. Maar in onze tijd van openbaar
leven, wordt er veel gecritiseerd en valsche
reclame gemaakt! De vrijz. democraten
moeten altijd en overal bedenken dat zij
arbeiders-martij zijn, en hun gedragingen
moeten daarvan getuigenis afleggen : daar
mee zal ze zijn of niet zijn.
En als ze arbeiderspartij zijn, moeten
ze ook de naam willen; dat de vlag de
lading dekke! Daarover oordeele men niet
gering; de koopman weet dat een goed
klinkende naam, een woord dat een begrip
aanduidt, het publiek pakt. Tegenover de
Revolutie het Evangelie. Dat klinkt! Zoo
moeten we ook hooren. Neen, niet, de
S. D. arbeiderspartij maar de vrijs. ar
beiderspartij. Mogelijk zijn er dan wel
b.v. arbeiders-met-hoeden, die met de
andere arbeiders, die meer bepaald
spierarbeid verrichten, meenen niet te kunnen
meegaan, maar dat is 't ergste niet; het is
niet altijd dat kracht uitgaat van de velen;
ook wel eens van de Jteelen en buiten de
S. D. zijn er óók ware volksvrienden, die
heele kracht willen zijn. Wij kunnen nu
eenmaal niet allen gelooven in de alleen
zaligmakende leer van 't socialisme.
Als de heeren in den Haag... Ik heb
wel eens het gevoel met 't dagblad Land
en Volk voor me, alsof de Vrijz. Dem. partij
met hoofd en hart zetelt bij de heeren in
den Haag. Het zal wel aan den persoon
liggen, daarom spreek ik van het gevoel,
maar behoudens de gewone rubrieken van
alle couranten, merk ik weinig van de
democratische voeding en opvoeding, die
we noodig hebben; 't is geen volksblad.
Zooals een tamme socialist spreekt als
een ware vrijz. dem. (heel zachtzinnig), zoo
lijkt me van de zachtz. vrijz. democraten
dat ze willen leven op het land van het
kapitalisme dit laatste aan Tak ontleent.
Los vaa de liberalen, laat-maar- gaan-sport,
dan bewegen we ons fier en krachtig in de
wassende stroom der democratie, en vrij
zinnigheid bovenal, dat zij de leuze.
JAX OVERTOOM.
Het wetsontwerp tot verbetering der
positie van directeuren en commiezen
der posterijen en telegrafie.
Sinds het jaar 1891 was er geenerlei
verbetering voorgesteld in het lot der com
miezen en der directeuren bij de post en
telegrafie. Men nam den commiezen af het
recht van mede-sollicitatie op de 8e klasse
kantoren, en verleden jaar verscheidene 7e
klasse kantoren, terwijl de
spaarbank-emolumenten verdwenen zijn en een lang
gewenschte, en voor de ambtenaren der
rijksverzekeringsbank noodig gevonden toelage
als residentie-geld achterwege bleef. Ik wil
er nu niet oyer spreken of de klerken al
of niet recht hadden op de z.g. 7e klasse
kantoren doch er slechts op wijzen dat de
sinds 1894 aangesteld ?: commiezen er zeker
wel recht op hadden en dat zij er niets
voor terugkregen. Verscheidene adressen
bereikten de kamerleden, ds kamers zelve,
zijne excellentie den minister. Al deze
adressen waren het er roerend over eens
dat de promotie in treurig was en dat vooral
voor de jongere commiezen weinig vooruit
zichten meer bestonden. Het was in dien
tijd dat de Standaard No. 10693 van 12
Jan. 1907 sprak over de lage salarissen der
jongere ambtenaren, een artikel overgeno
men door het Handelsblad. De Standaard
wijst er op dat de bestaansvoorwaarden
snel toegenomen zijn doch dat de salarissen
niet toenamen. Dat de belastingen zeer
sterk toenamen: Bijna van geen enkele
afschaffing van belasting hadden ze profijt,
en elke nieuwe belasting die kwam, of elk
ontwerp, dat een bestaande belasting ver
hoogde, trof hen op nieuw".
Waar vooral de nadruk op gelegd werd:
Ook het huwelijk wordt door dezen stand
van zaken gedrukt, en heel wat salaris
trekkenden zien alleen in den celibatairen
staat heil. Iets wat niet dan zelden aan de
sqliditeit van persoon en leven bevorder
lijk is".
De minister van waterstaat zag dit ook
in en als antwoord op de steeds dringender
verzoeken der verschillende broederschap
pen en vereenigingen verscheen de volgende
aanvulling op het wetsontwerp van het
IXe hoofdstuk der begrooting over 1907:
Met betrekking tot de rangschikking van
de kantoren naar verbeterde grondslagen,
de herziening van de traktementen van
directeuren en commiezen en de begeving
van de kantoren der 7e klasse, kan de
ondergeteekende mededeelen dat hij bin
nen korten tijd een afzonderlijk wetsvoor
stel tot verhooging der begrooting ter rege
ling van deze zaak hoopt in te dienen".
Spoedig ging het niet, en vele commiezen
wanhoopten aan de zaak tot in het orgaan
van de vereeniging van commiezen 16
Juli 1.1. de mededeeling van dien minister
stond dat een betere regjling van de be
zoldiging der commiezen en directeuren bij
den Raad van (State is aanhangig gemaakt
en bij koninklijke boodschap van 30 Juli
1907 gewerd aan de Tweede Kamer een
ontwerp van wet. 43,200 gulden zullen wor
den aangevraagd over de begrooting van
1907, hoofdstuk IX, afdeeling VI.
Toch is door de commiezen dit ontwerp
niet met geheele vreugde begroet.
Voor de jongere commiezen is aange
vraagd: 3900 gulden over een geheel jaar.
Deze 3900 gulden moeten verdeeld worden
onder ongeveer 300 commiezen.
De memorie van toelichting zegt:
De tegenwoordige regeling heeft de vol
gende gebreken:
Ie. Het onbezoldigd zijn van de aan
staande commiezen gedurende een
surnumerairschap.
2e. Onzekerheid van de bevordering der
commiezen.
4e. Het verouderd zijn van de grondslagen
voor de classificatie der kantoren, in ver
band met de bezoldiging van de directeuren".
Laat ik dadelijk zeggen dat werkelijk
voldaan is aan de twee eerste gebreken
en, dat punt 4 later door mij behandeld
zal worden en dat het gebrek in punt 3
gebleven is.
Ie. De vereeniging van commiezen heeft
het genoegen te zien, dat voldaan is aan
een van haar, reeds in 1905, dus bij de
oprichting, uitgesproken wenschen. Toch
is de bezoldiging nog niet rooskleurig. De
surnumerairs krijgen hetzelfde uitbetaald
als de klerken, doch de laatste krijgen na
2 jaar f 700 en de surnumerair blijft 600
houden. Bovendien is het verschil in exa
mens voor klerk en voor surnumerair nog
al groot, zooiat 600 wel wat weinig is.
Het begin is er echter en daarom kunnen
we tevreden zijn. Een zinnetje in de
memorie van toelichting: Men zal met
meer grond dan tot dusver over de
surnumerairskunnenbeschikken"bevaltmeniet.
2o. De onzekerheid van de bevordering
is werkelijk weggenomen. En hiervoor
heerscht groote dankbaarheid onder het
commiezencorps; nu hoeft men niet meer
op den dood van een ander te wachten,
doch weet wanneer men vooruit gaat. De
commiezen krijgen evenals de andere cate
gorieën verhoogingen na 2, 6, 10, 14, 18
en 22 jaar.
3e. De bezoldiging.
De verbetering van bezoldiging begint
met het aanvangstractement in plaats van
1200 op ? 1000 te stellen. Hiervoor komt
evenwel de bezoldiging der
surnumerairsjaren in de plaats 1) Na 2 jaar wordt dan
?1200 ontvangen. Dit is natuurlijk geen
verbetering zelfs wordt het minder.
Was men vroeger 4 jaar commies dan
ontving men ? 1200 minus de storting a
? 60 voor weduwenpensioen. Nu wordt
na 4 jaar nog storting van eigen pensioen
(pi. m. ? 50) afgetrokken.
Vergelijken we de nieuwe regeling met
die welke verleden jaar voor de opzichters
der telegrafie is aangenomen:
? /
bij benoeming; de opzichter 1000 do commies 1(100
na 2 jaar , 130O 1200
» C> ,, i, 1600 1500
10 1800 2100
l-l » » » 20(10 2100
» is azim 2300
22 2WO 2500
We zien daaruit dat waar wenschelijk
was gebleken den opzichters na 2 jaar en
na 6 jaar ? 300 verhooging te geven, de
bezoldiging voor commiezen hetzelfde is
gebleven. Zijn de bestaansvoorwaarden
voor de jongere commiezen in de laatste
16 jaar dan niet veranderd? De teleurstel
ling dezer ambtenaren is zeer groot. Voor
namelijk heeft men de verbetering gezocht
in de hoogere rangen in plaats van ook
eens aan de lagere te denken.
Waarom niet: ? 1200, ? 1400, f 1600,
in plaats f 1000, f 1200, f 1500. Zijn de
commiezen plotseling gedaald beneden de
opzichters? Hoeveel de commiezen, de jon
gere, vooruitgaan blijkt uit de over 1908
uit te trekken bedragen:
commiezen der posterijen ?31.700 meer
telegrafie 60.700
,, post en tel. 3.900
Adjunct-directeuren 900
Directeuren 27.600
Waarom zijn de tractementen van de
telegraaf-directeuren te Amsterdam, Rotterdam
en 'sGravenhage en aan het postkantoor
Amsterdam resp. verhoogd met ?500, ?800,
? 600, ? 500? Vergelijken we nog de trak
tementen der commiezen der Post en Tele
grafie met die der adjunct-commiezen der
rijksverzekeringsbank. (Staatscrt. 75, 1907).
De commies bij benoeming ? 1000, na 2,
6 en 10 jaar resp. ? 1200, ? 1500, ? 1800,
de adjunct-commies ? 1200, ? 1400, ? 1800,
? 2100. Waarbij de adjunct-commies eene
verhooging van ? 600, de commies een van
? 500 in 6 jaar krijgt.
De vooruitzichten der 3e, 2e, Ie, klasses
zijn veel beter geworden en kunnen be
vredigend genoemd worden. Al zijn de
traktementen der lïe en 2e klassen gelijk
gebleven men heeft nu zekerheid geregeld
op te klimmen. 2)
Een overgangsmaatregel is echter noodig.
Er zijn commiezen die de kans hadden
binnen eenige maanden bevorderd te wor
den, nu moeten ze nog een jaar wachten.
Laat ik eindigen met te zeggen dat het
ontwerp niet het lang-verbeid de was en
dat het de jongere commiezen ontmoedigd
heeft. Er is niets terug gekregen van de
vroeger bezeten rechten op de 7e en 8e
klasse kantoren, niets voor de vroegere
spaarbank-emolumenten, geen rekening ge
houden met het feit dat de jongere com
miezen op de grootere kantoren geplaatst
noodwendig meer uitgaven hebben dan
vroeger toen dit niet het geval was. Zou
de volgende begrooting nog residentie-gel
den, aan zóó veel categorieën van ambte
naren toegestaan, beloven?
Een volgende maal over de directeuren.
B. O.
1) Een overgangsmaatregel maakt dat in
de volgende twee jaar aan te stellen com
miezen niet geschaad worden door die ver
mindering.
2) Na veel wikken en wegen wordt men
van Ie klasse hoofdcommies en gaat ? 100
vooruit,
Brieyen nit Nienff-Merland.
Oud-Nieuw Amsterdam,
den 20n van Hooimaand 1907.
Twee werken over eene aanstaande
NoordAmerikaansche omwenteling en hare
gevolgen. Onwelkome verschijningen
voor de meerderheid der zelfgenoegzame
pers. Wenschelijkheden en waarschijn
lijkheden op verdienstelijke wijzen ont
wikkeld.
In de beide werken van twee bekende
schrijvers, welke hier kortelings het licht
hebben gezien, wordt eene omwenteling in
de Noord-Amerikaansche Staten-unie als eene
onvermijdelijke gebeurtenis van de naaste
toekomst aangemerkt.
Eén dier beide penvoerders is Upton
Sinclair, de man, die nu ruim een jaar ge
leden de gansche wereld deed ontstellen door
de onthullingen, in zyn boekwerk The
Jungle" vervat, omtrent toestanden in slach
terijen der vleeschtrust te Chicago. Hg heeft
daarna van zich doen spreken als hoofd der
min of meer communistische kolonie Heiicon
Hall, onder den rook der metropolis gelegen
aan de overzyde der Hudson Rivier in Nieuw
Jersey. Thans heeft hij opnieuw de aandacht
op zich gevestigd door het achrij ven van een
werk, getiteld: The Industrial Kepublic, A
Study of America Ten Years Hence".
Het andere bovenbedoelde boek, The Limit
of Wealth'), is van de had van Alfred L.
Hutclimson, een schrijver, die zich reeds
meer met onderwerpen van
volksnuishoudkundigen aard heeft beziggehouden.
Bijna de geheele Amerikaansche pers blijkt
op zichzelf alles behalve te zijn ingenomen
met de verschijning dier beide werken. Men
toont zich hier te lande doorgaans danig
geërgerd, indien vreemde schrijvers een
ongunstig oordeel vellen over door hen waar
genomen toestanden, maar dat Amerikaansche
schrijvers van naam werken in het licht ge^en,
waarin van den grondslag een er aanstaande,
onvermijdelijke omwentelir g wordt uitgegaan,
zie, dat wordt overdragelijk geacht.
In sommige boekoverzichten wordt slechts
ter loops en schouderophalend over het
tweetal werken gerept. Andere doen uitko
men, dat, in een land met zulk een
ongekenden voorspoed als de groote republiek,
beweringen omtrent een aanstaande revolutie
als onzin moeten worden aangemerkt. Die
afkeer heeft echter iets verdachts.
In The N.- Y Times wordt getracht de aan
nemelijkheid van den grondslag der beschou
wingen, door beide schryvers te berde
gebracht, te vernietigen door eene zonder
linge vergelijking te maken.
In genoemd blad wordt namelijk de paradox
verkondigd, dat onder degenen, welke getracht
hebben hunne lezers te verplaatsen in het
rijk der toekomst, zg, die bovenal door
voortbrengselen hunner levendige verbeel
dingskracht zochten te boeien, zooveel meer
hunne voorspellingen tot verwezenlijking
hebben geleid, dan schrijvers, welke a. h. w.
door stelselmatige vergelijking en redeneering
tot zekere toekomstslotsommen geraken.
Als voorbeeld wordt daarbij aangehaald
Jules Verne, en hoe zijne werken de verwe
zenlijking veel naderbij zijn gekomen, dan
bijv, Edward Bellamy's?Looking Backward"!}
of de geschriften van H. G. Wells. De ver
gelijking dunkt ons echter gewrongen en
gezocht, Immers loopt de aard van beiderlei
werken veel te veel uiteen. Noch Bellamy,
noch Sinclair, noch Hutchinson hebben
romantische voortbrengselen willen leveren
zooals Verne.
In bedoelde boekbespreking der N.- Y. Times
wordt zelfs spijt uitgedrukt, dat de beide
laatstgenoemden hunne werken bepaaldelijk
ernstig willen zien opgenomen. Aan het
zelfgenoegzame blad ware het denkelijk
welkomer geweest, indien de schrijvers zich
alleen hadden verloren in fantastische ont
boezemingen. Men verlangt immers liever
niets te hooren omtrent de waarschuwend
voorgehouden kansen op aanstaande omwen
telingen.
Hinclair leidt namelijk eerstgemeld werk
in met de volgende mededeeling:
Ik schrijf met allen ernst mijne meening
neer, dat hier te lande eene omwenteling
zal plaats hebben binnen een jaar na de
presidentsverkiezing in 1912. Ik maak er
aanspraak op dit te verkondigen, niet als een
droomer of ah een kind, maar als weten
schappelijk man en als profeet."
Ook Hutchinson uit de verwachting, dat
als een resultaat van tegenwoordige toestan
den eene revolutie zal uitbreken in 1913.
Daar hij meer bijzonder het oog heeft op
gevolgen dier omwenteling, laat hij zijn boek
spelen in het jaar 1944.
Sinclair vangt aan met helder uiteengezette
beschouwingen omtrent de onrechtvaardige
verdeeling van het bezit. Dit euvel wijt hij
eensdeels aan de wetgeving, anderdeels aan
de zelfzucht van het meerendeel der
menschheid.
Enkele Amerikaansche bladen, min of meer
oorzaak en gevolg verwarrende, verwijten
hem hieraan niet te hebben toegevoegd de
verschillende verstandsontwikkeling der
individuen.
Om zijne beschouwingen te staven, haalt
de schrijver van The Jungle" uitspraken
aan van Jefferson, Lincoln, Brooks, Adams,
prins Krapotkine, Charles Schwab den
staaltrustman en John D. Rockefeller, den
petroleummagnaat.
Van verschillende zijden wordt erkend, hoe
h\j door een welgekozen stijl en taal weet
teboeien. De voormalige republiek van
Jefferson en Lincoln acht hij thans een middel
geworden, om de bevolking in slavernij te
ketenen. De Monroe-leer wordt tegenwoordig
grootendeels aangewend als werktuig, om
verraad aan de vrijheid te plegen.
Treffend en meesterlijk schildert hij de
toestanden in de arbeiderswijken van
fabriekssteden en in achterbuurten van menige
metropolis, zoowel in de Oude als in de
Nieuwe Wereld. Hij voert ons door allerlei
phasen van het menschelijk leven en streven,
op politiek, sociaal en industrieel gebied en
wijst op de noodzakelijkheid, om daarin
1) In het Nederlandsen vertaald onder den
titel: In het jaar 2000".